Bepalingen voor de jaarrekening van verzekeringsmaatschappijen (Afd. 15, Titel 9, Boek 2 B.W.)
Inleiding bepalingen voor de jaarrekening van verzekeringsmaatschappijen
Waar in afdeling 14 een elftal bepalingen voor de jaarrekening van banken voldoende was, gaat de wetgever in Afd. 15, Titel 9, Boek 2 B.W. helemaal los op de jaarrekening van verzekeringsmaatschappijen. Deze afdeling is onderverdeeld in 7 paragrafen (waarbij par. 2a volgt na par. 3, merkwaardig; je vraagt je ook af, wat het nut is van afzonderlijke afdelingen 2a en 4 die thematisch toch goed zouden passen in par. 3).
Belang van goede financiële verantwoording door verzekeraars
Verzekeringsmaatschappijen hebben vaak grote groepen polishouders. Wanneer een verzekeraar in financiële problemen raakt, treft dit dus zeer grote groepen verzekerden, vergelijkbaar wanneer een bank failliet gaat. Het is dus van groot belang om dat te voorkomen.
In dat kader houdt DNB (De Nederlandse Bank) in het kader van de Wft preventief toezicht op de vermogenspositie van verzekeraars, en zijn er veel regels die gaan over de financiële eisen die aan een verzekeraar en aan de verantwoording van de financiële gang van zaken binnen de verzekeringsmaatschappij gesteld worden.
De impact van het faillissement van een verzekeraar komt naar voren uit de – gelukkig schaarse – faillissementen van verzekeraars die zich hebben voorgedaan in het verleden. Er zijn twee levensverzekeringsmaatschappijen die gefailleerd zijn: Vie d’Or en recentelijk Conservatrix. Zie ook de pagina Faillissement van een verzekeraar.
Inhoud van de voorschriften voor de jaarrekening van verzekeraars
De verschillende paragrafen worden hier in één pagina behandeld.
Par. 1 Algemene bepalingen jaarrekening verzekeringsmaatschappijen (art. 2:427 B.W. en art. 2:428 B.W.);
Par. 2 Voorschriften omtrent de balans van verzekeringsmaatschappijen en de toelichting daarop (art. 2:429 B.W. tot en met art. 2:436 B.W.);
Par. 3 Voorschriften omtrent de winst- en verliesrekening van verzekeringsmaatschappijen en de toelichting daarop (art. 2:437 B.W. tot en met art. 2:440 B.W.);
Par. 2a Voorschriften omtrent de winst- en verliesrekening van verzekeringsmaatschappijen en de toelichting daarop (art. 2:440a B.W.);
Par. 4 Bijzondere voorschriften omtrent de toelichting bij de jaarrekening van verzekeringsmaatschappijen (art. 2:441 B.W.);
Par. 5 Voorschriften omtrent de grondslagen van waardering en van de bepaling van het resultaat van verzekeringsmaatschappijen (art. 2:442 B.W. tot en met art. 2:444d B.W.);
Par. 6 Voorschriften bepalingen voor de geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsmaatschappijen (art. 2:445 B.W. tot en met art. 2:446 B.W.).
Algemene bepalingen jaarrekening verzekeringsmaatschappijen (Par. 1)
Begripsbepaling verzekeringsmaatschappij
In afdeling 15 van Titel 9 Boek 2 B.W. wordt onder verzekeringsmaatschappij verstaan, dat het dient te gaan om een financiële onderneming met de zetel in Nederland die ingevolge de Wet op het Financieel Toezicht (Wft) het bedrijf van verzekeraar mag uitoefenen. Deze regeling is ook geldig wanneer het gaat om een entiteit die risico-acceptatie mag verrichten (art. 2:427 lid 1 B.W.) en waarop art. 2:26a Wft, art. 2:27 Wft, art. 2:48 Wft, art. 2:49b Wft of art. 2:54a Wft. van toepassing is. Er zijn volgens afdeling 15 deze twee manieren waarop de bepalingen van een verzekeringsmaatschappij van toepassing zijn op een onderneming.
Een rechtspersoon mag de voor verzekeringsmaatschappijen geldende voorschriften toepassen als daaruit het bedoelde inzicht uit art. 2:361 lid 1 B.W. (jaarrekening) daardoor beter wordt gediend (art. 2:427 lid 2 B.W.). Dit artikel geldt voor een rechtspersoon die een verzekeringsbedrijf uitoefent, maar dit kan ook gelden voor een bedrijf dat geen verzekeringsmaatschappij is.
Wanneer er sprake is van een natura-uitvaartverzekeringbedrijf, wordt voor de toepassing van deze afdeling het bedrijf aangemerkt als de uitoefening van het levensverzekeringsbedrijf. Indien er sprake is van een natura-uitvaartverzekering, vindt deze verzekering op dezelfde manier toepassing als een levensverzekering in deze afdeling (art. 2:427 lid 3 B.W.)
Reikwijdte van de bepalingen inzake de jaarrekening van verzekeringsmaatschappijen
Indien in afdeling 15 geen andere bepaling staat, gelden de afdelingen 1, 2, 5 t/m 10 en 13 van titel voor verzekeringsmaatschappijen. Hetzelfde geldt voor de artikelen 2:365, 2:366 lid 2, 2:368 lid 1, 2:373, 2:374, 2:375 lid 2, 3 en 5 t/m 7, 2:376 en 2:377 lid 7, 2:402, 2:403 en 2:404 B.W. (art. 2:428 lid 1 B.W.).
Indien een verzekeringsmaatschappij deelnemingen in bezit heeft, gelden deze deelnemingen samen met de immateriële activa als vaste activa. Andere beleggingen van de verzekeringsmaatschappij en verdere activa zijn te gelden als vaste activa. Dit is alleen het geval indien zij bestemd zijn om duurzaam voor de bedrijfsuitoefening gebruikt te worden (art. 2:428 lid 2 B.W.).
De Nederlandsche Bank wordt gehoord over ontwerpen van algemene maatregel van bestuur indien deze zijn bedoeld als in art. 2:363 lid 6 B.W. of in art. 2:442 lid 1 B.W.Een tweede voorwaarde is dat deze maatregelen van bestuur strekken ter uitvoering van bepalingen van afdeling 15 (art. 2:428 lid 3 B.W.). Indien niet aan deze voorwaarden is voldaan, is dit lid niet van toepassing.
De Minister van Economische Zaken geeft ten aanzien van een verzekeringsmaatschappij een beslissing op een verzoek om ontheffing. De Nederlandse Bank dient hierover eerst gehoord te zijn, en het moet gaan om een ontheffing in art. 2:58 lid 5 B.W., art. 2:101 lid 4 B.W., art. 2:210 lid 4 B.W. of art. 2:392 lid 4 B.W. Wanneer De Nederlandse Bank niet is gehoord, neemt de Minister geen beslissing over het verzoek tot ontheffing (art. 2:428 lid 4 B.W.).
Voorschriften omtrent de balans van een verzekeringsmaatschappij en toelichting daarop (Par. 2)
Voorschriften vermelding activa en passiva op de balans van een verzekeringsmaatschappij
Onder activa van de verzekeringsmaatschappij worden de volgende posten opgenomen (art. 2:429 lid 1 B.W.):
– de immateriële activa op de wijze bepaald in art. 2:365 B.W. (art. 2:429 lid 1 sub a B.W.);
– de belegging (art. 2:429 lid 1 sub b B.W.);
– de beleggingen waarbij de tot uitkering gerechtigde het beleggingsrisico draagt, alsmede de spaarkasbeleggingen (art. 2:429 lid 1 sub c B.W.);
– de vorderingen (art. 2:429 lid 1 sub d B.W.);
– de overige activa (art. 2:429 lid 1 sub e B.W.);
– de overlopende activa (art. 2:429 lid 1 sub f B.W.); en
– afgeleide financiële instrumenten (art. 2:429 lid 1 sub g B.W.).
Onder de passiva van de verzekeringsmaatschappij worden afzonderlijk opgenomen (art. 2:429 lid 2):
– het eigen vermogen, op de manier zoals bepaald is in art. 2:373 B.W. (art. 2:429 lid 2 sub a B.W.);
– de achtergestelde schulden (art. 2:429 lid 2 sub b B.W.);
– de technische voorzieningen in eigendom van het verzekeringsbedrijf (art. 2:429 lid 2 sub c B.W.);
– de technische voorzieningen voor verzekeringen waarbij degene die het recht hebben op een uitkering het beleggingsrisico dragen en die voor spaarkassen (art. 2:429 lid 2 sub d B.W.);
– de voorzieningen, die op wijze bepaald zijn in art. 2:374 B.W. (art. 2:429 lid 2 sub e B.W.);
– de niet-opeisbare schulden in het kader van een herverzekeringsovereenkomst van een maatschappij die de verplichtingen van die maatschappij herverzekert (art. 2:429 lid 2 sub f B.W.);
– de schulden (art. 2:429 lid 2 sub g B.W.);
– de overlopende passiva (art. 2:429 lid 2 sub h B.W.); en
– afgeleide financiële instrumenten (art. 2:429 lid 2 sub i B.W.).
Indien door de verzekeringsmaatschappij art. 2:430 lid 6 B.W. is toegepast, worden de beleggingen zoals bedoeld in lid 1 sub B onderscheiden in drie verschillende posten:
– beleggingen die gelden als activa (art. 2:429 lid 3 sub a B.W.);
– beleggingen die gelden als vlottende activa, behorende tot de handelsportefeuille (art. 2:429 lid 3 sub b B.W.);
– beleggingen die gelden als vlottende activa, niet behorende tot de handelsportefeuille (art. 2:249 lid 3 sub c B.W.).
Vermelding van beleggingen op balans verzekeringsmaatschappij
Onder de post beleggingen worden afzonderlijk in de jaarrekening opgenomen (art. 2:430 lid 1 sub a B.W.):
– terreinen en gebouwen, ook als deze in aanbouw zijn en daarbij inbegrepen de vooruitbetalingen op deze gebouwen. De verzekeringsmaatschappij dient afzonderlijk te vermelden of de terreinen en gebouwen voor eigen gebruik zijn (art. 2:430 lid 1 sub a B.W.);
– beleggingen in groepsmaatschappijen en deelnemingen (art. 2:430 lid 1 sub b B.W.);
– overige financiële beleggingen (art. 2:430 lid 1 sub c B.W.).
Een verzekeringsmaatschappij die op de balans herverzekeringen aanneemt, dient een afzonderlijke post op te nemen waarbij de niet ter vrije beschikking staande vorderingen in worden opgenomen. Deze afzonderlijke post zal worden opgenomen onder de post beleggingen en zal in het kader zijn van de herverzekeringsovereenkomst (art. 2:430 lid 2 B.W.).
Bij de beleggingen in groepsmaatschappijen en deelnemingen, dient de verzekeringsmaatschappij afzonderlijk op de jaarrekening te vermelden (art. 2:430 lid 3 B.W.):
– aandelen, certificaten van aandelen en indien van toepassing andere vormen van deelnemingen in groepsmaatschappijen (art. 2:430 lid 3 sub a B.W.);
– andere deelnemingen (art. 2:430 lid 3 sub b B.W.);
– waardepapieren met een vaste rente of een van de rentestand afhankelijk rente. Het gaat in deze categorie om waardepapieren welke zijn uitgegeven door de groepsmaatschappijen, en indien deze betrekking hebben op de vorderingen van de groepsmaatschappijen (art. 2:430 lid 3 sub c B.W.);
– Waardepapieren met een vaste rente of van de rentestand afhankelijke rente, waarbij deze papieren zijn uitgegeven door rechtspersonen en vennootschappen die een deelneming bezitten in de verzekeringsmaatschappij of een deelneming waarin de verzekeringsmaatschappij een deelneming heeft (art. 2:430 lid 3 sub d B.W.).
Van de overige financiële beleggingen worden afzonderlijk door de verzekeringsmaatschappij op de jaarrekening vermeld (art. 2:430 lid 4 B.W.):
– aandelen, certificaten van aandelen, deelnemingsbewijzen en andere niet-vastrentende waardepapieren (art. 2:430 lid 4 sub a B.W.);
– waardepapieren met een vaste rente, of afhankelijke van de rentestand (art. 2:430 lid 4 sub b B.W.);
– belangen in beleggingspool (art. 2:430 lid 4 sub c B.W.);
– vorderingen uit leningen waarvan is vastgesteld dat deze zakelijk zijn gesteld (art. 2:430 lid 4 sub d B.W.);
– andere vorderingen welke zijn ontstaan uit leningen (art. 2:430 lid 4 sub e B.W.);
– deposito’s bij banken (art. 2:430 lid 4 sub f B.W.);
– andere financiële beleggingen (art. 2:430 lid 4 sub g B.W.).
