Pagina inhoud

    Vernietiging en herroeping arbitraal vonnis (Afd. 5, Titel 1, Boek IV Rv.)

    Inleiding vernietiging en herroeping arbitraal vonnis

    Een regelmatig voorkomend geschil is de betwisting van een niet welgevallig arbitraal vonnis door één van de partijen. In Afd. 5, Titel 1, Boek IV Rv. wordt de mogelijkheid tot vernietiging of herroeping van een arbitraal vonnis behandeld in 7 artikelen (art. 1064 Rv. tot en met art. 1068 Rv.).

    Rechtsmiddelen tegen arbitraal vonnis

    Tegen een geheel of gedeeltelijk arbitraal eindvonnis staan – afgezien van de in de vorige afdeling behandelde hoger beroep – slechts de rechtsmiddelen van vernietiging en herroeping open (art. 1064 Rv.).

    Vordering tot vernietiging arbitraal vonnis

    De vordering tot vernietiging van een arbitraal vonnis moet worden ingesteld bij het Hof binnen het ressort waar de arbitrage plaatsvond (art. 1064a lid 1 Rv.).

    Termijn van instellen vordering vernietiging arbitraal vonnis

    Voor het instellen van de vordering gelden twee termijnen:

    1. drie maanden na het verzenden (of indien afgesproken: het depot) van het arbitrale vonnis en

    2. drie maanden na betekening van het vonnis aan de verliezende partij.

    Dat kan tot problemen leiden, zoals blijkt uit het arrest HR 15 juni 2018 (Bursa Büyüksehir Belediyesi/Siemens c.s.). Deze uitspraak had betrekking op de oude wettekst van deze bepaling.

    Lees de overwegingen uit HR 15 juni 2018 (Bursa Büyüksehir Belediyesi/Siemens c.s.)

    De Hoge Raad overwoog:

    “Volgens de tekst van art. 1064 lid 3 (oud) Rv kan de vordering tot vernietiging, voor zover hier van belang, worden ingesteld “binnen drie maanden na” de betekening van het arbitrale vonnis, voorzien van een verlof tot tenuitvoerlegging, aan de wederpartij.
    Uit de formulering van de bepaling, en in het bijzonder uit het gebruik van de woorden “binnen” en “na”, volgt dat de vordering uitsluitend tijdens het lopen van deze tweede termijn kan worden ingesteld, en niet ook voorafgaand daaraan (vgl. HR 21 maart 1997, ECLI:NL:HR:1997:AA4945, NJ 1998/207 (Eco Swiss/Benetton), rov. 5.2 slot). Deze lezing sluit aan bij hetgeen in de parlementaire geschiedenis is opgemerkt over de ratio van de tweede termijn, te weten dat de vordering tot vernietiging – naast de mogelijkheid van herroeping – het enige rechtsmiddel is tegen het verlenen van een verlof tot tenuitvoerlegging, en dat zonder de tweede termijn geen vernietiging meer zou kunnen worden gevraagd als verlof wordt verleend na afloop van de eerste termijn (Kamerstukken II 1985/86, 18464, nr. 6, p. 36-37). Op dezelfde grond is de tweede termijn gehandhaafd in het huidige art. 1064a lid 2 Rv (Kamerstukken II 2013/14, 33611, nr. 6, p. 12). Ook de literatuur gaat ervan uit dat de vordering tot vernietiging alleen binnen de tweede termijn kan worden ingesteld, en niet voorafgaand daaraan, afgezien van het geval dat de eerste termijn nog loopt (zie de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2.22-2.28). De opvatting van het onderdeel strookt dus niet met de wettekst en de parlementaire geschiedenis.”

    Het lastige in deze situatie was dus dat de vordering niet meer mogelijk was volgens de eerste termijn, maar anderzijds nog niet mogelijk was omdat er niet was betekend. Op zich een wat onbevredigende uitkomst.

    Gronden voor vordering tot vernietiging arbitraal vonnis

    De vernietiging van een arbitraal vonnis kan slechts gevorderd worden op een beperkt aantal formele gronden. Deze hebben met name te maken met de zuivere totstandkoming van het arbitrale vonnis. Het is niet de bedoeling om met de mogelijkheid tot het vorderen van vernietiging een verkapte mogelijkheid voor hoger beroep bij de overheidsrechter mogelijk te maken.

