Pagina inhoud

    Recht van reclame (Afd. 8, Titel 1, Boek 7 B.W.)

    Inleiding recht van reclame

    In Afd. 8, Titel 1 Boek 7 B.W. is een specifieke bevoegdheid van de verkoper in de wet opgenomen: het recht van reclame oftewel het terughaalrecht van onbetaald blijvende goederen. De regeling bevat een uitzondering op de reguliere ontbinding van overeenkomsten. Men spreekt ook wel van het “verkopersprivilege”. Deze afdeling omvat zes bepalingen (art. 7:39 B.W. tot en met (art. 7:44 B.W.).

    Het zeerecht kent voor de leverancier van brandstoffen ook een recht van reclame. Zie de pagina Voorrechten op zaken aan boord van zeeschepen.

    Recht van reclame: geen eigendomsoverdracht

    Art. 7:39 B.W. De verkoper van een roerende zaak mag de zaak terugvorderen als er nog niet is betaald en is voldaan aan de gronden voor ontbinding ex art. 6:265 B.W.. Verschil met de ontbinding van art. 6:625 B.W. is, dat de eigendom van de zaken met terugwerkende kracht niet is overgegaan. Terwijl bij normale ontbinding slechts wederzijds ongedaanmakingsverplichtingen ontstaan.

    Wijze van uitoefening

    De verkoper kan dit recht uitoefenen door een schriftelijke verklaring aan de koper te richten. Deze ontbindt de koop. Het recht van reclame heeft ‘zakelijke werking’: de eigendom gaat direct (weer) over op de verkoper, maar niet mer terugwerkende kracht. Anders dan bij de normale ontbinding op basis van art. 6:265 B.W., waarbij er ‘ongedaanmakingsverplichtingen’ ontstaan en er dus eerst nog een leveringshandeling nodig is om de eigendom te doen overgaan.

    Evenredig deel

    Is slechts een deel niet betaald, dan kan de verkoper een evenredig deel terugvorderen (art. 7:39 lid 2 B.W.). Kan dit niet, dan kan de verkoper het geheel terughalen en het reeds betaalde deel terugbetalen aan de koper.

    Faillissement van de koper

    Het recht van reclame kan ook worden uitgeoefend tijdens faillissement. De curator kan echter “lossen” (art. 7:40 B.W.). Het geldt ook in de WSNP, als de koop voor de uitspraak is aangegaan.

    Beperking: gewijzigde staat

    Wanneer het goed niet meer in dezelfde staat is, kan het recht van reclame niet meer worden uitgeoefend (art. 7:41 B.W.).

    Ook kan het recht van reclame niet worden uitgeoefend als de verkoper voor de volle koopprijs handelspapier heeft aanvaard (art. 7:43 B.W.).

    Derdenbescherming

    Derden te goeder trouw aan wie de zaken  zijn overgedragen, worden beschermd (art. 7:42 B.W.). Dit geldt ook voor pandrecht of vruchtgebruik.

    Vervaltermijn

    De belangrijkste bepaling is art. 7:44 B.W., waarin wordt bepaald dat het recht vervalt:

    “Wanneer zowel zes weken zijn verstreken nadat de vordering tot betaling van de koopprijs opeisbaar is geworden, als zestig dagen, te rekenen van de dag waarop de zaak onder de koper of onder iemand van zijnentwege is opgeslagen”.

    Let op het dubbele criterium. Zoals de term al zegt, is dit een vervaltermijn: deze kan niet worden gestuit. De rechter past deze niet van rechtswege toe, maar alleen wanneer de wederpartij zich op het verlopen zijn daarvan beroept.

    Het recht van reclame is een weinig bekende, maar belangrijke en krachtige bevoegdheid waarmee de verkoper geleverde maar onbetaalde zaken kan terughalen, zelfs in faillissement. Deze bevoegdheid staat naast het eigendomsvoorbehoud.

    Europese insolventieprocedure

    Zoals uit de onderstaande uitspraak inzake Top Mark/OPB blijkt, kan zich de vraag voordoen, of het opeisen van goederen op grond van het recht van reclame onderhevig is aan (herschikte) Insolventieverordening (Verordening (EU) nr. 2015/848). Het Hof oordeelt van niet: “De vordering van Top Mark, gegrond op het eigendomsvoorbehoud, is een autonome vordering, die haar grondslag niet in het recht inzake de op OPB van toepassing verklaarde insolventieprocedures vindt. De gerechtelijke reorganisatieprocedure verlangt op dit punt niet het optreden van een insolventiefunctionaris, zodat de door Top Mark ingestelde vordering niet rechtstreeks uit die insolventieprocedure voortvloeit. De artikelen 6 en 32 van de Insolventieverordening staan dan ook niet aan de bevoegdheid van de Nederlandse rechter, als hiervoor vastgesteld, in de weg.”

