Voorrechten op zaken aan boord van zeeschepen (Afd. 4, Titel 3, Hoofdstuk II, Boek 8 B.W.)
Inleiding voorrechten op zaken aan boord van zeeschepen
Afd. 4, Titel 3, Hoofdstuk II, Boek 8 B.W. behandelt de voorrechten op zeeschepen. Deze afdeling omvat 9 bepalingen (art. 8:220 B.W. tot en met art. 8:228 B.W.).
In deze afdeling staan de voorrechten centraal die op zaken aan boord van schepen kunnen rusten. Met zaken aan boord van zeeschepen wordt meestal de lading bedoeld.
Luchtvaartuigen aan boord van zeeschepen
Er kunnen veel zaken aan boord van een schip vervoerd worden, zo ook luchtvaartuigen. Er bestaat een eigen regeling voor bij voorrang verhaalbare vorderingen van toepassing op luchtvaartuigen, te vinden in de Wet Teboekgestelde Luchtvaartuigen. Deze regeling is gebaseerd op het Verdrag betreffende de internationale Erkenning van Rechten op Luchtvaartuigen en mag niet worden gefrustreerd, ook niet als het luchtvaartuig wordt vervoerd aan boord van een schip. Om die reden geldt deze afdeling onder voorbehoud van de Wet Teboekgestelde Luchtvaartuigen (art. 8:220 B.W.).
Bijkomende kosten van uitwinning van zake aan boord van zeeschepen
Als zaken aan boord van een zeeschip worden uitgewonnen, wordt uit de executie opbrengst hiervan eerst een aantal kosten voldaan. Deze kosten zijn, de kosten van de uitwinning, de kosten van bewaking van de zaken aan boord van het zeeschip tijdens de uitwinning, de kosten van gerechtelijke rangregeling en verdeling van de opbrengst onder de schuldeisers (art. 8:221 lid 1 B.W.). De kosten gaan voor alle andere vorderingen waaraan de wet een voorrecht toekent. De voorgaande vorderingen staan allemaal in rang gelijk en worden naar evenredigheid betaald (art. 8:221 lid 2 B.W.).
Rangorde vorderingen uit hulpverlening, avarij-grosse en vervoerovereenkomst
Er geldt een voorrecht voor vorderingen terzake van hulpverlening, voor de bijdrage in avarij-grosse en voor de vordering, die voortvloeit uit een vervoerovereenkomst. Voor de eerste twee voorrechten geldt dat dit rust op de zaken aan boord van een zeeschip, het voorrecht dat voortvloeit uit een vervoersovereenkomst geldt alleen voor de lading waarover de overeenkomst gaat.
Er zit een rangorde in de voorrechten, vooraan staan voorrechten die voortvloeien uit art. 8:210 B.W., art. 8:211 B.W., art. 8:221 B.W., art. 8:820 B.W., art. 8:821 B.W. en art. 8:831 B.W. Daarna komen de voorrechten voor vorderingen terzake van hulpverlening en voor de bijdrage in avarij-grosse (art. 8:222 lid 1 B.W.). Ten slotte komen alle andere bevoorrechte vorderingen.
Bij vorderingen terzake van hulpverlening moet het wel gaan om hulpverlening die ervoor gezorgd heeft dat het schip niet verder in waarde daalt.
Rente op de vordering
Als een vordering op grond van art. 8:222 B.W. bevoorrecht is, zijn de renten op de vordering ook bevoorrecht, en ze zijn gelijk in rang als het voorrecht op de vordering (art. 8:223 B.W.). De rente is zowel bevoorrecht als partijen de wettelijke rente hanteren maar ook als partijen een afwijkende en hoger rentepercentage hebben afgesproken.
Kosten uitvoerbare titel
Deurwaarders maken kosten om een uitvoerbare titel te verkrijgen op een vordering, gaat het om een vordering die op grond van artikel 8:222 B.W. bevoorrecht is dan zijn ook deze kosten bevoorrecht (art. 8:223 B.W.). Het voorrecht is gelijk in rang met het voorrecht van de vordering.
