Pagina inhoud

    Sommenverzekering (Afd. 3, Titel 17, Boek 7 B.W.)

    Inleiding sommenverzekering

    In Afd. 3, Titel 17, Boek 7 B.W. vinden we de bepalingen voor de sommenverzekering. De afdeling omvat 19 bepalingen, verdeeld over twee subafdelingen.

    Algemene bepalingen sommenverzekering Par. 1)

    In Par. 1, Afd. 3, Titel 14, Boek 7 B.W. zijn enkele algemene bepalingen gegeven over de sommenverzekering. Deze paragraaf omvat 11 bepalingen (art. 7:964 B.W. tot en met art. 7:974 B.W.).

    Definitie sommenverzekering

    In art. 7:964 B.W. is de definitie van de sommenverzekering opgenomen. Hier geldt anders dan bij de schadeverzekering niet een koppeling tussen de geleden schade en de uitkering. Het indemniteitsbeginsel geldt hier niet. De sommenverzekering is slechts toegestaan bij persoonsverzekeringDaarnaast kunnen bij AmvB bepaalde verzekeringen (evt. onder bepaalde voorwaarden) als sommenverzekering worden toegelaten.

    Levensverzekering (Par. 2)

    Par. 2, Afd. 3, Titel 14, Boek 7 B.W. bevat specifieke bepalingen over de levensverzekering. De paragraaf omvat 12 artikelen (art. 7:975 B.W. tot en met art. 7:986 B.W.).

    Begrafenisverzekering blijft buiten de boedel

    Op grond van art. 7:976 B.W. blijft in geval van een faillissement (of een schuldsaneringsregeling) de begrafenisverzekering (uit de aard der zaak ten behoeve van de gefailleerde natuurlijk persoon) buiten de boedel.

    Afkoop en premievrij maken levensverzekering

    In art. 7:978 B.W. is de bevoegdheid tot afkopen of premievrij maken van de polis te vinden.

    Beperking of uitsluiting recht op afkoop

    Een beperking of uitsluiting van het recht op afkoop kan niet aan de schuldeisers of aan de curator worden tegengeworpen (art. 7:986 lid 4 B.W.). Behoudens in het geval van de tweede volzin, waarin wordt verwezen naar het fiscale regime dat voor de polis geldt. Zie ook de pagina Gevolgen faillissement voor vermogen gefailleerde, waar de mogelijkheid van afkoop, wijziging van de begunstiging en belening van de levensverzekeringspolis door de faillissementscurator wordt behandeld.

    In HR 6 oktober 2017 (Looyen q.q.), dat handelde over de bevoegdheden van de curator ten aanzien van een levensverzekeringspolis, zegt de Hoge Raad hierover (in r.o. 5.3.3):

    “Dergelijke verzekeringen vormen veelal oudedags- of nabestaandenvoorzieningen waarvan het karakter zozeer gelijkt op dat van pensioenen, dat net als bij pensioenaanspraken vervreemding, bezwaring en afkoop niet mogelijk dienen te zijn. Ten aanzien van gerichte lijfrenten is door de wetgever in de wet vastgelegd dat deze niet afkoopbaar dienen te zijn, waarbij mede beoogd werd dat zij buiten het bereik van schuldeisers zouden worden gebracht. Deze voorzieningen dienen niet in gevaar te worden gebracht door het onderhavige wetsvoorstel. De formulering «bij het bepalen van het belastbaar inkomen in aanmerking nemen» omvat (…) de uitgave voor inkomens-voorzieningen uit (…) de Wet op de Inkomstenbelasting 2001.

