Pagina inhoud

    Gevaarlijke stoffen aan boord van een binnenschip (Afd. 4, Titel 11, Hoofdstuk III, Boek 8 B.W.)

    Inleiding gevaarlijke stoffen aan boord van een binnenschip

    Afd. 3, Titel 11, Hoofdstuk III, Boek 8 B.W. regelt het vervoer van gevaarlijke stoffen aan boord van een binnenschip. Deze afdeling omvat 8 bepalingen (art. 8:1030 B.W. tot en met art. 8:1037 B.W.).

    Definitie begrip ‘gevaarlijke stof’ bij vervoer over binnenwateren

    In art. 8:1030 sub a B.W. wordt “gevaarlijke stof” gedefinieerd als:

    a. ‘Gevaarlijke stof’: een stof die als zodanig bij algemene maatregel van bestuur is aangewezen; de aanwijzing kan worden beperkt tot bepaalde concentraties van de stof, tot bepaalde in de algemene maatregel van bestuur te omschrijven gevaren die aan de stof verbonden zijn, en tot bepaalde daarin te omschrijven situaties waarin de stof zich bevindt

    b. ‘Schip’: Het gaat hier niet om een luchtkussenvoertuig.

    c. ‘Schade’: Schade veroorzaakt door de dood of letsel van een persoon als gevolg van een gevaarlijke stof.

    Andere schade buiten het schip waarop de gevaarlijke stof zich bevindt, veroorzaakt door die gevaarlijke stof, met uitzondering van verlies van of schade aan andere schepen of zeeschepen en de goederen aan boord daarvan, indien deze schepen of zeeschepen deel uitmaken van een sleep waarvan ook dit schip deel uitmaakt, of verbonden zijn met dit schip als eenheid.

    De kosten van preventieve maatregelen en eventueel verlies of schade veroorzaakt door dergelijke maatregelen.

    d. ‘Preventieve maatregel’: elke redelijke maatregel genomen door wie dan ook om schade te voorkomen of te beperken, met uitzondering van de persoon die volgens deze afdeling aansprakelijk is, nadat een gebeurtenis heeft plaatsgevonden.

    e. ‘Gebeurtenis‘: elke gebeurtenis of reeks van gebeurtenissen met dezelfde oorzaak, die schade veroorzaakt of een ernstige en onmiddellijke dreiging van schade veroorzaakt.

    f. ‘Eigenaar’: De persoon die de zeggenschap heeft over het gebruik van het schip waarop de gevaarlijke stof zich bevindt. De persoon die in een register staat waarin het schip is opgenomen als eigenaar, of, als er geen registratie is, de persoon die eigenaar is van het schip, wordt beschouwd als de eigenaar, tenzij hij kan aantonen dat op het moment van de gebeurtenis een andere specifiek genoemde persoon de zeggenschap had over het gebruik van het schip, of dat op dat moment een andere persoon zonder zijn toestemming en zonder dat hij dit redelijkerwijs kon voorkomen de zeggenschap over het gebruik van het schip had.

    Reikwijdte regeling gevaarlijke stoffen binnenvaart

    Deze afdeling is niet van toepassing als de eigenaar aansprakelijk is tegenover de persoon die de vordering instelt op basis van een exploitatieovereenkomst of als de eigenaar een beroep kan doen op een exploitatieovereenkomst tegenover deze persoon (art. 8:1031 lid 1 B.W.).

    Deze afdeling is van toepassing op de periode waarin een gevaarlijke stof zich aan boord van een schip bevindt inclusief de periode vanaf het begin van het laden van de gevaarlijke stof op het schip tot het einde van het lossen van die stof uit het schip (art. 8:1031 lid 2 B.W.).

    Deze afdeling is niet van toepassing op schade veroorzaakt wanneer het schip uitsluitend wordt gebruikt in een niet voor publiek toegankelijk gebied en dit gebruik een onderdeel is van een bedrijfsactiviteit die plaatsvindt in dat gebied (art. 8:1031 lid 3 B.W.).

    Als het geval van het derde lid zich niet voordoet is art. 6:175 B.W. niet van toepassing op stoffen die zich aan boord bevinden zoals beschreven in het tweede lid (art. 8:1031 lid 4 B.W.).

