HR 24 november 2017 (Artis/Parallel Groep)
Debiteur van failliet mag ook verrekenen wanneer de vordering van de failliet op de debiteur is verpand
Wanneer de vordering van de gefailleerde op een debiteur is verpand aan een derde, geldt de verruimde verrekeningsbevoegdheid onverkort. De debiteur mag zich op verrekening beroepen met vorderingen op de gefailleerde, welke verrekening de pandhouder tegen zich zal moeten laten gelden. De pandhouder verkrijgt namelijk een vordering met alles waarmee die behept is, inclusief de verrekeningsbevoegdheid bij een eventueel faillissement van de pandgever.
Dit had de Hoge Raad al eerder beslist in het arrest HR 18 november 2005 (schuldenaar/Rabobank West Kennemerland). En daarna in gelijke zin HR 13 september 2013 (Provinsje Fryslan/lasthebber inning verpande vordering).
Feiten van HR 24 november 2017 (Artis/Parallel Groep)
De vorderingen van de gefailleerde installateur EnergiQ op Artis tot een beloop van ca. EUR 66.000 waren verpand aan de Parallel Groep. Het Hof had de door Artis ingeroepen verrekening op grond van art. 6:136 B.W. van de hand gewezen, omdat de vorderingen volgens het Hof niet eenvoudig vastgesteld konden worden.
Overweging Hoge Raad
De Hoge Raad casseert, overwegende (r.o. 3.3.2):
“In geval van het faillissement van de pandgever kan de debiteur van de verpande vordering zijn tegenvordering verrekenen met overeenkomstige toepassing van art. 53 lid 3 Fw, zonder dat de pandhouder een beroep toekomt op art. 6:136 BW, en wel in verband met het belang dat de debiteur van de verpande vordering erbij heeft zijn schuld aan de boedel als ‘onderpand’ te kunnen beschouwen.”
Deze uitspraak wordt behandeld op de pagina Verrekening in faillissement.
Auteur & Last edit
[MdV, 27-10-2023]
HR 24 november 2017 (Artis/Parallel Groep)
Debiteur van failliet mag ook verrekenen wanneer de vordering van de failliet op de debiteur is verpand
Wanneer de vordering van de gefailleerde op een debiteur is verpand aan een derde, geldt de verruimde verrekeningsbevoegdheid onverkort. De debiteur mag zich op verrekening beroepen met vorderingen op de gefailleerde, welke verrekening de pandhouder tegen zich zal moeten laten gelden. De pandhouder verkrijgt namelijk een vordering met alles waarmee die behept is, inclusief de verrekeningsbevoegdheid bij een eventueel faillissement van de pandgever.
Dit had de Hoge Raad al eerder beslist in het arrest HR 18 november 2005 (schuldenaar/Rabobank West Kennemerland). En daarna in gelijke zin HR 13 september 2013 (Provinsje Fryslan/lasthebber inning verpande vordering).
Feiten van HR 24 november 2017 (Artis/Parallel Groep)
De vorderingen van de gefailleerde installateur EnergiQ op Artis tot een beloop van ca. EUR 66.000 waren verpand aan de Parallel Groep. Het Hof had de door Artis ingeroepen verrekening op grond van art. 6:136 B.W. van de hand gewezen, omdat de vorderingen volgens het Hof niet eenvoudig vastgesteld konden worden.
Overweging Hoge Raad
De Hoge Raad casseert, overwegende (r.o. 3.3.2):
“In geval van het faillissement van de pandgever kan de debiteur van de verpande vordering zijn tegenvordering verrekenen met overeenkomstige toepassing van art. 53 lid 3 Fw, zonder dat de pandhouder een beroep toekomt op art. 6:136 BW, en wel in verband met het belang dat de debiteur van de verpande vordering erbij heeft zijn schuld aan de boedel als ‘onderpand’ te kunnen beschouwen.”
Deze uitspraak wordt behandeld op de pagina Verrekening in faillissement.
Auteur & Last edit
[MdV, 27-10-2023]
Zoeken binnen de kennisbank
Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!