Pagina inhoud

    Agentuurovereenkomst (Afd. 4, Titel 7, Boek 7 B.W.)

    Inleiding agentuurovereenkomst

    In Afd. 4, Titel 7, Boek 7 B.W. is de agentuurovereenkomst geregeld, als een bijzondere vorm van de overeenkomst van opdracht. De regeling omvat 18 bepalingen (art. 7:428 B.W. tot en met art. 7:445 B.W.). De regeling van het agentschap of de agentuur wordt beheerst door de Europese richtlijn Richtlijn 86/653/EEG van de Raad van 18 december 1986 inzake de coördinatie van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake zelfstandige handelsagenten.

    Dat betekent ook, dat de nationale wetgeving “richtlijnconform” moet worden uitgelegd: voor de uitleg van de regeling van de agentuur moet je uiteindelijk kijken naar de richtlijn en de wijze waarop het HvJ EU daaraan uitleg geeft in de praktijk.

    Definitie agentuurovereenkomst

    In art. 7:428 B.W. is de definitie opgenomen van de agentuurovereenkomst:

    “De overeenkomst waarbij de principaal aan de handelsagent opdraagt – en deze zich verbindt – voor een bepaalde of een onbepaalde tijd en tegen beloning bij de totstandkoming van overeenkomsten bemiddeling te verlenen, en deze eventueel op naam en voor rekening van de principaal te sluiten zonder aan deze ondergeschikt te zijn.”

    Bemiddelingsverhoudingen waarop de Wet Financieel Toezicht van toepassing is vallen niet onder deze regeling (lid 2).

    Verschillen agentuurovereenkomst met andere soortgelijke rechtsverhoudingen

    Verschil agentuur en arbeidsovereenkomst

    De agentuurovereenkomst verschilt daardoor van de arbeidsovereenkomst doordat de handelsagent niet ondergeschikt is aan opdrachtgever (de principaal). Hij handelt zelfstandig.

    Verschil agentuur en bemiddelingsovereenkomst

    De agentuur vertoont gelijkenis met de bemiddelingsovereenkomst, met dat verschil dat de agentuur voor een langere tijd (bepaald of onbepaald) is en niet slechts ziet op het tot stand brengen van één enkele overeenkomst.

    Verschil agentuur en distributie-overeenkomst

    In de praktijk komt ook de zgn. distributie-overeenkomst voor. Deze heeft geen eigen regeling in de wet, en is daarmee dus een zgn. “onbenoemd contract”. De overeenkomst valt onder de contractsvrijheid. Zo lang deze niet de vorm heeft van een benoemd contract is het een vrij contract, dat partijen naar eigen inzicht kunnen inrichten. Kenmerkend voor de distributie-overeenkomst is, dat de distributeur voor eigen rekening en risico werkt, en ook slechts namens zichzelf handelt. Het verschil met inkopen van goederen bij een leverancier op incidentele basis is, dat een distributeur een duurovereenkomst aangaat met de leverancier. De distributeur werkt ook niet op provisiebasis, maar is aangewezen op de eigen winstmarge in diens zelfstandige onderneming.

    De distributie-overeenkomst wordt ook wel dealerovereenkomst genoemd, en in de ICT wereld (verkoop van software licenties) spreekt men ook wel van reseller-overeenkomst. Soms wordt de distributie-overeenkomst gezien als een “raamovereenkomst”: dat is een overeenkomst binnen het raamwerk waarvan meerdere afzonderlijke overeenkomsten tot stand komen (in het geval van de distributie-overeenkomst: de koopovereenkomsten op grond van de bestellingen die de distributeur bij de leverancier doet).

    Elementen die vaak voorkomen in distributie-overeenkomsten zijn:

    – duur van de overeenkomst
    – afspraken over de leveranties aan de distributeur (soms ook met vaste of minimum volumes)
    – speciale prijsafspraken over de inkoopprijs van producten bij de leverancier
    – alleenrecht van de distributeur (exclusiviteit) in een bepaald gebied
    – andere diensten die de distributeur levert zoals marketing en uitbreiding van het marktaandeel voor het produkt

    De distributeur bepaalt zelf zijn verkoopprijs. Prijsafspraken over de verkoopprijs kunnen in strijd komen met de anti-kartelwetgeving. Wanneer een wederverkoper en een leverancier langdurig zaken met elkaar doen, dan is dat daarmee nog geen distributie-overeenkomst. Dat wordt het pas als er vaste afspraken worden gemaakt voor een duurzame relatie tussen wederverkoper en leverancier. Zonder distributie-overeenkomst zijn beide partijen in principe vrij de handelsrelatie te beëindigen.