    Regeling gevaarlijke stoffen bij gestapeld vervoer

    Indien een gevaarlijke stof zich bevindt in een vervoermiddel, dat zich aan boord van een schip bevindt, wordt de gevaarlijke stof gedurende die periode geacht zich alleen aan boord van het genoemde schip te bevinden (art. 8:1032 lid 1 B.W.). Hiervoor is niet noodzakelijk dat de gevaarlijke stof uit dit gestapelde vervoermiddel wordt gelost. Zoals een vrachtwagen aan met gevaarlijke stoffen aan boord van een binnenschip.

    Indien een gevaarlijke stof zich bevindt in een schip dat wordt gesleept door een ander schip, een zeeschip of wordt voortbewogen door een ander schip of zeeschip waarmee het is gekoppeld, wordt de gevaarlijke stof geacht zich alleen aan boord van het laatstgenoemde schip of zeeschip te bevinden (art. 8:1032 lid 2 B.W.).

    Gedurende de handelingen bedoeld in art. 8:1033 lid 5 sub c, d en e B.W. wordt de gevaarlijke stof geacht (art. 8:1032 lid 3 B.W.):

    1. zich alleen aan boord van het gestapelde vervoermiddel te bevinden. Dit is een afwijking van het eerste lid.
    2. geacht zich alleen aan boord van eerstgenoemd schip te bevinden. Dit is een afwijking van het tweede lid.

    Aansprakelijkheid van eigenaar schip

    Degene die ten tijde van een gebeurtenis eigenaar is van een schip waarop zich een gevaarlijke stof bevindt, is aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door die stof als gevolg van die gebeurtenis (art. 8:1033 lid 1 B.W.). Als de gebeurtenis bestaat uit een reeks feiten met dezelfde oorzaak rust de aansprakelijkheid op degene die op het moment van het eerste feit eigenaar was.

    De eigenaar is niet aansprakelijk als (art. 8:1033 lid 2 B.W.):

    1. De schade is veroorzaakt door een oorlogshandeling, vijandelijkheden, burgeroorlog, opstand of een natuurramp van uitzonderlijke, onvermijdelijke en onweerstaanbare aard;
    2. De schade uitsluitend is veroorzaakt door het handelen of nalaten van een derde, niet zijnde een persoon genoemd in het vijfde lid, onderdeel a, en dit handelen of nalaten geschiedde met opzet om de schade te veroorzaken;
    3. De afzender of enige andere persoon niet heeft voldaan aan zijn verplichting om de eigenaar te informeren over de gevaarlijke aard van de stof, en zowel de eigenaar als de personen genoemd in het vijfde lid, onderdeel a, niet wisten of redelijkerwijs hadden behoren te weten dat deze gevaarlijk was.

    Indien de eigenaar bewijst dat de schade geheel of gedeeltelijk het gevolg is van een handelen of nalaten van de persoon die de schade heeft geleden kan de eigenaar geheel of gedeeltelijk worden vrijgesteld van zijn aansprakelijkheid tegenover die persoon (art. 8:1033 lid 3 B.W.). Hiervoor is noodzakelijk dat de eigenaar kan bewijzen dat de schade met schuld of opzet is veroorzaakt door deze persoon.

    De eigenaar kan alleen aansprakelijk worden gesteld voor schade op andere gronden dan deze afdeling in het geval van het tweede lid, onderdeel c (art. 8:1033 lid 4 B.W.). Dit is ook mogelijk als hij op grond van een arbeidsovereenkomst aansprakelijk kan worden gesteld.

    Behalve volgens de art. 8:1034 B.W. en art. 8:1035 B.W. zijn de volgende personen niet aansprakelijk voor schade:

    1. De ondergeschikten, vertegenwoordigers of lasthebbers van de eigenaar of de leden van de bemanning;
    2. De loods en ieder ander die ten behoeve van het schip werkzaamheden verricht. Dit hoeft geen bemanningslid te zijn;
    3. Zij die, behalve indien uitdrukkelijk en redelijk verboden door het schip, hulpverlenen aan het schip, de zaken aan boord daarvan of de opvarenden;
    4. Zij die op instructie van een bevoegde overheidsinstantie hulpverlenen aan het schip, de zaken aan boord daarvan of de opvarenden;
    5. Zij die preventieve maatregelen nemen, met uitzondering van de eigenaar;
    6. De ondergeschikten, vertegenwoordigers of lasthebbers van de personen vrijgesteld van aansprakelijkheid volgens de delen b, c, d en e van dit lid, tenzij de schade het gevolg is van hun eigen handelen of nalaten, hetzij met opzet om schade te veroorzaken, hetzij roekeloos en met de wetenschap dat schade waarschijnlijk zou voortvloeien.

