Wraking en verschoning van rechters (Afd. 4, Titel 1, Boek 1 Rv.)
Inleiding wraking en verschoning rechters
In Afd. 4, Titel 1, Boek I Rv. is een regeling opgenomen voor wraking en verschoning van rechters. De regeling omvat 6 artikelen (art. 36 Rv. tot en met art. 41 Rv.).
Wrakingsverzoeken krijgen vooral veel media-aandacht in strafzaken met een “hoge mediawaarde”. Maar ook in civiele procedures is wraking uiteraard mogelijk. Wraking is het verzoek een rechter van een zaak te halen, verschoning is het verzoek van een rechter om van een zaak te worden ontheven.
In het arrest van Hof Den Haag d.d. 24 september 2018 doet zich een tussenvorm voor: de rechter mr. Wabeke vraagt om verschoning omdat een procespartij het voornemen tot wraking heeft geuit.
De mogelijkheid tot wraking moet worden bezien tegen de achtergrond van de algemene beginselen van een behoorlijk proces (of in het Engels “fair trial”), zoals onder meer neergelegd in art. 6 EVRM.
Wraking en grondslag voor wraking
Op verzoek van iedere partij die deelneemt aan het proces kan elk van de rechters die een zaak behandelen gewraakt worden (art. 36 Rv.). De wettelijke grondslag voor wraking moet gelegen zijn in “feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden”.
Objectieve en subjectieve onpartijdigheid van de rechter
Bij wraking wordt onderscheid gemaakt naar “subjectieve onpartijdigheid” en “objectieve onpartijdigheid”.
Subjectieve onpartijdigheid gaat om de persoonlijke instelling van de rechter. De rechter wordt geacht onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen, waaruit een zwaarwegende aanwijzing is af te leiden dat de rechter vooringenomen is. De Hoge Raad wijst hierbij op het (straf)arrest HR 31 oktober 2000 (r.o. 3.5).
In de zaak Rb. Zeeland-West-Brabant 21 april 2021 (vooringenomenheid getuigenverhoor) had de rechter zich uitgelaten over de te verwachten uitkomst van een getuigenverhoor. De rechter mag niet daar niet op vooruitlopen, zodat het wrakingsverzoek werd toegewezen.
Objectieve onpartijdigheid houdt in, dat de rechter ongeacht zijn persoonlijke instelling grond heeft gegeven om te vrezen dat hij niet onpartijdig is. Ook schijn van partijdigheid kan daarbij een rol spelen. Het is dus veel lastiger subjectieve partijdigheid van de rechter aan te tonen (of aannemelijk te maken) dan objectieve partijdigheid.
Om die reden worden nevenfuncties van rechters openbaar gemaakt. Zie ook de Leidraad onpartijdigheid en nevenfuncties rechterlijke macht op de website van de Rechtspraak. Zie ook de hierna vermelde uitspraak van Rb. Rotterdam d.d. 4 januari 2018 over het niet opgeven van een nevenfunctie.
Wijze van indienen wrakingsverzoek
Het wrakingsverzoek moet schriftelijk worden ingediend en moet de gronden voor de wraking vermelden (art. 37 lid 2 Rv.). Wanneer het een procedure betreft waarin verplichte procesvertegenwoordiging is voorgeschreven, moet het verzoek op straffe van niet-ontvankelijk mede ondertekend worden door een advocaat (vgl. HR 18 december 1998, NJ 1999, 271 o.a. kenbaar uit Hof Den Bosch 15 augustus 2013).
Tijdig indienen wrakingsverzoek
Het wrakingsverzoek moet worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden bekend zijn geworden (lid 1). Een voorbeeld van een tardief wrakingsverzoek geeft het hierna vermelde arrest van Hof Arnhem-Leeuwarden d.d. 7 augustus 2018.
Alle feiten en omstandigheden moeten tegelijk worden vermeld (lid 3). Een nieuw verzoek op basis van reeds bekende feiten is niet-ontvankelijk (lid 4).
Schorsing van de procedure na wrakingsverzoek
Direct na indiening van het verzoek wordt de procedure direct geschorst (lid 5).
Behandeling van het wrakingsverzoek
De rechter tegen wie het verzoek zich richt kan daarin berusten (art. 38 Rv.). Zo niet, dan wordt het verzoek zo spoedig mogelijk in behandeling genomen (art. 39 lid 1 Rv.). Het verzoek ter zitting behandeld door een meervoudige kamer. Logischerwijs mag de gewraakte rechter daarin geen zitting hebben.