Rangorde van voorrechten op zaken aan boord van een zeeschip
Vorderingen kunnen vaak niet allemaal voldaan worden. Daarom is er door de wet een rangorde aangebracht met soorten vorderingen die voorrang hebben boven andere vorderingen. Als het gaat om vorderingen ter zake van hulpverlening of bijdrage in avarij grosse geldt dat de vordering die als laatste is ontstaan in rang boven eerdere vorderingen van gelijke aard gaan. De ratio hierachter is dat latere hulpverleners niet gedemotiveerd worden omdat ze bang zijn dat de kosten die zij maken niet meer voldaan kunnen worden door eerdere vorderingen terzake hulpverlening.
De voorrechten van artikel 8:222 lid 2 B.W. zijn in rang gelijk, en worden naar evenredigheid voldaan (art. 8:224 lid 4 B.W.). Vorderingen tot voldoening van kosten gemaakt tot behoud van de zaak (art. 3:284 B.W.) nemen rang na de andere in artikel 8:222 lid 2 B.W. genoemde bevoorrechte vorderingen en is dus een uitzondering op de regel. Zie voor voorrang (preferentie) en voorrecht ook de pagina Verhaalsrecht op goederen.
Reikwijdte voorrechten op zaken aan boord van zeeschepen
De voorrechten van art. 8:222 B.W. zijn ook van toepassing op vorderingen vanwege schadevergoedingen die verschuldigd zijn voor verlies of niet herstelde schade (art. 8:225 B.W.). De voorrechten blijven ook bestaan als deze vorderingen zijn overgedragen aan een derde of met een pandrecht zijn bezwaard.
Het is vaak zo dat zaken aan boord van een zeeschip niet toebehoren aan de eigenaar van het schip. Toch is het zo dat de voorrechten die in artikel 8:222 B.W. staan, ook ontstaan op de daar vermelde zaken, en deze voorrechten ook op de zaken aan boord van het zeeschip met voorrang verhaalbaar zijn, zelfs als de eigenaar van de zaken niet de eigenaar van het schip is (art. 8:226 B.W.).
Deze regel verschilt van de hoofdregel die bepaalt, dat verhaal alleen mogelijk is op het vermogen van de schuldenaar (art. 3:276 B.W.).
Verval voorrechten op zaken aan boord zeeschepen
De voorrechten genoemd in artikel 8:222 B.W. houden op te bestaan als de bevoorrechte zaken aan de gerechtigde zijn afgeleverd (art. 8:227 B.W.), tenzij het gaat om een geval genoemd in artikel 8:559 B.W. De voorrechten houden echter niet op te bestaan als de zaken zijn opgeslagen (zie art. 8:490 B.W., art. 8:955 B.W. of art. 8:574 B.W.) of als op deze zaken beslag is gelegd (zie art. 8:626 B.W.).
Reclamerecht verkoper van brandstoffen zeeschip
Een verkoper van brandstof voor de machines, van ketelwater, levensmiddelen of scheepsbenodigdheden kan alleen tot 48 uur nadat geleverd is zijn reclamerecht uitoefenen. Dit geeft het recht roerende zaken niet-registergoederen terug te vorderen als deze niet zijn betaald. Normaal gesproken kan het reclamerecht worden uitgeoefend tot zestig dagen nadat zij zijn geleverd (art. 7:44 B.W.), voor de verkopers van brandstof voor machines, van ketelwater, levensmiddelen of scheepsbenodigdheden is deze termijn dus aanzienlijk verkort. Zie ook de pagina Recht van reclame in de Titel 1 Boek 7 B.W. over de koopovereenkomst.
Indien de persoon die een zaak gekocht heeft deze overdraagt aan een derde partij kan men normaal gesproken geen recht van reclame meer uitoefenen (art. 7:42 B.W.). Voor de verkoper van brandstof voor machines, van ketelwater, levensmiddelen of scheepsbenodigdheden geldt hier een verruiming, het recht van reclame kan hier ook worden uitgeoefend indien deze zaken zich bevinden in handen van de reder, een rompbevrachter of een tijdbevrachter van het schip (art. 8:228 B.W.).
Auteur & Last edit
[KvdV, 11-10-2021]
Voorrechten op zaken aan boord van zeeschepen (Afd. 4, Titel 3, Hoofdstuk II, Boek 8 B.W.)