    De eigenaar heeft verhaal op de personen genoemd in het vijfde lid als zij volgens de bepalingen van dat lid aansprakelijk zijn voor de schade (art. 8:1033 lid 6 B.W.). Deze regel is niet van toepassing als zij anders zijn overeengekomen.

    Laden of lossen onder uitsluitende verantwoordelijkheid van ander

    Als de eigenaar bewijst dat de gevaarlijke stof tijdens het laden of lossen in de periode zoals in art. 8:1031 lid 2 B.W. uitsluitend onder de verantwoordelijkheid van een specifiek genoemde andere partij dan de eigenaar is de eigenaar niet aansprakelijk voor schade tijdens dit proces (art. 8:1034 lid 1 B.W.). Het kan hierbij gaan om de afzender of de ontvanger. In dit geval is die andere partij aansprakelijk volgens de regels van deze afdeling.

    Als de gevaarlijke stof tijdens het laden of lossen zoals in de periode zoals in art. 8:1031 lid 2 B.W. onder de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de eigenaar en een specifiek genoemde andere partij is geladen of gelost zijn zowel de eigenaar als die andere partij hoofdelijk aansprakelijk volgens de regels van deze afdeling voor schade tijdens dit proces (art. 8:1034 lid 2 B.W.).

    Als het laden of lossen wordt uitgevoerd door een persoon namens of ten behoeve van de vervoerder of een andere partij zoals de afzender of de ontvanger is die persoon niet aansprakelijk maar de vervoerder of die andere partij (art. 8:1034 lid 3 B.W.).

    Als een andere partij dan de eigenaar aansprakelijk is op grond van art. 8:1034 lid 4 B.W. kan deze andere partij geen beroep doen op bepaalde aansprakelijkheidsbeperkingen (art. 8:1034 lid 4 B.W.).

    Als een andere partij dan de eigenaar aansprakelijk is op grond van het eerste of tweede lid, zijn titel 12 en art. 642a tot 642z Rv van overeenkomstige toepassing, met inbegrip van bepalingen over hoofdelijke aansprakelijkheid en fondsvorming (art. 8:1034 lid 5 B.W.). Bij hoofdelijke aansprakelijkheid geldt dan:

    1. Dat de beperking van aansprakelijkheid zoals bepaald in titel 12 geldt voor alle vorderingen die voortvloeien uit dezelfde gebeurtenis en gericht zijn tegen zowel de eigenaar als de andere partij;
    2. Dat een fonds dat door een van hen wordt gevormd volgens art. 642c Rv. wordt beschouwd als gevormd door beide partijen en dit geldt voor de vorderingen waarvoor het fonds is opgericht.

    In de onderlinge relatie tussen de eigenaar en de andere partij genoemd in het tweede lid is de eigenaar alleen verplicht tot vergoeding als er sprake is van schuld van hemzelf of zijn ondergeschikten, vertegenwoordigers of lasthebbers (art. 8:1034 lid 6 B.W.).

    Dit artikel is niet van toepassing als tijdens het laden of lossen zoals in art. 8:1031 lid 2 B.W. onder de uitsluitende of gezamenlijke verantwoordelijkheid van een persoon genoemd in art. 8:1033 lid 5 sub c, d of e B.W. is geladen of gelost (art. 8:1034 lid 7 B.W.).

    Aansprakelijkheid voor gevaarlijke stoffen indien eigenaar niet is ingelicht

    Als de eigenaar niet aansprakelijk is volgens art. 8:1033 lid 2 sub c B.W. is de afzender of een andere persoon aansprakelijk volgens de regels van deze afdeling (art. 8:1035 B.W.). Titel 12 en de art. 642a tot en met 642z Rv. zijn dan op hen van toepassing. De afzender of andere persoon kan in dit geval geen beroep doen op art. 10:1033 lid 4 B.W..

