Privacy van de patiënt en inzagerechten
De wettelijke regeling van de geneeskundige behandelingsovereenkomst voorziet in een wettelijk recht op de bescherming van de privacy van de patiënt. Waar in verband met de AVG persoonsgegevens sowieso bescherming genieten, geldt dit eens te meer voor medische informatie over de patiënt en diens geneeskundige behandeling. De Hoge Raad heeft zich daarover in twee arresten van 1 december van dit jaar over uitgesproken. Eén uitspraak betreft de beantwoording van prejudiciële vragen, de andere zaak is een cassatie in het belang der wet .
Onze haat-liefde verhouding met de bescherming van onze persoonsgegevens
Hoe we als individu aankijken tegen de bescherming van persoonsgegevens kun je enigszins zien als een haat-liefde verhouding. Aan de ene kant vinden we het ontzettend irritant dat we als consument voortdurend moeten klikken op cookie-meldingen (variërend van meer tot minder klantvriendelijk) die in verband met de AVG verplicht zijn. In mijn ervaring gaan we daar vaak ook vrij nonchalant mee om, ongeduldig als we zijn in het gebruik van internet. Alles moet nu en hier en elk oponthoud wordt als hinderlijk ervaren. Dus klik maar op ‘akkoord’ en verder! Als bedrijf of niet commerciële organisatie moet je je voortdurend bekommeren over het zorgvuldig beheer van de persoonsgegevens die je van je klanten krijgt. Je mag niet teveel vragen, je mag de gegevens alleen gebruiken voor het doel waarvoor je ze hebt verkregen (doelbinding) en o wee, als er een datalek ontstaat. Je moet je ook nog bekommeren om het niet te lang bewaren van gegevens. Ik vind trouwens dat bedrijven te vaak om een geboortedatum vragen, terwijl ze dat niets aangaat. Neem bvb. de website van parfumeriewinkel Douglas, waar ik dat persoonsgegeven net moest verstrekken om een flesje parfum te bestellen. Idioot wat mij betreft.
Aan de andere kant is de bescherming van persoonsgegevens van fundamenteel belang. Bij het nonchalante verstrekken van informatie over onszelf staan we daar te weinig bij stil. Maar alles wat over ons vergaard wordt kan zich tegen ons keren. Of de informatie kan gebruikt worden voor klantprofielen waar wij – als we ons daar van bewust zouden zijn – eigenlijk niet zo blij mee zouden zijn.
De bescherming van onze privacy behoort ondertussen tot de fundamentele rechten die wij als burgers hebben en die tegen kwaadwillenden beschermd moet worden. En sommige informatie gaat de ander gewoon niks aan (vandaar de toepasselijke naam van de privacywaakhond ‘NOYB’ van Max Schrems, een afkorting van ‘None Of Your Business’).
Bepaalde meer gevoelige informatie dan onze naam en ons adres verdient daarbij extra bescherming. Zoals informatie over politieke of seksuele voorkeur, de godsdienstige overtuiging of medische informatie. Bij de eerste drie wordt met enige overpeinzing wel snel duidelijk dat die gevaarlijk kan zijn als die op straat komt te liggen. Wat medische informatie betreft, dit is typisch informatie in de categorie ‘NOYB’. Hoewel het ook schadelijk kan zijn als er gegevens op straat komen te liggen over onze aandoeningen, zwangerschap of de behandelingen die we ondergaan hebben. Zoals bij een sollicitatie. In hoeverre verzekeraars en schade-afhandelaars inzage mogen hebben is een lastig dilemma.
In de twee arresten van 1 december 2023 is de vraag aan de orde, wie allemaal de beschikking mogen krijgen over de medische informatie over een patiënt. De Raad verwijst daarbij ook nog naar een arrest van 1 december 2017 (kennelijk worden uitspraken over dit onderwerp bij uitstek gegeven op 1 december).
Inzage in medisch dossier door jurist ziekenhuis bij claim
In het arrest HR 1 december 2023 (Albert Schweitzer Ziekenhuis/patiënte) had de rechtbank in Rotterdam prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad over de inzage van het medisch dossier van een patiënt door een jurist.
De Hoge Raad zet uiteen, welke wettelijke regels hebben te gelden voor de privacy van de patiënt, en onder welke voorwaarden inzage in het medisch dossier mogelijk is. In een geval als in die kwestie aan de orde – een aansprakelijkheidstelling door de patiënt – mag het ziekenhuis aan haar jurist niet zonder instemming van de patiënt het medisch dossier geven. De keerzijde van de medaille is echter, dat als de patiënt die toestemming weigert, de aansprakelijk gestelde hulpverlener in dat geval geen inhoudelijk standpunt hoeft in te nemen over de aansprakelijkstelling. Van de hulpverlener kan niet worden verlangd dat hij een inhoudelijk standpunt inneemt zonder in de gelegenheid te zijn geweest dit standpunt met de jurist te bepalen, aldus de Hoge Raad. En dat is natuurlijk ook wel logisch.
