Erkenning van een kind (Afd. 3, Titel 11, Boek 1 B.W.)
Pagina inhoud
- 1 Erkenning van een kind (Afd. 3, Titel 11, Boek 1 B.W.)
- 1.1 Inleiding erkenning van een kind
- 1.2 Wijze van de erkenning van een kind
- 1.3 Nietigheid van de erkenning van een kind
- 1.4 Rechtspraak erkenning kind
- 1.5 Vernietiging erkenning van een kind
- 1.6 Rechtspraak vernietiging erkenning van een kind
- 1.7 Vernietiging erkenning door de moeder van een kind
- 1.8 Gevolgen van de vernietiging erkenning van een kind
Inleiding erkenning van een kind
Erkenning van het ouderschap is geregeld in Afd. 3, Titel 11 van Boek 1 B.W.. De Afdeling omvat vijf artikelen: art. 1:203 B.W. tot en met art. 1:206 B.W..
Deze bepalingen zijn ingevoerd bij de wetswijziging per 1 april 1998. Zie de hoofdpagina Afstamming (Titel 11). Maar sindsdien is er nog een aantal wijzigingen doorgevoerd, onder meer in verband met het geregistreerd partnerschap, zie de wetswijziging van 1 april 2014 (zie Stb. 2013, 486 en parl. stukken 33 526).
Vóór de invoering van het geregistreerd partnerschap – waardoor personen van hetzelfde geslacht met elkaar kunnen “trouwen” – kende de wet alleen het huwelijk tussen een man en een vrouw. Als de vrouw een kind kreeg, dan was dat – naar het zich liet aanzien – de moeder. Alleen de familierechtelijke relatie tot de man kon problemen geven.
Als een ongehuwde vrouw een kind kreeg, kon het kind ook erkend worden door een man met wie zij niet getrouwd was. Het meest logische was, dat dit de biologische vader was, maar dat hoefde niet altijd zo te zijn. Met de invoering van het geregistreerd partnerschap werd dit allemaal een graadje ingewikkelder, doordat er nu twee vrouwen resp. twee mannen in het spel kwamen. De wet regelt dus nu in bredere zin de erkenning van “het ouderschap” in de zin van het tot stand brengen van een familierechtelijke relatie tussen de ouder, die niet de natuurlijke moeder is (of dit nu een man is of een vrouw) en het kind.
Wijze van de erkenning van een kind
In art. 1:203 lid 1 B.W. wordt eenvoudig bepaald, hoe de erkenning van een kind kan plaatsvinden. Dit kan hetzij bij de Burgerlijke Stand, hetzij door middel van een notariële akte.
De erkenning heeft rechtsgevolg vanaf het tijdstip, waarop de erkenning is gedaan (art. 1:203 lid 2 B.W.).
De erkenning kan echter aanleiding geven tot problemen, als de persoon die het kind erkent daar krachtens de wet niet toe bevoegd is, of wanneer de erkenning wordt betwist. Een kind kan ook geen drie ouders hebben.
Nietigheid van de erkenning van een kind
In art. 1:204 B.W. is de nietigheid van de erkenning van een kind geregeld.
Nietigheid vanwege bloedverwantschap
Broers en zusters mogen niet met elkaar trouwen (art. 1:41 B.W.). Een kind mag daarom krachtens art. 1:204 lid 1 aanhef en sub a B.W. niet worden erkend door een broer of zuster, voor wie dit verbod geldt. Een dergelijke erkenning is nietig.
Nietigheid bij erkenning door minderjarige
Ook een minderjarige mag een andere minderjarige niet als zijn/haar kind erkennen (art. 1:204 lid 1 aanhef en sub b B.W.). Ook die erkenning is nietig.
Toestemming van de moeder of de vader
Als het kind nog geen 16 is, is voor de erkenning de toestemming van de moeder of de vader vereist (art. 1:204 lid 1 aanhef en sub c B.W.). Zonder die toestemming is de erkenning ook nietig. Deze toestemming kan ook bij het opmaken van de akte van erkenning worden gegeven.
Toestemming kind van 12 jaar of ouder
Is het kind zelf 12 jaar of ouder, dan is (ook) toestemming van het kind nodig, ook hier weer op straffe van nietigheid (art. 1:204 lid 1 aanhef en sub d B.W.). Deze toestemming kan ook door het kind bij het opmaken van de akte van erkenning worden gegeven.