    Zie ook de pagina Europese Insolventieverordening.

    Rechtspraak

    Opeisbaarheid

    Hof Amsterdam 20 oktober 2015 (Elmarc/Mulder q.q. & KLM) – Elmarc had iPadhoezen verkocht aan Mac Support. Korte tijd daarna (10 dagen later) ging Mac Support failliet. De curator verkocht de hoezen door aan KLM. Het beroep van Elmarc op het recht van reclame gaat niet op, omdat Elmarc een betalingstermijn had afgesproken van 60 dagen. Elmarc kon dus nog geen beroep doen op ontbinding als bedoeld in art. 6:265 B.W., omdat de vordering nog niet opeisbaar was. Daarmee was ook uitoefening van het recht van reclame (nog) niet mogelijk. Kennelijk waren de hoezen al binnen de termijn van 60 dagen + zes weken doorverkocht. De vordering tegen de curator is afgewezen, omdat die niet meer over de opgeëiste goederen beschikt.

    Hof Arnhem-Leeuwarden 2 juni 2020 (Top Mark/Orchestra-Prémaman Belgium S.A.) – de vordering in kort geding tegen een Belgische vennootschap tot teruggaaf van goederen wordt afgewezen. Allereerst ontbreekt spoedeisend belang omdat de Belgische vennootschap in een reorganisatieprocedure (artikel XX.65 e.v. van het Belgisch Wetboek van Economisch recht – BWER) zit, waardoor gedurende 18 maanden opeising van goederen niet mogelijk is. En verder bevinden de goederen zich bij OPSA nabij het Franse Arras (ook wel bekend als Atrecht). De procedure is niet ingesteld tegen OPSA, die overigens ook in een reorganisatieprocedure – naar Frans recht – verwikkeld is (procédure de sauvegarde, artikel L620 Code du commerce). Die vordering zou naar Frans recht beoordeeld moeten worden. Het Hof bespreekt ook nog enkele interessante IPR vraagstukken (zoals forumkeuze voor de Nederlandse rechter als bedoeld in artikel 25 Brussel I-bis (Verordening (EU) nr. 1215/2012) en de vraag of de vordering niet is onderworpen aan de insolventieprocedure – het antwoord is op beide ontkennend).

    Goede trouw derde-verkrijger

    Hof Den Bosch 13 november 2018 (Hertz/Opel Finance) – voor een beroep op goede trouw rust op de verkrijger een onderzoeksplicht naar de beschikkingsbevoegdheid van de verkoper. Bij de verkoop van tweedehands auto’s houdt dat in, dat tenminste de kentekenpapieren onderzocht moeten worden (vgl. HR 7 oktober 2005, NJ 2006, 351). Dit was in dit geval niet mogelijk, maar neemt niet weg dat verkrijger toch niet aan haar onderzoeksplicht had voldaan, omdat uit de omstandigheden voldoende bleek, dat er reden was te twijfelen dat de verkoper de koopprijs aan Hertz betaald had. De afspraken inzake het eigendomsvoorbehoud van Hertz doen niet af aan het verkopersprivilege van Hertz; nu Opel Finance zich niet heeft beroepen op het verstreken zijn van de vervaltermijn heeft Hertz het verkopersprivilege rechtsgeldig ingeroepen. Opel Finance is uit onrechtmatige daad aansprakelijk voor de door Hertz geleden schade omdat de auto’s in weerwil van het rechtsgeldig ingeroepen recht van reclame heeft doorverkocht.

    Hof Leeuwarden 18 oktober 2011 (verkoper schip/curator Smelne Yachts en derde-verkrijger) – onbetaalde verkoper vordert schip terug van derde-verkrijger na verkoop door (later gefailleerde) Smelne Yachts. Aan vereisten voor uitoefening recht van reclame is voldaan. Derde-verkrijger beroept zich op goede trouw. Daaraan is echter niet voldaan wanneer de levering “constitutum possessorium” plaatsvindt. Indien de bezitsverschaffing aan de derde-verkrijger heeft plaatsgevonden op de wijze zoals in artikel 3:115 sub a BW bepaald (levering ‘constitutum possessorium’), komt hem overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:42 BW geen bescherming toe; de zaak is daarbij immers in handen van Smelne gebleven.

    Auteur & Last edit

    [MdV, 3-09-2018; laatste bewerking 11-10-2021]

    Recht van reclame (Afd. 8, Titel 1, Boek 7 B.W.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      Recht van reclame (Afd. 8, Titel 1, Boek 7 B.W.)