    Distributie-overeenkomst in de rechtspraak

    De Hoge Raad heeft zich een aantal keren uitgelaten over het beëindigen van een duurovereenkomsten. Het standaardarrest betrof de handelsrelatie tussen het wijnhuis Latour en haar Nederlandse distributeur. Zie de arresten HR 3 december 1999 (Latour/Wijnkoper 1772)HR 28 oktober 2011 (Ronde Venen/Stedin) en HR 17 juli 2020 (Endinet/Gemeente Veghel c.s.) en de pagina Algemene bepalingen overeenkomsten waar deze arresten worden besproken.

    Aansprakelijkheid agent jegens derden

    In art. 7:429 B.W. is de aansprakelijkheid van de agent jegens derden geregeld. Hij kan zich alleen schriftelijk jegens derden aansprakelijk stellen (lid 1).

    Verplichtingen van de principaal

    De principaal moet alles doen wat nodig is om de handelsagent zijn werk te laten doen (art. 7:430 B.W.).

    Recht op provisie

    De handelsagent heeft recht op provisie over de met derden tot stand gebrachte overeenkomsten (art. 7:431 B.W.).

    Heeft de handelsagent alleen orders geboekt, dan heeft hij recht op provisie als de order is aanvaard volgens de regels van art. 7:432 B.W..

    De principaal moet aan de agent maandelijks een opgave verstrekken van de verdiende provisie art. 7:433 B.W.. Op dat moment wordt de provisie ook opeisbaar art. 7:434 B.W..

    De handelsagent heeft onder omstandigheden ook recht op een (redelijke) beloning wanneer er enige tijd geen overeenkomsten tot stand gebracht worden art. 7:435 B.W.. Dit om zijn lopende inkomsten te dekken. Daarbij wordt ook gelet op wat eerder een normaal niveau is van provisie die is verdiend (lid 2). Een en ander tenzij het niet voor rekening van de principaal komt dat er een “stilzit” is.

    Voortzetting agentuur voor bepaalde tijd

    Wordt een agentuur die voor bepaalde tijd is aangegaan na het verstrijken van die termijn voortgezet, dan wordt die geacht voor onbepaalde tijd te zijn voortgezet (art. 7:436 B.W.).

    Opzegging agentuur

    Is overeengekomen dat de agentuur kan worden opgezegd, dan kan ieder van partijen opzeggen met inachtneming van de overeengekomen opzeggingstermijn. Is er geen opzegtermijn afgesproken, dan bedraagt de opzegtermijn vier maanden, vermeerderd met een maand na drie jaren looptijd van de overeenkomst en met twee maanden na zes jaren (art. 7:437 lid 1 B.W.).

    Minimale opzegtermijn

    De termijn van opzegging kan niet korter zijn dan:

    – een maand in het eerste jaar van de overeenkomst

    – twee maanden in het tweede jaar en

    – drie maanden in de volgende jaren.

    Indien partijen langere termijnen overeenkomen, mogen deze voor de principaal niet korter zijn dan voor de handelsagent.

    Opzegging tegen eind van de maand

    De agentuur moet steeds tegen het eind van de maand worden opgezegd (lid 3).

    Overlijden agent of principaal

    De agentuur eindigt bij overlijden van de handelsagent (art. 7:438 B.W.). Overlijdt de principaal, dan hebben de erfgenamen 9 maanden om de agentuur met een opzegtermijn van 4 maanden op te zeggen (lid 2).

    Schadevergoeding bij opzegging

    Wordt de agentuur onregelmatig (zonder instemming van de andere partij) opgezegd, dan is degeen die opzegt schadeplichtig (art. 7:439 B.W.). Dit tenzij de opzegging wordt gedaan wegens een dringende reden als bedoeld in lid 2. Deze moet ook aan de andere partij worden meegedeeld. Is de dringende reden te wijten aan de andere partij, dan is die schadeplichtig.

    Een beding waarin wordt bepaald dat één van beide partijen kan bepalen of er sprake is van dringende reden, is nietig (immers ook weer een potestatieve voorwaarde).