Tenzij deze post andere financiële beleggingen van ondergeschikte betekenis is gezien de omvang van de andere financiële beleggingen, dan dient de verzekeringsmaatschappij deze posten naar aard en omvang toe te lichten (art. 2:430 lid 5 B.W.)
Wanneer beleggingen die niet onder de handelsportefeuille vallen, onder vaste activa op een andere manier zijn gewaardeerd dan beleggingen onder vlottende activa, dan dient de verzekeringsmaatschappij volgende onderscheidingen te maken. De beleggingen genoemd in lid 1 van dit artikel, onder a of c, en lid 4 onder a t/m g, worden onderscheiden in:
– beleggingen die gelden als vaste activa (art. 2:430 lid 6 sub a B.W.);
– beleggingen die gelden als vlottende activa, behorende tot de handelsportefeuille (art. 2:430 lid 6 sub b B.W.); en
– beleggingen die gelden als vlottende activa, niet behorende tot de handelsportefeuille (art. 2:430 lid 6 sub c).
Overige financiële beleggingen op balans verzekeringsmaatschappij
Art. 2:368 lid 1 B.W. is niet van toepassing op de overige financiële beleggingen van verzekeringsmaatschappijen (art. 2:431 B.W.). Het gaat hierbij om overige financiële beleggingen zoals bedoeld in art. 2:430 lid 1 sub c B.W.
Vermelding van vorderingen op balans verzekeringsmaatschappij
Onder de vorderingen van de verzekeringsmaatschappij worden afzonderlijk op de jaarrekening opgenomen (art. 2:432 lid 1 B.W.):
– vorderingen afkomstig uit verzekeringsovereenkomsten gesloten door de maatschappij. Het gaat hier niet om herverzekeringen. De maatschappij dient vorderingen op verzekeringnemers en tussenpersonen afzonderlijk te vermelden (art. 2:432 lid 1 sub a B.W.);
– vorderingen uit herverzekeringsovereenkomsten (art. 2:432 lid 1 sub b B.W.);
– overige vorderingen (art. 2:432 lid 1 sub c B.W.).
De onderscheiden in vorderingen die volgens lid 1 worden opgenomen in verschillende groepen dient de verzekeringsmaatschappij op te nemen op de jaarrekening. De maatschappij dient een onderscheid te maken tussen vorderingen op groepsmaatschappijen en vorderingen op andere rechtspersonen en vennootschappen die een deelneming hebben in de verzekeringsmaatschappij, of als de verzekeringsmaatschappij een deelneming bezit van een rechtspersoon of vennootschap (art. 2:432 lid 2 B.W.). In dit lid worden dus twee soorten vorderingen onderscheiden.
Verantwoording overige activa balans verzekeringsmaatschappij
Onder overige activa dient de verzekeringsmaatschappij afzonderlijk op te nemen (art. 2:433 lid 1 B.W.):
– vorderingen uit verzekeringsovereenkomsten. Het gaat hier niet om herverzekeringen, en vorderingen tussen verzekeringnemers en tussenpersonen dienen door de verzekeringsmaatschappij afzonderlijk te worden vermeld (art. 2:433 lid 1 sub a B.W.);
– liquide middelen zoals bedoeld in art. 2:372 lid 1 B.W. (art. 2:433 lid 1 sub b B.W.);
– andere activa (art. 2:433 lid 1 sub c B.W.).
De post andere activa wordt op de jaarrekening door de verzekeringsmaatschappij naar aard en omvang toegelicht. Dit is niet nodig wanneer de post andere activa van ondergeschikte betekenis is op het geheel van de post overige activa (art. 2:433 lid 2 B.W.). Wanneer andere activa een klein deel is van de post overige activa, dan is de maatschappij niet verplicht om te vermelden waar deze post uit bestaat.
Vermelding overlopende activa op de balans van de verzekeringsmaatschappij
Onder de post overlopende activa dient de verzekeringsmaatschappij afzonderlijk op te nemen (art. 2:434 lid 1 B.W.):
– de voorziening voor niet-verdiende premies en de voorziening voor lopende risico’s voor de maatschappij. Hierbij is inbegrepen de catastrofevoorziening, indien deze is getroffen (art. 2:434 lid 1 sub a B.W.);
– de voorziening voor levensverzekering (art. 2:434 lid 1 sub b B.W.);
– de voorziening voor te betalen schade of voor de te betalen uitkeringen (art. 2:434 lid 1 sub c B.W.);
– de voorziening voor winstdeling en kortingen (art. 2:434 lid 1 sub d B.W.);
– de voorziening voor latente winstdelingsverplichtingen (art. 2:434 lid 1 sub e B.W.);
– de overige technische voorzieningen (art. 2:434 lid 1 sub f B.W.).
Art. 2:374 B.W. is van toepassing op verzekeringstechnische voorzieningen. Dit geldt niet als de aard van de technische voorziening zich daartegen verzet (art. 2:434 lid 2 B.W.).
Vermelding technische voorzieningen op balans verzekeringsmaatschappij
Op technische voorzieningen, waarbij ook de voorzieningen worden bedoeld uit art. 2:429 lid 2 sub d B.W., wordt het deel dat door herverzekeringsovereenkomsten gefinancierd wordt in mindering gebracht op de balans. Hierbij worden ook op deze voorzieningen de rentestandkortingen in mindering gebracht (art. 2:435 lid 3 B.W.).
Indien op technische voorzieningen door de verzekeringsmaatschappij acquisitiekosten in mindering zijn gebracht, dan dienen deze afzonderlijk te worden vermeld op de jaarrekening (art. 2:435 lid 4 B.W.).
Als de voorziening voor lopende risico’s van ondergeschikte betekenis is op geheel van de voorziening van niet-verdiende premies, dan wordt de omvang van deze post toegelicht (art. 2:435 lid 5 B.W.)
Indien het gaat om een levensverzekeringsmaatschappij, hoeft de maatschappij geen technische voorziening afzonderlijk te vermelden voor niet verdiende premies (art. 2:435 lid 6 B.W.)
De voorziening van art. 2:374 lid 4 sub b B.W. (pensioenverplichtingen) mag onder de voorziening technische levensverzekering worden opgenomen. In dat geval wordt het bedrag van de voorziening vermeld in de toelichting van de post (art. 2:435 lid 7 B.W.)
Vermelding schulden op balans verzekeringsmaatschappij
Onder de schulden van de verzekeringsmaatschappij worden afzonderlijk opgenomen (art. 2:436 lid 1 B.W.):
– schulden uit verzekeringsovereenkomsten, daarbij worden herverzekeringen niet meegenomen (art. 2:436 lid 1 sub a B.W.);
– schulden uit herverzekeringsovereenkomsten (art. 2:436 lid 1 sub b B.W.);
– obligatieleningen, pandbrieven en andere leningen. Hierbij worden converteerbare leningen afzonderlijk vermeld (art. 2:436 lid 1 sub c B.W.);
– schulden aan banken (art. 2:436 lid 1 sub d B.W.);
– overige schulden, met afzonderlijke vermelding van schulden (art. 2:436 lid 1 sub e B.W.).
Bij de onderscheiden posten zoals in lid 1, worden twee onderscheiden in de post opgenomen. De aangegeven schulden aan groepsmaatschappijen en de schulden aan andere rechtspersonen en vennootschappen die en deelneming hebben in de verzekeringsmaatschappij of waarin de verzekeringsmaatschappij zelf een deelneming bezit (art. 2:436 lid 2 B.W.).
Art. 2:375 lid 2 B.W. (looptijd) is van toepassing op elke in lid 1 vermelde groep van schulden (art. 2:436 lid 3 B.W.).
Art. 2:376 B.W. (schulden van anderen) is niet van toepassing op verplichtingen uit verzekeringsovereenkomsten (art. 2:436 lid 4 B.W.).
Voorschriften omtrent de winst- en verliesrekening van verzekeringsmaatschappijen en de toelichting daarop
Winst- en verliesrekening van verzekeringsmaatschappijen
In deze afdeling wordt onder de winst- en verliesrekening verstaan: een technische rekening schadeverzekering, een technische rekening levensverzekering en een niet-technische rekening (art. 2:437 lid 1 B.W.). Deze beschrijving bevat 3 componenten. De aard van de verzekeringsmaatschappij is van belang bij de toepassing van de technische rekeningen.
Een verzekeringsmaatschappij die alleen herverzekert of naast herverzekering het schadeverzekeringsbedrijf uitoefent is bevoegd om de technische rekeningen toe te passen naar de aard van de onderneming (art. 2:437 lid 2 B.W.) Daarbij mag de onderneming er ook voor kiezen om uitsluitend de technische schadeverzekering toe te passen. Wanneer de onderneming ervoor kiest om uitsluitend de technische rekening schadeverzekering toe te passen, dan zal de onderneming de brutopremies afzonderlijk moeten vermelden en dient de onderneming een onderscheiding te maken van brutopremies van levensverzekeringen en schadeverzekeringen.
De onderneming dient bij de technische rekening schadeverzekering afzonderlijk de baten en lasten uit de gewone bedrijfsuitoefening van het schadeverzekeringsbedrijf te vermelden op de gekozen rekening (art. 2:437 lid 3 B.W.) Hierbij dient de onderneming ook de het resultaat van de belastingen op te nemen.
De onderneming dient bij de technische rekening levensverzekering afzonderlijk de baten en lasten uit de gewone bedrijfsuitoefening van het schadeverzekeringsbedrijf te vermelden op de gekozen rekening (art. 2:437 lid 4 B.W.) Hierbij dient de onderneming ook de het resultaat van de belastingen op te nemen.
De onderneming dient op de niet-technische rekening afzonderlijk op te nemen (art. 2:437 lid 5 B.W.):
a. de resultaten voor belastingen uit gewone uitoefening van het schadeverzekeringsbedrijf en het levensverzekeringsbedrijf. Ook worden afzonderlijk opgenomen de opbrengsten en lasten uit beleggingen die niet worden toegewezen of toekomen aan het schade- of levensverzekeringsbedrijf en de toegerekende opbrengsten uit deze beleggingen overgeboekt worden van of aan de technische rekeningen. Hierbij dient de onderneming de baten en lasten, de belastingen op het resultaat van de gewone bedrijfsuitoefening en het resultaat na belastingen apart op te nemen.
b. de buitengewone baten en lasten en daarbij de belastingen over het buitengewone resultaat na geheven belastingen;
c. de overige belastingen;
d. het resultaat na geheven belastingen.
Art. 2:438 lid 4 B.W. is van toepassing op de niet gerealiseerde opbrengsten en verliezen van beleggingen (art. 2:437 lid 6 B.W.).
Technische rekeningen in de jaarrekening van verzekeringsmaatschappij
Onder aftrek van herverzekeringsbaten- en lasten, dient de onderneming afzonderlijk op de technische rekeningen op te nemen (art. 2:438 lid 1 B.W.):
a. de verdiende premies;
b. de opbrengsten uit beleggingen;
c. de niet-gerealiseerde opbrengsten van beleggingen;
d. de overige baten;
e. de schaden of uitkering;
f. de toe- of afneming van de technische voorzieningen die niet onder andere posten moet worden vermeld door de onderneming;
g. de toe- of afneming van de technische voorziening voor winstdeling en kortingen;
h. de bedrijfskosten;
i. de lasten in verband met beleggingen;
j. de overige lasten;
k. de aan de niet-technische rekening toe te rekenen opbrengsten uit beleggingen.
Op de technische rekening schadeverzekering worden de posten b en c genoemd in het vorige lid vervangen voor een post die aan het schadeverzekeringsbedrijf toegerekende opbrengsten en beleggingen, en hierbij vervallen de posten i, j en l, ook genoemd in lid 1 (art. 2:438 lid 2 B.W.). Indien beleggingen rechtstreeks aan het schadeverzekeringsbedrijf direct kunnen worden toegewezen, is de eerste zin niet van toepassing. Post m wordt alleen in de technische rekening schadeverzekering opgenomen.
Bij de toerekening van de opbrengsten van beleggingen van het ene deel naar het andere deel van de winst- en verliesrekening, dient de onderneming de reden en de grondslag te vermelden van deze verschuiving (art. 2:438 lid 3 B.W.).
De waardestijgingen van beleggingen die door de onderneming op grondslag van de actuele waarden worden gewaardeerd, kunnen in de winst- en verliesrekening in aanmerking worden genomen onder post c van lid 1 (de niet-gerealiseerde opbrengsten van beleggingen).