Zowel de verzoeker als de gewraakte rechter worden gehoord (lid 2). Al dan niet in aanwezigheid van de ander (te bepalen door de rechtbank).
De meervoudige kamer beslist zo spoedig mogelijk in een openbare uitspraak. En gemotiveerd uiteraard. De rechtbank kan – als er sprake is van misbruik – bepalen dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling genomen zal worden (lid 4). Zoals het herhaaldelijk indienen van wrakingsverzoeken met het kennelijke doel om de procedure te vertragen.
Geen hoger beroep
Tegen de beslissing op het wrakingsverzoek is geen hogere voorziening mogelijk (art. 39 lid 5 Rv.). Het is echter wel mogelijk in een evt. hoger beroep een nieuw wrakingsverzoek te doen (maar dat betreft dan andere rechters).
Verschoning op verzoek van de rechter
De omstandigheden voor wraking kunnen ook reden zijn voor een rechter om zich aan een zaak te mogen onttrekken (“zich te mogen verschonen”, klinkt wat vreemd) (art. 40 lid 1 Rv.).
Het verzoek moet eveneens schriftelijk worden gedaan. Als er een zitting is, dan kan de rechter tijdens de zitting mondeling verschoning verzoeken (lid 2).
Dit leidt eveneens tot directe schorsing van de procedure (lid 3).
Voor een voorbeeld zie Rb. Limburg 28 september 2021 (verschoning wegens twee petten). De rechter vroeg verschoning omdat zij moest oordelen over een kwestie inzake (ouderen)bewind terwijl zij in de WSNP procedure van die persoon ook R-C was. De rechter wilde iedere schijn van belangenverstrengeling vermijden en vroeg daarom de bewindzaak door een andere rechter te laten beoordelen.
Behandeling verschoningsverzoek
De behandeling van het verschoningsverzoek verloopt op vergelijkbare wijze als een wrakingsverzoek. Bij de beraadslaging is de rechter in kwestie niet aanwezig. Ook hier is geen hogere voorziening mogelijk (art. 41 Rv.).
Arresten Hoge Raad in strafzaken over wraking
Er is naar aanleiding van twee arresten van september 2018 van de Hoge Raad in strafzaken, waarbij cassatie in het belang der wet is ingesteld, discussie ontstaan over de vraag of wraking ook toelaatbaar moet zijn wanneer het niet zozeer de persoonlijke betrokkenheid van de rechter met de zaak betreft, maar wanneer de rechter een beslissing neemt die de partij “onwelgevallig” is. Dit raakt ook aan het zgn. “gesloten stelsel van rechtsmiddelen”: de wraking (of het dreigen daarmee) mag niet een verkapt hoger beroep zijn op de inhoud van de beslissingen van de rechter.
In het arrest HR 25 september 2018 (n.a.l.v. een beschikking wrakingskamer Rb. Zeeland West-Brabant d.d. 17 december 2015) heeft de Hoge Raad beslist, dat de wrakingskamer een verzoek tot wraking van één van hen naast zich neer kan leggen op grond van misbruik van procesrecht.
Een tweede arrest van dezelfde datum, HR 25 september 2018 (n.a.l.v. een beslissing van de wrakingskamer van Hof ‘s-Hertogenbosch) betrof de afwijzing door het Hof van een verzoek van de verdachte tot terugwijzing van de zaak naar de Rechtbank. De Hoge Raad overwoog, dat het ontbreken van een motivering van deze afwijzing geen reden kan geven om te vrezen dat de strafkamer niet de onpartijdige rechter is die art. 6 EVRM voorschrijft. Wraking mag niet een verkapt beroep tegen een beslissing of tussenbeslissing zijn.
De Hoge Raad overweegt echter wel in r.o. 3.3 en 3.4:
“Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in strafzaken brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing noch over het verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.
Het middel stelt de vraag aan de orde of en in hoeverre dit ook geldt voor de motivering van de (tussen)beslissing. Bij de beantwoording van die vraag moet uitgangspunt zijn dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich evenzeer ertegen verzet dat die motivering grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.”
Weliswaar betreft dit arresten uit het strafprocesrecht, maar men kan wel aannemen dat deze uitspraken ook richtinggevend zijn in het civiele procesrecht. Immers staat ook daar de onpartijdigheid van de rechter – los van de inhoud van het debat in de procedure – voorop. De Hoge Raad verwijst ook naar relevante rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in het kader van art. 6 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
Rechtspraak
Wijze van indienen
Hof Den Bosch 15 augustus 2013 – Wanneer het een procedure betreft waarin verplichte procesvertegenwoordiging is voorgeschreven, moet het verzoek op straffe van niet-ontvankelijk mede ondertekend worden door een advocaat (het Hof verwijst naar HR 18 december 1998, NJ 1999, 271).
