Pagina inhoud

    Verbintenissen tussen de vennoten onderling (Afd. 2, Boek 7A B.W.)

    Inleiding onderlinge verbintenissen maatschap

    Afd. 2, Titel 9, Boek 7A B.W. geeft enkele summiere regels over de onderlinge verbintenissen tussen de maten. Ook de maatschap is immers onderdeel van het verbintenissenrecht, zie pagina Verbintenissenrecht (Boek 6 B.W.) en het overeenkomstenrecht, zie de pagina Overeenkomsten (Titel 5, Boek 6 B.W.) en de pagina Wederkerige overeenkomsten, (Afd. 5, Titel 5, Boek 6 B.W.). De afdeling omvat 12 artikelen (art. 7A:1661 B.W. tot en met art. 7A:1678 B.W.).

    Gemeenschap van goederen; mede-eigendom

    Het ingewikkelde van de maatschap is, dat wanneer bij deze contractuele vorm ook goederen in gemeenschappelijke eigendom worden gehouden, er een zakenrechtelijke vorm van “gemeenschap” ontstaat. De maten worden – in beginsel ieder voor een gelijk deel – mede-eigenaar van elk afzonderlijk goed dat “de maatschap” heeft. Hoewel er in de praktijk gesproken wordt over “de maatschap” alsof dit – net als een besloten vennootschap – een zelfstandige juridische entiteit is, is dat juridisch bezien niet het geval. De maatschap is een losse verzameling van de individuele deelgenoten (de maten) en niets meer dan dat. De maatschap is zelf niets. Een maatschap kan wel als procespartij optreden (zie hierna). In feite bezit “de maatschap” dus niets, maar bezitten de afzonderlijke maten afzonderlijke goederen, ieder voor een gelijk deel. Bij de rechtspersoonlijkheid bezittende B.V. is dit veel eenvoudiger: de B.V. is bezitter en eigenaar van haar goederen, en niemand anders.

    De maatschap brengt dus ingewikkelde zakenrechtelijke verhoudingen met zich mee.

    Inbreng van arbeid of kapitaal

    De maten kunnen goederen inbrengen en/of hun arbeid (art. 7A:1662 B.W.). Art. 1663 en 1664 bestaan niet (meer).

    Art. 7A:1665 en 1666 B.W. bevatten bepalingen over het ontvangen van betalingen van derden voor schulden aan de maatschap en/of aan de maat in privé. Wanneer de maat in privé een vordering heeft op een derde, en de maatschap ook een vordering heeft op die derde, dan moet hij een betaling die hij ontvangt in evenredige delen toerekenen aan zichzelf en de maatschap. Spreekt hij af, dat hij de betaling geheel voor de maatschap ontvangt, dan is dat (wel) een geldige afspraak (art. 7A:1665 B.W.). Dit samen uit samen thuis principe ligt ook besloten in art. 7A:1666 B.W.: ontvangt de maat zijn aandeel in een gezamenlijke schuld aan de maatschap, en wordt de debiteur dan onvermogend, dan moet hij alsnog het ontvangene met de andere maten delen.

    Winstdeling

    Art. 7A:1670 B.W. bepaalt dat de maten naar evenredigheid van hun inbreng in de winst delen, als er geen andere afspraken gemaakt zijn. Ze delen ook in de evt. verliezen overigens. Wanneer een maat “alleen” zijn arbeid heeft ingebracht, deelt hij voor een gelijk deel als de maat die het minst heeft ingebracht (lid 2).

    De maten mogen afspreken, dat de winst anders wordt verdeeld, maar ze mogen dit niet door een ander laten bepalen. Dat beding is nietig (art. 7A:1671 B.W.). Ook mag niet worden afgesproken dat alle winsten voor één maat zijn. Maar alle verliezen voor één of meer maten, dat mag wel (art. 7A:1672 B.W.).

    Beheershandelingen namens de maatschap

    De wet regelt verder de bevoegdheden om voor de maatschap beheershandelingen te verrichten. Belangrijk is het onderscheid tussen “beheershandelingen” en “beschikkingshandelingen“. Beheer houdt in: gebruiken en onderhouden. Beschikken houdt in: verkopen, verhuren, weggeven enz. (d.w.z. rechtshandelingen aangaan met derden met betrekking tot de goederen van de maatschap). De maten zijn niet zonder instemming van de anderen beschikkingsbevoegd.