Hiervoor is vereist dat de uitzondering van lid 2 van dit artikel zich niet voordoet dan wel art. 2:445 lid 3 B.W. wordt toegepast in de niet-technische rekening. Indien de eerste zin toegepast wordt, worden de waardeverminderingen van deze beleggingen niet verantwoord als een last zoals in art. 2:440 lid 5 sub b B.W., maar onder post J van lid 1 (de overige lasten).
De waardestijgingen en waardeverminderingen van de beleggingen van de onderneming zoals bedoeld in art. 2:429 lid 1 sub c B.W., moeten in de winst- en verliesrekening worden opgenomen zoals is aangegeven in de eerste twee zinnen (art. 2:438 lid 4 B.W.).
In het boekjaar worden gerealiseerde waardestijgingen van beleggingen gewaardeerd op de winst- en verliesrekening. Deze waardestijgingen worden in aanmerking genomen onder post b van lid 1 (de opbrengsten uit beleggingen), tenzij de onderneming lid 4 van dit artikel heeft toegepast. Dan is het niet meer mogelijk voor de onderneming om waardestijgingen onder post b van lid 1 onder te brengen (art. 2:438 lid 5 B.W.).
Technische en niet-technische rekeningen in jaarrekening van verzekeringsmaatschappij
De onderneming dient op de technische en niet-technische rekeningen de posten uit de volgende leden uit te splitsen zoals in het lid is vermeld (art. 2:439 lid 1 B.W.).
De verdiende premies worden uitgesplitst in (art. 2:439 lid 2 B.W.):
a. de brutopremies die tijdens het boekjaar zijn vervallen. Daarbij zijn de premies samen met de geïnde belastingen of andere bij of krachtens de wet vereiste bijdragen uitgezonderd van deze bepaling;
b. de door de verzekeringsmaatschappij betaalde en verschuldigde herverzekeringspremies. Van deze post worden de bij de aanvang van het boekjaar verschuldigde herverzekeringspremies afgetrokken;
c. de toe- of afneming van de technische voorziening voor niet-verdiende premies. Indien het van toepassing is, vermeld de onderneming ook de technische voorziening voor lopende risico’s;
d. het herverzekeringsdeel van de toe- of afneming, zoals bedoeld onder sub c van dit artikel.
De onderneming mag in de technische rekening levensverzekering de toe- of afneming van de technische voorziening ‘niet-verdiende premies’ onderdeel uitmaken van de toe- of afneming van de technische voorziening levensverzekering (art. 2:439 lid 3 B.W.). De uitsplitsing zoals bedoeld in lid 2 sub d hoeft niet te worden gemaakt.
De schaden dan wel uitkeringen worden gesplitst in (art. 2:439 lid 4 B.W.):
a. de voor eigen rekening betaalde schaden of uitkeringen. De onderneming dient afzonderlijk op te nemen op de winst- en verliesrekening de totaal betaalde schaden of uitkeringen op te nemen. Daarbij ook het herverzekeringsdeel;
b. de toe- of afneming van de voorziening voor te betalen schaden of uitkeringen voor eigen rekening. De onderneming dient het herverzekeringsdeel en de som van deze beide bedragen afzonderlijk op te nemen.
Bij de post ‘toe- of afneming van technische voorzieningen’ die niet door de onderneming onder andere posten moet worden vermeld, wordt op de winst- en verliesrekening afzonderlijk opgenomen (art. 2:439 lid 5 B.W.):
a. de toe- of afneming van de technische voorziening voor levensverzekering voor eigen rekening. De onderneming dient het herverzekeringsdeel en de som van deze beide bedragen afzonderlijk op te nemen op de winst- en verliesrekening;
b. de toe- of afneming van de overige technische voorzieningen.
Tenzij de cumulatieve uitloop over de drie voorgaande boekjaren en de uitloop in het boekjaar telkens minder bedraagt dan 10% van het resultaat van de technische rekening van dat jaar, dan moet de onderneming in de toelichting een overzicht vermelden. Dit dient te gebeuren per branchegroep. Daarbij dient de aard en omvang van de uitloop in het boekjaar van de drie voorgaande boekjaren door de onderneming te worden vermeld voor te betalen schaden of uitkeringen. In dit gemaakte overzicht worden per branchegroep de aard en omvang vermeld van de totale uitloop van de voorgaande boekjaren. Dit gebeurt ten laste van het vierde voorgaande boekjaar en de boekjaren daarvoor gevormde voorzieningen voor te betalen schade of uitkeringen. In dit overzicht wordt het effect van toegepaste discontering aangegeven (art. 2:439 lid 6 B.W.).
Verantwoording bedrijfskosten in jaarrekening verzekeringsmaatschappij
Bij de bedrijfskosten worden afzonderlijk vermeld (art. 2:440 lid 1 B.W.):
a. de acquisitiekosten;
b. de toe- of afneming van de overlopende acquisitiekosten;
c. de beheerskosten, personeelskosten en de afschrijvingen op bedrijfsmiddelen. Deze zijn van toepassing zolang deze niet onder acquisitiekosten, schaden of lasten in verband met beleggingen zijn opgenomen vallen;
d. de op de bedrijfskosten in mindering gebrachte provisie en winstverdeling die de onderneming ter zake van de herverzekeringsovereenkomsten heeft ontvangen.
Middellijke of onmiddellijke kosten die samenhang hebben met het sluiten van verzekeringsovereenkomsten, kunnen als acquisitiekosten worden aangemerkt (art. 2:440 lid 2 B.W.).
Bij de opbrengsten uit beleggingen van de onderneming worden de volgende leden afzonderlijk vermeld (art. 2:440 lid 3 B.W.):
a. de opbrengsten uit deelneming;
b. de opbrengsten uit andere beleggingen. Deze opbrengsten dienen gesplitst te worden naar opbrengsten uit terreinen en gebouwen uit de overige beleggingen;
c. de terugnemingen van de waardeverminderingen van beleggingen. Deze worden alleen niet opgenomen in de herwaarderingsreserve;
d. de opbrengsten bij verkoop van beleggingen.
De onderscheiden die zijn genoemd in lid 3 onder sub a (opbrengsten uit deelnemingen) en sub b (gesplitste opbrengsten uit deelnemingen) worden per groep aangegeven op de winst- en verliesrekening (art. 2:440 lid 4 B.W.) . Hierbij worden de opbrengsten uit de verhouding met groepsmaatschappijen aangegeven.
Bij de lasten in verband met beleggingen worden afzonderlijk vermeld (art. 2:440 lid 5 B.W.):
a. de kosten die worden gemaakt voor het beheer van beleggingen. Hierbij worden de rentekosten ook inbegrepen;
b. de waardeverminderingen van beleggingen en de afschrijvingen op beleggingen. De afschrijvingen op beleggingen worden alleen volgens dit artikel vermeld indien deze niet aan de herwaarderingsreserve zijn onttrokken;
c. het verlies bij de verkoop van beleggingen.
De onderneming dient het bedrag van winstdeling en kortingen in de toelichting op te nemen op de winst- en verliesrekening (art. 2:440 lid 6 B.W.).
Het overzicht van de samenstelling van het totaalresultaat (Paragraaf 2a)
Verantwoording van het totaalresultaat in de jaarrekening van verzekeraars
De onderneming dient naast het opmaken van een winst- en verliesrekening ook een overzicht op te maken van de samenstelling van het totaalresultaat (art. 2:440a B.W.) . Dit totaalresultaat is gelijk aan het verschil in eigen vermogen tussen de balans aan het begin van het boekjaar en aan het eind van het boekjaar. De onderneming dient deze te corrigeren voor kapitaalstortingen en kapitaalonttrekkingen.
Bijzondere voorschriften omtrent de toelichting (Par. 4)
Art. 2:380 B.W. (bijzondere voorschriften omtrent de toelichting Titel 9, Afd. 5 Boek 2 B.W.) is niet van toepassing op deze titel (art. 2:441 lid 1 B.W.). Die bepaling schrijft voor, dat inzicht gegeven moet worden in de mate waarin elk van de soorten van die werkzaamheden tot de netto-omzet heeft bijgedragen, als het bedrijf werkzaam is in verschillende bedrijfstakken. Voor verzekeringsmaatschappijen gelden afzonderlijke eigen voorschriften.
Voorschriften voor verzekeringsmaatschappijen die het schadeverzekeringsbedrijf of herverzekeringsbedrijf uitoefenen
Een verzekeringsmaatschappij die het schadeverzekerings- of schadeherverzekeringsbedrijf uitoefent dient een overzicht te vermelden met de volgende gegevens (art. 2:441 lid 2 B.W.). Het herverzekeringsdeel is hierbij inbegrepen:
a. de geboekte premies;
b. de verdiende premies;
c. de schaden;
d. de bedrijfskosten;
e. de som van de herverzekeringsbaten- en lasten.
Deze gegevens worden gesplitst naar de schadeverzekering en de herverzekering als een tiende deel of meer van de geboekte premies uit de herverzekeringsovereenkomsten afkomstig is (art. 2:441 lid 3 B.W.).
De gegevens die betrekking hebben op de schadeverzekering worden onderscheiden naar de volgende groepen (art. 2:441 lid 4 B.W.):
a. ongevallen en ziekte;
b. wettelijke aansprakelijkheid motorrijtuigen;
c. motorrijtuigen overig;
d. zee-, transport- en luchtvaartverzekering;
e. brand en andere schade aan zaken;
f. algemene aansprakelijkheid, met uitzondering van de wettelijke aansprakelijkheid van motorrijtuigen en van de aansprakelijkheid voor zee, transport en luchtvaart;
g. krediet en borgtocht;
h. rechtsbijstand;
i. hulpverlening en;
j. diverse geldelijke verliezen.
Indien de geboekte premies voor een bepaalde groep meet dan 10 miljoen euro bedragen. De verzekeringsmaatschappij dient dan vervolgens de gegevens van haar drie belangrijkste groepen te vermelden (art. 2:441 lid 4 B.W.).
Een verzekeringsmaatschappij die het levensverzekerings- of levensherverzekeringsbedrijf uitoefent dient in een overzicht verschillende posten te vermelden (art. 2:441 lid 5 B.W.).Het gaat om de geboekte premies, met inbegrip van het herverzekeringsdeel, en het saldo van de herverzekeringsbaten en -lasten. De geboekte premies worden gesplitst naar de levensverzekering en de herverzekering als meer dan een tiende van de geboekte premies bestaat uit herverzekeringsovereenkomsten.
De geboekte premies levensverzekering worden onderscheiden naar (art. 2:441 lid 6 B.W.):
a. premies uit collectieve verzekeringsovereenkomsten en die uit individuele overeenkomsten;
b. koopsommen en weerkerende betalingen, en
c. premies van overeenkomsten waarbij de tot uitkering gerechtigde het beleggingsrisico draagt, van overeenkomsten met winstdeling, en van overeenkomsten zonder winstdeling.
Een onder a, b of c vermelde categorie die minder dan een tiende bedraagt van het totaal van de geboekte premies, hoeft door de onderneming niet te worden vermeld (art. 2:441 lid 6 B.W.).
Vermelding bedrag van de premies en het herverzekeringsdeel
De onderneming dien het bedrag van de premies te vermelden met inbegrip van het herverzekeringsdeel die zijn geboekt op verzekeringsovereenkomsten gesloten vanuit (art. 2:441 lid 7 B.W.):
a. Nederland;
b. het overige grondgebied van de Europese Gemeenschappen;
c. de landen daarbuiten.
Telkens als het bedrag groter is dan 5 procent van het totaal van de geboekte premies.
De onderneming dient het bedrag van betaalde en verschuldigde provisies op te geven op de winst- en verliesrekening, ongeacht de aard van de provisie (art. 2:441 lid 8 B.W.).
In de toelichting van de winst- en verliesrekening wordt vermeld (art. 2:441 lid 9 B.W.):
a. het bedrag van de solvabiliteit waarover de verzekeringsmaatschappij tenminste dient te beschikken;
b. het bedrag van de solvabiliteit dat het bestuur van de verzekeringsmaatschappij noodzakelijk acht;
c. het bedrag van de aanwezige solvabiliteit.
De verzekeraars met beperkte risico-omvang zoals bedoeld in art. 1:1 Wft dienen in de toelichting op basis van art. 3:73c van die wet vastgestelde toelichtingen op de solvabiliteit en financiële positie (art. 2:441 lid 10 B.W.).
Bijzondere voorschriften omtrent de grondslagen van waardering en van bepaling van het resultaat (Par. 5)
Grondslagen van waardering in jaarrekening verzekeringsmaatschappij
De beleggingen van de onderneming dient als actuele waarde in aanmerking te worden genomen bij de waardering van het resultaat. De marktwaarde dient te worden opgesteld aan de hand van de regels bij algemene maatregel van bestuur onverminderd het bepaalde in art. 2:389 B.W. (art. 2:442 lid 1 B.W.)