Inleiding voorrechten op zaken aan boord van zeeschepen
Afd. 4, Titel 3, Hoofdstuk II, Boek 8 B.W. behandelt de voorrechten op zeeschepen. Deze afdeling omvat 9 bepalingen (art. 8:220 B.W. tot en met art. 8:228 B.W.).
In deze afdeling staan de voorrechten centraal die op zaken aan boord van schepen kunnen rusten. Met zaken aan boord van zeeschepen wordt meestal de lading bedoeld.
Luchtvaartuigen aan boord van zeeschepen
Er kunnen veel zaken aan boord van een schip vervoerd worden, zo ook luchtvaartuigen. Er bestaat een eigen regeling voor bij voorrang verhaalbare vorderingen van toepassing op luchtvaartuigen, te vinden in de Wet Teboekgestelde Luchtvaartuigen. Deze regeling is gebaseerd op het Verdrag betreffende de internationale Erkenning van Rechten op Luchtvaartuigen en mag niet worden gefrustreerd, ook niet als het luchtvaartuig wordt vervoerd aan boord van een schip. Om die reden geldt deze afdeling onder voorbehoud van de Wet Teboekgestelde Luchtvaartuigen (art. 8:220 B.W.).
Bijkomende kosten van uitwinning van zake aan boord van zeeschepen
Als zaken aan boord van een zeeschip worden uitgewonnen, wordt uit de executie opbrengst hiervan eerst een aantal kosten voldaan. Deze kosten zijn, de kosten van de uitwinning, de kosten van bewaking van de zaken aan boord van het zeeschip tijdens de uitwinning, de kosten van gerechtelijke rangregeling en verdeling van de opbrengst onder de schuldeisers (art. 8:221 lid 1 B.W.). De kosten gaan voor alle andere vorderingen waaraan de wet een voorrecht toekent. De voorgaande vorderingen staan allemaal in rang gelijk en worden naar evenredigheid betaald (art. 8:221 lid 2 B.W.).
Rangorde vorderingen uit hulpverlening, avarij-grosse en vervoerovereenkomst
Er geldt een voorrecht voor vorderingen terzake van hulpverlening, voor de bijdrage in avarij-grosse en voor de vordering, die voortvloeit uit een vervoerovereenkomst. Voor de eerste twee voorrechten geldt dat dit rust op de zaken aan boord van een zeeschip, het voorrecht dat voortvloeit uit een vervoersovereenkomst geldt alleen voor de lading waarover de overeenkomst gaat.
Er zit een rangorde in de voorrechten, vooraan staan voorrechten die voortvloeien uit art. 8:210 B.W., art. 8:211 B.W., art. 8:221 B.W., art. 8:820 B.W., art. 8:821 B.W. en art. 8:831 B.W. Daarna komen de voorrechten voor vorderingen terzake van hulpverlening en voor de bijdrage in avarij-grosse (art. 8:222 lid 1 B.W.). Ten slotte komen alle andere bevoorrechte vorderingen.
Bij vorderingen terzake van hulpverlening moet het wel gaan om hulpverlening die ervoor gezorgd heeft dat het schip niet verder in waarde daalt.
Rente op de vordering
Als een vordering op grond van art. 8:222 B.W. bevoorrecht is, zijn de renten op de vordering ook bevoorrecht, en ze zijn gelijk in rang als het voorrecht op de vordering (art. 8:223 B.W.). De rente is zowel bevoorrecht als partijen de wettelijke rente hanteren maar ook als partijen een afwijkende en hoger rentepercentage hebben afgesproken.
Kosten uitvoerbare titel
Deurwaarders maken kosten om een uitvoerbare titel te verkrijgen op een vordering, gaat het om een vordering die op grond van artikel 8:222 B.W. bevoorrecht is dan zijn ook deze kosten bevoorrecht (art. 8:223 B.W.). Het voorrecht is gelijk in rang met het voorrecht van de vordering.