    Ontbindingsverzoek aan de Kantonrechter

    Ieder van partijen kan ontbinding van de agentuurovereenkomst verzoeken aan de Kantonrechter op grond van de in art. 7:440 lid 1 B.W. genoemde redenen:

    – dringende reden

    – verandering van omstandigheden

    Recht op klantenvergoeding

    In art. 7:442 B.W. is het recht van de handelsagent op klantenvergoeding (goodwill) geregeld. Deze vergoeding is gebaseerd op de Europese Richtlijn (Richtlijn 86/653/EEG; art. 6, art. 17).

    Zie voor de wijze waarop dit moet geschieden HR 2 november 2012 (T-Mobile Netherlands/Idcom c.s.), met inachtneming van de Richtlijn.

    In HvJ EU 4 juni 2020 (Trendsetteuse/DCA) beantwoorde het Hof van Justitie een prejudiciële vraag van het Tribubal de Paris over de vraag, of het voor de kwalificatie als handelsagent vereist is, dat de handelsagent zelfstandig de prijzen kan vaststellen of niet. Het Hof beantwoordde deze vraag ontkennend: ook als de handelsagent die vrijheid niet heeft, kan er op basis van de andere activiteiten die de handelsagent voor de principaal verricht ten behoeve van het tot stand brengen van verkopen aan derden, toch sprake zijn van een agentuur. Het geschil ging in de basis – zoals vaker het geval – om de beëindigingsvergoeding van de agent.

    HR 19 mei 2017 Prijsvrij.nl/Corendon art. 7:442 B.W. agentuurovereenkomsten moeten conform de Agentuurrichtlijn EU Richtlijn 86/653/EEG worden uitgelegd.

    Concurrentiebeding

    Art. 7:443 B.W. stelt tot slot nog voorwaarden aan een concurrentiebeding voor de handelsagent na einde van de agentuur. Het beding moet schriftelijk worden aangegaan, en mag niet langer duren dan twee jaar. De agent kan opheffing of aanpassing verzoeken aan de Kantonrechter.

    Auteur & Last edit

    [MdV, 20-10-2018; 21-04-2021]

    Agentuurovereenkomst (Afd. 4, Titel 7, Boek 7 B.W.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      Agentuurovereenkomst (Afd. 4, Titel 7, Boek 7 B.W.)

      Inleiding agentuurovereenkomst

      In Afd. 4, Titel 7, Boek 7 B.W. is de agentuurovereenkomst geregeld, als een bijzondere vorm van de overeenkomst van opdracht. De regeling omvat 18 bepalingen (art. 7:428 B.W. tot en met art. 7:445 B.W.). De regeling van het agentschap of de agentuur wordt beheerst door de Europese richtlijn Richtlijn 86/653/EEG van de Raad van 18 december 1986 inzake de coördinatie van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake zelfstandige handelsagenten.

      Dat betekent ook, dat de nationale wetgeving “richtlijnconform” moet worden uitgelegd: voor de uitleg van de regeling van de agentuur moet je uiteindelijk kijken naar de richtlijn en de wijze waarop het HvJ EU daaraan uitleg geeft in de praktijk.

      Definitie agentuurovereenkomst

      In art. 7:428 B.W. is de definitie opgenomen van de agentuurovereenkomst:

      “De overeenkomst waarbij de principaal aan de handelsagent opdraagt – en deze zich verbindt – voor een bepaalde of een onbepaalde tijd en tegen beloning bij de totstandkoming van overeenkomsten bemiddeling te verlenen, en deze eventueel op naam en voor rekening van de principaal te sluiten zonder aan deze ondergeschikt te zijn.”

      Bemiddelingsverhoudingen waarop de Wet Financieel Toezicht van toepassing is vallen niet onder deze regeling (lid 2).

      Verschillen agentuurovereenkomst met andere soortgelijke rechtsverhoudingen

      Verschil agentuur en arbeidsovereenkomst

      De agentuurovereenkomst verschilt daardoor van de arbeidsovereenkomst doordat de handelsagent niet ondergeschikt is aan opdrachtgever (de principaal). Hij handelt zelfstandig.

      Verschil agentuur en bemiddelingsovereenkomst

      De agentuur vertoont gelijkenis met de bemiddelingsovereenkomst, met dat verschil dat de agentuur voor een langere tijd (bepaald of onbepaald) is en niet slechts ziet op het tot stand brengen van één enkele overeenkomst.

