Prorogatie (Titel 6, Boek 1 Rv.)
Inleiding prorogatie
Prorogatie is het overslaan van een feitelijke instantie. Een procedure die in 1e instantie aangebracht moet worden bij de rechtbank wordt in plaats daarvan direct aangebracht bij het Gerechtshof. Deze figuur is geregeld in Titel 6 van Boek 1 Rv. De Titels 4 en 5 bevatten (in juni 2023 nog steeds) slechts vervallen bepalingen. Titel 6 bevat 3 bepalingen (art. 329 Rv. tot en met art. 331 Rv.). Dit laatste artikel heeft enige antiquiteitswaarde: de taal is nog van vroeger tijden. Zo spreekt de wet hier nog van “geregtshof” en “regtsgedingen”.
Prorogatie is als gezegd het overslaan van een feitelijke instantie. Wanneer partijen afspreken na een vonnis van de rechtbank direct in cassatie te gaan – waardoor dus het hoger beroep wordt overgeslagen – dan wordt dat “sprongcassatie” genoemd.
Wanneer is prorogatie mogelijk?
In alle voor hoger beroep bij het gerechtshof vatbare geschillen over zaken die ter vrije bepaling van de partijen staan, kunnen partijen overeenkomen die geschillen bij de aanvang van het geding dadelijk ter kennis te brengen van het gerechtshof dat in hoger beroep bevoegd zou zijn (art. 329 Rv.).
Ter vrije beschikking wil zeggen dat bepaalde kwesties – bvb. echtscheiding, faillissement enz. – alleen door de rechter beslist kunnen worden. In HR 24 september 2021 (ondertoezichtstelling) besliste de Hoge Raad dat een verzoek tot ondertoezichtstelling daarom niet direct bij een gerechtshof kan worden ingediend.
Dat houdt dus in dat zaken, die niet vatbaar zijn voor hoger beroep, prorogatie niet mogelijk is. Zie voor de vraag welke zaken open staan voor hoger beroep de pagina Appellabiliteit.
Prorogatie is bovendien slechts mogelijk met instemming van alle betrokken procespartijen.
Ook formele vertegenwoordigers zijn bevoegd tot prorogatie
Een bepaling uit de oude doos die het nog steeds goed doet is art. 330 Rv.. Deze bepaalt, dat ook formele vertegenwoordigers bevoegd zijn prorogatie overeen te komen met hun wederpartij. De wet noemt curatoren, voogden en bewindvoerders. De tekst is gemoderniseerd en luidt nu “mits zij daarbij de verplichtingen in acht nemen die bij wet aan hen zijn opgelegd.”
Procesregels bij prorogatie
In art. 331 lid 1 Rv. schrijft de wet voor, dat het Gerechtshof bij prorogatie de procesregels dient te hanteren die gelden voor de 1e feitelijke instantie, dus zoals bij de rechtbank en niet de procesregels die normaliter bij het Gerechtshof gelden.
Dit kan enige verschillen met zich meebrengen, maar waar eerder bvb. bij de rechtbank anders dan bij het Hof twee conclusierondes mogelijk waren, is dat nu ook niet meer het geval.
Geen hoger beroep mogelijk na prorogatie
Uit de aard der zaak is na een procedure bij het Gerechtshof op basis van prorogatie geen hoger beroep op de feitenrechter meer mogelijk (art. 331 lid 2 Rv.). Dat was immers de kern van de tussen partijen gemaakte afspraak. Wanneer partijen overwegen prorogatie af te spreken, moeten zij zich dus wel goed realiseren dat dit het verlies van een feitelijke instantie betekent. Er is dus maar één procedurele ronde mogelijk om de feiten goed voor het voetlicht te brengen en door de rechter te laten vaststellen.
Prorogatie ligt voor de hand in procedures waar de feiten al redelijk vast liggen, en met name een juridisch geschilpunt moet worden beslecht. Het geeft ook een snellere toegang tot de Hoge Raad. Tegen de beslissing van het Gerechtshof kan namelijk nog wel cassatie worden ingesteld. Zie bij voorbeeld HR 2 maart 2018 (BOVAG/Pensioenfonds Metaal en Techniek).
Negatieve of omgekeerde prorogatie
Naast prorogatie bij het Gerechtshof – waar deze Titel over handelt – bestaat ook de mogelijkheid voor partijen om af te spreken een zaak, die in 1e instantie bij de gewone rechtbank (dus niet bij de sector Kanton) aangebracht moet worden, te laten beslechten door de Kantonrechter. Dit wordt omgekeerde prorogatie genoemd en is geregeld in art. 96 Rv..