    Als er niets geregeld is, geldt de regeling van art. 7A:1676 B.W., die het volgende inhoudt:

    – alle vennoten worden geacht alle beheershandelingen namens de maatschap te mogen verrichten; zij worden daar dan ook allen door gebonden;

    – alle maten mogen alle goederen van de maatschap gebruiken, binnen de normale gebruiksdoelen voor de maatschap;

    – de maten kunnen elkaar verplichten bij te dragen in de kosten tot behoud van de goederen van de maatschap;

    – de maten zijn echter niet bevoegd eigenmachtig wijzigingen aan te brengen aan onroerende goederen van de maatschap.

    De maten kunnen in de maatschapsovereenkomst ook afspreken dat één of meer maten bevoegd zijn het beheer op zich te nemen, onder uitsluiting van de anderen (art. 7A:1673 B.W.). Zij zijn dan onherroepelijk bevoegd (lid 2, 1e zinsnede). Wanneer deze bevoegdheid pas later verleend is, dan is deze wel herroepelijk (lid 2, 2e zinsnede). Is bepaald, dat meerdere vennoten beheersbevoegd zijn, zonder dat daarbij onderscheid is gemaakt naar taak, dan zijn zij tot alle beheershandelingen bevoegd (art. 1674). Wanneer is bepaald, dat een maat alleen samen met anderen beheershandelingen mag verrichten, dan kan daar niet van worden afgeweken, ook niet als een van beide buiten staat is (art. 7A:1675 B.W.).

    Een wonderlijke bepaling is art. 7A:1678 B.W.: een maat mag zijn aandeel zonder toestemming van de andere maten met iemand anders delen. Die persoon zal daardoor echter geen maat worden.

    Auteur & Last edit

    [MdV, 20-10-2018]

    Verbintenissen tussen de vennoten onderling (Afd. 2, Boek 7A B.W.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Praktizijns

    Pagina inhoud

      Verbintenissen tussen de vennoten onderling (Afd. 2, Boek 7A B.W.)

      Inleiding onderlinge verbintenissen maatschap

      Afd. 2, Titel 9, Boek 7A B.W. geeft enkele summiere regels over de onderlinge verbintenissen tussen de maten. Ook de maatschap is immers onderdeel van het verbintenissenrecht, zie pagina Verbintenissenrecht (Boek 6 B.W.) en het overeenkomstenrecht, zie de pagina Overeenkomsten (Titel 5, Boek 6 B.W.) en de pagina Wederkerige overeenkomsten, (Afd. 5, Titel 5, Boek 6 B.W.). De afdeling omvat 12 artikelen (art. 7A:1661 B.W. tot en met art. 7A:1678 B.W.).

      Gemeenschap van goederen; mede-eigendom

      Het ingewikkelde van de maatschap is, dat wanneer bij deze contractuele vorm ook goederen in gemeenschappelijke eigendom worden gehouden, er een zakenrechtelijke vorm van “gemeenschap” ontstaat. De maten worden – in beginsel ieder voor een gelijk deel – mede-eigenaar van elk afzonderlijk goed dat “de maatschap” heeft. Hoewel er in de praktijk gesproken wordt over “de maatschap” alsof dit – net als een besloten vennootschap – een zelfstandige juridische entiteit is, is dat juridisch bezien niet het geval. De maatschap is een losse verzameling van de individuele deelgenoten (de maten) en niets meer dan dat. De maatschap is zelf niets. Een maatschap kan wel als procespartij optreden (zie hierna). In feite bezit “de maatschap” dus niets, maar bezitten de afzonderlijke maten afzonderlijke goederen, ieder voor een gelijk deel. Bij de rechtspersoonlijkheid bezittende B.V. is dit veel eenvoudiger: de B.V. is bezitter en eigenaar van haar goederen, en niemand anders.

      De maatschap brengt dus ingewikkelde zakenrechtelijke verhoudingen met zich mee.