    Schade gevaarlijke stoffen binnenvaart en meerdere oorzaken

    Als de schade veroorzaakt door de gevaarlijke stof niet redelijkerwijs kan worden onderscheiden van andere schade wordt de totale schade beschouwd als schade in de zin van deze afdeling (art. 8:1036 B.W.).

    Hoofdelijke aansprakelijkheid bij schade door gevaarlijke stoffen binnenvaart

    Wanneer een gebeurtenis schade veroorzaakt door gevaarlijke stoffen aan boord van meerdere schepen of aan boord van een schip samen met een zeeschip of een luchtkussenvoertuig zijn de eigenaren en exploitanten van deze betrokken schepen hoofdelijk aansprakelijk voor alle schade (art. 8:1037 B.W.). Deze bepaling geldt onverminderd art. 8:1033 lid 2 en 3 B.W. en art. 8:1034 B.W., afdeling 4 titel 6 Boek 8 B.W. en afdeling 1 titel 14 Boek 8 B.W.. Dit geldt ongeacht of de schade is veroorzaakt door gevaarlijke stoffen aan boord van een specifiek schip, zeeschip of luchtkussenvoertuig, tenzij dit duidelijk kan worden aangetoond.

    Wat in het eerste lid is vastgesteld, heeft geen invloed op het recht van de reder, eigenaar of exploitant om een beroep te doen op de beperking van aansprakelijkheid volgens titel 7 Boek 8 B.W. of titel 12 en art. 8:1218 tot en met 8:1220 B.W., elk tot het bedrag dat voor hen van toepassing is.

    Auteur & Last edit

    [MdV, 5-03-2022; laatste bewerking OP 7-03-2024]

    Gevaarlijke stoffen aan boord van een binnenschip (Afd. 4, Titel 11, Hoofdstuk III, Boek 8 B.W.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Praktizijns

    Pagina inhoud

      Gevaarlijke stoffen aan boord van een binnenschip (Afd. 4, Titel 11, Hoofdstuk III, Boek 8 B.W.)

      Inleiding gevaarlijke stoffen aan boord van een binnenschip

      Afd. 3, Titel 11, Hoofdstuk III, Boek 8 B.W. regelt het vervoer van gevaarlijke stoffen aan boord van een binnenschip. Deze afdeling omvat 8 bepalingen (art. 8:1030 B.W. tot en met art. 8:1037 B.W.).

      Definitie begrip ‘gevaarlijke stof’ bij vervoer over binnenwateren

      In art. 8:1030 sub a B.W. wordt “gevaarlijke stof” gedefinieerd als:

      a. ‘Gevaarlijke stof’: een stof die als zodanig bij algemene maatregel van bestuur is aangewezen; de aanwijzing kan worden beperkt tot bepaalde concentraties van de stof, tot bepaalde in de algemene maatregel van bestuur te omschrijven gevaren die aan de stof verbonden zijn, en tot bepaalde daarin te omschrijven situaties waarin de stof zich bevindt

      b. ‘Schip’: Het gaat hier niet om een luchtkussenvoertuig.

      c. ‘Schade’: Schade veroorzaakt door de dood of letsel van een persoon als gevolg van een gevaarlijke stof.

      Andere schade buiten het schip waarop de gevaarlijke stof zich bevindt, veroorzaakt door die gevaarlijke stof, met uitzondering van verlies van of schade aan andere schepen of zeeschepen en de goederen aan boord daarvan, indien deze schepen of zeeschepen deel uitmaken van een sleep waarvan ook dit schip deel uitmaakt, of verbonden zijn met dit schip als eenheid.