In het verleden was het Kantongerecht een aparte lagere instantie, en was de rechtbank de appelrechter voor Kantonzaken. Nu zijn die twee gerechten in elkaar geschoven en is het aantal Kantongerechten (voorheen 64 in getal) sterk verminderd. Dat noemt met “negatieve prorogatie”.
Het feit, dat de Kantonrechters nu onderdeel zijn geworden van de rechtbanken, neemt niet weg dat omgekeerde prorogatie nog steeds mogelijk is. Voordeel van negatieve prorogatie is dat de procesregels eenvoudiger zijn en partijen zelf kunnen procederen. Ook is een lager griffierecht verschuldigd. Het is dan ook zeker te overwegen negatieve prorogatie standaard op te nemen als wijze van geschillenbeslechting in overeenkomsten of algemene voorwaarden, in plaats van de vaak opgenomen, maar veel duurdere oplossing door arbitrage. Zie over negatieve prorogatie nader de pagina Kantonzaken.
Rechtspraak
HR 2 maart 2018 (BOVAG/Pensioenfonds Metaal en Techniek) – een voorbeeld van cassatie tegen een arrest gewezen na prorogatie.
HR 21 februari 2014 (geschil boedelscheiding) – Geen mogelijkheid een te laat ingesteld appel toe te staan onder de noemer prorogatie. In deze zaak had het Hof de vrouw toegestaan in beroep te komen van een tussenarrest, maar was de appeltermijn overschreden. De Hoge Raad beslist, dat als het Hof gemeend heeft de vrouw wel ontvankelijk te achten op grond van prorogatie, uit de zaak blijkt dat dit geen geval van prorogatie is, zodat de niet-ontvankelijkheid had moeten worden uitgesproken.
Hof 29 mei 2018 (huurgeschil discotheek) – voorbeeld waarin partijen prorogatie hebben afgesproken, nadat er onenigheid was ontstaan over de uitleg van het dictum van een in kort geding tussen hen gewezen vonnis.
Auteur & Last edit
[MdV, 31-12-2019; laatste bewerking 6-06-2023]
Prorogatie (Titel 6, Boek 1 Rv.)
Inleiding prorogatie
Prorogatie is het overslaan van een feitelijke instantie. Een procedure die in 1e instantie aangebracht moet worden bij de rechtbank wordt in plaats daarvan direct aangebracht bij het Gerechtshof. Deze figuur is geregeld in Titel 6 van Boek 1 Rv. De Titels 4 en 5 bevatten (in juni 2023 nog steeds) slechts vervallen bepalingen. Titel 6 bevat 3 bepalingen (art. 329 Rv. tot en met art. 331 Rv.). Dit laatste artikel heeft enige antiquiteitswaarde: de taal is nog van vroeger tijden. Zo spreekt de wet hier nog van “geregtshof” en “regtsgedingen”.
Prorogatie is als gezegd het overslaan van een feitelijke instantie. Wanneer partijen afspreken na een vonnis van de rechtbank direct in cassatie te gaan – waardoor dus het hoger beroep wordt overgeslagen – dan wordt dat “sprongcassatie” genoemd.
Wanneer is prorogatie mogelijk?
In alle voor hoger beroep bij het gerechtshof vatbare geschillen over zaken die ter vrije bepaling van de partijen staan, kunnen partijen overeenkomen die geschillen bij de aanvang van het geding dadelijk ter kennis te brengen van het gerechtshof dat in hoger beroep bevoegd zou zijn (art. 329 Rv.).
Ter vrije beschikking wil zeggen dat bepaalde kwesties – bvb. echtscheiding, faillissement enz. – alleen door de rechter beslist kunnen worden. In HR 24 september 2021 (ondertoezichtstelling) besliste de Hoge Raad dat een verzoek tot ondertoezichtstelling daarom niet direct bij een gerechtshof kan worden ingediend.
Dat houdt dus in dat zaken, die niet vatbaar zijn voor hoger beroep, prorogatie niet mogelijk is. Zie voor de vraag welke zaken open staan voor hoger beroep de pagina Appellabiliteit.
Prorogatie is bovendien slechts mogelijk met instemming van alle betrokken procespartijen.
