Pagina inhoud

    HR 15 januari 2016 (geschil erfgrens)

    Wat zijn de randvoorwaarden voor het doen horen van getuigen?

    In het arrest HR 15 januari 2016 (geschil erfgrens) heeft de Hoge Raad opnieuw een beslissing van een Gerechtshof tot afwijzing van een aanbod tot het leveren van bewijs door middel van het horen van getuigen gecasseerd. In die zaak had al getuigenverhoor plaatsgevonden, waarbij de eiser in cassatie getuigen had mogen horen in contra-enquête. Het hof oordeelde, dat aan het opnieuw doen horen van (nadere) getuigen door de latere eiser in cassatie hoge eisen gesteld moesten worden, en wees dit bewijsaanbod vervolgens af. De Hoge Raad schetst hierin de randvoorwaarden voor het houden van een getuigenverhoor.

    Getuigenbewijs moet worden toegestaan indien voldoende concreet en ter zake doend bewijsaanbod

    De Hoge Raad schetst eerst de – standaard – kaders voor een aanbod tot het doen houden van een getuigenverhoor. De Hoge Raad overweegt (r.o. 3.4.1):

    “Uitgangspunt is dat, ingevolge het bepaalde in art. 166 lid 1 in verbinding met art. 353 lid 1 Rv, een partij in hoger beroep tot getuigenbewijs moet worden toegelaten indien zij voldoende specifiek bewijs aanbiedt van feiten die tot beslissing van de zaak kunnen leiden.

    Het antwoord op de vraag of een bewijsaanbod voldoende specifiek is, hangt af van de omstandigheden van het geval, waarbij de rechter, mede in verband met de eisen van een goede procesorde, zal moeten letten op de wijze waarop het processuele debat zich heeft ontwikkeld en het stadium waarin de procedure verkeert.”

    Eisen te stellen aan een aanbod getuigenbewijs in hoger beroep

    De Hoge Raad geeft aan, dat aan een aanbod tot het leveren van getuigenbewijs in hoger beroep hogere eisen gesteld moeten worden, omdat het debat in het proces dan al verder gevorderd is.

    “In hoger beroep zal van een partij die bewijs door getuigen aanbiedt, in beginsel mogen worden verwacht dat zij voldoende concreet vermeldt op welke van haar stellingen dit bewijsaanbod betrekking heeft en, voor zover mogelijk, wie daarover een verklaring zou kunnen afleggen, doch zal in het algemeen niet mogen worden verlangd dat daarbij ook wordt vermeld wat daarover door getuigen zal kunnen worden verklaard.

    Indien reeds getuigen zijn gehoord of schriftelijke verklaringen van getuigen zijn overgelegd, zal de eis dat het bewijsaanbod voldoende specifiek en ter zake dienend moet zijn, kunnen meebrengen dat nader wordt vermeld in hoeverre getuigen meer of anders kunnen verklaren dan zij al hebben gedaan.”

    Rechter mag niet vooraf oordelen over de zin van getuigenbewijs

    De rechter mag niet zelf gaan inschatten of het getuigenbewijs wel zinvol is. De Hoge Raad:

    De rechter mag echter niet op grond van zijn waardering van de reeds afgelegde verklaringen of de inhoud van de schriftelijke verklaringen, aan een bewijsaanbod voorbijgaan, omdat hij daarmee ten onrechte zou vooruitlopen op het resultaat van de bewijsvoering die nog moet plaatsvinden.”

    Partij hoeft niet aan te geven, wat de nadere getuigen kunnen verklaren ten detrimente van eerdere getuigenverklaringen

    De Hoge Raad wijst er op, dat het Hof hiermee een verkeerde beslissing had genomen, daarbij verwijzend naar HR 9 juli 2004 (OZ Export Planten/kweker) (r.o. 3.5 e.v.), en naar een arrest uit 2015:

    “De partij die het bewijsaanbod doet, is voorts niet ertoe gehouden om toe te lichten in welk opzicht de verklaringen van niet eerder gehoorde getuigen afbreuk zouden kunnen doen aan eerder afgelegde verklaringen door andere getuigen (HR 9 oktober 2015 (aandelen Vivo Biss), NJ 2015/426).”

    Deze uitspraak wordt besproken op de pagina Getuigenbewijs.