    De gronden waarop vernietiging van een arbitraal vonnis kan worden gevorderd zijn opgesomd in art. 1065 lid 1 Rv.:

    a. er is geen geldige overeenkomst tot arbitrage;

    b. het scheidsgerecht is in strijd met de daarvoor geldende regelen samengesteld;

    c. het scheidsgerecht heeft zich niet aan zijn opdracht gehouden;

    d. het vonnis is niet overeenkomstig het in artikel 1057 bepaalde ondertekend of niet met redenen omkleed;

    e. het vonnis, of de wijze waarop dit tot stand kwam, is in strijd met de openbare orde.

    In lid 2 tot en met 3 worden nadere beperkingen gesteld aan de gronden onder a tot en met c voor bepaalde gevallen.

    In de Yukos-zaak had de RFSR zich erop beroepen dat de arbitrale beslissing vernietigd moest worden, omdat er bedrog gepleegd zou zijn in de arbitrageprocedure. Het Hof besliste, dat dit niet in aanmerking kwam in het kader van vernietiging, omdat dit een herroepingsgrond is en daarvoor een ander rechtsmiddel beschikbaar is. De Hoge Raad vernietigt die beslissing: die grond moet ook worden meegenomen in het vernietigingsverzoek. Zie HR 5 november 2021 (RFSR/Veteran Petroleum Ltd., Yukos Universal Ltd. en Hulley Enterprise Ltd.).

    Vernietiging op grond van strijd met de openbare orde

    In de zaak leidend tot het arrest HR 16 juli 2021 (Wells/Bariven) had Bariven vernietiging van het arbitrale vonnis gevorderd, waarmee zij was veroordeeld tot betaling van ca. 11 mio USD, stellende dat dit vonnis in strijd was met de openbare orde (art. 1065 lid 1 sub e Rv.). Bariven (Venezuela) had van Wells (Texas) twee motoren gekocht en geleverd gekregen voor een boorplatform, maar had niet betaald. Wells was een arbitrage procedure gestart om betaling te verkrijgen, maar Bariven stelde dat de koopovereenkomst nietig was op grond van art. 3:40 lid 1 B.W. omdat deze door omkoping tot stand was gekomen (zie ook de pagina Rechtshandelingen over nietigheid).

    Het scheidsgerecht had de vordering toegewezen, mede overwegende dat ook als dit juist was, er dan ongedaanmakingsverplichtingen zouden ontstaan en Bariven in dat geval de waarde van de motoren aan Wells moest vergoeden, wat neerkwam op hetzelfde: betaling van 11 mio USD (kennelijk was terugleveren geen optie meer).

    Het Hof – in deze situatie is er sinds de wetswijziging van 2015 sprake van wettelijke prorogatie en moet deze vordering meteen bij het Hof worden ingesteld – vernietigde het vonnis van de arbiters, maar Wells ging in cassatie en de Hoge Raad vernietigde het arrest van het Hof zodat het arbitraal vonnis in stand bleef. De kwestie viel voor Bariven in het water, omdat zij geen klacht had gericht tegen de tweede overweging van het scheidsgerecht, dat zij – als de overeenkomst nietig was – evengoed moest betalen wegens de ongedaanmakingsverplichtingen. Zie ook de pagina Prorogatie.

    Vordering tot schorsing tenuitvoerlegging arbitraal vonnis

    Wanneer een partij vernietiging van een arbitraal vonnis vordert op grond van art. 1065 Rv. leidt die vordering niet van rechtswege tot de schorsing van de tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis (art. 1066 lid 1 Rv.).

    Daartoe moet de meest gerede partij (meestal dus degeen die de vernietiging vordert) een schorsingsverzoek indienen bij de rechter, die over de vernietiging dient te oordelen, totdat op de vordering tot vernietiging onherroepelijk is beslist (art. 1066 lid 2 Rv.). Deze bepaling was voor de wetswijziging per 1 januari 2015 gelijkluidend.