Ook formele vertegenwoordigers zijn bevoegd tot prorogatie
Een bepaling uit de oude doos die het nog steeds goed doet is art. 330 Rv.. Deze bepaalt, dat ook formele vertegenwoordigers bevoegd zijn prorogatie overeen te komen met hun wederpartij. De wet noemt curatoren, voogden en bewindvoerders. De tekst is gemoderniseerd en luidt nu “mits zij daarbij de verplichtingen in acht nemen die bij wet aan hen zijn opgelegd.”
Procesregels bij prorogatie
In art. 331 lid 1 Rv. schrijft de wet voor, dat het Gerechtshof bij prorogatie de procesregels dient te hanteren die gelden voor de 1e feitelijke instantie, dus zoals bij de rechtbank en niet de procesregels die normaliter bij het Gerechtshof gelden.
Dit kan enige verschillen met zich meebrengen, maar waar eerder bvb. bij de rechtbank anders dan bij het Hof twee conclusierondes mogelijk waren, is dat nu ook niet meer het geval.
Geen hoger beroep mogelijk na prorogatie
Uit de aard der zaak is na een procedure bij het Gerechtshof op basis van prorogatie geen hoger beroep op de feitenrechter meer mogelijk (art. 331 lid 2 Rv.). Dat was immers de kern van de tussen partijen gemaakte afspraak. Wanneer partijen overwegen prorogatie af te spreken, moeten zij zich dus wel goed realiseren dat dit het verlies van een feitelijke instantie betekent. Er is dus maar één procedurele ronde mogelijk om de feiten goed voor het voetlicht te brengen en door de rechter te laten vaststellen.
Prorogatie ligt voor de hand in procedures waar de feiten al redelijk vast liggen, en met name een juridisch geschilpunt moet worden beslecht. Het geeft ook een snellere toegang tot de Hoge Raad. Tegen de beslissing van het Gerechtshof kan namelijk nog wel cassatie worden ingesteld. Zie bij voorbeeld HR 2 maart 2018 (BOVAG/Pensioenfonds Metaal en Techniek).
Negatieve of omgekeerde prorogatie
Naast prorogatie bij het Gerechtshof – waar deze Titel over handelt – bestaat ook de mogelijkheid voor partijen om af te spreken een zaak, die in 1e instantie bij de gewone rechtbank (dus niet bij de sector Kanton) aangebracht moet worden, te laten beslechten door de Kantonrechter. Dit wordt omgekeerde prorogatie genoemd en is geregeld in art. 96 Rv..
In het verleden was het Kantongerecht een aparte lagere instantie, en was de rechtbank de appelrechter voor Kantonzaken. Nu zijn die twee gerechten in elkaar geschoven en is het aantal Kantongerechten (voorheen 64 in getal) sterk verminderd. Dat noemt met “negatieve prorogatie”.
Het feit, dat de Kantonrechters nu onderdeel zijn geworden van de rechtbanken, neemt niet weg dat omgekeerde prorogatie nog steeds mogelijk is. Voordeel van negatieve prorogatie is dat de procesregels eenvoudiger zijn en partijen zelf kunnen procederen. Ook is een lager griffierecht verschuldigd. Het is dan ook zeker te overwegen negatieve prorogatie standaard op te nemen als wijze van geschillenbeslechting in overeenkomsten of algemene voorwaarden, in plaats van de vaak opgenomen, maar veel duurdere oplossing door arbitrage. Zie over negatieve prorogatie nader de pagina Kantonzaken.
Rechtspraak
HR 2 maart 2018 (BOVAG/Pensioenfonds Metaal en Techniek) – een voorbeeld van cassatie tegen een arrest gewezen na prorogatie.
HR 21 februari 2014 (geschil boedelscheiding) – Geen mogelijkheid een te laat ingesteld appel toe te staan onder de noemer prorogatie. In deze zaak had het Hof de vrouw toegestaan in beroep te komen van een tussenarrest, maar was de appeltermijn overschreden. De Hoge Raad beslist, dat als het Hof gemeend heeft de vrouw wel ontvankelijk te achten op grond van prorogatie, uit de zaak blijkt dat dit geen geval van prorogatie is, zodat de niet-ontvankelijkheid had moeten worden uitgesproken.
Hof 29 mei 2018 (huurgeschil discotheek) – voorbeeld waarin partijen prorogatie hebben afgesproken, nadat er onenigheid was ontstaan over de uitleg van het dictum van een in kort geding tussen hen gewezen vonnis.
Auteur & Last edit
[MdV, 31-12-2019; laatste bewerking 6-06-2023]
Prorogatie (Titel 6, Boek 1 Rv.)
Zoeken binnen de kennisbank
Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!