Nietigheid als er al twee familierechtelijke ouders zijn
En tot slot kan een kind – zoals hiervoor al opgemerkt – niet meer dan twee familierechtelijke ouders hebben. Heeft het kind al twee ouders, dan is er geen plaats meer voor erkenning en is die dus in dat geval eveneens nietig (art. 1:204 lid 1 aanhef en sub e B.W.).
Rechterlijke toestemming in plaats van toestemming van de moeder tot erkenning kind
De toestemming van de moeder (ex lid 1 aanhef en sub c) kan – als de moeder niet instemt – ook door de rechter worden gegeven (art. 1:204 lid 3 B.W.). Dit geldt ook voor de toestemming van het kind ouder dan 12 jaar (ex lid 1 aanhef en sub d).
Daarbij moet zijn voldaan aan de volgende voorwaarden.
1. het belang van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind mag niet worden geschaad, en de evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind mag niet in het gedrang komen.
2. De verzoeker is:
– de verwekker van het kind; of
– de biologische vader van het kind, die niet de verwekker is en in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind.
Het lijkt tegenstrijdig om een onderscheid te maken tussen de biologische vader en de verwekker.
Verzoek door levenspartner van de moeder die heeft ingestemd met een daad van verwekking
Op grond van (art. 1:204 lid 4 B.W.) geldt een soortgelijke bevoegdheid om vervangende toestemming voor de levenspartner die de daad heeft toegestaan. Mits dit in het belang is van het kind.
Erkenning door onder curatele gestelde
Een persoon die wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand onder curatele staat kan slechts een kind erkennen na toestemming van de Kantonrechter (art. 1:204 lid 5 B.W.).
Rechtspraak erkenning kind
Erkenning door later met andere vrouw gehuwde vader
In de uitspraak Rb. Maastricht 6 december 2011 (Man/vrouw/bijzonder curator) boog de rechtbank zich over het verzoek tot vervangende toestemming tot erkenning, nu de moeder haar toestemming niet wilde geven. Het kind was in 2003 geboren uit een knipperlichtrelatie van de man met de vrouw. De man was vervolgens in 2009 met een andere vrouw gehuwd. Die (nieuwe) echtgenote van de man steunde de man in zijn verzoek. Deze uitspraak geeft inzicht in de wetsgeschiedenis van het huidige art. 1:204 lid 3 B.W..
Weigering verlof moeder tot erkenning biologische vader en erkenning door nieuwe partner
Een voor de biologische vader pijnlijke situatie kan zich voordoen, als de moeder hem haar instemming met erkenning van het kind weigert, maar dit vervolgens wel toestaat aan haar nieuwe partner. De emancipatie van de vrouw heeft zich in de rechtspraak op dit punt laten voelen. De inleiding in het Advocatenblad van 1990 door mr. M. Wigleven – destijds advocaat bij Stibbe, thans raadsheer in Hof Amsterdam – bij twee arresten van de Hoge Raad biedt een amusant inkijkje op het begin van deze ontwikkeling. Zij schrijft:
“Voordien hebben zich rondom deze bepalingen weinig problemen voorgedaan. Immers lag het in de lijn der verwachtingen dat in z’n algemeenheid de moeder haar toestemming aan de erkenning van haar natuurlijk kind door de biologische vader niet zou onthouden, omdat zij aan dit kind maar al te graag een maatschappelijke status en financiële basis wilde geven.
Als gevolg van de emancipatoire ontwikkelingen van de laatste decennia en het feit dat steeds meer vrouwen in staat zijn in hun eigen levensonderhoud, ja zelfs in dat van hun kinderen te voorzien, is de noodzaak om natuurlijke kinderen te laten erkennen door hun biologische vader, waarmee dan tevens een tenaamstelling gepaard gaat, komen te vervallen.
Steeds vaker komt het voor dat de natuurlijke moeder bewust natuurlijke moeder blijft om bij voorbeeld haar eigen familienaam aan het kind te kunnen geven, terwijl ook de financiën geen aanleiding geven mee te werken aan erkenning van het kind door de vader. Zij weigert haar toestemming en de vader wendt zich tevergeefs tot de ambtenaar van de burgerlijke stand met het verzoek een erkenningsakte op te maken”.
Deze ontwikkeling heeft zich nog verscherpt doordat de moeder niet alleen met een andere man, maar zelfs met een andere vrouw kan huwen, die het kind zou kunnen erkennen met instemming van de moeder. Op de rechtsontwikkeling op dit punt geeft onderstaande een meer diepgaande toelichting.