Tardief wrakingsverzoek
Hof Arnhem-Leeuwarden 7 augustus 2018 – wrakingsverzoek afgewezen omdat dit pas maanden na het opkomen van de gestelde bezwaren is ingediend.
Wrakingsverzoek misbruik van recht
HR 25 september 2018 (strafzaak) de wrakingskamer kan een verzoek tot wraking van één van hen naast zich neer leggen op grond van misbruik van procesrecht.
Geen wraking vanwege onwelgevallige beslissing
HR 25 september 2018 (strafzaak) het ontbreken van een (lees: iedere deugdelijke) motivering van een beslissing van de rechter kan reden geven om te vrezen dat de rechtbank niet de onpartijdige rechter is die art. 6 EVRM voorschrijft. Voor het overige mag wraking niet gebruikt worden als oneigenlijk middel van hoger beroep, mede gelet op het gesloten stelsel van rechtsmiddelen.
Wraking om schijn van partijdigheid door nevenfunctie
Rb. Rotterdam 4 januari 2018 – niet vermelden van nevenfunctie brengt i.c. niet mee dat er reden is aan te nemen, dat de rechter in kwestie niet onpartijdig is, ook omdat die nevenfunctie niet in rechtstreeks verband staat met de onderhavige kwestie die onder de rechter is.
Verschoning
Hof Den Haag d.d. 24 september 2018 – een strafzaak gericht tegen de tabaksindustrie – doet zich een tussenvorm voor: de rechter mr. Wabeke vraagt om verschoning omdat een procespartij het voornemen tot wraking heeft geuit. Hij had zich tijdens een diner uitgelaten over de keuzevrijheid om wel of niet te roken, wat partijen aanleiding gaf om hem te (willen) wraken.
Auteur & Last edit
[MdV, 11-11-2018; laatste bewerking 6-05-2023]
Wraking en verschoning van rechters (Afd. 4, Titel 1, Boek 1 Rv.)
Inleiding wraking en verschoning rechters
In Afd. 4, Titel 1, Boek I Rv. is een regeling opgenomen voor wraking en verschoning van rechters. De regeling omvat 6 artikelen (art. 36 Rv. tot en met art. 41 Rv.).
Wrakingsverzoeken krijgen vooral veel media-aandacht in strafzaken met een “hoge mediawaarde”. Maar ook in civiele procedures is wraking uiteraard mogelijk. Wraking is het verzoek een rechter van een zaak te halen, verschoning is het verzoek van een rechter om van een zaak te worden ontheven.
In het arrest van Hof Den Haag d.d. 24 september 2018 doet zich een tussenvorm voor: de rechter mr. Wabeke vraagt om verschoning omdat een procespartij het voornemen tot wraking heeft geuit.
De mogelijkheid tot wraking moet worden bezien tegen de achtergrond van de algemene beginselen van een behoorlijk proces (of in het Engels “fair trial”), zoals onder meer neergelegd in art. 6 EVRM.
Wraking en grondslag voor wraking
Op verzoek van iedere partij die deelneemt aan het proces kan elk van de rechters die een zaak behandelen gewraakt worden (art. 36 Rv.). De wettelijke grondslag voor wraking moet gelegen zijn in “feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden”.
Objectieve en subjectieve onpartijdigheid van de rechter
Bij wraking wordt onderscheid gemaakt naar “subjectieve onpartijdigheid” en “objectieve onpartijdigheid”.
Subjectieve onpartijdigheid gaat om de persoonlijke instelling van de rechter. De rechter wordt geacht onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen, waaruit een zwaarwegende aanwijzing is af te leiden dat de rechter vooringenomen is. De Hoge Raad wijst hierbij op het (straf)arrest HR 31 oktober 2000 (r.o. 3.5).
In de zaak Rb. Zeeland-West-Brabant 21 april 2021 (vooringenomenheid getuigenverhoor) had de rechter zich uitgelaten over de te verwachten uitkomst van een getuigenverhoor. De rechter mag niet daar niet op vooruitlopen, zodat het wrakingsverzoek werd toegewezen.