    Deze schorsing van de tenuitvoerlegging tijdens hoger beroep zagen we – tegen een beslissing van de Voorzieningenrechter – recent nog in het hoger beroep in het kort geding Viruswaarheid/Staat. Het principe is in arbitrage hetzelfde, maar dan gaat het dus niet om hoger beroep maar om een eis tot vernietiging van het arbitrale vonnis wegens – volgens de eiser tot vernietiging – ernstige fouten.

    Een dergelijk schorsingsverzoek deed zich voor in de Yukos-zaak. De rechtbank had het arbitrale vonnis vernietigd, maar het Hof had die vernietiging ongedaan gemaakt, waardoor het arbitrale vonnis weer uitvoerbaar werd. De Russische Federatie stelde cassatie in bij de Hoge Raad, en vorderde schorsing van de tenuitvoerlegging. De Hoge Raad besliste in HR 25 september 2020 (RFSR/Yukos c.s.) dat hij – hoewel een vordering in kort geding ook mogelijk was geweest – als rechter die over de vordering tot vernietiging moest oordelen (in cassatie) inderdaad degeen was aan wie een dergelijk schorsingsverzoek gericht kon worden. De Hoge Raad wees het schorsingsverzoek vervolgens overigens af in HR 4 december 2020 (RFSR/Yukos c.s.).

    Gevolgen vernietiging arbitraal vonnis

    Wordt een arbitraal vonnis vernietigd omdat de rechtbank vaststelt dat er geen geldig arbitragebeding was, dan herleeft de bevoegdheid van de overheidsrechter en kan de procedure dus bij die rechter worden ingeleid. Is de vernietiging gebaseerd op een andere grond, dan blijven partijen aangewezen op arbitrage (art. 1067 Rv.).

    Zekerheidstelling door “eiser in 1e aanleg”

    Op grond van art. 353 lid 2 Rv. kan in hoger beroep alleen op de voet van art. 224 lid 1 Rv. zekerheid voor de proceskosten gevorderd worden van degeen die in 1e aanleg eiser was, indien die tevens het hoger beroep heeft ingesteld. In Hof Den Haag 29 juni 2020 (publicatie ingetrokken) besliste het Hof, dat de eiser tot vernietiging van het arbitrale vonnis niet de eiser “in 1e instantie” was. De 1e instantie was de arbitrale procedure, en daarin was de eiser tot vernietiging de verweerder.

    Herroeping arbitraal vonnis

    Naast een vordering tot vernietiging biedt de wet ook de mogelijkheid om herroeping van het arbitraal vonnis te vragen, wanneer dit op basis van bedrieglijke informatie is gewezen. De wet biedt hiervoor drie gronden (art. 1068 lid 1 Rv.).

    a. het vonnis berust geheel of ten dele op na de uitspraak ontdekt bedrog, door of met medeweten van de wederpartij in de arbitrale procedure gepleegd;

    b. vonnis berust geheel of ten dele op bescheiden die na de uitspraak blijken vals te zijn;

    c. een partij heeft na de uitspraak bescheiden die op de beslissing van het scheidsgerecht van invloed zouden zijn geweest en door toedoen van de wederpartij zijn achtergehouden, in handen gekregen.

    Bedrog is zowel grond voor herroeping van een arbitraal vonnis (art. 1068 Rv.) als voor vernietiging (art. 1065 lid 1 aanhef en sub e Rv.). Herroeping is echter alleen mogelijk als het bedrog pas na de procedure wordt ontdekt, aldus de Hoge Raad in HR 20 september 2022 (onderaannemer/Elite Systemen BV). Wordt het bedrog al tijdens de procedure ontdekt, dan moet dit meteen worden aangekaart. Na de arbitrageprocedure is de beurt van de benadeelde partij voorbij.

    Wijzen de arbiters de klacht wegens bedrog af, dan niet alsnog bij de gewone rechter vernietiging worden gevorderd op deze grond. De arbiter kan blijkens dit arrest ook na tussentijds appel tegen een arbitraal tussenvonnis nog terugkomen op een bindende eindbeslissing in geval van bedrog.

    Termijn voor instellen vordering tot herroeping arbitraal vonnis

    De termijn voor het instellen van de vordering tot herroeping is drie maanden nadat het bedrog of de valsheid in geschrifte bekend is geworden of een partij de nieuwe bescheiden in handen heeft gekregen (art. 1068 lid 2 Rv.).