      De kosten van preventieve maatregelen en eventueel verlies of schade veroorzaakt door dergelijke maatregelen.

      d. ‘Preventieve maatregel’: elke redelijke maatregel genomen door wie dan ook om schade te voorkomen of te beperken, met uitzondering van de persoon die volgens deze afdeling aansprakelijk is, nadat een gebeurtenis heeft plaatsgevonden.

      e. ‘Gebeurtenis‘: elke gebeurtenis of reeks van gebeurtenissen met dezelfde oorzaak, die schade veroorzaakt of een ernstige en onmiddellijke dreiging van schade veroorzaakt.

      f. ‘Eigenaar’: De persoon die de zeggenschap heeft over het gebruik van het schip waarop de gevaarlijke stof zich bevindt. De persoon die in een register staat waarin het schip is opgenomen als eigenaar, of, als er geen registratie is, de persoon die eigenaar is van het schip, wordt beschouwd als de eigenaar, tenzij hij kan aantonen dat op het moment van de gebeurtenis een andere specifiek genoemde persoon de zeggenschap had over het gebruik van het schip, of dat op dat moment een andere persoon zonder zijn toestemming en zonder dat hij dit redelijkerwijs kon voorkomen de zeggenschap over het gebruik van het schip had.

      Reikwijdte regeling gevaarlijke stoffen binnenvaart

      Deze afdeling is niet van toepassing als de eigenaar aansprakelijk is tegenover de persoon die de vordering instelt op basis van een exploitatieovereenkomst of als de eigenaar een beroep kan doen op een exploitatieovereenkomst tegenover deze persoon (art. 8:1031 lid 1 B.W.).

      Deze afdeling is van toepassing op de periode waarin een gevaarlijke stof zich aan boord van een schip bevindt inclusief de periode vanaf het begin van het laden van de gevaarlijke stof op het schip tot het einde van het lossen van die stof uit het schip (art. 8:1031 lid 2 B.W.).

      Deze afdeling is niet van toepassing op schade veroorzaakt wanneer het schip uitsluitend wordt gebruikt in een niet voor publiek toegankelijk gebied en dit gebruik een onderdeel is van een bedrijfsactiviteit die plaatsvindt in dat gebied (art. 8:1031 lid 3 B.W.).

      Als het geval van het derde lid zich niet voordoet is art. 6:175 B.W. niet van toepassing op stoffen die zich aan boord bevinden zoals beschreven in het tweede lid (art. 8:1031 lid 4 B.W.).

      Regeling gevaarlijke stoffen bij gestapeld vervoer

      Indien een gevaarlijke stof zich bevindt in een vervoermiddel, dat zich aan boord van een schip bevindt, wordt de gevaarlijke stof gedurende die periode geacht zich alleen aan boord van het genoemde schip te bevinden (art. 8:1032 lid 1 B.W.). Hiervoor is niet noodzakelijk dat de gevaarlijke stof uit dit gestapelde vervoermiddel wordt gelost. Zoals een vrachtwagen aan met gevaarlijke stoffen aan boord van een binnenschip.

      Indien een gevaarlijke stof zich bevindt in een schip dat wordt gesleept door een ander schip, een zeeschip of wordt voortbewogen door een ander schip of zeeschip waarmee het is gekoppeld, wordt de gevaarlijke stof geacht zich alleen aan boord van het laatstgenoemde schip of zeeschip te bevinden (art. 8:1032 lid 2 B.W.).

      Gedurende de handelingen bedoeld in art. 8:1033 lid 5 sub c, d en e B.W. wordt de gevaarlijke stof geacht (art. 8:1032 lid 3 B.W.):

      1. zich alleen aan boord van het gestapelde vervoermiddel te bevinden. Dit is een afwijking van het eerste lid.
      2. geacht zich alleen aan boord van eerstgenoemd schip te bevinden. Dit is een afwijking van het tweede lid.

      Aansprakelijkheid van eigenaar schip

      Degene die ten tijde van een gebeurtenis eigenaar is van een schip waarop zich een gevaarlijke stof bevindt, is aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door die stof als gevolg van die gebeurtenis (art. 8:1033 lid 1 B.W.). Als de gebeurtenis bestaat uit een reeks feiten met dezelfde oorzaak rust de aansprakelijkheid op degene die op het moment van het eerste feit eigenaar was.