      Verschil agentuur en distributie-overeenkomst

      In de praktijk komt ook de zgn. distributie-overeenkomst voor. Deze heeft geen eigen regeling in de wet, en is daarmee dus een zgn. “onbenoemd contract”. De overeenkomst valt onder de contractsvrijheid. Zo lang deze niet de vorm heeft van een benoemd contract is het een vrij contract, dat partijen naar eigen inzicht kunnen inrichten. Kenmerkend voor de distributie-overeenkomst is, dat de distributeur voor eigen rekening en risico werkt, en ook slechts namens zichzelf handelt. Het verschil met inkopen van goederen bij een leverancier op incidentele basis is, dat een distributeur een duurovereenkomst aangaat met de leverancier. De distributeur werkt ook niet op provisiebasis, maar is aangewezen op de eigen winstmarge in diens zelfstandige onderneming.

      De distributie-overeenkomst wordt ook wel dealerovereenkomst genoemd, en in de ICT wereld (verkoop van software licenties) spreekt men ook wel van reseller-overeenkomst. Soms wordt de distributie-overeenkomst gezien als een “raamovereenkomst”: dat is een overeenkomst binnen het raamwerk waarvan meerdere afzonderlijke overeenkomsten tot stand komen (in het geval van de distributie-overeenkomst: de koopovereenkomsten op grond van de bestellingen die de distributeur bij de leverancier doet).

      Elementen die vaak voorkomen in distributie-overeenkomsten zijn:

      – duur van de overeenkomst
      – afspraken over de leveranties aan de distributeur (soms ook met vaste of minimum volumes)
      – speciale prijsafspraken over de inkoopprijs van producten bij de leverancier
      – alleenrecht van de distributeur (exclusiviteit) in een bepaald gebied
      – andere diensten die de distributeur levert zoals marketing en uitbreiding van het marktaandeel voor het produkt

      De distributeur bepaalt zelf zijn verkoopprijs. Prijsafspraken over de verkoopprijs kunnen in strijd komen met de anti-kartelwetgeving. Wanneer een wederverkoper en een leverancier langdurig zaken met elkaar doen, dan is dat daarmee nog geen distributie-overeenkomst. Dat wordt het pas als er vaste afspraken worden gemaakt voor een duurzame relatie tussen wederverkoper en leverancier. Zonder distributie-overeenkomst zijn beide partijen in principe vrij de handelsrelatie te beëindigen.

      Distributie-overeenkomst in de rechtspraak

      De Hoge Raad heeft zich een aantal keren uitgelaten over het beëindigen van een duurovereenkomsten. Het standaardarrest betrof de handelsrelatie tussen het wijnhuis Latour en haar Nederlandse distributeur. Zie de arresten HR 3 december 1999 (Latour/Wijnkoper 1772)HR 28 oktober 2011 (Ronde Venen/Stedin) en HR 17 juli 2020 (Endinet/Gemeente Veghel c.s.) en de pagina Algemene bepalingen overeenkomsten waar deze arresten worden besproken.

      Aansprakelijkheid agent jegens derden

      In art. 7:429 B.W. is de aansprakelijkheid van de agent jegens derden geregeld. Hij kan zich alleen schriftelijk jegens derden aansprakelijk stellen (lid 1).

      Verplichtingen van de principaal

      De principaal moet alles doen wat nodig is om de handelsagent zijn werk te laten doen (art. 7:430 B.W.).

      Recht op provisie

      De handelsagent heeft recht op provisie over de met derden tot stand gebrachte overeenkomsten (art. 7:431 B.W.).

      Heeft de handelsagent alleen orders geboekt, dan heeft hij recht op provisie als de order is aanvaard volgens de regels van art. 7:432 B.W..

      De principaal moet aan de agent maandelijks een opgave verstrekken van de verdiende provisie art. 7:433 B.W.. Op dat moment wordt de provisie ook opeisbaar art. 7:434 B.W..

      De handelsagent heeft onder omstandigheden ook recht op een (redelijke) beloning wanneer er enige tijd geen overeenkomsten tot stand gebracht worden art. 7:435 B.W.. Dit om zijn lopende inkomsten te dekken. Daarbij wordt ook gelet op wat eerder een normaal niveau is van provisie die is verdiend (lid 2). Een en ander tenzij het niet voor rekening van de principaal komt dat er een “stilzit” is.