    In HR 28 mei 2021 (werknemer/Admiraal de Ruijter Ziekenhuis) heeft de Hoge Raad zich uitgelaten over het aanvangsmoment van de termijn voor het instellen van de vordering tot herroeping. Een ex-werknemer had met het ziekenhuis een regeling getroffen bij ontslag, waarbij een wachtgeldregeling was overeengekomen. Daarbij moest hij wel zijn inkomsten opgeven. Deze strekten in mindering op het wachtgeld. Het bleek het ziekenhuis, dat hij inkomsten niet had opgegeven. Hierover waren arbitrale procedures gevoerd, die in het voordeel van de werknemer uitpakten omdat onvoldoende vaststond dat de werknemer had gefraudeerd. Daarna bleek uit onderzoek van de FIOD dat hij een onderneming had. De Hoge Raad onderschrijft het oordeel van het Hof, dat het aanvangsmoment van de termijn van drie maanden afhankelijk van de feiten per herroepingsgrond kan verschillen, maar ook kan samenvallen. In dit geval was het moment, waarop de werkgever het strafdossier van de FIOD ontving naar aanleiding van een besluit tot vervolging het aanvangsmoment. Het ziekenhuis had tijdig de herroeping gevorderd.

    Vernietiging arbitraal vonnis na vordering herroeping

    Als de rechter de voor herroeping aangevoerde grond of gronden juist bevindt, vernietigt hij het vonnis geheel of gedeeltelijk. Art. 1065a Rv. en art. 1067 Rv. zijn van overeenkomstige toepassing (art. 1068 lid 3 Rv.).

    Rechtspraak

    HR 15 juni 2018 (Bursa Büyüksehir Belediyesi/Siemens c.s.) – de vordering tot vernietiging was – volgens art. 1064a Rv. (oud) te laat ingesteld voor wat betreft de 1e termijn maar te vroeg voor de 2e (binnen drie maanden na betekening).

    Auteur & Last edit

    [MdV, 24-12-2019; laatste bewerking 20-09-2023]

    Vernietiging en herroeping arbitraal vonnis (Afd. 5, Titel 1, Boek IV Rv.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      Vernietiging en herroeping arbitraal vonnis (Afd. 5, Titel 1, Boek IV Rv.)

      Inleiding vernietiging en herroeping arbitraal vonnis

      Een regelmatig voorkomend geschil is de betwisting van een niet welgevallig arbitraal vonnis door één van de partijen. In Afd. 5, Titel 1, Boek IV Rv. wordt de mogelijkheid tot vernietiging of herroeping van een arbitraal vonnis behandeld in 7 artikelen (art. 1064 Rv. tot en met art. 1068 Rv.).

      Rechtsmiddelen tegen arbitraal vonnis

      Tegen een geheel of gedeeltelijk arbitraal eindvonnis staan – afgezien van de in de vorige afdeling behandelde hoger beroep – slechts de rechtsmiddelen van vernietiging en herroeping open (art. 1064 Rv.).

      Vordering tot vernietiging arbitraal vonnis

      De vordering tot vernietiging van een arbitraal vonnis moet worden ingesteld bij het Hof binnen het ressort waar de arbitrage plaatsvond (art. 1064a lid 1 Rv.).

      Termijn van instellen vordering vernietiging arbitraal vonnis

      Voor het instellen van de vordering gelden twee termijnen:

      1. drie maanden na het verzenden (of indien afgesproken: het depot) van het arbitrale vonnis en

      2. drie maanden na betekening van het vonnis aan de verliezende partij.

      Dat kan tot problemen leiden, zoals blijkt uit het arrest HR 15 juni 2018 (Bursa Büyüksehir Belediyesi/Siemens c.s.). Deze uitspraak had betrekking op de oude wettekst van deze bepaling.

      Lees de overwegingen uit HR 15 juni 2018 (Bursa Büyüksehir Belediyesi/Siemens c.s.)

