Bijzondere pachtovereenkomsten (Afd. 12, Titel 5, Boek 7 B.W.)
Inleiding bijzondere pachtovereenkomsten
Naast de gewone pachtovereenkomst kent de wet nog enkele bijzondere pachtovereenkomsten. In Afd. 12, Titel 5, Boek 7 B.W. geeft de wet daarover een aantal bepalingen, onderverdeeld in 4 paragrafen (art. 7:385 B.W. tot en met art. 7:398 B.W.).
Verpachting door openbare lichamen (Par. 1)
Openbare lichamen kunnen de grondkamer verzoeken om goedkeuring bij het aangaan van pachtovereenkomsten m.b.t. aan hun in eigendom toebehorende hoeven of los land die een bestemming hebben voor “niet tot de landbouw betrekkelijke doeleinden van openbaar nut”, waarbij een aantal specifiek in de wet opgesomde bedingen worden opgenomen (art. 7:385 B.W.).
Art. 7:386 B.W. bepaalt dat de grondkamer niet de bestemming toetst. In art. 7:387 B.W. zijn speciale bepalingen opgenomen dat de pachter bij beëindiging geen recht heeft op schadevergoeding.
Verpachting binnen reservaten (Par. 2)
Definitie “reservaat” (art. 7:388 B.W.):
“een gebied waar de eigendom dan wel de erfpacht van landbouwgronden door de Staat, een publiekrechtelijke rechtspersoon of een bij koninklijk besluit aangewezen particuliere terrein-beherende natuurbeschermingsorganisatie is verworven
en
waar een beheer gevoerd kan worden gericht op doeleinden van natuur- en landschapsbehoud anders dan door middel van een daartoe te sluiten overeenkomst betreffende het richten van de bedrijfsvoering van agrarische bedrijven op doeleinden van natuur- en landschapsbehoud.”
In een pachtovereenkomst m.b.t. grond / hoeve in een reservaat kunnen bijkomende verplichtingen worden opgenomen ten dienste van het natuurbeheer (art. 7:389 B.W.). Dan geldt een pachttermijn van zes jaren (art. 7:390 B.W.).
Aan de grondkamer kunnen verzoeken gericht worden door de pachter en verpachter tot herziening van de voorwaarden.
Pacht van geringe oppervlakten (Par. 3)
Deze paragraaf bevat maar één bepaling (art. 7:395 B.W.). In lid 1 wordt voor een reeks bepalingen die gelden bij pachtovereenkomsten ontheffing gegeven wanneer de pacht los land betreft, dat niet groter is dan één hectare.
De Grondkamer kan dit oppervlak bij besluit verkleinen tot minimaal 50 are (lid 2). Een dergelijk besluit moet door de Minister worden goedgekeurd. Lid 4 beoogt ontduiking door “smurfen” (het in kleine deeltjes opbreken van overeenkomsten) tegen te gaan.
Teeltpacht en geliberaliseerde pacht (Par. 4)
Art. 7:396 B.W. en art. 7:397 B.W. maken ontheffing mogelijk van een aantal bepalingen bij pacht, wanneer het gaat om los land t.b.v. teeltbouw. In art. 7:398 B.W. is voor die overeenkomsten en specifieke regeling opgenomen voor het geval van overlijden van de pachter.
Auteur & Last edit
[MdV, 15-10-2018]
Bijzondere pachtovereenkomsten (Afd. 12, Titel 5, Boek 7 B.W.)
Inleiding bijzondere pachtovereenkomsten
Naast de gewone pachtovereenkomst kent de wet nog enkele bijzondere pachtovereenkomsten. In Afd. 12, Titel 5, Boek 7 B.W. geeft de wet daarover een aantal bepalingen, onderverdeeld in 4 paragrafen (art. 7:385 B.W. tot en met art. 7:398 B.W.).
Verpachting door openbare lichamen (Par. 1)
Openbare lichamen kunnen de grondkamer verzoeken om goedkeuring bij het aangaan van pachtovereenkomsten m.b.t. aan hun in eigendom toebehorende hoeven of los land die een bestemming hebben voor “niet tot de landbouw betrekkelijke doeleinden van openbaar nut”, waarbij een aantal specifiek in de wet opgesomde bedingen worden opgenomen (art. 7:385 B.W.).
Art. 7:386 B.W. bepaalt dat de grondkamer niet de bestemming toetst. In art. 7:387 B.W. zijn speciale bepalingen opgenomen dat de pachter bij beëindiging geen recht heeft op schadevergoeding.
Verpachting binnen reservaten (Par. 2)
Definitie “reservaat” (art. 7:388 B.W.):
“een gebied waar de eigendom dan wel de erfpacht van landbouwgronden door de Staat, een publiekrechtelijke rechtspersoon of een bij koninklijk besluit aangewezen particuliere terrein-beherende natuurbeschermingsorganisatie is verworven
en
waar een beheer gevoerd kan worden gericht op doeleinden van natuur- en landschapsbehoud anders dan door middel van een daartoe te sluiten overeenkomst betreffende het richten van de bedrijfsvoering van agrarische bedrijven op doeleinden van natuur- en landschapsbehoud.”
In een pachtovereenkomst m.b.t. grond / hoeve in een reservaat kunnen bijkomende verplichtingen worden opgenomen ten dienste van het natuurbeheer (art. 7:389 B.W.). Dan geldt een pachttermijn van zes jaren (art. 7:390 B.W.).
Aan de grondkamer kunnen verzoeken gericht worden door de pachter en verpachter tot herziening van de voorwaarden.
Pacht van geringe oppervlakten (Par. 3)
Deze paragraaf bevat maar één bepaling (art. 7:395 B.W.). In lid 1 wordt voor een reeks bepalingen die gelden bij pachtovereenkomsten ontheffing gegeven wanneer de pacht los land betreft, dat niet groter is dan één hectare.
De Grondkamer kan dit oppervlak bij besluit verkleinen tot minimaal 50 are (lid 2). Een dergelijk besluit moet door de Minister worden goedgekeurd. Lid 4 beoogt ontduiking door “smurfen” (het in kleine deeltjes opbreken van overeenkomsten) tegen te gaan.
Teeltpacht en geliberaliseerde pacht (Par. 4)
Art. 7:396 B.W. en art. 7:397 B.W. maken ontheffing mogelijk van een aantal bepalingen bij pacht, wanneer het gaat om los land t.b.v. teeltbouw. In art. 7:398 B.W. is voor die overeenkomsten en specifieke regeling opgenomen voor het geval van overlijden van de pachter.
Auteur & Last edit
[MdV, 15-10-2018]
Bijzondere pachtovereenkomsten (Afd. 12, Titel 5, Boek 7 B.W.)
Zoeken binnen de kennisbank
Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!