Inzage door patiënt in advies aan ziekenhuis over claim
In de casus van HR 1 december 2023 (inzage patiënt in advies aan ziekenhuis) is het juist de patiënt die inzage wil in advies van een deskundige aan het ziekenhuis naar aanleiding van een door de patiënt ingediende schadeclaim. In deze zaak is cassatie in het belang der wet ingesteld.
De aanleiding tot de cassatie in het belang der wet was gelegen in het feit, dat de uitkomst – geen recht op inzage – weliswaar juist was, maar de redengeving die het CTvG daaraan had gegeven niet.
Met name niet juist waren de overwegingen van het CTvG, dat in deze de bepalingen van Afd. 5, Titel 7 Boek 7 B.W. relevant zijn (en dan met name art. 7:446 lid 4 B.W. en art. 7:464 B.W.).
De Hoge Raad stelde vast, dat art. 7:446 lid 4 BW enerzijds ziet op handelingen ter beoordeling van de gezondheidstoestand van een persoon en anderzijds ziet op handelingen ter medische begeleiding van een persoon. Handelingen ter beoordeling van de medische begeleiding van een persoon vallen er niet onder. Het inzagerecht van de patiënt in een medisch advies van een deskundige over de medische claim aan het ziekenhuis puur op basis van het dossier, waarbij de patiënt niet was gezien, valt niet onder de regeling van de geneeskundige behandelingsovereenkomst.
De P-G is in diens zeer omvangrijke en breed toegelichte conclusie ingegaan op de vraag, of het verweer van het ziekenhuis en haar verzekeraar, dat zij verdedigd dienen te worden in hun belang van een partij om in vrijheid en beslotenheid een standpunt te bepalen en de verdediging tegen een (rechts)vordering voor te bereiden wordt beschermd, wel een toereikende grondslag voor de weigering van het inzagerecht kan bieden. Dit ook tegen de achtergrond van art. 8 EVRM en art. 23 AVG.
De P-G is van oordeel dat dit recht besloten ligt in art. 6 lid 1 EVRM. Dat recht strekt zich naar zijn oordeel ook uit tot de fase voorafgaand aan een procedure. Lees de uitvoerige bespreking op Lawyrup van deze uitspraak (lees Rechtspraak).
Zie voor de bespreking van de geneeskundige behandelingsovereenkomst ook de gelijknamige pagina Geneeskundige behandelingsovereenkomst.
Auteur & Last edit
[MdV, 19-12-2023]
Privacy van de patiënt en inzagerechten
De wettelijke regeling van de geneeskundige behandelingsovereenkomst voorziet in een wettelijk recht op de bescherming van de privacy van de patiënt. Waar in verband met de AVG persoonsgegevens sowieso bescherming genieten, geldt dit eens te meer voor medische informatie over de patiënt en diens geneeskundige behandeling. De Hoge Raad heeft zich daarover in twee arresten van 1 december van dit jaar over uitgesproken. Eén uitspraak betreft de beantwoording van prejudiciële vragen, de andere zaak is een cassatie in het belang der wet .
Onze haat-liefde verhouding met de bescherming van onze persoonsgegevens
Hoe we als individu aankijken tegen de bescherming van persoonsgegevens kun je enigszins zien als een haat-liefde verhouding. Aan de ene kant vinden we het ontzettend irritant dat we als consument voortdurend moeten klikken op cookie-meldingen (variërend van meer tot minder klantvriendelijk) die in verband met de AVG verplicht zijn. In mijn ervaring gaan we daar vaak ook vrij nonchalant mee om, ongeduldig als we zijn in het gebruik van internet. Alles moet nu en hier en elk oponthoud wordt als hinderlijk ervaren. Dus klik maar op ‘akkoord’ en verder! Als bedrijf of niet commerciële organisatie moet je je voortdurend bekommeren over het zorgvuldig beheer van de persoonsgegevens die je van je klanten krijgt. Je mag niet teveel vragen, je mag de gegevens alleen gebruiken voor het doel waarvoor je ze hebt verkregen (doelbinding) en o wee, als er een datalek ontstaat. Je moet je ook nog bekommeren om het niet te lang bewaren van gegevens. Ik vind trouwens dat bedrijven te vaak om een geboortedatum vragen, terwijl ze dat niets aangaat. Neem bvb. de website van parfumeriewinkel Douglas, waar ik dat persoonsgegeven net moest verstrekken om een flesje parfum te bestellen. Idioot wat mij betreft.
Aan de andere kant is de bescherming van persoonsgegevens van fundamenteel belang. Bij het nonchalante verstrekken van informatie over onszelf staan we daar te weinig bij stil. Maar alles wat over ons vergaard wordt kan zich tegen ons keren. Of de informatie kan gebruikt worden voor klantprofielen waar wij – als we ons daar van bewust zouden zijn – eigenlijk niet zo blij mee zouden zijn.