In een oudere zaak HR 17 december 1999 (vader/Ambtenaar Burgerlijke Stand) vorderde de vader, dat de erkenning van het kind door de nieuwe man van de moeder ongedaan gemaakt werd. Het draait hierbij om de vraag, of de moeder ten onrechte de toestemming geweigerd had en – voordat de biologische vader een vervangend verlof van de rechter had kunnen vragen – aan haar nieuwe man verlof verleend had om het kind te erkennen. Onder omstandigheden kon dit worden aangemerkt als misbruik van recht, waardoor de erkenning door de nieuwe man – omdat het aan hem gegeven verlof nietig was – geen effect gesorteerd had. De biologische vader zou dan alsnog erkenning kunnen vragen, zo nodig via de rechter.
In casu werd de biologische vader die actie echter ontzegd, omdat hij geruime tijd de mogelijkheid had gehad om tegen de weigering van de moeder op te komen en de erkenning via de rechter af te dwingen. In dit arrest wordt ook inzicht gegeven in de eerdere jurisprudentie op dit punt en op de overwegingen in de Parlementaire geschiedenis bij de wetswijziging in 1998. Die overwegingen geven ook inzicht in de toepassing van de de wettelijke bepalingen zoals die gelden na 1 april 1998, met name art. 1:204 lid 3 B.W. waar het de weigering van de toestemming van de moeder betreft.
Vernietiging erkenning van een kind
De erkenning van een kind kan door de rechtbank ook weer worden vernietigd. Een verzoek tot vernietiging van de erkenning kan, op de grond dat de erkenner niet de biologische vader van het kind is, bij de rechtbank worden ingediend in de volgende, in art. 1:205 lid 1 B.W. genoemde, gevallen:
a. door het kind zelf, tenzij de erkenning tijdens zijn meerderjarigheid heeft plaatsgevonden;
b. door de erkenner, indien hij door bedreiging, dwaling, bedrog of, tijdens zijn minderjarigheid, door misbruik van omstandigheden daartoe is bewogen;
c. door de moeder, indien zij door bedreiging, dwaling, bedrog, of tijdens haar minderjarigheid, door misbruik van omstandigheden bewogen is toestemming tot de erkenning te geven.
Verder kan ook het openbaar ministerie kan wegens strijd met de Nederlandse openbare orde, indien de erkenner niet de biologische vader van het kind is, vernietiging van de erkenning verzoeken (art. 1:205 lid 2 B.W.).
Deze vernietiging leidt tot herziening van de familierechtelijke betrekkingen van het kind. De wens tot vernietiging kan emotionele gronden hebben, maar er kunnen ook financiële motieven aan ten grondslag liggen. We zien dit in de rechtspraak in gevallen waarin een zaaddonor vermogend(er) blijkt en het door een ander erkende kind hier lucht van krijgt.
Termijn verzoek vernietiging erkenning kind bij dwaling, bedrog of dwang of misbruik van omstandigheden
In geval van bedreiging of misbruik van omstandigheden, wordt het verzoek door de erkenner of door de moeder niet later ingediend dan een jaar nadat deze invloed heeft opgehouden te werken en, in geval van bedrog of dwaling, binnen een jaar nadat de verzoeker het bedrog of de dwaling heeft ontdekt (art. 1:205 lid 3 B.W.).
Termijn verzoek vernietiging erkenning door het kind zelf
Voor het indienen van een verzoek tot vernietiging door het kind zelf geldt een termijn van drie jaren nadat het kind bekend is geworden met het feit dat de man vermoedelijk niet zijn biologische vader is. Wanneer het kind gedurende zijn minderjarigheid bekend is geworden met dit feit, dan kan het verzoek ingediend worden tot uiterlijk drie jaren nadat het kind meerderjarig is geworden (art. 1:205 lid 4 B.W.).
Verzoek tot vernietiging erkenning van een kind na overlijden rechthebbende tot indiening van dat verzoek
Voor het geval de erkenner of de moeder overlijdt voor de afloop van de in het derde lid gestelde termijn, is art. 1:201 lid 1 B.W. van overeenkomstige toepassing (art. 1:205 lid 5 B.W.).
Voor het geval het kind overlijdt voor afloop van de in het vierde lid gestelde termijn, dan geldt art. 1:201 lid 2 B.W. overeenkomstig.
Rechtspraak vernietiging erkenning van een kind
Over de vernietiging van de erkenning van een kind, dat blijkt te zijn verwekt met zaad van een donor, en met name over de termijn van art. 1:205 lid 4 B.W., is de nodige rechtspraak ontstaan. Guido Eerenberg heeft hieraan in Ars Aequi (AA oktober 2021, p. 889 – 898 ‘Golddiggers in het afstammingsrecht‘) een interessant artikel gewijd, en dan met name over het oprekken van de wettelijke termijn van drie jaar.