      De Hoge Raad overwoog:

      “Volgens de tekst van art. 1064 lid 3 (oud) Rv kan de vordering tot vernietiging, voor zover hier van belang, worden ingesteld “binnen drie maanden na” de betekening van het arbitrale vonnis, voorzien van een verlof tot tenuitvoerlegging, aan de wederpartij.
      Uit de formulering van de bepaling, en in het bijzonder uit het gebruik van de woorden “binnen” en “na”, volgt dat de vordering uitsluitend tijdens het lopen van deze tweede termijn kan worden ingesteld, en niet ook voorafgaand daaraan (vgl. HR 21 maart 1997, ECLI:NL:HR:1997:AA4945, NJ 1998/207 (Eco Swiss/Benetton), rov. 5.2 slot). Deze lezing sluit aan bij hetgeen in de parlementaire geschiedenis is opgemerkt over de ratio van de tweede termijn, te weten dat de vordering tot vernietiging – naast de mogelijkheid van herroeping – het enige rechtsmiddel is tegen het verlenen van een verlof tot tenuitvoerlegging, en dat zonder de tweede termijn geen vernietiging meer zou kunnen worden gevraagd als verlof wordt verleend na afloop van de eerste termijn (Kamerstukken II 1985/86, 18464, nr. 6, p. 36-37). Op dezelfde grond is de tweede termijn gehandhaafd in het huidige art. 1064a lid 2 Rv (Kamerstukken II 2013/14, 33611, nr. 6, p. 12). Ook de literatuur gaat ervan uit dat de vordering tot vernietiging alleen binnen de tweede termijn kan worden ingesteld, en niet voorafgaand daaraan, afgezien van het geval dat de eerste termijn nog loopt (zie de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2.22-2.28). De opvatting van het onderdeel strookt dus niet met de wettekst en de parlementaire geschiedenis.”

      Het lastige in deze situatie was dus dat de vordering niet meer mogelijk was volgens de eerste termijn, maar anderzijds nog niet mogelijk was omdat er niet was betekend. Op zich een wat onbevredigende uitkomst.

      Gronden voor vordering tot vernietiging arbitraal vonnis

      De vernietiging van een arbitraal vonnis kan slechts gevorderd worden op een beperkt aantal formele gronden. Deze hebben met name te maken met de zuivere totstandkoming van het arbitrale vonnis. Het is niet de bedoeling om met de mogelijkheid tot het vorderen van vernietiging een verkapte mogelijkheid voor hoger beroep bij de overheidsrechter mogelijk te maken.

      De gronden waarop vernietiging van een arbitraal vonnis kan worden gevorderd zijn opgesomd in art. 1065 lid 1 Rv.:

      a. er is geen geldige overeenkomst tot arbitrage;

      b. het scheidsgerecht is in strijd met de daarvoor geldende regelen samengesteld;

      c. het scheidsgerecht heeft zich niet aan zijn opdracht gehouden;

      d. het vonnis is niet overeenkomstig het in artikel 1057 bepaalde ondertekend of niet met redenen omkleed;

      e. het vonnis, of de wijze waarop dit tot stand kwam, is in strijd met de openbare orde.

      In lid 2 tot en met 3 worden nadere beperkingen gesteld aan de gronden onder a tot en met c voor bepaalde gevallen.

      In de Yukos-zaak had de RFSR zich erop beroepen dat de arbitrale beslissing vernietigd moest worden, omdat er bedrog gepleegd zou zijn in de arbitrageprocedure. Het Hof besliste, dat dit niet in aanmerking kwam in het kader van vernietiging, omdat dit een herroepingsgrond is en daarvoor een ander rechtsmiddel beschikbaar is. De Hoge Raad vernietigt die beslissing: die grond moet ook worden meegenomen in het vernietigingsverzoek. Zie HR 5 november 2021 (RFSR/Veteran Petroleum Ltd., Yukos Universal Ltd. en Hulley Enterprise Ltd.).

      Vernietiging op grond van strijd met de openbare orde

      In de zaak leidend tot het arrest HR 16 juli 2021 (Wells/Bariven) had Bariven vernietiging van het arbitrale vonnis gevorderd, waarmee zij was veroordeeld tot betaling van ca. 11 mio USD, stellende dat dit vonnis in strijd was met de openbare orde (art. 1065 lid 1 sub e Rv.). Bariven (Venezuela) had van Wells (Texas) twee motoren gekocht en geleverd gekregen voor een boorplatform, maar had niet betaald. Wells was een arbitrage procedure gestart om betaling te verkrijgen, maar Bariven stelde dat de koopovereenkomst nietig was op grond van art. 3:40 lid 1 B.W. omdat deze door omkoping tot stand was gekomen (zie ook de pagina Rechtshandelingen over nietigheid).