Objectieve onpartijdigheid houdt in, dat de rechter ongeacht zijn persoonlijke instelling grond heeft gegeven om te vrezen dat hij niet onpartijdig is. Ook schijn van partijdigheid kan daarbij een rol spelen. Het is dus veel lastiger subjectieve partijdigheid van de rechter aan te tonen (of aannemelijk te maken) dan objectieve partijdigheid.
Om die reden worden nevenfuncties van rechters openbaar gemaakt. Zie ook de Leidraad onpartijdigheid en nevenfuncties rechterlijke macht op de website van de Rechtspraak. Zie ook de hierna vermelde uitspraak van Rb. Rotterdam d.d. 4 januari 2018 over het niet opgeven van een nevenfunctie.
Wijze van indienen wrakingsverzoek
Het wrakingsverzoek moet schriftelijk worden ingediend en moet de gronden voor de wraking vermelden (art. 37 lid 2 Rv.). Wanneer het een procedure betreft waarin verplichte procesvertegenwoordiging is voorgeschreven, moet het verzoek op straffe van niet-ontvankelijk mede ondertekend worden door een advocaat (vgl. HR 18 december 1998, NJ 1999, 271 o.a. kenbaar uit Hof Den Bosch 15 augustus 2013).
Tijdig indienen wrakingsverzoek
Het wrakingsverzoek moet worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden bekend zijn geworden (lid 1). Een voorbeeld van een tardief wrakingsverzoek geeft het hierna vermelde arrest van Hof Arnhem-Leeuwarden d.d. 7 augustus 2018.
Alle feiten en omstandigheden moeten tegelijk worden vermeld (lid 3). Een nieuw verzoek op basis van reeds bekende feiten is niet-ontvankelijk (lid 4).
Schorsing van de procedure na wrakingsverzoek
Direct na indiening van het verzoek wordt de procedure direct geschorst (lid 5).
Behandeling van het wrakingsverzoek
De rechter tegen wie het verzoek zich richt kan daarin berusten (art. 38 Rv.). Zo niet, dan wordt het verzoek zo spoedig mogelijk in behandeling genomen (art. 39 lid 1 Rv.). Het verzoek ter zitting behandeld door een meervoudige kamer. Logischerwijs mag de gewraakte rechter daarin geen zitting hebben.
Zowel de verzoeker als de gewraakte rechter worden gehoord (lid 2). Al dan niet in aanwezigheid van de ander (te bepalen door de rechtbank).
De meervoudige kamer beslist zo spoedig mogelijk in een openbare uitspraak. En gemotiveerd uiteraard. De rechtbank kan – als er sprake is van misbruik – bepalen dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling genomen zal worden (lid 4). Zoals het herhaaldelijk indienen van wrakingsverzoeken met het kennelijke doel om de procedure te vertragen.
Geen hoger beroep
Tegen de beslissing op het wrakingsverzoek is geen hogere voorziening mogelijk (art. 39 lid 5 Rv.). Het is echter wel mogelijk in een evt. hoger beroep een nieuw wrakingsverzoek te doen (maar dat betreft dan andere rechters).
Verschoning op verzoek van de rechter
De omstandigheden voor wraking kunnen ook reden zijn voor een rechter om zich aan een zaak te mogen onttrekken (“zich te mogen verschonen”, klinkt wat vreemd) (art. 40 lid 1 Rv.).
Het verzoek moet eveneens schriftelijk worden gedaan. Als er een zitting is, dan kan de rechter tijdens de zitting mondeling verschoning verzoeken (lid 2).
Dit leidt eveneens tot directe schorsing van de procedure (lid 3).
Voor een voorbeeld zie Rb. Limburg 28 september 2021 (verschoning wegens twee petten). De rechter vroeg verschoning omdat zij moest oordelen over een kwestie inzake (ouderen)bewind terwijl zij in de WSNP procedure van die persoon ook R-C was. De rechter wilde iedere schijn van belangenverstrengeling vermijden en vroeg daarom de bewindzaak door een andere rechter te laten beoordelen.
Behandeling verschoningsverzoek
De behandeling van het verschoningsverzoek verloopt op vergelijkbare wijze als een wrakingsverzoek. Bij de beraadslaging is de rechter in kwestie niet aanwezig. Ook hier is geen hogere voorziening mogelijk (art. 41 Rv.).