    Door de eis dat het in aanmerking kunnen nemen van de ter zake voldane premies mede het gevolg is van de uitsluiting van de mogelijkheid van afkoop, vallen slechts die verzekeringen onder de uitzondering waarvan de fiscale wetgever heeft gemeend dat deze niet afkoopbaar dienen zijn.” (Kamerstukken II 1999-2000, 19 529, nr. 5, p. 56).”

    en in r.o. 5.3.4:

    “Uit deze toelichting volgt dat is beoogd een koppeling te leggen met fiscaal gefaciliteerde pensioenvoorzieningen. Het gaat dan om gevallen waarin de wetgever mede heeft beoogd dat de aanspraak buiten het bereik van schuldeisers zou vallen. Voor die fiscale facilitering is vereist dat de desbetreffende levensverzekering niet afkoopbaar is. In het onderhavige geval volgt dit uit art. 18 lid 1, aanhef en onder b, Wet op de loonbelasting 1964. Uit art. 7:986 lid 4 BW volgt voorts dat het afkoopverbod slechts tot op zekere hoogte aan de curator kan worden tegengeworpen. Daartoe wordt verwezen naar de mate waarin de ter zake voldane premies in aanmerking konden worden genomen voor de heffing van inkomstenbelasting voor de bepaling van het belastbaar inkomen uit werk en woning. Voor de omvang van een oudedagsvoorziening als de onderhavige gelden eveneens wettelijke grenzen (art. 18a e.v. Wet op de loonbelasting 1964).

    Het stelsel van fiscale regels is erop gericht dat binnen bepaalde grenzen en onder bepaalde voorwaarden een adequate oudedagsvoorziening kan worden opgebouwd. Daarom behoort het voor de bescherming die de tweede volzin van art. 7:986 lid 4 BW aan de verzekeringnemer biedt, geen verschil te maken of de premies betaald zijn door de verzekeringnemer zelf of door een derde. Het antwoord op de vraag of het afkoopverbod aan de curator kan worden tegengeworpen, is derhalve niet afhankelijk van het antwoord op de vraag of de premies bij de gefailleerde zelf daadwerkelijk voor de heffing van inkomstenbelasting in aanmerking zijn genomen. Het gaat erom dat een oudedagsvoorziening wordt opgebouwd die voldoet aan de maatstaven voor fiscale facilitering die in de fiscale regelgeving zijn vastgelegd.”

    Auteur & Last edit

    [MdV, 8-10-2018; laatste bewerking 14-10-2022]

    Sommenverzekering (Afd. 3, Titel 17, Boek 7 B.W.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Praktizijns

    Pagina inhoud

      Sommenverzekering (Afd. 3, Titel 17, Boek 7 B.W.)

      Inleiding sommenverzekering

      In Afd. 3, Titel 17, Boek 7 B.W. vinden we de bepalingen voor de sommenverzekering. De afdeling omvat 19 bepalingen, verdeeld over twee subafdelingen.

      Algemene bepalingen sommenverzekering Par. 1)

      In Par. 1, Afd. 3, Titel 14, Boek 7 B.W. zijn enkele algemene bepalingen gegeven over de sommenverzekering. Deze paragraaf omvat 11 bepalingen (art. 7:964 B.W. tot en met art. 7:974 B.W.).

      Definitie sommenverzekering

      In art. 7:964 B.W. is de definitie van de sommenverzekering opgenomen. Hier geldt anders dan bij de schadeverzekering niet een koppeling tussen de geleden schade en de uitkering. Het indemniteitsbeginsel geldt hier niet. De sommenverzekering is slechts toegestaan bij persoonsverzekeringDaarnaast kunnen bij AmvB bepaalde verzekeringen (evt. onder bepaalde voorwaarden) als sommenverzekering worden toegelaten.

      Levensverzekering (Par. 2)

      Par. 2, Afd. 3, Titel 14, Boek 7 B.W. bevat specifieke bepalingen over de levensverzekering. De paragraaf omvat 12 artikelen (art. 7:975 B.W. tot en met art. 7:986 B.W.).

      Begrafenisverzekering blijft buiten de boedel

      Op grond van art. 7:976 B.W. blijft in geval van een faillissement (of een schuldsaneringsregeling) de begrafenisverzekering (uit de aard der zaak ten behoeve van de gefailleerde natuurlijk persoon) buiten de boedel.

      Afkoop en premievrij maken levensverzekering

      In art. 7:978 B.W. is de bevoegdheid tot afkopen of premievrij maken van de polis te vinden.