      Het scheidsgerecht had de vordering toegewezen, mede overwegende dat ook als dit juist was, er dan ongedaanmakingsverplichtingen zouden ontstaan en Bariven in dat geval de waarde van de motoren aan Wells moest vergoeden, wat neerkwam op hetzelfde: betaling van 11 mio USD (kennelijk was terugleveren geen optie meer).

      Het Hof – in deze situatie is er sinds de wetswijziging van 2015 sprake van wettelijke prorogatie en moet deze vordering meteen bij het Hof worden ingesteld – vernietigde het vonnis van de arbiters, maar Wells ging in cassatie en de Hoge Raad vernietigde het arrest van het Hof zodat het arbitraal vonnis in stand bleef. De kwestie viel voor Bariven in het water, omdat zij geen klacht had gericht tegen de tweede overweging van het scheidsgerecht, dat zij – als de overeenkomst nietig was – evengoed moest betalen wegens de ongedaanmakingsverplichtingen. Zie ook de pagina Prorogatie.

      Vordering tot schorsing tenuitvoerlegging arbitraal vonnis

      Wanneer een partij vernietiging van een arbitraal vonnis vordert op grond van art. 1065 Rv. leidt die vordering niet van rechtswege tot de schorsing van de tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis (art. 1066 lid 1 Rv.).

      Daartoe moet de meest gerede partij (meestal dus degeen die de vernietiging vordert) een schorsingsverzoek indienen bij de rechter, die over de vernietiging dient te oordelen, totdat op de vordering tot vernietiging onherroepelijk is beslist (art. 1066 lid 2 Rv.). Deze bepaling was voor de wetswijziging per 1 januari 2015 gelijkluidend.

      Deze schorsing van de tenuitvoerlegging tijdens hoger beroep zagen we – tegen een beslissing van de Voorzieningenrechter – recent nog in het hoger beroep in het kort geding Viruswaarheid/Staat. Het principe is in arbitrage hetzelfde, maar dan gaat het dus niet om hoger beroep maar om een eis tot vernietiging van het arbitrale vonnis wegens – volgens de eiser tot vernietiging – ernstige fouten.

      Een dergelijk schorsingsverzoek deed zich voor in de Yukos-zaak. De rechtbank had het arbitrale vonnis vernietigd, maar het Hof had die vernietiging ongedaan gemaakt, waardoor het arbitrale vonnis weer uitvoerbaar werd. De Russische Federatie stelde cassatie in bij de Hoge Raad, en vorderde schorsing van de tenuitvoerlegging. De Hoge Raad besliste in HR 25 september 2020 (RFSR/Yukos c.s.) dat hij – hoewel een vordering in kort geding ook mogelijk was geweest – als rechter die over de vordering tot vernietiging moest oordelen (in cassatie) inderdaad degeen was aan wie een dergelijk schorsingsverzoek gericht kon worden. De Hoge Raad wees het schorsingsverzoek vervolgens overigens af in HR 4 december 2020 (RFSR/Yukos c.s.).

      Gevolgen vernietiging arbitraal vonnis

      Wordt een arbitraal vonnis vernietigd omdat de rechtbank vaststelt dat er geen geldig arbitragebeding was, dan herleeft de bevoegdheid van de overheidsrechter en kan de procedure dus bij die rechter worden ingeleid. Is de vernietiging gebaseerd op een andere grond, dan blijven partijen aangewezen op arbitrage (art. 1067 Rv.).

      Zekerheidstelling door “eiser in 1e aanleg”

      Op grond van art. 353 lid 2 Rv. kan in hoger beroep alleen op de voet van art. 224 lid 1 Rv. zekerheid voor de proceskosten gevorderd worden van degeen die in 1e aanleg eiser was, indien die tevens het hoger beroep heeft ingesteld. In Hof Den Haag 29 juni 2020 (publicatie ingetrokken) besliste het Hof, dat de eiser tot vernietiging van het arbitrale vonnis niet de eiser “in 1e instantie” was. De 1e instantie was de arbitrale procedure, en daarin was de eiser tot vernietiging de verweerder.