      De eigenaar is niet aansprakelijk als (art. 8:1033 lid 2 B.W.):

      1. De schade is veroorzaakt door een oorlogshandeling, vijandelijkheden, burgeroorlog, opstand of een natuurramp van uitzonderlijke, onvermijdelijke en onweerstaanbare aard;
      2. De schade uitsluitend is veroorzaakt door het handelen of nalaten van een derde, niet zijnde een persoon genoemd in het vijfde lid, onderdeel a, en dit handelen of nalaten geschiedde met opzet om de schade te veroorzaken;
      3. De afzender of enige andere persoon niet heeft voldaan aan zijn verplichting om de eigenaar te informeren over de gevaarlijke aard van de stof, en zowel de eigenaar als de personen genoemd in het vijfde lid, onderdeel a, niet wisten of redelijkerwijs hadden behoren te weten dat deze gevaarlijk was.

      Indien de eigenaar bewijst dat de schade geheel of gedeeltelijk het gevolg is van een handelen of nalaten van de persoon die de schade heeft geleden kan de eigenaar geheel of gedeeltelijk worden vrijgesteld van zijn aansprakelijkheid tegenover die persoon (art. 8:1033 lid 3 B.W.). Hiervoor is noodzakelijk dat de eigenaar kan bewijzen dat de schade met schuld of opzet is veroorzaakt door deze persoon.

      De eigenaar kan alleen aansprakelijk worden gesteld voor schade op andere gronden dan deze afdeling in het geval van het tweede lid, onderdeel c (art. 8:1033 lid 4 B.W.). Dit is ook mogelijk als hij op grond van een arbeidsovereenkomst aansprakelijk kan worden gesteld.

      Behalve volgens de art. 8:1034 B.W. en art. 8:1035 B.W. zijn de volgende personen niet aansprakelijk voor schade:

      1. De ondergeschikten, vertegenwoordigers of lasthebbers van de eigenaar of de leden van de bemanning;
      2. De loods en ieder ander die ten behoeve van het schip werkzaamheden verricht. Dit hoeft geen bemanningslid te zijn;
      3. Zij die, behalve indien uitdrukkelijk en redelijk verboden door het schip, hulpverlenen aan het schip, de zaken aan boord daarvan of de opvarenden;
      4. Zij die op instructie van een bevoegde overheidsinstantie hulpverlenen aan het schip, de zaken aan boord daarvan of de opvarenden;
      5. Zij die preventieve maatregelen nemen, met uitzondering van de eigenaar;
      6. De ondergeschikten, vertegenwoordigers of lasthebbers van de personen vrijgesteld van aansprakelijkheid volgens de delen b, c, d en e van dit lid, tenzij de schade het gevolg is van hun eigen handelen of nalaten, hetzij met opzet om schade te veroorzaken, hetzij roekeloos en met de wetenschap dat schade waarschijnlijk zou voortvloeien.

      De eigenaar heeft verhaal op de personen genoemd in het vijfde lid als zij volgens de bepalingen van dat lid aansprakelijk zijn voor de schade (art. 8:1033 lid 6 B.W.). Deze regel is niet van toepassing als zij anders zijn overeengekomen.

      Laden of lossen onder uitsluitende verantwoordelijkheid van ander

      Als de eigenaar bewijst dat de gevaarlijke stof tijdens het laden of lossen in de periode zoals in art. 8:1031 lid 2 B.W. uitsluitend onder de verantwoordelijkheid van een specifiek genoemde andere partij dan de eigenaar is de eigenaar niet aansprakelijk voor schade tijdens dit proces (art. 8:1034 lid 1 B.W.). Het kan hierbij gaan om de afzender of de ontvanger. In dit geval is die andere partij aansprakelijk volgens de regels van deze afdeling.

      Als de gevaarlijke stof tijdens het laden of lossen zoals in de periode zoals in art. 8:1031 lid 2 B.W. onder de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de eigenaar en een specifiek genoemde andere partij is geladen of gelost zijn zowel de eigenaar als die andere partij hoofdelijk aansprakelijk volgens de regels van deze afdeling voor schade tijdens dit proces (art. 8:1034 lid 2 B.W.).

      Als het laden of lossen wordt uitgevoerd door een persoon namens of ten behoeve van de vervoerder of een andere partij zoals de afzender of de ontvanger is die persoon niet aansprakelijk maar de vervoerder of die andere partij (art. 8:1034 lid 3 B.W.).