      Inleiding recht van reclame

      In Afd. 8, Titel 1 Boek 7 B.W. is een specifieke bevoegdheid van de verkoper in de wet opgenomen: het recht van reclame oftewel het terughaalrecht van onbetaald blijvende goederen. De regeling bevat een uitzondering op de reguliere ontbinding van overeenkomsten. Men spreekt ook wel van het “verkopersprivilege”. Deze afdeling omvat zes bepalingen (art. 7:39 B.W. tot en met (art. 7:44 B.W.).

      Het zeerecht kent voor de leverancier van brandstoffen ook een recht van reclame. Zie de pagina Voorrechten op zaken aan boord van zeeschepen.

      Recht van reclame: geen eigendomsoverdracht

      Art. 7:39 B.W. De verkoper van een roerende zaak mag de zaak terugvorderen als er nog niet is betaald en is voldaan aan de gronden voor ontbinding ex art. 6:265 B.W.. Verschil met de ontbinding van art. 6:625 B.W. is, dat de eigendom van de zaken met terugwerkende kracht niet is overgegaan. Terwijl bij normale ontbinding slechts wederzijds ongedaanmakingsverplichtingen ontstaan.

      Wijze van uitoefening

      De verkoper kan dit recht uitoefenen door een schriftelijke verklaring aan de koper te richten. Deze ontbindt de koop. Het recht van reclame heeft ‘zakelijke werking’: de eigendom gaat direct (weer) over op de verkoper, maar niet mer terugwerkende kracht. Anders dan bij de normale ontbinding op basis van art. 6:265 B.W., waarbij er ‘ongedaanmakingsverplichtingen’ ontstaan en er dus eerst nog een leveringshandeling nodig is om de eigendom te doen overgaan.

      Evenredig deel

      Is slechts een deel niet betaald, dan kan de verkoper een evenredig deel terugvorderen (art. 7:39 lid 2 B.W.). Kan dit niet, dan kan de verkoper het geheel terughalen en het reeds betaalde deel terugbetalen aan de koper.

      Faillissement van de koper

      Het recht van reclame kan ook worden uitgeoefend tijdens faillissement. De curator kan echter “lossen” (art. 7:40 B.W.). Het geldt ook in de WSNP, als de koop voor de uitspraak is aangegaan.

      Beperking: gewijzigde staat

      Wanneer het goed niet meer in dezelfde staat is, kan het recht van reclame niet meer worden uitgeoefend (art. 7:41 B.W.).

      Ook kan het recht van reclame niet worden uitgeoefend als de verkoper voor de volle koopprijs handelspapier heeft aanvaard (art. 7:43 B.W.).

      Derdenbescherming

      Derden te goeder trouw aan wie de zaken  zijn overgedragen, worden beschermd (art. 7:42 B.W.). Dit geldt ook voor pandrecht of vruchtgebruik.

      Vervaltermijn

      De belangrijkste bepaling is art. 7:44 B.W., waarin wordt bepaald dat het recht vervalt:

      “Wanneer zowel zes weken zijn verstreken nadat de vordering tot betaling van de koopprijs opeisbaar is geworden, als zestig dagen, te rekenen van de dag waarop de zaak onder de koper of onder iemand van zijnentwege is opgeslagen”.

      Let op het dubbele criterium. Zoals de term al zegt, is dit een vervaltermijn: deze kan niet worden gestuit. De rechter past deze niet van rechtswege toe, maar alleen wanneer de wederpartij zich op het verlopen zijn daarvan beroept.

      Het recht van reclame is een weinig bekende, maar belangrijke en krachtige bevoegdheid waarmee de verkoper geleverde maar onbetaalde zaken kan terughalen, zelfs in faillissement. Deze bevoegdheid staat naast het eigendomsvoorbehoud.

      Europese insolventieprocedure

      Zoals uit de onderstaande uitspraak inzake Top Mark/OPB blijkt, kan zich de vraag voordoen, of het opeisen van goederen op grond van het recht van reclame onderhevig is aan (herschikte) Insolventieverordening (Verordening (EU) nr. 2015/848). Het Hof oordeelt van niet: “De vordering van Top Mark, gegrond op het eigendomsvoorbehoud, is een autonome vordering, die haar grondslag niet in het recht inzake de op OPB van toepassing verklaarde insolventieprocedures vindt. De gerechtelijke reorganisatieprocedure verlangt op dit punt niet het optreden van een insolventiefunctionaris, zodat de door Top Mark ingestelde vordering niet rechtstreeks uit die insolventieprocedure voortvloeit. De artikelen 6 en 32 van de Insolventieverordening staan dan ook niet aan de bevoegdheid van de Nederlandse rechter, als hiervoor vastgesteld, in de weg.”