Rangorde van voorrechten op zaken aan boord van een zeeschip
Vorderingen kunnen vaak niet allemaal voldaan worden. Daarom is er door de wet een rangorde aangebracht met soorten vorderingen die voorrang hebben boven andere vorderingen. Als het gaat om vorderingen ter zake van hulpverlening of bijdrage in avarij grosse geldt dat de vordering die als laatste is ontstaan in rang boven eerdere vorderingen van gelijke aard gaan. De ratio hierachter is dat latere hulpverleners niet gedemotiveerd worden omdat ze bang zijn dat de kosten die zij maken niet meer voldaan kunnen worden door eerdere vorderingen terzake hulpverlening.
De voorrechten van artikel 8:222 lid 2 B.W. zijn in rang gelijk, en worden naar evenredigheid voldaan (art. 8:224 lid 4 B.W.). Vorderingen tot voldoening van kosten gemaakt tot behoud van de zaak (art. 3:284 B.W.) nemen rang na de andere in artikel 8:222 lid 2 B.W. genoemde bevoorrechte vorderingen en is dus een uitzondering op de regel. Zie voor voorrang (preferentie) en voorrecht ook de pagina Verhaalsrecht op goederen.
Reikwijdte voorrechten op zaken aan boord van zeeschepen
De voorrechten van art. 8:222 B.W. zijn ook van toepassing op vorderingen vanwege schadevergoedingen die verschuldigd zijn voor verlies of niet herstelde schade (art. 8:225 B.W.). De voorrechten blijven ook bestaan als deze vorderingen zijn overgedragen aan een derde of met een pandrecht zijn bezwaard.
Het is vaak zo dat zaken aan boord van een zeeschip niet toebehoren aan de eigenaar van het schip. Toch is het zo dat de voorrechten die in artikel 8:222 B.W. staan, ook ontstaan op de daar vermelde zaken, en deze voorrechten ook op de zaken aan boord van het zeeschip met voorrang verhaalbaar zijn, zelfs als de eigenaar van de zaken niet de eigenaar van het schip is (art. 8:226 B.W.).
Deze regel verschilt van de hoofdregel die bepaalt, dat verhaal alleen mogelijk is op het vermogen van de schuldenaar (art. 3:276 B.W.).
Verval voorrechten op zaken aan boord zeeschepen
De voorrechten genoemd in artikel 8:222 B.W. houden op te bestaan als de bevoorrechte zaken aan de gerechtigde zijn afgeleverd (art. 8:227 B.W.), tenzij het gaat om een geval genoemd in artikel 8:559 B.W. De voorrechten houden echter niet op te bestaan als de zaken zijn opgeslagen (zie art. 8:490 B.W., art. 8:955 B.W. of art. 8:574 B.W.) of als op deze zaken beslag is gelegd (zie art. 8:626 B.W.).
Reclamerecht verkoper van brandstoffen zeeschip
Een verkoper van brandstof voor de machines, van ketelwater, levensmiddelen of scheepsbenodigdheden kan alleen tot 48 uur nadat geleverd is zijn reclamerecht uitoefenen. Dit geeft het recht roerende zaken niet-registergoederen terug te vorderen als deze niet zijn betaald. Normaal gesproken kan het reclamerecht worden uitgeoefend tot zestig dagen nadat zij zijn geleverd (art. 7:44 B.W.), voor de verkopers van brandstof voor machines, van ketelwater, levensmiddelen of scheepsbenodigdheden is deze termijn dus aanzienlijk verkort. Zie ook de pagina Recht van reclame in de Titel 1 Boek 7 B.W. over de koopovereenkomst.
Indien de persoon die een zaak gekocht heeft deze overdraagt aan een derde partij kan men normaal gesproken geen recht van reclame meer uitoefenen (art. 7:42 B.W.). Voor de verkoper van brandstof voor machines, van ketelwater, levensmiddelen of scheepsbenodigdheden geldt hier een verruiming, het recht van reclame kan hier ook worden uitgeoefend indien deze zaken zich bevinden in handen van de reder, een rompbevrachter of een tijdbevrachter van het schip (art. 8:228 B.W.).
Auteur & Last edit
[KvdV, 11-10-2021]
Voorrechten op zaken aan boord van zeeschepen (Afd. 4, Titel 3, Hoofdstuk II, Boek 8 B.W.)
Zoeken binnen de kennisbank
Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!