      Als een andere partij dan de eigenaar aansprakelijk is op grond van art. 8:1034 lid 4 B.W. kan deze andere partij geen beroep doen op bepaalde aansprakelijkheidsbeperkingen (art. 8:1034 lid 4 B.W.).

      Als een andere partij dan de eigenaar aansprakelijk is op grond van het eerste of tweede lid, zijn titel 12 en art. 642a tot 642z Rv van overeenkomstige toepassing, met inbegrip van bepalingen over hoofdelijke aansprakelijkheid en fondsvorming (art. 8:1034 lid 5 B.W.). Bij hoofdelijke aansprakelijkheid geldt dan:

      1. Dat de beperking van aansprakelijkheid zoals bepaald in titel 12 geldt voor alle vorderingen die voortvloeien uit dezelfde gebeurtenis en gericht zijn tegen zowel de eigenaar als de andere partij;
      2. Dat een fonds dat door een van hen wordt gevormd volgens art. 642c Rv. wordt beschouwd als gevormd door beide partijen en dit geldt voor de vorderingen waarvoor het fonds is opgericht.

      In de onderlinge relatie tussen de eigenaar en de andere partij genoemd in het tweede lid is de eigenaar alleen verplicht tot vergoeding als er sprake is van schuld van hemzelf of zijn ondergeschikten, vertegenwoordigers of lasthebbers (art. 8:1034 lid 6 B.W.).

      Dit artikel is niet van toepassing als tijdens het laden of lossen zoals in art. 8:1031 lid 2 B.W. onder de uitsluitende of gezamenlijke verantwoordelijkheid van een persoon genoemd in art. 8:1033 lid 5 sub c, d of e B.W. is geladen of gelost (art. 8:1034 lid 7 B.W.).

      Aansprakelijkheid voor gevaarlijke stoffen indien eigenaar niet is ingelicht

      Als de eigenaar niet aansprakelijk is volgens art. 8:1033 lid 2 sub c B.W. is de afzender of een andere persoon aansprakelijk volgens de regels van deze afdeling (art. 8:1035 B.W.). Titel 12 en de art. 642a tot en met 642z Rv. zijn dan op hen van toepassing. De afzender of andere persoon kan in dit geval geen beroep doen op art. 10:1033 lid 4 B.W..

      Schade gevaarlijke stoffen binnenvaart en meerdere oorzaken

      Als de schade veroorzaakt door de gevaarlijke stof niet redelijkerwijs kan worden onderscheiden van andere schade wordt de totale schade beschouwd als schade in de zin van deze afdeling (art. 8:1036 B.W.).

      Hoofdelijke aansprakelijkheid bij schade door gevaarlijke stoffen binnenvaart

      Wanneer een gebeurtenis schade veroorzaakt door gevaarlijke stoffen aan boord van meerdere schepen of aan boord van een schip samen met een zeeschip of een luchtkussenvoertuig zijn de eigenaren en exploitanten van deze betrokken schepen hoofdelijk aansprakelijk voor alle schade (art. 8:1037 B.W.). Deze bepaling geldt onverminderd art. 8:1033 lid 2 en 3 B.W. en art. 8:1034 B.W., afdeling 4 titel 6 Boek 8 B.W. en afdeling 1 titel 14 Boek 8 B.W.. Dit geldt ongeacht of de schade is veroorzaakt door gevaarlijke stoffen aan boord van een specifiek schip, zeeschip of luchtkussenvoertuig, tenzij dit duidelijk kan worden aangetoond.

      Wat in het eerste lid is vastgesteld, heeft geen invloed op het recht van de reder, eigenaar of exploitant om een beroep te doen op de beperking van aansprakelijkheid volgens titel 7 Boek 8 B.W. of titel 12 en art. 8:1218 tot en met 8:1220 B.W., elk tot het bedrag dat voor hen van toepassing is.

      Auteur & Last edit

      [MdV, 5-03-2022; laatste bewerking OP 7-03-2024]

      Gevaarlijke stoffen aan boord van een binnenschip (Afd. 4, Titel 11, Hoofdstuk III, Boek 8 B.W.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!