      Zie ook de pagina Europese Insolventieverordening.

      Rechtspraak

      Opeisbaarheid

      Hof Amsterdam 20 oktober 2015 (Elmarc/Mulder q.q. & KLM) – Elmarc had iPadhoezen verkocht aan Mac Support. Korte tijd daarna (10 dagen later) ging Mac Support failliet. De curator verkocht de hoezen door aan KLM. Het beroep van Elmarc op het recht van reclame gaat niet op, omdat Elmarc een betalingstermijn had afgesproken van 60 dagen. Elmarc kon dus nog geen beroep doen op ontbinding als bedoeld in art. 6:265 B.W., omdat de vordering nog niet opeisbaar was. Daarmee was ook uitoefening van het recht van reclame (nog) niet mogelijk. Kennelijk waren de hoezen al binnen de termijn van 60 dagen + zes weken doorverkocht. De vordering tegen de curator is afgewezen, omdat die niet meer over de opgeëiste goederen beschikt.

      Hof Arnhem-Leeuwarden 2 juni 2020 (Top Mark/Orchestra-Prémaman Belgium S.A.) – de vordering in kort geding tegen een Belgische vennootschap tot teruggaaf van goederen wordt afgewezen. Allereerst ontbreekt spoedeisend belang omdat de Belgische vennootschap in een reorganisatieprocedure (artikel XX.65 e.v. van het Belgisch Wetboek van Economisch recht – BWER) zit, waardoor gedurende 18 maanden opeising van goederen niet mogelijk is. En verder bevinden de goederen zich bij OPSA nabij het Franse Arras (ook wel bekend als Atrecht). De procedure is niet ingesteld tegen OPSA, die overigens ook in een reorganisatieprocedure – naar Frans recht – verwikkeld is (procédure de sauvegarde, artikel L620 Code du commerce). Die vordering zou naar Frans recht beoordeeld moeten worden. Het Hof bespreekt ook nog enkele interessante IPR vraagstukken (zoals forumkeuze voor de Nederlandse rechter als bedoeld in artikel 25 Brussel I-bis (Verordening (EU) nr. 1215/2012) en de vraag of de vordering niet is onderworpen aan de insolventieprocedure – het antwoord is op beide ontkennend).

      Goede trouw derde-verkrijger

      Hof Den Bosch 13 november 2018 (Hertz/Opel Finance) – voor een beroep op goede trouw rust op de verkrijger een onderzoeksplicht naar de beschikkingsbevoegdheid van de verkoper. Bij de verkoop van tweedehands auto’s houdt dat in, dat tenminste de kentekenpapieren onderzocht moeten worden (vgl. HR 7 oktober 2005, NJ 2006, 351). Dit was in dit geval niet mogelijk, maar neemt niet weg dat verkrijger toch niet aan haar onderzoeksplicht had voldaan, omdat uit de omstandigheden voldoende bleek, dat er reden was te twijfelen dat de verkoper de koopprijs aan Hertz betaald had. De afspraken inzake het eigendomsvoorbehoud van Hertz doen niet af aan het verkopersprivilege van Hertz; nu Opel Finance zich niet heeft beroepen op het verstreken zijn van de vervaltermijn heeft Hertz het verkopersprivilege rechtsgeldig ingeroepen. Opel Finance is uit onrechtmatige daad aansprakelijk voor de door Hertz geleden schade omdat de auto’s in weerwil van het rechtsgeldig ingeroepen recht van reclame heeft doorverkocht.

      Hof Leeuwarden 18 oktober 2011 (verkoper schip/curator Smelne Yachts en derde-verkrijger) – onbetaalde verkoper vordert schip terug van derde-verkrijger na verkoop door (later gefailleerde) Smelne Yachts. Aan vereisten voor uitoefening recht van reclame is voldaan. Derde-verkrijger beroept zich op goede trouw. Daaraan is echter niet voldaan wanneer de levering “constitutum possessorium” plaatsvindt. Indien de bezitsverschaffing aan de derde-verkrijger heeft plaatsgevonden op de wijze zoals in artikel 3:115 sub a BW bepaald (levering ‘constitutum possessorium’), komt hem overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:42 BW geen bescherming toe; de zaak is daarbij immers in handen van Smelne gebleven.

      Auteur & Last edit

      [MdV, 3-09-2018; laatste bewerking 11-10-2021]

      Recht van reclame (Afd. 8, Titel 1, Boek 7 B.W.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!