Arresten Hoge Raad in strafzaken over wraking
Er is naar aanleiding van twee arresten van september 2018 van de Hoge Raad in strafzaken, waarbij cassatie in het belang der wet is ingesteld, discussie ontstaan over de vraag of wraking ook toelaatbaar moet zijn wanneer het niet zozeer de persoonlijke betrokkenheid van de rechter met de zaak betreft, maar wanneer de rechter een beslissing neemt die de partij “onwelgevallig” is. Dit raakt ook aan het zgn. “gesloten stelsel van rechtsmiddelen”: de wraking (of het dreigen daarmee) mag niet een verkapt hoger beroep zijn op de inhoud van de beslissingen van de rechter.
In het arrest HR 25 september 2018 (n.a.l.v. een beschikking wrakingskamer Rb. Zeeland West-Brabant d.d. 17 december 2015) heeft de Hoge Raad beslist, dat de wrakingskamer een verzoek tot wraking van één van hen naast zich neer kan leggen op grond van misbruik van procesrecht.
Een tweede arrest van dezelfde datum, HR 25 september 2018 (n.a.l.v. een beslissing van de wrakingskamer van Hof ‘s-Hertogenbosch) betrof de afwijzing door het Hof van een verzoek van de verdachte tot terugwijzing van de zaak naar de Rechtbank. De Hoge Raad overwoog, dat het ontbreken van een motivering van deze afwijzing geen reden kan geven om te vrezen dat de strafkamer niet de onpartijdige rechter is die art. 6 EVRM voorschrijft. Wraking mag niet een verkapt beroep tegen een beslissing of tussenbeslissing zijn.
De Hoge Raad overweegt echter wel in r.o. 3.3 en 3.4:
“Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in strafzaken brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing noch over het verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.
Het middel stelt de vraag aan de orde of en in hoeverre dit ook geldt voor de motivering van de (tussen)beslissing. Bij de beantwoording van die vraag moet uitgangspunt zijn dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich evenzeer ertegen verzet dat die motivering grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.”
Weliswaar betreft dit arresten uit het strafprocesrecht, maar men kan wel aannemen dat deze uitspraken ook richtinggevend zijn in het civiele procesrecht. Immers staat ook daar de onpartijdigheid van de rechter – los van de inhoud van het debat in de procedure – voorop. De Hoge Raad verwijst ook naar relevante rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in het kader van art. 6 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
Rechtspraak
Wijze van indienen
Hof Den Bosch 15 augustus 2013 – Wanneer het een procedure betreft waarin verplichte procesvertegenwoordiging is voorgeschreven, moet het verzoek op straffe van niet-ontvankelijk mede ondertekend worden door een advocaat (het Hof verwijst naar HR 18 december 1998, NJ 1999, 271).
Tardief wrakingsverzoek
Hof Arnhem-Leeuwarden 7 augustus 2018 – wrakingsverzoek afgewezen omdat dit pas maanden na het opkomen van de gestelde bezwaren is ingediend.
Wrakingsverzoek misbruik van recht
HR 25 september 2018 (strafzaak) de wrakingskamer kan een verzoek tot wraking van één van hen naast zich neer leggen op grond van misbruik van procesrecht.
Geen wraking vanwege onwelgevallige beslissing
HR 25 september 2018 (strafzaak) het ontbreken van een (lees: iedere deugdelijke) motivering van een beslissing van de rechter kan reden geven om te vrezen dat de rechtbank niet de onpartijdige rechter is die art. 6 EVRM voorschrijft. Voor het overige mag wraking niet gebruikt worden als oneigenlijk middel van hoger beroep, mede gelet op het gesloten stelsel van rechtsmiddelen.
Wraking om schijn van partijdigheid door nevenfunctie
Rb. Rotterdam 4 januari 2018 – niet vermelden van nevenfunctie brengt i.c. niet mee dat er reden is aan te nemen, dat de rechter in kwestie niet onpartijdig is, ook omdat die nevenfunctie niet in rechtstreeks verband staat met de onderhavige kwestie die onder de rechter is.
Verschoning
Hof Den Haag d.d. 24 september 2018 – een strafzaak gericht tegen de tabaksindustrie – doet zich een tussenvorm voor: de rechter mr. Wabeke vraagt om verschoning omdat een procespartij het voornemen tot wraking heeft geuit. Hij had zich tijdens een diner uitgelaten over de keuzevrijheid om wel of niet te roken, wat partijen aanleiding gaf om hem te (willen) wraken.
Auteur & Last edit
[MdV, 11-11-2018; laatste bewerking 6-05-2023]
Wraking en verschoning van rechters (Afd. 4, Titel 1, Boek 1 Rv.)
Zoeken binnen de kennisbank
Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!