      Beperking of uitsluiting recht op afkoop

      Een beperking of uitsluiting van het recht op afkoop kan niet aan de schuldeisers of aan de curator worden tegengeworpen (art. 7:986 lid 4 B.W.). Behoudens in het geval van de tweede volzin, waarin wordt verwezen naar het fiscale regime dat voor de polis geldt. Zie ook de pagina Gevolgen faillissement voor vermogen gefailleerde, waar de mogelijkheid van afkoop, wijziging van de begunstiging en belening van de levensverzekeringspolis door de faillissementscurator wordt behandeld.

      In HR 6 oktober 2017 (Looyen q.q.), dat handelde over de bevoegdheden van de curator ten aanzien van een levensverzekeringspolis, zegt de Hoge Raad hierover (in r.o. 5.3.3):

      “Dergelijke verzekeringen vormen veelal oudedags- of nabestaandenvoorzieningen waarvan het karakter zozeer gelijkt op dat van pensioenen, dat net als bij pensioenaanspraken vervreemding, bezwaring en afkoop niet mogelijk dienen te zijn. Ten aanzien van gerichte lijfrenten is door de wetgever in de wet vastgelegd dat deze niet afkoopbaar dienen te zijn, waarbij mede beoogd werd dat zij buiten het bereik van schuldeisers zouden worden gebracht. Deze voorzieningen dienen niet in gevaar te worden gebracht door het onderhavige wetsvoorstel. De formulering «bij het bepalen van het belastbaar inkomen in aanmerking nemen» omvat (…) de uitgave voor inkomens-voorzieningen uit (…) de Wet op de Inkomstenbelasting 2001.

      Door de eis dat het in aanmerking kunnen nemen van de ter zake voldane premies mede het gevolg is van de uitsluiting van de mogelijkheid van afkoop, vallen slechts die verzekeringen onder de uitzondering waarvan de fiscale wetgever heeft gemeend dat deze niet afkoopbaar dienen zijn.” (Kamerstukken II 1999-2000, 19 529, nr. 5, p. 56).”

      en in r.o. 5.3.4:

      “Uit deze toelichting volgt dat is beoogd een koppeling te leggen met fiscaal gefaciliteerde pensioenvoorzieningen. Het gaat dan om gevallen waarin de wetgever mede heeft beoogd dat de aanspraak buiten het bereik van schuldeisers zou vallen. Voor die fiscale facilitering is vereist dat de desbetreffende levensverzekering niet afkoopbaar is. In het onderhavige geval volgt dit uit art. 18 lid 1, aanhef en onder b, Wet op de loonbelasting 1964. Uit art. 7:986 lid 4 BW volgt voorts dat het afkoopverbod slechts tot op zekere hoogte aan de curator kan worden tegengeworpen. Daartoe wordt verwezen naar de mate waarin de ter zake voldane premies in aanmerking konden worden genomen voor de heffing van inkomstenbelasting voor de bepaling van het belastbaar inkomen uit werk en woning. Voor de omvang van een oudedagsvoorziening als de onderhavige gelden eveneens wettelijke grenzen (art. 18a e.v. Wet op de loonbelasting 1964).

      Het stelsel van fiscale regels is erop gericht dat binnen bepaalde grenzen en onder bepaalde voorwaarden een adequate oudedagsvoorziening kan worden opgebouwd. Daarom behoort het voor de bescherming die de tweede volzin van art. 7:986 lid 4 BW aan de verzekeringnemer biedt, geen verschil te maken of de premies betaald zijn door de verzekeringnemer zelf of door een derde. Het antwoord op de vraag of het afkoopverbod aan de curator kan worden tegengeworpen, is derhalve niet afhankelijk van het antwoord op de vraag of de premies bij de gefailleerde zelf daadwerkelijk voor de heffing van inkomstenbelasting in aanmerking zijn genomen. Het gaat erom dat een oudedagsvoorziening wordt opgebouwd die voldoet aan de maatstaven voor fiscale facilitering die in de fiscale regelgeving zijn vastgelegd.”

      Auteur & Last edit

      [MdV, 8-10-2018; laatste bewerking 14-10-2022]

      Sommenverzekering (Afd. 3, Titel 17, Boek 7 B.W.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!