Indien de onderneming in bezit is van beleggingen waarbij de tot uitkering gerechtigde partij het beleggingsrisico worden op het resultaat van de onderneming gewaardeerd op grondslag van de actuele waarde (art. 2:442 lid 2 B.W.). Deze regeling is ook van toepassing op spaarkasbeleggingen.
Voor elke post die op de balans toebehoort tot beleggingen en op de balansdatum aanwezig is op de balans dient de onderneming de verkrijgings- of vervaardigingsprijs op te geven (art. 2:442 lid 3 B.W.) Een voorwaarde voor deze regeling is dat de waardering op de grondslag van de actuele waarde geschiedt.
Als beleggingen in terreinen en gebouwen door de onderneming op grond van de actuele waarde worden gewaardeerd, is het niet nodig voor de onderneming om art. 2:386 lid 4 B.W. toe te passen (art. 2:442 lid 4 B.W.). Als een onderneming een terrein of gebouw bezit voor eigen gebruik, dient de onderneming dit in de winst- of verliesrekening toe te lichten. In deze toelichting dient de onderneming het bedrag van de aan deze beleggingen toegerekende opbrengsten aan te geven.
Beleggingen zoals bedoeld in art. 2:430 lid 4 onder a B.W. worden op grondslag van de actuele waarde gewaardeerd (art. 2:442 lid 5 B.W.). Beleggingen in converteerbare obligaties worden ook tegen de actuele waarde gewaardeerd, tenzij deze beleggingen bedoeld zijn zoals in art. 2:384 lid 8 B.W.
Vermelding waardepapieren in jaarrekening verzekeringsmaatschappij
Waardepapieren met een vaste rentestand of waardepapieren met rente afhankelijk van de rentestand en behoren tot de beleggingen van de ondernemingen, worden op grondslag van de actuele waarde of tegen aflossingswaarde gewaardeerd (art. 2:443 lid 1 B.W.). Deze regeling is van toepassing onverminderd art. 2:387 lid 4 B.W. Als deze waardepapieren geen aflossingswaarde kennen dient de onderneming de waardepapieren op grondslag van de actuele waarde of tegen de verkrijgingsprijs gewaardeerd, wederom onverminderd art. 2:387 lid 4 B.W..
Indien de onderneming de waardepapieren op de balans opneemt tegen de aflossingswaarde, dient de onderneming het verschil tussen de verkrijgingsprijs en aflossingswaarde te vermelden en over de jaren sinds de aanschaf als resultaat aan te duiden (art. 2:443 lid 2 B.W.). De onderneming mag het verschil ook in één keer als resultaat op de balans verantwoorden indien de verkrijgingsprijs hoger was dan de aflossingswaarde.
Lid 3 van art. 2:443 is vervallen
De vorderingen uit leningen waarvoor zakelijke zekerheid is gesteld mogen tegen aflossingswaarde worden gewaardeerd (art. 2:443 lid 4 B.W.). Andere vorderingen uit leningen zoals bedoeld in art. 2:430 lid 4 onder d en e mogen eveneens tegen aflossingswaarde worden gewaardeerd.
Waardering technische voorzieningen in jaarrekening verzekeringsmaatschappij
De onderneming dient technische voorzieningen te waarderen op grondslagen die voor de bedrijfstak aanvaardbaar zijn (art. 2:444 B.W.). Wanneer de onderneming de technische voorzieningen waardeert wordt uitgegaan dat de verzekeringsmaatschappij in staat moet zijn te voldoen aan voorzienbare verplichtingen uit verzekeringsovereenkomsten. Deze voorzienbare verplichtingen worden bepaald naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. De bepaling van de technische voorziening voor levensverzekering van de onderneming geschiedt door deskundigen. Dit geldt ook voor de technische voorziening voor periodiek te betalen schaden of uitkeringen.
Voorziening niet-verdiende premies in jaarrekening verzekeringsmaatschappij
De voorziening van een verzekeringsmaatschappij voor niet-verdiende premies en lopende risico’s bevat meerdere onderdelen (art. 2:444a lid 1 B.W.). Indien de catastrofevoorziening is getroffen vindt deze regeling ook toepassing op de catastrofevoorziening. De onderdelen zijn:
1. De in het boekjaar ontvangen premies waarop het risico staat vermeld (art. 2:444a lid 1 sub a B.W.). Het gaat om risico’s die op het volgende boekjaar of boekjaren betrekking hebben; en
2. De schaden en kosten uit de lopende verzekeringen die na afloop van het boekjaar kunnen ontstaan bij de onderneming (art. 2:444a lid 1 sub b B.W.). Er mag er geen mogelijkheid bestaan dat deze schaden en kosten gedekt kunnen worden door de voorziening die betrekking heeft op de in het daaropvolgende boekjaar of de boekjaren nog te ontvangen premies.
De verzekeringsmaatschappij dient de voorziening voor niet-verdiende premies afzonderlijk voor elke schadeverzekering te bepalen op een voorzichtige wijze (art. 2:444a lid 2 B.W.). De onderneming is bevoegd om statische of wiskundige methoden te gebruiken indien de aard van de verzekering dat toelaat en deze methoden nagenoeg hetzelfde resultaat opleveren als de andere afzonderlijke berekeningen.
Voorziening levensverzekeringen in jaarrekening verzekeringsmaatschappij
De voorziening voor levensverzekeringen die door de verzekeringsmaatschappij is aangehouden wordt berekend op basis van een voldoende voorzichtige toekomstgerichte actuariële methode (art. 2:444b lid 1 B.W.). De verzekeringsmaatschappij dient rekening te houden met de in de toekomst te ontvangen premies en toekomstige verplichtingen voor iedere lopende levensverzekering en de daarbij gestelde voorwaarden.
De onderneming heeft ook de mogelijkheid om de retrospectieve methode toe te passen indien voorzieningen op basis van deze methode niet lager zijn van dan bij toepassing van de prospectieve methode (art. 2:444b lid 2 B.W.). Een andere voorwaarde is dat het gebruik van de prospectieve methode vanwege de aard van het betrokken type levensverzekering wel mogelijk moet zijn. Het is niet mogelijk de prospectieve methode toe te passen als de aard van de levensverzekering zich hiertegen verzet.
Voorziening te betalen schades in jaarrekening verzekeringsmaatschappij
De verzekeringsmaatschappij is gehouden een voorziening aan te houden voor te betalen schaden of te betalen uitkeringen (art. 2:444c lid 1 B.W.). Deze post dient het bedrag van de te verwachten schaden te omvatten en de volgende punten in aanmerking te nemen:
1. De schaden of verplichtingen die voor de balansdatum worden gemeld en door de onderneming nog niet zijn afgewikkeld (art. 2:444c lid 1 sub a B.W.). Dat geldt ook voor de schaden of verplichtingen die nog niet zijn gemeld door de onderneming;
2. De kosten die verband houden met de afwikkeling van schaden of uitkeringen (art. 2:444c lid 1 sub b B.W.); en
3. De verwachte baten die in verband staan met de schaden of uitkeringen uit subrogatie (art. 2:444c lid 1 sub c B.W.). Dat geldt ook voor de verkrijging van eigendom van verzekerde zaken.
Als een onderneming periodiek te betalen uitkeringen doet dienen deze betalingen gedaan te worden volgens actuariële methoden (art. 2:444c lid 2 B.W.). Art. 2:435a lid 2 B.W. is van overeenkomstige toepassing.
Het is voor een onderneming slechts toegestaan om de voorziening van de te betalen schaden of uitkeringen te disconteren indien de afwikkeling van de schaden ten minste vier jaar na het tijdstip van het opmaken van de jaarrekening zal duren (art. 2:444c lid 3 B.W). Het gaat hierbij niet om periodieke uitkeringen. Deze afwikkeling geschiedt volgens een betrouwbaar schade-afwikkelingsschema en de onderneming dient rekening te houden met alle factoren die de kosten van deze afwikkeling mogelijk kunnen verhogen. Indien deze voorziening voor te betalen schaden of uitkeringen wordt verminderd als reactie op de discontering van de te betalen schaden, dient de onderneming in de toelichting op de balans van de voorziening en de gebruikte methode van discontering te vermelden.
Indien bij de onderneming sprake is van communautaire co-assurantie dient de onderneming zich aan de volgende regel te houden (art. 2:444c lid 4 B.W.). De voorzieningen van de te betalen schaden of uitkeringen dienen verhoudingsgewijs ten minste gelijk te zijn aan die welke de co-assuradeur aanhoudt. Deze voorzieningen worden aangehouden volgens regels of gebruiken die gelden in de lidstaat waarin de verzekeringsmaatschappij de verplichtingen van de communautaire co-assurantie is aangegaan.
Voorziening winstdeling in jaarrekening verzekeringsmaatschappij
De verzekeringsmaatschappij houdt een voorziening aan voor winstdeling en kortingen die bestemd zijn voor verzekeringnemer, verzekerden of gerechtigden op uitkeringen (art. 2:444d B.W.). Van belang is dat deze voorziening niet leidt tot verhoging van de voorziening voor levensverzekering. Hierbij worden bedragen opgenomen die worden aangemerkt als een gedeeltelijke terugbetaling van premies. Deze bedragen worden op grond van het resultaat van verzekering vertegenwoordigd. Een voorwaarde is dat deze niet tot verhoging van de ledenrekening leidt.
Bijzondere bepalingen voor de geconsolideerde jaarrekening (Par. 6)
Verantwoording volgens voorschriften voor verzekeringsmaatschappij
Maatschappijen die niet identificeren als een verzekeringsmaatschappij dienen een geconsolideerde jaarrekening te verantwoorden met dezelfde voorschriften voor verzekeringsmaatschappijen (art. 2:445 lid 1 B.W.). Deze regel is alleen van toepassing als deze maatschappij is opgenomen in een geconsolideerde jaarrekening van een verzekeringsmaatschappij.
De groepsmaatschappij die aan het hoofd van de groep wordt in de geconsolideerde jaarrekening opgenomen volgens de voorschriften voor verzekeringsmaatschappijen (art. 2:445 lid 2 B.W.). De maatschappij die aan het hoofd staat dient geen of nagenoeg geen andere werkzaamheid uit te oefenen dan de uitoefening van het verzekeringsbedrijf. Deze regel is alleen van toepassing als deze groepsmaatschappij geen of nagenoeg geen andere werkzaamheden verricht dan het beheren en financieren van groepsmaatschappijen en deelnemingen.
Als een geconsolideerde winst- en verliesrekening door de verzekeringsmaatschappij wordt opgemaakt van schade- en levensverzekeringen mag de verzekeringsmaatschappij alle opbrengsten van beleggingen in de niet-technische rekening opnemen (art. 2:445 lid 3 B.W.). In de technische rekening schadeverzekering en in de technische rekening levensverzekering vervallen de posten i, j en l van art. 2:438 lid 1 B.W. De posten b en c in art. 2:438 lid 1 B.W. vervangen een post die opbrengsten van beleggingen omvat.
Art. 2:407 lid 2 B.W. is niet van toepassing (art. 2:445 lid 4 B.W.).
Art. 2:446 uitzondering elimineren winst en verlies
De verzekeringsmaatschappij hoeft winsten en verliezen niet te elimineren als de overeenkomsten zijn aangegaan op basis van marktvoorwaarden zijn aangegaan en gerechtigden daarmee begunstigd worden (art. 2:446 lid 1 B.W.). De toepassing van deze uitzondering wordt vermeld samen met de invloed op het vermogen en het resultaat. Dit is niet van toepassing als dit van ondergeschikte betekenis is.
De termijn van drie maanden kan verlengd worden tot zes maanden voor gegevens van de herverzekering (art. 2:446 lid 2 B.W.). Het gaat om art. 2:412 lid 2 B.W.
Als een buitenlandse verzekeringsmaatschappij deel uitmaakt van de groep mag de verzekeringsmaatschappij de technische voorzieningen volgens de waarderingsvoorschriften van haar recht (art. 2:446 lid 3 B.W.). Dit is alleen mogelijk als dat recht afwijking van deze voorschriften niet toestaat. Als de verzekeringsmaatschappij van deze regel gebruik maakt dient dat in toelichting vermeld.
Het derde lid is van toepassing ten aanzien van beleggingen waarbij de tot uitkering gerechtigde het beleggingsrisico draagt en als het gaat om spaarkasbeleggingen (art. 2:446 lid 4 B.W.).
Auteur & Last edit
[MdV, 17-03-2022; OP 15-01-2023]
Bepalingen voor de jaarrekening van verzekeringsmaatschappijen (Afd. 15, Titel 9, Boek 2 B.W.)
