Pagina inhoud

    HR 3 april 1998 (scheiding & deling veehandelscombinatie)

    Liquidatietarief proceskosten

    Het liquidatietarief is geen bindende wettelijke regeling. De Hoge Raad legt dit uit in het arrest HR 3 april 1998 (scheiding & deling veehandelscombinatie).

    Het Hof had in die zaak hogere proceskosten toegekend dan het bedrag volgens het liquidatietarief. Allereerst overweegt de Hoge Raad, dat de beslissing over de proceskosten een feitelijke beslissing is, die geen motivering behoeft, om te vervolgen dat het Liquidatietarief niet bindend is (r.o. 3.3):

    “3.3 Voorop moet worden gesteld dat de begroting door de rechter van de kosten van het geding, ook voor zover het het salaris van de procureur betreft, een feitelijke beslissing is, die geen motivering behoeft. De rechtsklacht faalt derhalve. Daarbij verdient opmerking dat het Liquidatietarief — waarmee de Hoge Raad ambtshalve bekend is en dat hij eveneens raadpleegt zo hij zelf, na vernietiging, de zaak afdoet en daarbij de op de voorgaande instantie(s) gevallen proceskosten begroot — geen recht is in de zin van art. 99 R.O. <thans art. 79 R.O., MdV>, maar slechts een de rechter niet bindende richtlijn.”

    Wanneer de beslissing van de rechter over de proceskosten echt onbegrijpelijk is, dan kan daarover wel in cassatie geklaagd worden. De Hoge Raad (r.o. 3.4):

    “3.4 Het voorgaande neemt niet weg dat, zo reeds de enkele omvang van het door de rechter begrote salaris in het licht van de gedingstukken aannemelijk maakt dat deze begroting op een misslag berust, in cassatie over onbegrijpelijkheid van deze beslissing kan worden geklaagd.

    De stukken van het geding geven echter geen grond voor de veronderstelling dat de bestreden beslissing berust op een misslag als hiervoor bedoeld. Gegeven de uit die stukken blijkende bewerkelijkheid van de procedure in appel en de daaruit naar voren komende omvang van de door [eiser] gepretendeerde aanspraken, kan het Hof zeer wel hebben geoordeeld dat een kostenveroordeling op basis van het in het Liquidatietarief voor zaken van onbepaalde waarde aangegeven bedrag in deze zaak tegenover [verweerder] onredelijk zou zijn.”

    Deze uitspraak wordt behandeld op de pagina Proceskosten.

    [MdV, 26-05-2023]

    Uitspraak

    ECLI:NL:HR:1998:ZC2621

    Hoge Raad

    03-04-1998

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      HR 3 april 1998 (scheiding & deling veehandelscombinatie)

      Liquidatietarief proceskosten

      Het liquidatietarief is geen bindende wettelijke regeling. De Hoge Raad legt dit uit in het arrest HR 3 april 1998 (scheiding & deling veehandelscombinatie).

      Het Hof had in die zaak hogere proceskosten toegekend dan het bedrag volgens het liquidatietarief. Allereerst overweegt de Hoge Raad, dat de beslissing over de proceskosten een feitelijke beslissing is, die geen motivering behoeft, om te vervolgen dat het Liquidatietarief niet bindend is (r.o. 3.3):

      “3.3 Voorop moet worden gesteld dat de begroting door de rechter van de kosten van het geding, ook voor zover het het salaris van de procureur betreft, een feitelijke beslissing is, die geen motivering behoeft. De rechtsklacht faalt derhalve. Daarbij verdient opmerking dat het Liquidatietarief — waarmee de Hoge Raad ambtshalve bekend is en dat hij eveneens raadpleegt zo hij zelf, na vernietiging, de zaak afdoet en daarbij de op de voorgaande instantie(s) gevallen proceskosten begroot — geen recht is in de zin van art. 99 R.O. <thans art. 79 R.O., MdV>, maar slechts een de rechter niet bindende richtlijn.”

      Wanneer de beslissing van de rechter over de proceskosten echt onbegrijpelijk is, dan kan daarover wel in cassatie geklaagd worden. De Hoge Raad (r.o. 3.4):

      “3.4 Het voorgaande neemt niet weg dat, zo reeds de enkele omvang van het door de rechter begrote salaris in het licht van de gedingstukken aannemelijk maakt dat deze begroting op een misslag berust, in cassatie over onbegrijpelijkheid van deze beslissing kan worden geklaagd.

      De stukken van het geding geven echter geen grond voor de veronderstelling dat de bestreden beslissing berust op een misslag als hiervoor bedoeld. Gegeven de uit die stukken blijkende bewerkelijkheid van de procedure in appel en de daaruit naar voren komende omvang van de door [eiser] gepretendeerde aanspraken, kan het Hof zeer wel hebben geoordeeld dat een kostenveroordeling op basis van het in het Liquidatietarief voor zaken van onbepaalde waarde aangegeven bedrag in deze zaak tegenover [verweerder] onredelijk zou zijn.”

      Deze uitspraak wordt behandeld op de pagina Proceskosten.

      [MdV, 26-05-2023]

      Uitspraak

      ECLI:NL:HR:1998:ZC2621

      Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!