Lijfsdwang en dwangsom (Titel 5, Boek 2 Rv.)
Inleiding lijfsdwang en dwangsom
In Titel 5, Boek 2 Rv. is een regeling gegeven die erop gericht is de veroordeelde partij te dwingen tot medewerking aan de veroordeling tot een doen of nalaten. Die dwangmaatregelen zijn de “lijfsdwang” (gijzeling oftewel opsluiting van de schuldenaar) en de dwangsom. Het specifieke karakter brengt mee, dat deze niet meer kunnen worden opgelegd als het niet meer mogelijk is om de veroordeling na te komen.
De Titel kent 3 afdelingen, waarin deze regels nader worden uitgewerkt per soort dwangmiddel. Deze worden behandeld op de pagina’s vermeld in het menu aan de rechterzijde van deze pagina.
Wetswijziging regeling lijfsdwang in 2002
De regeling van de lijfsdwang is bij de herziening van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering in 2002 drastisch aangepast (waarbij een groot aantal bepalingen in Afd. 2 geschrapt is). Zie de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II 1999-2000, 26 855, nr. 3, p. 179 en 180).
De Memorie van Toelichting zegt hierover – voorafgaand aan de artikelsgewijze bespreking – het volgende:
“Opgenomen is een nieuwe regeling van het onderwerp lijfsdwang. De huidige, sterk verouderde regeling is gemoderniseerd en geïntegreerd op basis van de resultaten van diverse besprekingen met de Adviescommissie burgerlijk procesrecht. De regeling is verder sterk ingekort: het aantal artikelen is van 39 teruggebracht naar 16. In de voorgestelde regeling is rekening gehouden met het executierecht, dat per 1 januari 1992 in werking is getreden. Daardoor konden diverse bepalingen vervallen: artikel 590 in verband met artikel 52 Rv (artikel 2.11.5), en de forumbepalingen in de artikelen 596, 604, 610 en 611 in verband met artikel 438 Rv. Voorts bevat de huidige regeling van lijfsdwang nogal wat «dor hout» (bijvoorbeeld de «aanbeveling in gijzeling» van de artikelen 593 tot en met 595 en 608), dat zonder bezwaar kon worden gekapt. Tenslotte zijn allerlei verschillen tussen de algemene regeling van gijzeling en die van de alimentatiegijzeling als overbodig geschrapt.”
Deze herziene regeling van de lijfsdwang vindt – behoudens specifieke afwijkingen voor die vormen van gijzeling – overeenkomstige toepassing bij gijzeling in faillissement (zie de pagina Beheer van de boedel) en gijzeling van weigerachtige getuigen (zie de pagina Getuigen).
Regeling dwangsom is gebaseerd op een communautaire Benelux-wet
De wettelijke regeling van de dwangsom is onderdeel van een communautaire regeling die geldt voor de Benelux: de Eenvormige wet betreffende de dwangsom, die is ingevoerd op 1 januari 1978. Dit brengt met zich mee, dat er sprake moet zijn van uniforme interpretatie van de Eenvormige wet binnen de Benelux.
Auteur & Last edit
[MdV, 4-11-2018; laatste bewerking 19-07-2023]
Lijfsdwang en dwangsom (Titel 5, Boek 2 Rv.)
Inleiding lijfsdwang en dwangsom
In Titel 5, Boek 2 Rv. is een regeling gegeven die erop gericht is de veroordeelde partij te dwingen tot medewerking aan de veroordeling tot een doen of nalaten. Die dwangmaatregelen zijn de “lijfsdwang” (gijzeling oftewel opsluiting van de schuldenaar) en de dwangsom. Het specifieke karakter brengt mee, dat deze niet meer kunnen worden opgelegd als het niet meer mogelijk is om de veroordeling na te komen.
De Titel kent 3 afdelingen, waarin deze regels nader worden uitgewerkt per soort dwangmiddel. Deze worden behandeld op de pagina’s vermeld in het menu aan de rechterzijde van deze pagina.
Wetswijziging regeling lijfsdwang in 2002
De regeling van de lijfsdwang is bij de herziening van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering in 2002 drastisch aangepast (waarbij een groot aantal bepalingen in Afd. 2 geschrapt is). Zie de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II 1999-2000, 26 855, nr. 3, p. 179 en 180).
De Memorie van Toelichting zegt hierover – voorafgaand aan de artikelsgewijze bespreking – het volgende:
“Opgenomen is een nieuwe regeling van het onderwerp lijfsdwang. De huidige, sterk verouderde regeling is gemoderniseerd en geïntegreerd op basis van de resultaten van diverse besprekingen met de Adviescommissie burgerlijk procesrecht. De regeling is verder sterk ingekort: het aantal artikelen is van 39 teruggebracht naar 16. In de voorgestelde regeling is rekening gehouden met het executierecht, dat per 1 januari 1992 in werking is getreden. Daardoor konden diverse bepalingen vervallen: artikel 590 in verband met artikel 52 Rv (artikel 2.11.5), en de forumbepalingen in de artikelen 596, 604, 610 en 611 in verband met artikel 438 Rv. Voorts bevat de huidige regeling van lijfsdwang nogal wat «dor hout» (bijvoorbeeld de «aanbeveling in gijzeling» van de artikelen 593 tot en met 595 en 608), dat zonder bezwaar kon worden gekapt. Tenslotte zijn allerlei verschillen tussen de algemene regeling van gijzeling en die van de alimentatiegijzeling als overbodig geschrapt.”
Deze herziene regeling van de lijfsdwang vindt – behoudens specifieke afwijkingen voor die vormen van gijzeling – overeenkomstige toepassing bij gijzeling in faillissement (zie de pagina Beheer van de boedel) en gijzeling van weigerachtige getuigen (zie de pagina Getuigen).
Regeling dwangsom is gebaseerd op een communautaire Benelux-wet
De wettelijke regeling van de dwangsom is onderdeel van een communautaire regeling die geldt voor de Benelux: de Eenvormige wet betreffende de dwangsom, die is ingevoerd op 1 januari 1978. Dit brengt met zich mee, dat er sprake moet zijn van uniforme interpretatie van de Eenvormige wet binnen de Benelux.
Auteur & Last edit
[MdV, 4-11-2018; laatste bewerking 19-07-2023]
Lijfsdwang en dwangsom (Titel 5, Boek 2 Rv.)
Zoeken binnen de kennisbank
Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!