Inleiding bepalingen voor de jaarrekening van verzekeringsmaatschappijen
Waar in afdeling 14 een elftal bepalingen voor de jaarrekening van banken voldoende was, gaat de wetgever in Afd. 15, Titel 9, Boek 2 B.W. helemaal los op de jaarrekening van verzekeringsmaatschappijen. Deze afdeling is onderverdeeld in 7 paragrafen (waarbij par. 2a volgt na par. 3, merkwaardig; je vraagt je ook af, wat het nut is van afzonderlijke afdelingen 2a en 4 die thematisch toch goed zouden passen in par. 3).
Belang van goede financiële verantwoording door verzekeraars
Verzekeringsmaatschappijen hebben vaak grote groepen polishouders. Wanneer een verzekeraar in financiële problemen raakt, treft dit dus zeer grote groepen verzekerden, vergelijkbaar wanneer een bank failliet gaat. Het is dus van groot belang om dat te voorkomen.
In dat kader houdt DNB (De Nederlandse Bank) in het kader van de Wft preventief toezicht op de vermogenspositie van verzekeraars, en zijn er veel regels die gaan over de financiële eisen die aan een verzekeraar en aan de verantwoording van de financiële gang van zaken binnen de verzekeringsmaatschappij gesteld worden.
De impact van het faillissement van een verzekeraar komt naar voren uit de – gelukkig schaarse – faillissementen van verzekeraars die zich hebben voorgedaan in het verleden. Er zijn twee levensverzekeringsmaatschappijen die gefailleerd zijn: Vie d’Or en recentelijk Conservatrix. Zie ook de pagina Faillissement van een verzekeraar.
Inhoud van de voorschriften voor de jaarrekening van verzekeraars
De verschillende paragrafen worden hier in één pagina behandeld.
Par. 1 Algemene bepalingen jaarrekening verzekeringsmaatschappijen (art. 2:427 B.W. en art. 2:428 B.W.);
Par. 2 Voorschriften omtrent de balans van verzekeringsmaatschappijen en de toelichting daarop (art. 2:429 B.W. tot en met art. 2:436 B.W.);
Par. 3 Voorschriften omtrent de winst- en verliesrekening van verzekeringsmaatschappijen en de toelichting daarop (art. 2:437 B.W. tot en met art. 2:440 B.W.);
Par. 2a Voorschriften omtrent de winst- en verliesrekening van verzekeringsmaatschappijen en de toelichting daarop (art. 2:440a B.W.);
Par. 4 Bijzondere voorschriften omtrent de toelichting bij de jaarrekening van verzekeringsmaatschappijen (art. 2:441 B.W.);
Par. 5 Voorschriften omtrent de grondslagen van waardering en van de bepaling van het resultaat van verzekeringsmaatschappijen (art. 2:442 B.W. tot en met art. 2:444d B.W.);
Par. 6 Voorschriften bepalingen voor de geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsmaatschappijen (art. 2:445 B.W. tot en met art. 2:446 B.W.).
Algemene bepalingen jaarrekening verzekeringsmaatschappijen (Par. 1)
Begripsbepaling verzekeringsmaatschappij
In afdeling 15 van Titel 9 Boek 2 B.W. wordt onder verzekeringsmaatschappij verstaan, dat het dient te gaan om een financiële onderneming met de zetel in Nederland die ingevolge de Wet op het Financieel Toezicht (Wft) het bedrijf van verzekeraar mag uitoefenen. Deze regeling is ook geldig wanneer het gaat om een entiteit die risico-acceptatie mag verrichten (art. 2:427 lid 1 B.W.) en waarop art. 2:26a Wft, art. 2:27 Wft, art. 2:48 Wft, art. 2:49b Wft of art. 2:54a Wft. van toepassing is. Er zijn volgens afdeling 15 deze twee manieren waarop de bepalingen van een verzekeringsmaatschappij van toepassing zijn op een onderneming.
Een rechtspersoon mag de voor verzekeringsmaatschappijen geldende voorschriften toepassen als daaruit het bedoelde inzicht uit art. 2:361 lid 1 B.W. (jaarrekening) daardoor beter wordt gediend (art. 2:427 lid 2 B.W.). Dit artikel geldt voor een rechtspersoon die een verzekeringsbedrijf uitoefent, maar dit kan ook gelden voor een bedrijf dat geen verzekeringsmaatschappij is.
Wanneer er sprake is van een natura-uitvaartverzekeringbedrijf, wordt voor de toepassing van deze afdeling het bedrijf aangemerkt als de uitoefening van het levensverzekeringsbedrijf. Indien er sprake is van een natura-uitvaartverzekering, vindt deze verzekering op dezelfde manier toepassing als een levensverzekering in deze afdeling (art. 2:427 lid 3 B.W.)
Reikwijdte van de bepalingen inzake de jaarrekening van verzekeringsmaatschappijen
Indien in afdeling 15 geen andere bepaling staat, gelden de afdelingen 1, 2, 5 t/m 10 en 13 van titel voor verzekeringsmaatschappijen. Hetzelfde geldt voor de artikelen 2:365, 2:366 lid 2, 2:368 lid 1, 2:373, 2:374, 2:375 lid 2, 3 en 5 t/m 7, 2:376 en 2:377 lid 7, 2:402, 2:403 en 2:404 B.W. (art. 2:428 lid 1 B.W.).
Indien een verzekeringsmaatschappij deelnemingen in bezit heeft, gelden deze deelnemingen samen met de immateriële activa als vaste activa. Andere beleggingen van de verzekeringsmaatschappij en verdere activa zijn te gelden als vaste activa. Dit is alleen het geval indien zij bestemd zijn om duurzaam voor de bedrijfsuitoefening gebruikt te worden (art. 2:428 lid 2 B.W.).
De Nederlandsche Bank wordt gehoord over ontwerpen van algemene maatregel van bestuur indien deze zijn bedoeld als in art. 2:363 lid 6 B.W. of in art. 2:442 lid 1 B.W.Een tweede voorwaarde is dat deze maatregelen van bestuur strekken ter uitvoering van bepalingen van afdeling 15 (art. 2:428 lid 3 B.W.). Indien niet aan deze voorwaarden is voldaan, is dit lid niet van toepassing.
De Minister van Economische Zaken geeft ten aanzien van een verzekeringsmaatschappij een beslissing op een verzoek om ontheffing. De Nederlandse Bank dient hierover eerst gehoord te zijn, en het moet gaan om een ontheffing in art. 2:58 lid 5 B.W., art. 2:101 lid 4 B.W., art. 2:210 lid 4 B.W. of art. 2:392 lid 4 B.W. Wanneer De Nederlandse Bank niet is gehoord, neemt de Minister geen beslissing over het verzoek tot ontheffing (art. 2:428 lid 4 B.W.).
Voorschriften omtrent de balans van een verzekeringsmaatschappij en toelichting daarop (Par. 2)
Voorschriften vermelding activa en passiva op de balans van een verzekeringsmaatschappij
Onder activa van de verzekeringsmaatschappij worden de volgende posten opgenomen (art. 2:429 lid 1 B.W.):
– de immateriële activa op de wijze bepaald in art. 2:365 B.W. (art. 2:429 lid 1 sub a B.W.);
– de belegging (art. 2:429 lid 1 sub b B.W.);
– de beleggingen waarbij de tot uitkering gerechtigde het beleggingsrisico draagt, alsmede de spaarkasbeleggingen (art. 2:429 lid 1 sub c B.W.);
– de vorderingen (art. 2:429 lid 1 sub d B.W.);
– de overige activa (art. 2:429 lid 1 sub e B.W.);
– de overlopende activa (art. 2:429 lid 1 sub f B.W.); en
– afgeleide financiële instrumenten (art. 2:429 lid 1 sub g B.W.).
Onder de passiva van de verzekeringsmaatschappij worden afzonderlijk opgenomen (art. 2:429 lid 2):
– het eigen vermogen, op de manier zoals bepaald is in art. 2:373 B.W. (art. 2:429 lid 2 sub a B.W.);
– de achtergestelde schulden (art. 2:429 lid 2 sub b B.W.);
– de technische voorzieningen in eigendom van het verzekeringsbedrijf (art. 2:429 lid 2 sub c B.W.);
– de technische voorzieningen voor verzekeringen waarbij degene die het recht hebben op een uitkering het beleggingsrisico dragen en die voor spaarkassen (art. 2:429 lid 2 sub d B.W.);
– de voorzieningen, die op wijze bepaald zijn in art. 2:374 B.W. (art. 2:429 lid 2 sub e B.W.);
– de niet-opeisbare schulden in het kader van een herverzekeringsovereenkomst van een maatschappij die de verplichtingen van die maatschappij herverzekert (art. 2:429 lid 2 sub f B.W.);
– de schulden (art. 2:429 lid 2 sub g B.W.);
– de overlopende passiva (art. 2:429 lid 2 sub h B.W.); en
– afgeleide financiële instrumenten (art. 2:429 lid 2 sub i B.W.).
Indien door de verzekeringsmaatschappij art. 2:430 lid 6 B.W. is toegepast, worden de beleggingen zoals bedoeld in lid 1 sub B onderscheiden in drie verschillende posten:
– beleggingen die gelden als activa (art. 2:429 lid 3 sub a B.W.);
– beleggingen die gelden als vlottende activa, behorende tot de handelsportefeuille (art. 2:429 lid 3 sub b B.W.);
– beleggingen die gelden als vlottende activa, niet behorende tot de handelsportefeuille (art. 2:249 lid 3 sub c B.W.).
Vermelding van beleggingen op balans verzekeringsmaatschappij
Onder de post beleggingen worden afzonderlijk in de jaarrekening opgenomen (art. 2:430 lid 1 sub a B.W.):
– terreinen en gebouwen, ook als deze in aanbouw zijn en daarbij inbegrepen de vooruitbetalingen op deze gebouwen. De verzekeringsmaatschappij dient afzonderlijk te vermelden of de terreinen en gebouwen voor eigen gebruik zijn (art. 2:430 lid 1 sub a B.W.);
– beleggingen in groepsmaatschappijen en deelnemingen (art. 2:430 lid 1 sub b B.W.);
– overige financiële beleggingen (art. 2:430 lid 1 sub c B.W.).
Een verzekeringsmaatschappij die op de balans herverzekeringen aanneemt, dient een afzonderlijke post op te nemen waarbij de niet ter vrije beschikking staande vorderingen in worden opgenomen. Deze afzonderlijke post zal worden opgenomen onder de post beleggingen en zal in het kader zijn van de herverzekeringsovereenkomst (art. 2:430 lid 2 B.W.).
Bij de beleggingen in groepsmaatschappijen en deelnemingen, dient de verzekeringsmaatschappij afzonderlijk op de jaarrekening te vermelden (art. 2:430 lid 3 B.W.):
– aandelen, certificaten van aandelen en indien van toepassing andere vormen van deelnemingen in groepsmaatschappijen (art. 2:430 lid 3 sub a B.W.);
– andere deelnemingen (art. 2:430 lid 3 sub b B.W.);
– waardepapieren met een vaste rente of een van de rentestand afhankelijk rente. Het gaat in deze categorie om waardepapieren welke zijn uitgegeven door de groepsmaatschappijen, en indien deze betrekking hebben op de vorderingen van de groepsmaatschappijen (art. 2:430 lid 3 sub c B.W.);
– Waardepapieren met een vaste rente of van de rentestand afhankelijke rente, waarbij deze papieren zijn uitgegeven door rechtspersonen en vennootschappen die een deelneming bezitten in de verzekeringsmaatschappij of een deelneming waarin de verzekeringsmaatschappij een deelneming heeft (art. 2:430 lid 3 sub d B.W.).
Van de overige financiële beleggingen worden afzonderlijk door de verzekeringsmaatschappij op de jaarrekening vermeld (art. 2:430 lid 4 B.W.):
– aandelen, certificaten van aandelen, deelnemingsbewijzen en andere niet-vastrentende waardepapieren (art. 2:430 lid 4 sub a B.W.);
– waardepapieren met een vaste rente, of afhankelijke van de rentestand (art. 2:430 lid 4 sub b B.W.);
– belangen in beleggingspool (art. 2:430 lid 4 sub c B.W.);
– vorderingen uit leningen waarvan is vastgesteld dat deze zakelijk zijn gesteld (art. 2:430 lid 4 sub d B.W.);
– andere vorderingen welke zijn ontstaan uit leningen (art. 2:430 lid 4 sub e B.W.);
– deposito’s bij banken (art. 2:430 lid 4 sub f B.W.);
– andere financiële beleggingen (art. 2:430 lid 4 sub g B.W.).