      Herroeping arbitraal vonnis

      Naast een vordering tot vernietiging biedt de wet ook de mogelijkheid om herroeping van het arbitraal vonnis te vragen, wanneer dit op basis van bedrieglijke informatie is gewezen. De wet biedt hiervoor drie gronden (art. 1068 lid 1 Rv.).

      a. het vonnis berust geheel of ten dele op na de uitspraak ontdekt bedrog, door of met medeweten van de wederpartij in de arbitrale procedure gepleegd;

      b. vonnis berust geheel of ten dele op bescheiden die na de uitspraak blijken vals te zijn;

      c. een partij heeft na de uitspraak bescheiden die op de beslissing van het scheidsgerecht van invloed zouden zijn geweest en door toedoen van de wederpartij zijn achtergehouden, in handen gekregen.

      Bedrog is zowel grond voor herroeping van een arbitraal vonnis (art. 1068 Rv.) als voor vernietiging (art. 1065 lid 1 aanhef en sub e Rv.). Herroeping is echter alleen mogelijk als het bedrog pas na de procedure wordt ontdekt, aldus de Hoge Raad in HR 20 september 2022 (onderaannemer/Elite Systemen BV). Wordt het bedrog al tijdens de procedure ontdekt, dan moet dit meteen worden aangekaart. Na de arbitrageprocedure is de beurt van de benadeelde partij voorbij.

      Wijzen de arbiters de klacht wegens bedrog af, dan niet alsnog bij de gewone rechter vernietiging worden gevorderd op deze grond. De arbiter kan blijkens dit arrest ook na tussentijds appel tegen een arbitraal tussenvonnis nog terugkomen op een bindende eindbeslissing in geval van bedrog.

      Termijn voor instellen vordering tot herroeping arbitraal vonnis

      De termijn voor het instellen van de vordering tot herroeping is drie maanden nadat het bedrog of de valsheid in geschrifte bekend is geworden of een partij de nieuwe bescheiden in handen heeft gekregen (art. 1068 lid 2 Rv.).

      In HR 28 mei 2021 (werknemer/Admiraal de Ruijter Ziekenhuis) heeft de Hoge Raad zich uitgelaten over het aanvangsmoment van de termijn voor het instellen van de vordering tot herroeping. Een ex-werknemer had met het ziekenhuis een regeling getroffen bij ontslag, waarbij een wachtgeldregeling was overeengekomen. Daarbij moest hij wel zijn inkomsten opgeven. Deze strekten in mindering op het wachtgeld. Het bleek het ziekenhuis, dat hij inkomsten niet had opgegeven. Hierover waren arbitrale procedures gevoerd, die in het voordeel van de werknemer uitpakten omdat onvoldoende vaststond dat de werknemer had gefraudeerd. Daarna bleek uit onderzoek van de FIOD dat hij een onderneming had. De Hoge Raad onderschrijft het oordeel van het Hof, dat het aanvangsmoment van de termijn van drie maanden afhankelijk van de feiten per herroepingsgrond kan verschillen, maar ook kan samenvallen. In dit geval was het moment, waarop de werkgever het strafdossier van de FIOD ontving naar aanleiding van een besluit tot vervolging het aanvangsmoment. Het ziekenhuis had tijdig de herroeping gevorderd.

      Vernietiging arbitraal vonnis na vordering herroeping

      Als de rechter de voor herroeping aangevoerde grond of gronden juist bevindt, vernietigt hij het vonnis geheel of gedeeltelijk. Art. 1065a Rv. en art. 1067 Rv. zijn van overeenkomstige toepassing (art. 1068 lid 3 Rv.).

      Rechtspraak

      HR 15 juni 2018 (Bursa Büyüksehir Belediyesi/Siemens c.s.) – de vordering tot vernietiging was – volgens art. 1064a Rv. (oud) te laat ingesteld voor wat betreft de 1e termijn maar te vroeg voor de 2e (binnen drie maanden na betekening).

      Auteur & Last edit

      [MdV, 24-12-2019; laatste bewerking 20-09-2023]

      Vernietiging en herroeping arbitraal vonnis (Afd. 5, Titel 1, Boek IV Rv.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!