De bescherming van onze privacy behoort ondertussen tot de fundamentele rechten die wij als burgers hebben en die tegen kwaadwillenden beschermd moet worden. En sommige informatie gaat de ander gewoon niks aan (vandaar de toepasselijke naam van de privacywaakhond ‘NOYB’ van Max Schrems, een afkorting van ‘None Of Your Business’).
Bepaalde meer gevoelige informatie dan onze naam en ons adres verdient daarbij extra bescherming. Zoals informatie over politieke of seksuele voorkeur, de godsdienstige overtuiging of medische informatie. Bij de eerste drie wordt met enige overpeinzing wel snel duidelijk dat die gevaarlijk kan zijn als die op straat komt te liggen. Wat medische informatie betreft, dit is typisch informatie in de categorie ‘NOYB’. Hoewel het ook schadelijk kan zijn als er gegevens op straat komen te liggen over onze aandoeningen, zwangerschap of de behandelingen die we ondergaan hebben. Zoals bij een sollicitatie. In hoeverre verzekeraars en schade-afhandelaars inzage mogen hebben is een lastig dilemma.
In de twee arresten van 1 december 2023 is de vraag aan de orde, wie allemaal de beschikking mogen krijgen over de medische informatie over een patiënt. De Raad verwijst daarbij ook nog naar een arrest van 1 december 2017 (kennelijk worden uitspraken over dit onderwerp bij uitstek gegeven op 1 december).
Inzage in medisch dossier door jurist ziekenhuis bij claim
In het arrest HR 1 december 2023 (Albert Schweitzer Ziekenhuis/patiënte) had de rechtbank in Rotterdam prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad over de inzage van het medisch dossier van een patiënt door een jurist.
De Hoge Raad zet uiteen, welke wettelijke regels hebben te gelden voor de privacy van de patiënt, en onder welke voorwaarden inzage in het medisch dossier mogelijk is. In een geval als in die kwestie aan de orde – een aansprakelijkheidstelling door de patiënt – mag het ziekenhuis aan haar jurist niet zonder instemming van de patiënt het medisch dossier geven. De keerzijde van de medaille is echter, dat als de patiënt die toestemming weigert, de aansprakelijk gestelde hulpverlener in dat geval geen inhoudelijk standpunt hoeft in te nemen over de aansprakelijkstelling. Van de hulpverlener kan niet worden verlangd dat hij een inhoudelijk standpunt inneemt zonder in de gelegenheid te zijn geweest dit standpunt met de jurist te bepalen, aldus de Hoge Raad. En dat is natuurlijk ook wel logisch.
Inzage door patiënt in advies aan ziekenhuis over claim
In de casus van HR 1 december 2023 (inzage patiënt in advies aan ziekenhuis) is het juist de patiënt die inzage wil in advies van een deskundige aan het ziekenhuis naar aanleiding van een door de patiënt ingediende schadeclaim. In deze zaak is cassatie in het belang der wet ingesteld.
De aanleiding tot de cassatie in het belang der wet was gelegen in het feit, dat de uitkomst – geen recht op inzage – weliswaar juist was, maar de redengeving die het CTvG daaraan had gegeven niet.
Met name niet juist waren de overwegingen van het CTvG, dat in deze de bepalingen van Afd. 5, Titel 7 Boek 7 B.W. relevant zijn (en dan met name art. 7:446 lid 4 B.W. en art. 7:464 B.W.).
De Hoge Raad stelde vast, dat art. 7:446 lid 4 BW enerzijds ziet op handelingen ter beoordeling van de gezondheidstoestand van een persoon en anderzijds ziet op handelingen ter medische begeleiding van een persoon. Handelingen ter beoordeling van de medische begeleiding van een persoon vallen er niet onder. Het inzagerecht van de patiënt in een medisch advies van een deskundige over de medische claim aan het ziekenhuis puur op basis van het dossier, waarbij de patiënt niet was gezien, valt niet onder de regeling van de geneeskundige behandelingsovereenkomst.
De P-G is in diens zeer omvangrijke en breed toegelichte conclusie ingegaan op de vraag, of het verweer van het ziekenhuis en haar verzekeraar, dat zij verdedigd dienen te worden in hun belang van een partij om in vrijheid en beslotenheid een standpunt te bepalen en de verdediging tegen een (rechts)vordering voor te bereiden wordt beschermd, wel een toereikende grondslag voor de weigering van het inzagerecht kan bieden. Dit ook tegen de achtergrond van art. 8 EVRM en art. 23 AVG.
De P-G is van oordeel dat dit recht besloten ligt in art. 6 lid 1 EVRM. Dat recht strekt zich naar zijn oordeel ook uit tot de fase voorafgaand aan een procedure. Lees de uitvoerige bespreking op Lawyrup van deze uitspraak (lees Rechtspraak).
Zie voor de bespreking van de geneeskundige behandelingsovereenkomst ook de gelijknamige pagina Geneeskundige behandelingsovereenkomst.
Auteur & Last edit
[MdV, 19-12-2023]