Tenzij deze post andere financiële beleggingen van ondergeschikte betekenis is gezien de omvang van de andere financiële beleggingen, dan dient de verzekeringsmaatschappij deze posten naar aard en omvang toe te lichten (art. 2:430 lid 5 B.W.)
Wanneer beleggingen die niet onder de handelsportefeuille vallen, onder vaste activa op een andere manier zijn gewaardeerd dan beleggingen onder vlottende activa, dan dient de verzekeringsmaatschappij volgende onderscheidingen te maken. De beleggingen genoemd in lid 1 van dit artikel, onder a of c, en lid 4 onder a t/m g, worden onderscheiden in:
– beleggingen die gelden als vaste activa (art. 2:430 lid 6 sub a B.W.);
– beleggingen die gelden als vlottende activa, behorende tot de handelsportefeuille (art. 2:430 lid 6 sub b B.W.); en
– beleggingen die gelden als vlottende activa, niet behorende tot de handelsportefeuille (art. 2:430 lid 6 sub c).
Overige financiële beleggingen op balans verzekeringsmaatschappij
Art. 2:368 lid 1 B.W. is niet van toepassing op de overige financiële beleggingen van verzekeringsmaatschappijen (art. 2:431 B.W.). Het gaat hierbij om overige financiële beleggingen zoals bedoeld in art. 2:430 lid 1 sub c B.W.
Vermelding van vorderingen op balans verzekeringsmaatschappij
Onder de vorderingen van de verzekeringsmaatschappij worden afzonderlijk op de jaarrekening opgenomen (art. 2:432 lid 1 B.W.):
– vorderingen afkomstig uit verzekeringsovereenkomsten gesloten door de maatschappij. Het gaat hier niet om herverzekeringen. De maatschappij dient vorderingen op verzekeringnemers en tussenpersonen afzonderlijk te vermelden (art. 2:432 lid 1 sub a B.W.);
– vorderingen uit herverzekeringsovereenkomsten (art. 2:432 lid 1 sub b B.W.);
– overige vorderingen (art. 2:432 lid 1 sub c B.W.).
De onderscheiden in vorderingen die volgens lid 1 worden opgenomen in verschillende groepen dient de verzekeringsmaatschappij op te nemen op de jaarrekening. De maatschappij dient een onderscheid te maken tussen vorderingen op groepsmaatschappijen en vorderingen op andere rechtspersonen en vennootschappen die een deelneming hebben in de verzekeringsmaatschappij, of als de verzekeringsmaatschappij een deelneming bezit van een rechtspersoon of vennootschap (art. 2:432 lid 2 B.W.). In dit lid worden dus twee soorten vorderingen onderscheiden.
Verantwoording overige activa balans verzekeringsmaatschappij
Onder overige activa dient de verzekeringsmaatschappij afzonderlijk op te nemen (art. 2:433 lid 1 B.W.):
– vorderingen uit verzekeringsovereenkomsten. Het gaat hier niet om herverzekeringen, en vorderingen tussen verzekeringnemers en tussenpersonen dienen door de verzekeringsmaatschappij afzonderlijk te worden vermeld (art. 2:433 lid 1 sub a B.W.);
– liquide middelen zoals bedoeld in art. 2:372 lid 1 B.W. (art. 2:433 lid 1 sub b B.W.);
– andere activa (art. 2:433 lid 1 sub c B.W.).
De post andere activa wordt op de jaarrekening door de verzekeringsmaatschappij naar aard en omvang toegelicht. Dit is niet nodig wanneer de post andere activa van ondergeschikte betekenis is op het geheel van de post overige activa (art. 2:433 lid 2 B.W.). Wanneer andere activa een klein deel is van de post overige activa, dan is de maatschappij niet verplicht om te vermelden waar deze post uit bestaat.
Vermelding overlopende activa op de balans van de verzekeringsmaatschappij
Onder de post overlopende activa dient de verzekeringsmaatschappij afzonderlijk op te nemen (art. 2:434 lid 1 B.W.):
– de voorziening voor niet-verdiende premies en de voorziening voor lopende risico’s voor de maatschappij. Hierbij is inbegrepen de catastrofevoorziening, indien deze is getroffen (art. 2:434 lid 1 sub a B.W.);
– de voorziening voor levensverzekering (art. 2:434 lid 1 sub b B.W.);
– de voorziening voor te betalen schade of voor de te betalen uitkeringen (art. 2:434 lid 1 sub c B.W.);
– de voorziening voor winstdeling en kortingen (art. 2:434 lid 1 sub d B.W.);
– de voorziening voor latente winstdelingsverplichtingen (art. 2:434 lid 1 sub e B.W.);
– de overige technische voorzieningen (art. 2:434 lid 1 sub f B.W.).
Art. 2:374 B.W. is van toepassing op verzekeringstechnische voorzieningen. Dit geldt niet als de aard van de technische voorziening zich daartegen verzet (art. 2:434 lid 2 B.W.).
Vermelding technische voorzieningen op balans verzekeringsmaatschappij
Op technische voorzieningen, waarbij ook de voorzieningen worden bedoeld uit art. 2:429 lid 2 sub d B.W., wordt het deel dat door herverzekeringsovereenkomsten gefinancierd wordt in mindering gebracht op de balans. Hierbij worden ook op deze voorzieningen de rentestandkortingen in mindering gebracht (art. 2:435 lid 3 B.W.).
Indien op technische voorzieningen door de verzekeringsmaatschappij acquisitiekosten in mindering zijn gebracht, dan dienen deze afzonderlijk te worden vermeld op de jaarrekening (art. 2:435 lid 4 B.W.).
Als de voorziening voor lopende risico’s van ondergeschikte betekenis is op geheel van de voorziening van niet-verdiende premies, dan wordt de omvang van deze post toegelicht (art. 2:435 lid 5 B.W.)
Indien het gaat om een levensverzekeringsmaatschappij, hoeft de maatschappij geen technische voorziening afzonderlijk te vermelden voor niet verdiende premies (art. 2:435 lid 6 B.W.)
De voorziening van art. 2:374 lid 4 sub b B.W. (pensioenverplichtingen) mag onder de voorziening technische levensverzekering worden opgenomen. In dat geval wordt het bedrag van de voorziening vermeld in de toelichting van de post (art. 2:435 lid 7 B.W.)
Vermelding schulden op balans verzekeringsmaatschappij
Onder de schulden van de verzekeringsmaatschappij worden afzonderlijk opgenomen (art. 2:436 lid 1 B.W.):
– schulden uit verzekeringsovereenkomsten, daarbij worden herverzekeringen niet meegenomen (art. 2:436 lid 1 sub a B.W.);
– schulden uit herverzekeringsovereenkomsten (art. 2:436 lid 1 sub b B.W.);
– obligatieleningen, pandbrieven en andere leningen. Hierbij worden converteerbare leningen afzonderlijk vermeld (art. 2:436 lid 1 sub c B.W.);
– schulden aan banken (art. 2:436 lid 1 sub d B.W.);
– overige schulden, met afzonderlijke vermelding van schulden (art. 2:436 lid 1 sub e B.W.).
Bij de onderscheiden posten zoals in lid 1, worden twee onderscheiden in de post opgenomen. De aangegeven schulden aan groepsmaatschappijen en de schulden aan andere rechtspersonen en vennootschappen die en deelneming hebben in de verzekeringsmaatschappij of waarin de verzekeringsmaatschappij zelf een deelneming bezit (art. 2:436 lid 2 B.W.).
Art. 2:375 lid 2 B.W. (looptijd) is van toepassing op elke in lid 1 vermelde groep van schulden (art. 2:436 lid 3 B.W.).
Art. 2:376 B.W. (schulden van anderen) is niet van toepassing op verplichtingen uit verzekeringsovereenkomsten (art. 2:436 lid 4 B.W.).
Voorschriften omtrent de winst- en verliesrekening van verzekeringsmaatschappijen en de toelichting daarop
Winst- en verliesrekening van verzekeringsmaatschappijen
In deze afdeling wordt onder de winst- en verliesrekening verstaan: een technische rekening schadeverzekering, een technische rekening levensverzekering en een niet-technische rekening (art. 2:437 lid 1 B.W.). Deze beschrijving bevat 3 componenten. De aard van de verzekeringsmaatschappij is van belang bij de toepassing van de technische rekeningen.
Een verzekeringsmaatschappij die alleen herverzekert of naast herverzekering het schadeverzekeringsbedrijf uitoefent is bevoegd om de technische rekeningen toe te passen naar de aard van de onderneming (art. 2:437 lid 2 B.W.) Daarbij mag de onderneming er ook voor kiezen om uitsluitend de technische schadeverzekering toe te passen. Wanneer de onderneming ervoor kiest om uitsluitend de technische rekening schadeverzekering toe te passen, dan zal de onderneming de brutopremies afzonderlijk moeten vermelden en dient de onderneming een onderscheiding te maken van brutopremies van levensverzekeringen en schadeverzekeringen.
De onderneming dient bij de technische rekening schadeverzekering afzonderlijk de baten en lasten uit de gewone bedrijfsuitoefening van het schadeverzekeringsbedrijf te vermelden op de gekozen rekening (art. 2:437 lid 3 B.W.) Hierbij dient de onderneming ook de het resultaat van de belastingen op te nemen.
De onderneming dient bij de technische rekening levensverzekering afzonderlijk de baten en lasten uit de gewone bedrijfsuitoefening van het schadeverzekeringsbedrijf te vermelden op de gekozen rekening (art. 2:437 lid 4 B.W.) Hierbij dient de onderneming ook de het resultaat van de belastingen op te nemen.
De onderneming dient op de niet-technische rekening afzonderlijk op te nemen (art. 2:437 lid 5 B.W.):
a. de resultaten voor belastingen uit gewone uitoefening van het schadeverzekeringsbedrijf en het levensverzekeringsbedrijf. Ook worden afzonderlijk opgenomen de opbrengsten en lasten uit beleggingen die niet worden toegewezen of toekomen aan het schade- of levensverzekeringsbedrijf en de toegerekende opbrengsten uit deze beleggingen overgeboekt worden van of aan de technische rekeningen. Hierbij dient de onderneming de baten en lasten, de belastingen op het resultaat van de gewone bedrijfsuitoefening en het resultaat na belastingen apart op te nemen.
b. de buitengewone baten en lasten en daarbij de belastingen over het buitengewone resultaat na geheven belastingen;
c. de overige belastingen;
d. het resultaat na geheven belastingen.
Art. 2:438 lid 4 B.W. is van toepassing op de niet gerealiseerde opbrengsten en verliezen van beleggingen (art. 2:437 lid 6 B.W.).
Technische rekeningen in de jaarrekening van verzekeringsmaatschappij
Onder aftrek van herverzekeringsbaten- en lasten, dient de onderneming afzonderlijk op de technische rekeningen op te nemen (art. 2:438 lid 1 B.W.):
a. de verdiende premies;
b. de opbrengsten uit beleggingen;
c. de niet-gerealiseerde opbrengsten van beleggingen;
d. de overige baten;
e. de schaden of uitkering;
f. de toe- of afneming van de technische voorzieningen die niet onder andere posten moet worden vermeld door de onderneming;
g. de toe- of afneming van de technische voorziening voor winstdeling en kortingen;
h. de bedrijfskosten;
i. de lasten in verband met beleggingen;
j. de overige lasten;
k. de aan de niet-technische rekening toe te rekenen opbrengsten uit beleggingen.
Op de technische rekening schadeverzekering worden de posten b en c genoemd in het vorige lid vervangen voor een post die aan het schadeverzekeringsbedrijf toegerekende opbrengsten en beleggingen, en hierbij vervallen de posten i, j en l, ook genoemd in lid 1 (art. 2:438 lid 2 B.W.). Indien beleggingen rechtstreeks aan het schadeverzekeringsbedrijf direct kunnen worden toegewezen, is de eerste zin niet van toepassing. Post m wordt alleen in de technische rekening schadeverzekering opgenomen.
Bij de toerekening van de opbrengsten van beleggingen van het ene deel naar het andere deel van de winst- en verliesrekening, dient de onderneming de reden en de grondslag te vermelden van deze verschuiving (art. 2:438 lid 3 B.W.).
De waardestijgingen van beleggingen die door de onderneming op grondslag van de actuele waarden worden gewaardeerd, kunnen in de winst- en verliesrekening in aanmerking worden genomen onder post c van lid 1 (de niet-gerealiseerde opbrengsten van beleggingen).
Hiervoor is vereist dat de uitzondering van lid 2 van dit artikel zich niet voordoet dan wel art. 2:445 lid 3 B.W. wordt toegepast in de niet-technische rekening. Indien de eerste zin toegepast wordt, worden de waardeverminderingen van deze beleggingen niet verantwoord als een last zoals in art. 2:440 lid 5 sub b B.W., maar onder post J van lid 1 (de overige lasten).