      Voortzetting agentuur voor bepaalde tijd

      Wordt een agentuur die voor bepaalde tijd is aangegaan na het verstrijken van die termijn voortgezet, dan wordt die geacht voor onbepaalde tijd te zijn voortgezet (art. 7:436 B.W.).

      Opzegging agentuur

      Is overeengekomen dat de agentuur kan worden opgezegd, dan kan ieder van partijen opzeggen met inachtneming van de overeengekomen opzeggingstermijn. Is er geen opzegtermijn afgesproken, dan bedraagt de opzegtermijn vier maanden, vermeerderd met een maand na drie jaren looptijd van de overeenkomst en met twee maanden na zes jaren (art. 7:437 lid 1 B.W.).

      Minimale opzegtermijn

      De termijn van opzegging kan niet korter zijn dan:

      – een maand in het eerste jaar van de overeenkomst

      – twee maanden in het tweede jaar en

      – drie maanden in de volgende jaren.

      Indien partijen langere termijnen overeenkomen, mogen deze voor de principaal niet korter zijn dan voor de handelsagent.

      Opzegging tegen eind van de maand

      De agentuur moet steeds tegen het eind van de maand worden opgezegd (lid 3).

      Overlijden agent of principaal

      De agentuur eindigt bij overlijden van de handelsagent (art. 7:438 B.W.). Overlijdt de principaal, dan hebben de erfgenamen 9 maanden om de agentuur met een opzegtermijn van 4 maanden op te zeggen (lid 2).

      Schadevergoeding bij opzegging

      Wordt de agentuur onregelmatig (zonder instemming van de andere partij) opgezegd, dan is degeen die opzegt schadeplichtig (art. 7:439 B.W.). Dit tenzij de opzegging wordt gedaan wegens een dringende reden als bedoeld in lid 2. Deze moet ook aan de andere partij worden meegedeeld. Is de dringende reden te wijten aan de andere partij, dan is die schadeplichtig.

      Een beding waarin wordt bepaald dat één van beide partijen kan bepalen of er sprake is van dringende reden, is nietig (immers ook weer een potestatieve voorwaarde).

      Ontbindingsverzoek aan de Kantonrechter

      Ieder van partijen kan ontbinding van de agentuurovereenkomst verzoeken aan de Kantonrechter op grond van de in art. 7:440 lid 1 B.W. genoemde redenen:

      – dringende reden

      – verandering van omstandigheden

      Recht op klantenvergoeding

      In art. 7:442 B.W. is het recht van de handelsagent op klantenvergoeding (goodwill) geregeld. Deze vergoeding is gebaseerd op de Europese Richtlijn (Richtlijn 86/653/EEG; art. 6, art. 17).

      Zie voor de wijze waarop dit moet geschieden HR 2 november 2012 (T-Mobile Netherlands/Idcom c.s.), met inachtneming van de Richtlijn.

      In HvJ EU 4 juni 2020 (Trendsetteuse/DCA) beantwoorde het Hof van Justitie een prejudiciële vraag van het Tribubal de Paris over de vraag, of het voor de kwalificatie als handelsagent vereist is, dat de handelsagent zelfstandig de prijzen kan vaststellen of niet. Het Hof beantwoordde deze vraag ontkennend: ook als de handelsagent die vrijheid niet heeft, kan er op basis van de andere activiteiten die de handelsagent voor de principaal verricht ten behoeve van het tot stand brengen van verkopen aan derden, toch sprake zijn van een agentuur. Het geschil ging in de basis – zoals vaker het geval – om de beëindigingsvergoeding van de agent.

      HR 19 mei 2017 Prijsvrij.nl/Corendon art. 7:442 B.W. agentuurovereenkomsten moeten conform de Agentuurrichtlijn EU Richtlijn 86/653/EEG worden uitgelegd.

      Concurrentiebeding

      Art. 7:443 B.W. stelt tot slot nog voorwaarden aan een concurrentiebeding voor de handelsagent na einde van de agentuur. Het beding moet schriftelijk worden aangegaan, en mag niet langer duren dan twee jaar. De agent kan opheffing of aanpassing verzoeken aan de Kantonrechter.

      Auteur & Last edit

      [MdV, 20-10-2018; 21-04-2021]

      Agentuurovereenkomst (Afd. 4, Titel 7, Boek 7 B.W.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!