    [MdV, 20-05-2023]

    Uitspraak

    ECLI:NL:HR:2016:49

    Hoge Raad

    15-01-2016

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      HR 15 januari 2016 (geschil erfgrens)

      Wat zijn de randvoorwaarden voor het doen horen van getuigen?

      In het arrest HR 15 januari 2016 (geschil erfgrens) heeft de Hoge Raad opnieuw een beslissing van een Gerechtshof tot afwijzing van een aanbod tot het leveren van bewijs door middel van het horen van getuigen gecasseerd. In die zaak had al getuigenverhoor plaatsgevonden, waarbij de eiser in cassatie getuigen had mogen horen in contra-enquête. Het hof oordeelde, dat aan het opnieuw doen horen van (nadere) getuigen door de latere eiser in cassatie hoge eisen gesteld moesten worden, en wees dit bewijsaanbod vervolgens af. De Hoge Raad schetst hierin de randvoorwaarden voor het houden van een getuigenverhoor.

      Getuigenbewijs moet worden toegestaan indien voldoende concreet en ter zake doend bewijsaanbod

      De Hoge Raad schetst eerst de – standaard – kaders voor een aanbod tot het doen houden van een getuigenverhoor. De Hoge Raad overweegt (r.o. 3.4.1):

      “Uitgangspunt is dat, ingevolge het bepaalde in art. 166 lid 1 in verbinding met art. 353 lid 1 Rv, een partij in hoger beroep tot getuigenbewijs moet worden toegelaten indien zij voldoende specifiek bewijs aanbiedt van feiten die tot beslissing van de zaak kunnen leiden.

      Het antwoord op de vraag of een bewijsaanbod voldoende specifiek is, hangt af van de omstandigheden van het geval, waarbij de rechter, mede in verband met de eisen van een goede procesorde, zal moeten letten op de wijze waarop het processuele debat zich heeft ontwikkeld en het stadium waarin de procedure verkeert.”

      Eisen te stellen aan een aanbod getuigenbewijs in hoger beroep

      De Hoge Raad geeft aan, dat aan een aanbod tot het leveren van getuigenbewijs in hoger beroep hogere eisen gesteld moeten worden, omdat het debat in het proces dan al verder gevorderd is.

      “In hoger beroep zal van een partij die bewijs door getuigen aanbiedt, in beginsel mogen worden verwacht dat zij voldoende concreet vermeldt op welke van haar stellingen dit bewijsaanbod betrekking heeft en, voor zover mogelijk, wie daarover een verklaring zou kunnen afleggen, doch zal in het algemeen niet mogen worden verlangd dat daarbij ook wordt vermeld wat daarover door getuigen zal kunnen worden verklaard.

      Indien reeds getuigen zijn gehoord of schriftelijke verklaringen van getuigen zijn overgelegd, zal de eis dat het bewijsaanbod voldoende specifiek en ter zake dienend moet zijn, kunnen meebrengen dat nader wordt vermeld in hoeverre getuigen meer of anders kunnen verklaren dan zij al hebben gedaan.”

      Rechter mag niet vooraf oordelen over de zin van getuigenbewijs

      De rechter mag niet zelf gaan inschatten of het getuigenbewijs wel zinvol is. De Hoge Raad:

      De rechter mag echter niet op grond van zijn waardering van de reeds afgelegde verklaringen of de inhoud van de schriftelijke verklaringen, aan een bewijsaanbod voorbijgaan, omdat hij daarmee ten onrechte zou vooruitlopen op het resultaat van de bewijsvoering die nog moet plaatsvinden.”

      Partij hoeft niet aan te geven, wat de nadere getuigen kunnen verklaren ten detrimente van eerdere getuigenverklaringen

      De Hoge Raad wijst er op, dat het Hof hiermee een verkeerde beslissing had genomen, daarbij verwijzend naar HR 9 juli 2004 (OZ Export Planten/kweker) (r.o. 3.5 e.v.), en naar een arrest uit 2015:

      “De partij die het bewijsaanbod doet, is voorts niet ertoe gehouden om toe te lichten in welk opzicht de verklaringen van niet eerder gehoorde getuigen afbreuk zouden kunnen doen aan eerder afgelegde verklaringen door andere getuigen (HR 9 oktober 2015 (aandelen Vivo Biss), NJ 2015/426).”

      Deze uitspraak wordt besproken op de pagina Getuigenbewijs.

      [MdV, 20-05-2023]

      Uitspraak

      ECLI:NL:HR:2016:49

      Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!