De waardestijgingen en waardeverminderingen van de beleggingen van de onderneming zoals bedoeld in art. 2:429 lid 1 sub c B.W., moeten in de winst- en verliesrekening worden opgenomen zoals is aangegeven in de eerste twee zinnen (art. 2:438 lid 4 B.W.).
In het boekjaar worden gerealiseerde waardestijgingen van beleggingen gewaardeerd op de winst- en verliesrekening. Deze waardestijgingen worden in aanmerking genomen onder post b van lid 1 (de opbrengsten uit beleggingen), tenzij de onderneming lid 4 van dit artikel heeft toegepast. Dan is het niet meer mogelijk voor de onderneming om waardestijgingen onder post b van lid 1 onder te brengen (art. 2:438 lid 5 B.W.).
Technische en niet-technische rekeningen in jaarrekening van verzekeringsmaatschappij
De onderneming dient op de technische en niet-technische rekeningen de posten uit de volgende leden uit te splitsen zoals in het lid is vermeld (art. 2:439 lid 1 B.W.).
De verdiende premies worden uitgesplitst in (art. 2:439 lid 2 B.W.):
a. de brutopremies die tijdens het boekjaar zijn vervallen. Daarbij zijn de premies samen met de geïnde belastingen of andere bij of krachtens de wet vereiste bijdragen uitgezonderd van deze bepaling;
b. de door de verzekeringsmaatschappij betaalde en verschuldigde herverzekeringspremies. Van deze post worden de bij de aanvang van het boekjaar verschuldigde herverzekeringspremies afgetrokken;
c. de toe- of afneming van de technische voorziening voor niet-verdiende premies. Indien het van toepassing is, vermeld de onderneming ook de technische voorziening voor lopende risico’s;
d. het herverzekeringsdeel van de toe- of afneming, zoals bedoeld onder sub c van dit artikel.
De onderneming mag in de technische rekening levensverzekering de toe- of afneming van de technische voorziening ‘niet-verdiende premies’ onderdeel uitmaken van de toe- of afneming van de technische voorziening levensverzekering (art. 2:439 lid 3 B.W.). De uitsplitsing zoals bedoeld in lid 2 sub d hoeft niet te worden gemaakt.
De schaden dan wel uitkeringen worden gesplitst in (art. 2:439 lid 4 B.W.):
a. de voor eigen rekening betaalde schaden of uitkeringen. De onderneming dient afzonderlijk op te nemen op de winst- en verliesrekening de totaal betaalde schaden of uitkeringen op te nemen. Daarbij ook het herverzekeringsdeel;
b. de toe- of afneming van de voorziening voor te betalen schaden of uitkeringen voor eigen rekening. De onderneming dient het herverzekeringsdeel en de som van deze beide bedragen afzonderlijk op te nemen.
Bij de post ‘toe- of afneming van technische voorzieningen’ die niet door de onderneming onder andere posten moet worden vermeld, wordt op de winst- en verliesrekening afzonderlijk opgenomen (art. 2:439 lid 5 B.W.):
a. de toe- of afneming van de technische voorziening voor levensverzekering voor eigen rekening. De onderneming dient het herverzekeringsdeel en de som van deze beide bedragen afzonderlijk op te nemen op de winst- en verliesrekening;
b. de toe- of afneming van de overige technische voorzieningen.
Tenzij de cumulatieve uitloop over de drie voorgaande boekjaren en de uitloop in het boekjaar telkens minder bedraagt dan 10% van het resultaat van de technische rekening van dat jaar, dan moet de onderneming in de toelichting een overzicht vermelden. Dit dient te gebeuren per branchegroep. Daarbij dient de aard en omvang van de uitloop in het boekjaar van de drie voorgaande boekjaren door de onderneming te worden vermeld voor te betalen schaden of uitkeringen. In dit gemaakte overzicht worden per branchegroep de aard en omvang vermeld van de totale uitloop van de voorgaande boekjaren. Dit gebeurt ten laste van het vierde voorgaande boekjaar en de boekjaren daarvoor gevormde voorzieningen voor te betalen schade of uitkeringen. In dit overzicht wordt het effect van toegepaste discontering aangegeven (art. 2:439 lid 6 B.W.).
Verantwoording bedrijfskosten in jaarrekening verzekeringsmaatschappij
Bij de bedrijfskosten worden afzonderlijk vermeld (art. 2:440 lid 1 B.W.):
a. de acquisitiekosten;
b. de toe- of afneming van de overlopende acquisitiekosten;
c. de beheerskosten, personeelskosten en de afschrijvingen op bedrijfsmiddelen. Deze zijn van toepassing zolang deze niet onder acquisitiekosten, schaden of lasten in verband met beleggingen zijn opgenomen vallen;
d. de op de bedrijfskosten in mindering gebrachte provisie en winstverdeling die de onderneming ter zake van de herverzekeringsovereenkomsten heeft ontvangen.
Middellijke of onmiddellijke kosten die samenhang hebben met het sluiten van verzekeringsovereenkomsten, kunnen als acquisitiekosten worden aangemerkt (art. 2:440 lid 2 B.W.).
Bij de opbrengsten uit beleggingen van de onderneming worden de volgende leden afzonderlijk vermeld (art. 2:440 lid 3 B.W.):
a. de opbrengsten uit deelneming;
b. de opbrengsten uit andere beleggingen. Deze opbrengsten dienen gesplitst te worden naar opbrengsten uit terreinen en gebouwen uit de overige beleggingen;
c. de terugnemingen van de waardeverminderingen van beleggingen. Deze worden alleen niet opgenomen in de herwaarderingsreserve;
d. de opbrengsten bij verkoop van beleggingen.
De onderscheiden die zijn genoemd in lid 3 onder sub a (opbrengsten uit deelnemingen) en sub b (gesplitste opbrengsten uit deelnemingen) worden per groep aangegeven op de winst- en verliesrekening (art. 2:440 lid 4 B.W.) . Hierbij worden de opbrengsten uit de verhouding met groepsmaatschappijen aangegeven.
Bij de lasten in verband met beleggingen worden afzonderlijk vermeld (art. 2:440 lid 5 B.W.):
a. de kosten die worden gemaakt voor het beheer van beleggingen. Hierbij worden de rentekosten ook inbegrepen;
b. de waardeverminderingen van beleggingen en de afschrijvingen op beleggingen. De afschrijvingen op beleggingen worden alleen volgens dit artikel vermeld indien deze niet aan de herwaarderingsreserve zijn onttrokken;
c. het verlies bij de verkoop van beleggingen.
De onderneming dient het bedrag van winstdeling en kortingen in de toelichting op te nemen op de winst- en verliesrekening (art. 2:440 lid 6 B.W.).
Het overzicht van de samenstelling van het totaalresultaat (Paragraaf 2a)
Verantwoording van het totaalresultaat in de jaarrekening van verzekeraars
De onderneming dient naast het opmaken van een winst- en verliesrekening ook een overzicht op te maken van de samenstelling van het totaalresultaat (art. 2:440a B.W.) . Dit totaalresultaat is gelijk aan het verschil in eigen vermogen tussen de balans aan het begin van het boekjaar en aan het eind van het boekjaar. De onderneming dient deze te corrigeren voor kapitaalstortingen en kapitaalonttrekkingen.
Bijzondere voorschriften omtrent de toelichting (Par. 4)
Art. 2:380 B.W. (bijzondere voorschriften omtrent de toelichting Titel 9, Afd. 5 Boek 2 B.W.) is niet van toepassing op deze titel (art. 2:441 lid 1 B.W.). Die bepaling schrijft voor, dat inzicht gegeven moet worden in de mate waarin elk van de soorten van die werkzaamheden tot de netto-omzet heeft bijgedragen, als het bedrijf werkzaam is in verschillende bedrijfstakken. Voor verzekeringsmaatschappijen gelden afzonderlijke eigen voorschriften.
Voorschriften voor verzekeringsmaatschappijen die het schadeverzekeringsbedrijf of herverzekeringsbedrijf uitoefenen
Een verzekeringsmaatschappij die het schadeverzekerings- of schadeherverzekeringsbedrijf uitoefent dient een overzicht te vermelden met de volgende gegevens (art. 2:441 lid 2 B.W.). Het herverzekeringsdeel is hierbij inbegrepen:
a. de geboekte premies;
b. de verdiende premies;
c. de schaden;
d. de bedrijfskosten;
e. de som van de herverzekeringsbaten- en lasten.
Deze gegevens worden gesplitst naar de schadeverzekering en de herverzekering als een tiende deel of meer van de geboekte premies uit de herverzekeringsovereenkomsten afkomstig is (art. 2:441 lid 3 B.W.).
De gegevens die betrekking hebben op de schadeverzekering worden onderscheiden naar de volgende groepen (art. 2:441 lid 4 B.W.):
a. ongevallen en ziekte;
b. wettelijke aansprakelijkheid motorrijtuigen;
c. motorrijtuigen overig;
d. zee-, transport- en luchtvaartverzekering;
e. brand en andere schade aan zaken;
f. algemene aansprakelijkheid, met uitzondering van de wettelijke aansprakelijkheid van motorrijtuigen en van de aansprakelijkheid voor zee, transport en luchtvaart;
g. krediet en borgtocht;
h. rechtsbijstand;
i. hulpverlening en;
j. diverse geldelijke verliezen.
Indien de geboekte premies voor een bepaalde groep meet dan 10 miljoen euro bedragen. De verzekeringsmaatschappij dient dan vervolgens de gegevens van haar drie belangrijkste groepen te vermelden (art. 2:441 lid 4 B.W.).
Een verzekeringsmaatschappij die het levensverzekerings- of levensherverzekeringsbedrijf uitoefent dient in een overzicht verschillende posten te vermelden (art. 2:441 lid 5 B.W.).Het gaat om de geboekte premies, met inbegrip van het herverzekeringsdeel, en het saldo van de herverzekeringsbaten en -lasten. De geboekte premies worden gesplitst naar de levensverzekering en de herverzekering als meer dan een tiende van de geboekte premies bestaat uit herverzekeringsovereenkomsten.
De geboekte premies levensverzekering worden onderscheiden naar (art. 2:441 lid 6 B.W.):
a. premies uit collectieve verzekeringsovereenkomsten en die uit individuele overeenkomsten;
b. koopsommen en weerkerende betalingen, en
c. premies van overeenkomsten waarbij de tot uitkering gerechtigde het beleggingsrisico draagt, van overeenkomsten met winstdeling, en van overeenkomsten zonder winstdeling.
Een onder a, b of c vermelde categorie die minder dan een tiende bedraagt van het totaal van de geboekte premies, hoeft door de onderneming niet te worden vermeld (art. 2:441 lid 6 B.W.).
Vermelding bedrag van de premies en het herverzekeringsdeel
De onderneming dien het bedrag van de premies te vermelden met inbegrip van het herverzekeringsdeel die zijn geboekt op verzekeringsovereenkomsten gesloten vanuit (art. 2:441 lid 7 B.W.):
a. Nederland;
b. het overige grondgebied van de Europese Gemeenschappen;
c. de landen daarbuiten.
Telkens als het bedrag groter is dan 5 procent van het totaal van de geboekte premies.
De onderneming dient het bedrag van betaalde en verschuldigde provisies op te geven op de winst- en verliesrekening, ongeacht de aard van de provisie (art. 2:441 lid 8 B.W.).
In de toelichting van de winst- en verliesrekening wordt vermeld (art. 2:441 lid 9 B.W.):
a. het bedrag van de solvabiliteit waarover de verzekeringsmaatschappij tenminste dient te beschikken;
b. het bedrag van de solvabiliteit dat het bestuur van de verzekeringsmaatschappij noodzakelijk acht;
c. het bedrag van de aanwezige solvabiliteit.
De verzekeraars met beperkte risico-omvang zoals bedoeld in art. 1:1 Wft dienen in de toelichting op basis van art. 3:73c van die wet vastgestelde toelichtingen op de solvabiliteit en financiële positie (art. 2:441 lid 10 B.W.).
Bijzondere voorschriften omtrent de grondslagen van waardering en van bepaling van het resultaat (Par. 5)
Grondslagen van waardering in jaarrekening verzekeringsmaatschappij
De beleggingen van de onderneming dient als actuele waarde in aanmerking te worden genomen bij de waardering van het resultaat. De marktwaarde dient te worden opgesteld aan de hand van de regels bij algemene maatregel van bestuur onverminderd het bepaalde in art. 2:389 B.W. (art. 2:442 lid 1 B.W.)