      Inbreng van arbeid of kapitaal

      De maten kunnen goederen inbrengen en/of hun arbeid (art. 7A:1662 B.W.). Art. 1663 en 1664 bestaan niet (meer).

      Art. 7A:1665 en 1666 B.W. bevatten bepalingen over het ontvangen van betalingen van derden voor schulden aan de maatschap en/of aan de maat in privé. Wanneer de maat in privé een vordering heeft op een derde, en de maatschap ook een vordering heeft op die derde, dan moet hij een betaling die hij ontvangt in evenredige delen toerekenen aan zichzelf en de maatschap. Spreekt hij af, dat hij de betaling geheel voor de maatschap ontvangt, dan is dat (wel) een geldige afspraak (art. 7A:1665 B.W.). Dit samen uit samen thuis principe ligt ook besloten in art. 7A:1666 B.W.: ontvangt de maat zijn aandeel in een gezamenlijke schuld aan de maatschap, en wordt de debiteur dan onvermogend, dan moet hij alsnog het ontvangene met de andere maten delen.

      Winstdeling

      Art. 7A:1670 B.W. bepaalt dat de maten naar evenredigheid van hun inbreng in de winst delen, als er geen andere afspraken gemaakt zijn. Ze delen ook in de evt. verliezen overigens. Wanneer een maat “alleen” zijn arbeid heeft ingebracht, deelt hij voor een gelijk deel als de maat die het minst heeft ingebracht (lid 2).

      De maten mogen afspreken, dat de winst anders wordt verdeeld, maar ze mogen dit niet door een ander laten bepalen. Dat beding is nietig (art. 7A:1671 B.W.). Ook mag niet worden afgesproken dat alle winsten voor één maat zijn. Maar alle verliezen voor één of meer maten, dat mag wel (art. 7A:1672 B.W.).

      Beheershandelingen namens de maatschap

      De wet regelt verder de bevoegdheden om voor de maatschap beheershandelingen te verrichten. Belangrijk is het onderscheid tussen “beheershandelingen” en “beschikkingshandelingen“. Beheer houdt in: gebruiken en onderhouden. Beschikken houdt in: verkopen, verhuren, weggeven enz. (d.w.z. rechtshandelingen aangaan met derden met betrekking tot de goederen van de maatschap). De maten zijn niet zonder instemming van de anderen beschikkingsbevoegd.

      Als er niets geregeld is, geldt de regeling van art. 7A:1676 B.W., die het volgende inhoudt:

      – alle vennoten worden geacht alle beheershandelingen namens de maatschap te mogen verrichten; zij worden daar dan ook allen door gebonden;

      – alle maten mogen alle goederen van de maatschap gebruiken, binnen de normale gebruiksdoelen voor de maatschap;

      – de maten kunnen elkaar verplichten bij te dragen in de kosten tot behoud van de goederen van de maatschap;

      – de maten zijn echter niet bevoegd eigenmachtig wijzigingen aan te brengen aan onroerende goederen van de maatschap.

      De maten kunnen in de maatschapsovereenkomst ook afspreken dat één of meer maten bevoegd zijn het beheer op zich te nemen, onder uitsluiting van de anderen (art. 7A:1673 B.W.). Zij zijn dan onherroepelijk bevoegd (lid 2, 1e zinsnede). Wanneer deze bevoegdheid pas later verleend is, dan is deze wel herroepelijk (lid 2, 2e zinsnede). Is bepaald, dat meerdere vennoten beheersbevoegd zijn, zonder dat daarbij onderscheid is gemaakt naar taak, dan zijn zij tot alle beheershandelingen bevoegd (art. 1674). Wanneer is bepaald, dat een maat alleen samen met anderen beheershandelingen mag verrichten, dan kan daar niet van worden afgeweken, ook niet als een van beide buiten staat is (art. 7A:1675 B.W.).

      Een wonderlijke bepaling is art. 7A:1678 B.W.: een maat mag zijn aandeel zonder toestemming van de andere maten met iemand anders delen. Die persoon zal daardoor echter geen maat worden.

      Auteur & Last edit

      [MdV, 20-10-2018]

      Verbintenissen tussen de vennoten onderling (Afd. 2, Boek 7A B.W.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!