Eerenberg wijst op de volgende uitspraken waarin een in beginsel te laat verzoek tot vernietiging van de erkenning toch is gehonoreerd: Rb. Zeeland-West Brabant 10 juni 2020, Rb. Rotterdam 30 januari 2020 en Rb. Oost-Brabant 6 februari 2020.
De als eerste vermelde uitspraak betrof een verzoek vernietiging erkenning door meerderjarige verzoekster waarbij het verzoek is gedaan buiten de daarvoor geldende termijnen. Op grond van artikel 8 EVRM heeft de rechtbank de dienaangaande geldende termijn niet gehandhaafd en sluit aan bij de zaak Paulik/SlowakijeEHRM 10 oktober 2006, zaaknr. 10699/05. Vervolgens is het vaderschap vastgesteld van de reeds overleden biologische vader van verzoekster.
In de Rotterdamse zaak oordeelde de rechtbank, dat het respect voor het familie- en gezinsleven in dit geval eiste, dat het belang van de biologische en maatschappelijke werkelijkheid voorrang heeft boven het belang van strikte hantering van de termijn. De termijnstelling van artikel 1:205 lid 4 BW levert in dit geval een ongerechtvaardigde inmenging als bedoeld in artikel 8 EVRM in het familie- en gezinsleven van verzoekster op, terwijl niet valt in te zien hoe de rechtszekerheid en de belangen van andere hierbij betrokkenen worden geschaad bij het niet vasthouden aan de wettelijke termijn.
In de zaak bij rechtbank Oost-Brabant wordt op soortgelijke wijze beslist ten gunste van het kind als de verzoeker tot vernietiging van de erkenning. In die zaak doet zich ook nog een interessant vraagstuk voor naar het toepasselijk recht, waarbij de rechtbank ingaat op Boek 10 B.W. en de voor inwerkingtreding van dat wetboek geldende Wet Conflictenrecht Afstamming. Dit omdat de erkennende man een Amerikaans staatsburger was. Zie de pagina Afstamming en internationaal privaatrecht.
Vernietiging erkenning door de moeder van een kind
Ook de erkenning van een kind door de moeder, die niet de biologische moeder is (of blijkt te zijn) kan door de rechtbank ook weer worden vernietigd. Een verzoek tot vernietiging van de erkenning kan, op de grond dat de erkenner niet de biologische vader van het kind is, bij de rechtbank worden ingediend in de volgende, in art. 1:205a lid 1 B.W. genoemde, gevallen (die mutatis mutandis een herhaling zijn van de gronden van het vorige artikel):
a. door het kind zelf, tenzij de erkenning tijdens zijn meerderjarigheid heeft plaatsgevonden;
b. door de erkenner, indien zij door bedreiging, dwaling, bedrog of, tijdens zijn minderjarigheid, door misbruik van omstandigheden daartoe is bewogen;
c. door de andere moeder, indien zij door bedreiging, dwaling, bedrog, of tijdens haar minderjarigheid, door misbruik van omstandigheden bewogen is toestemming tot de erkenning te geven.
Het gaat hier dus om de situatie waarin het kind erkend is door een tweede (familierechtelijke) moeder.
Gevolgen van de vernietiging erkenning van een kind
Nadat de beschikking houdende vernietiging van de erkenning in kracht van gewijsde is gegaan, wordt de erkenning geacht nimmer gevolg te hebben gehad (art. 1:206 lid 1 B.W.).
Te goeder trouw door derden verkregen rechten worden hierdoor nochtans niet geschaad (lid 2).
Geen vordering tot vergoeding kosten van verzorging en opvoeding kind, waarvan de erkenning vernietigd is
Door de vernietiging ontstaat geen vordering tot teruggave van de kosten van verzorging en opvoeding of van levensonderhoud en studie, noch tot teruggave van hetgeen krachtens vruchtgenot is genoten.
Ook ontstaat geen verplichting tot teruggave van genoten vermogensrechtelijke voordelen die uit de erkenning zijn voortgevloeid, voor zover degene die hen heeft genoten ten tijde van het instellen van het verzoek daardoor niet was gebaat (art. 1:206 lid 3 B.W.).
Auteur & Last edit
[MdV, 25-12-2020; laatste bewerking 22-10-2021]
Over Lawyrup
Lawyrup, jouw gratis kennisbank voor burgerlijk (proces)recht! De website van Lawyrup bevat knowhow over vermogensrecht, civiel proces- en executierecht en insolventierecht.