Indien de onderneming in bezit is van beleggingen waarbij de tot uitkering gerechtigde partij het beleggingsrisico worden op het resultaat van de onderneming gewaardeerd op grondslag van de actuele waarde (art. 2:442 lid 2 B.W.). Deze regeling is ook van toepassing op spaarkasbeleggingen.
Voor elke post die op de balans toebehoort tot beleggingen en op de balansdatum aanwezig is op de balans dient de onderneming de verkrijgings- of vervaardigingsprijs op te geven (art. 2:442 lid 3 B.W.) Een voorwaarde voor deze regeling is dat de waardering op de grondslag van de actuele waarde geschiedt.
Als beleggingen in terreinen en gebouwen door de onderneming op grond van de actuele waarde worden gewaardeerd, is het niet nodig voor de onderneming om art. 2:386 lid 4 B.W. toe te passen (art. 2:442 lid 4 B.W.). Als een onderneming een terrein of gebouw bezit voor eigen gebruik, dient de onderneming dit in de winst- of verliesrekening toe te lichten. In deze toelichting dient de onderneming het bedrag van de aan deze beleggingen toegerekende opbrengsten aan te geven.
Beleggingen zoals bedoeld in art. 2:430 lid 4 onder a B.W. worden op grondslag van de actuele waarde gewaardeerd (art. 2:442 lid 5 B.W.). Beleggingen in converteerbare obligaties worden ook tegen de actuele waarde gewaardeerd, tenzij deze beleggingen bedoeld zijn zoals in art. 2:384 lid 8 B.W.
Vermelding waardepapieren in jaarrekening verzekeringsmaatschappij
Waardepapieren met een vaste rentestand of waardepapieren met rente afhankelijk van de rentestand en behoren tot de beleggingen van de ondernemingen, worden op grondslag van de actuele waarde of tegen aflossingswaarde gewaardeerd (art. 2:443 lid 1 B.W.). Deze regeling is van toepassing onverminderd art. 2:387 lid 4 B.W. Als deze waardepapieren geen aflossingswaarde kennen dient de onderneming de waardepapieren op grondslag van de actuele waarde of tegen de verkrijgingsprijs gewaardeerd, wederom onverminderd art. 2:387 lid 4 B.W..
Indien de onderneming de waardepapieren op de balans opneemt tegen de aflossingswaarde, dient de onderneming het verschil tussen de verkrijgingsprijs en aflossingswaarde te vermelden en over de jaren sinds de aanschaf als resultaat aan te duiden (art. 2:443 lid 2 B.W.). De onderneming mag het verschil ook in één keer als resultaat op de balans verantwoorden indien de verkrijgingsprijs hoger was dan de aflossingswaarde.
Lid 3 van art. 2:443 is vervallen
De vorderingen uit leningen waarvoor zakelijke zekerheid is gesteld mogen tegen aflossingswaarde worden gewaardeerd (art. 2:443 lid 4 B.W.). Andere vorderingen uit leningen zoals bedoeld in art. 2:430 lid 4 onder d en e mogen eveneens tegen aflossingswaarde worden gewaardeerd.
Waardering technische voorzieningen in jaarrekening verzekeringsmaatschappij
De onderneming dient technische voorzieningen te waarderen op grondslagen die voor de bedrijfstak aanvaardbaar zijn (art. 2:444 B.W.). Wanneer de onderneming de technische voorzieningen waardeert wordt uitgegaan dat de verzekeringsmaatschappij in staat moet zijn te voldoen aan voorzienbare verplichtingen uit verzekeringsovereenkomsten. Deze voorzienbare verplichtingen worden bepaald naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. De bepaling van de technische voorziening voor levensverzekering van de onderneming geschiedt door deskundigen. Dit geldt ook voor de technische voorziening voor periodiek te betalen schaden of uitkeringen.
Voorziening niet-verdiende premies in jaarrekening verzekeringsmaatschappij
De voorziening van een verzekeringsmaatschappij voor niet-verdiende premies en lopende risico’s bevat meerdere onderdelen (art. 2:444a lid 1 B.W.). Indien de catastrofevoorziening is getroffen vindt deze regeling ook toepassing op de catastrofevoorziening. De onderdelen zijn:
1. De in het boekjaar ontvangen premies waarop het risico staat vermeld (art. 2:444a lid 1 sub a B.W.). Het gaat om risico’s die op het volgende boekjaar of boekjaren betrekking hebben; en
2. De schaden en kosten uit de lopende verzekeringen die na afloop van het boekjaar kunnen ontstaan bij de onderneming (art. 2:444a lid 1 sub b B.W.). Er mag er geen mogelijkheid bestaan dat deze schaden en kosten gedekt kunnen worden door de voorziening die betrekking heeft op de in het daaropvolgende boekjaar of de boekjaren nog te ontvangen premies.
De verzekeringsmaatschappij dient de voorziening voor niet-verdiende premies afzonderlijk voor elke schadeverzekering te bepalen op een voorzichtige wijze (art. 2:444a lid 2 B.W.). De onderneming is bevoegd om statische of wiskundige methoden te gebruiken indien de aard van de verzekering dat toelaat en deze methoden nagenoeg hetzelfde resultaat opleveren als de andere afzonderlijke berekeningen.
Voorziening levensverzekeringen in jaarrekening verzekeringsmaatschappij
De voorziening voor levensverzekeringen die door de verzekeringsmaatschappij is aangehouden wordt berekend op basis van een voldoende voorzichtige toekomstgerichte actuariële methode (art. 2:444b lid 1 B.W.). De verzekeringsmaatschappij dient rekening te houden met de in de toekomst te ontvangen premies en toekomstige verplichtingen voor iedere lopende levensverzekering en de daarbij gestelde voorwaarden.
De onderneming heeft ook de mogelijkheid om de retrospectieve methode toe te passen indien voorzieningen op basis van deze methode niet lager zijn van dan bij toepassing van de prospectieve methode (art. 2:444b lid 2 B.W.). Een andere voorwaarde is dat het gebruik van de prospectieve methode vanwege de aard van het betrokken type levensverzekering wel mogelijk moet zijn. Het is niet mogelijk de prospectieve methode toe te passen als de aard van de levensverzekering zich hiertegen verzet.
Voorziening te betalen schades in jaarrekening verzekeringsmaatschappij
De verzekeringsmaatschappij is gehouden een voorziening aan te houden voor te betalen schaden of te betalen uitkeringen (art. 2:444c lid 1 B.W.). Deze post dient het bedrag van de te verwachten schaden te omvatten en de volgende punten in aanmerking te nemen:
1. De schaden of verplichtingen die voor de balansdatum worden gemeld en door de onderneming nog niet zijn afgewikkeld (art. 2:444c lid 1 sub a B.W.). Dat geldt ook voor de schaden of verplichtingen die nog niet zijn gemeld door de onderneming;
2. De kosten die verband houden met de afwikkeling van schaden of uitkeringen (art. 2:444c lid 1 sub b B.W.); en
3. De verwachte baten die in verband staan met de schaden of uitkeringen uit subrogatie (art. 2:444c lid 1 sub c B.W.). Dat geldt ook voor de verkrijging van eigendom van verzekerde zaken.
Als een onderneming periodiek te betalen uitkeringen doet dienen deze betalingen gedaan te worden volgens actuariële methoden (art. 2:444c lid 2 B.W.). Art. 2:435a lid 2 B.W. is van overeenkomstige toepassing.
Het is voor een onderneming slechts toegestaan om de voorziening van de te betalen schaden of uitkeringen te disconteren indien de afwikkeling van de schaden ten minste vier jaar na het tijdstip van het opmaken van de jaarrekening zal duren (art. 2:444c lid 3 B.W). Het gaat hierbij niet om periodieke uitkeringen. Deze afwikkeling geschiedt volgens een betrouwbaar schade-afwikkelingsschema en de onderneming dient rekening te houden met alle factoren die de kosten van deze afwikkeling mogelijk kunnen verhogen. Indien deze voorziening voor te betalen schaden of uitkeringen wordt verminderd als reactie op de discontering van de te betalen schaden, dient de onderneming in de toelichting op de balans van de voorziening en de gebruikte methode van discontering te vermelden.
Indien bij de onderneming sprake is van communautaire co-assurantie dient de onderneming zich aan de volgende regel te houden (art. 2:444c lid 4 B.W.). De voorzieningen van de te betalen schaden of uitkeringen dienen verhoudingsgewijs ten minste gelijk te zijn aan die welke de co-assuradeur aanhoudt. Deze voorzieningen worden aangehouden volgens regels of gebruiken die gelden in de lidstaat waarin de verzekeringsmaatschappij de verplichtingen van de communautaire co-assurantie is aangegaan.
Voorziening winstdeling in jaarrekening verzekeringsmaatschappij
De verzekeringsmaatschappij houdt een voorziening aan voor winstdeling en kortingen die bestemd zijn voor verzekeringnemer, verzekerden of gerechtigden op uitkeringen (art. 2:444d B.W.). Van belang is dat deze voorziening niet leidt tot verhoging van de voorziening voor levensverzekering. Hierbij worden bedragen opgenomen die worden aangemerkt als een gedeeltelijke terugbetaling van premies. Deze bedragen worden op grond van het resultaat van verzekering vertegenwoordigd. Een voorwaarde is dat deze niet tot verhoging van de ledenrekening leidt.
Bijzondere bepalingen voor de geconsolideerde jaarrekening (Par. 6)
Verantwoording volgens voorschriften voor verzekeringsmaatschappij
Maatschappijen die niet identificeren als een verzekeringsmaatschappij dienen een geconsolideerde jaarrekening te verantwoorden met dezelfde voorschriften voor verzekeringsmaatschappijen (art. 2:445 lid 1 B.W.). Deze regel is alleen van toepassing als deze maatschappij is opgenomen in een geconsolideerde jaarrekening van een verzekeringsmaatschappij.
De groepsmaatschappij die aan het hoofd van de groep wordt in de geconsolideerde jaarrekening opgenomen volgens de voorschriften voor verzekeringsmaatschappijen (art. 2:445 lid 2 B.W.). De maatschappij die aan het hoofd staat dient geen of nagenoeg geen andere werkzaamheid uit te oefenen dan de uitoefening van het verzekeringsbedrijf. Deze regel is alleen van toepassing als deze groepsmaatschappij geen of nagenoeg geen andere werkzaamheden verricht dan het beheren en financieren van groepsmaatschappijen en deelnemingen.
Als een geconsolideerde winst- en verliesrekening door de verzekeringsmaatschappij wordt opgemaakt van schade- en levensverzekeringen mag de verzekeringsmaatschappij alle opbrengsten van beleggingen in de niet-technische rekening opnemen (art. 2:445 lid 3 B.W.). In de technische rekening schadeverzekering en in de technische rekening levensverzekering vervallen de posten i, j en l van art. 2:438 lid 1 B.W. De posten b en c in art. 2:438 lid 1 B.W. vervangen een post die opbrengsten van beleggingen omvat.
Art. 2:407 lid 2 B.W. is niet van toepassing (art. 2:445 lid 4 B.W.).
Art. 2:446 uitzondering elimineren winst en verlies
De verzekeringsmaatschappij hoeft winsten en verliezen niet te elimineren als de overeenkomsten zijn aangegaan op basis van marktvoorwaarden zijn aangegaan en gerechtigden daarmee begunstigd worden (art. 2:446 lid 1 B.W.). De toepassing van deze uitzondering wordt vermeld samen met de invloed op het vermogen en het resultaat. Dit is niet van toepassing als dit van ondergeschikte betekenis is.
De termijn van drie maanden kan verlengd worden tot zes maanden voor gegevens van de herverzekering (art. 2:446 lid 2 B.W.). Het gaat om art. 2:412 lid 2 B.W.
Als een buitenlandse verzekeringsmaatschappij deel uitmaakt van de groep mag de verzekeringsmaatschappij de technische voorzieningen volgens de waarderingsvoorschriften van haar recht (art. 2:446 lid 3 B.W.). Dit is alleen mogelijk als dat recht afwijking van deze voorschriften niet toestaat. Als de verzekeringsmaatschappij van deze regel gebruik maakt dient dat in toelichting vermeld.
Het derde lid is van toepassing ten aanzien van beleggingen waarbij de tot uitkering gerechtigde het beleggingsrisico draagt en als het gaat om spaarkasbeleggingen (art. 2:446 lid 4 B.W.).
Auteur & Last edit
[MdV, 17-03-2022; OP 15-01-2023]
Bepalingen voor de jaarrekening van verzekeringsmaatschappijen (Afd. 15, Titel 9, Boek 2 B.W.)
Zoeken binnen de kennisbank
Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!