Pagina inhoud

    Procedures inzake bescherming bedrijfsgeheimen (Titel 15a, Boek III Rv.)

    Inleiding procedures inzake bescherming bedrijfsgeheimen

    Titel 15a, Boek III Rv. is in 2018 door invoering van de Wet Bescherming Bedrijfsgeheimen toegevoegd aan Boek 3, ter uitvoering van Richtlijn 2016/943/EU van 8 juni 2016, betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan. De regeling is in werking getreden per 23 oktober 2018.

    In deze Titel zijn specifieke procesregels opgenomen voor procedures inzake de bescherming van bedrijfsgeheimen. De regeling omvat 5 artikelen (art. 1019ia Rv. tot en met art. 1019ie Rv.).

    Toepassingsbereik

    In art. 1019ia Rv. wordt eenvoudig bepaald, dat deze Titel van toepassing is in procedures als bedoeld in de Wet Bescherming Bedrijfsgeheimen.

    Een bedrijfsgeheim wordt in art. 1 WBB als volgt gedefinieerd:

    bedrijfsgeheim: informatie die aan de volgende voorwaarden voldoet:

    1. zij is geheim in die zin dat zij, in haar geheel dan wel in de juiste samenstelling en ordening van haar bestanddelen, niet algemeen bekend is bij of gemakkelijk toegankelijk is voor degenen binnen de kringen die zich gewoonlijk bezighouden met dergelijke informatie;

    2. zij bezit handelswaarde omdat zij geheim is, en

    3. zij is door degene die daar rechtmatig over beschikt, onderworpen aan redelijke maatregelen, gezien de omstandigheden, om deze geheim te houden.

    Geheimhoudingsgebod voor deelnemers procedure

    Art. 1019ib Rv. gebiedt alle betrokkenen bij een procedure over bedrijfsgeheimen – dus zowel de partijen, hun advocaten, getuigen, deskundigen en andere personen die bij de procedure betrokken raken – hetgeen hun ter kennis komt geheim te houden. Dit geldt ook na het eindigen van de procedure (lid 2), en eindigt pas in de om dat artikellid omschreven gevallen.

    Voorlopige maatregelen ter bescherming bedrijfsgeheimen

    De gerechtigde tot bedrijfsgeheimen in de zin van de WBB kan op grond van art. 1019ic Rv. aan de Voorzieningenrechter verlof vragen om voorlopige maatregelen te nemen ten behoeve van de bewijsgaring van een inbreuk op de bedrijfsgeheimen. Art. 1019i Rv. is van overeenkomstige toepassing: de rechter bepaalt een termijn voor het instellen van de hoofdvordering.

    Zie ook de pagina Afschrift, uittreksel, inzage van akten en andere bewijsmiddelen, waar art. 843a Rv. behandeld wordt, en de pagina Procedures in IE-zaken voor art. 1019a Rv..

    Hierbij moet worden gelet op de regels van art. 843a Rv. en art. 1019a Rv. met betrekking tot de deugdelijke onderbouwing van de vordering om inzage te mogen nemen in in beslag genomen informatie, waarmee de eiser de inbreuk wil aantonen. Zie in dit kader ook het arrest HR 10 juli 2021 Semtex/ex-werkneemsters) waarin voor bedrijfsgeheimen wordt overwogen:

    “In de zaak Organik/Dow heeft de Hoge Raad geoordeeld dat die maatstaf zich ook leent voor toepassing op een rechtsbetrekking die voortvloeit uit het onrechtmatig verkrijgen en gebruiken van bedrijfsgeheimen, alhoewel de art. 1019 e.v. Rv daarop niet van toepassing zijn”.

    De vindplaats van dit laatste arrest is: HR 28 september 2018 (Organik/Dow), rov. 5.1.3.

    De wet gaat uit van het stellen van zekerheid door de verzoeker als voorwaarde voor het toestaan van voorlopige maatregelen. Anders dan in IE-zaken, waar de rechter dit als voorwaarde kan stellen. Tenzij het woord “kan” in de bepaling ook ziet op die voorwaarde, maar tekstueel lijkt dat niet het geval.

    Schadevergoeding aan degeen die door de voorlopige voorzieningen is getroffen

    De rechter kan de (pretense) gerechtigde tot bedrijfsgeheimen veroordelen om schadevergoeding te betalen aan de degeen tegen wie voorlopige voorzieningen zijn getroffen (art. 1019id Rv.). Hetzij wanneer de maatregel zijn kracht verliest, die vervalt door handelen of nalaten van de eisende partij of als er geen sprake is van een onrechtmatige inbreuk op een bedrijfsgeheim.

    Integrale proceskostenveroordeling

    In afwijking van de normale regels omtrent proceskosten wordt de in het ongelijk gestelde partij (mits dit wordt gevorderd door de ander) veroordeeld in redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt (art. 1019ie lid 1 Rv.). Dit tenzij de billijkheid zich daartegen verzet.

    Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld in welke gevallen de rechter de in het ongelijk gestelde partij kan veroordelen in de kosten (art. 1019ie lid 2 Rv.).

    De rechter begroot de kosten aan de hand van een opgaaf van de procespartij die deze kosten vordert. Er is wel een richtsnoer voor deze kosten. Zie ook de pagina Proceskosten.

    Auteur & Last edit

    [MdV, 19-02-2020; laatste bewerking 8-09-2023]

    Procedures inzake bescherming bedrijfsgeheimen (Titel 15a, Boek III Rv.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      Procedures inzake bescherming bedrijfsgeheimen (Titel 15a, Boek III Rv.)

      Inleiding procedures inzake bescherming bedrijfsgeheimen

      Titel 15a, Boek III Rv. is in 2018 door invoering van de Wet Bescherming Bedrijfsgeheimen toegevoegd aan Boek 3, ter uitvoering van Richtlijn 2016/943/EU van 8 juni 2016, betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan. De regeling is in werking getreden per 23 oktober 2018.

      In deze Titel zijn specifieke procesregels opgenomen voor procedures inzake de bescherming van bedrijfsgeheimen. De regeling omvat 5 artikelen (art. 1019ia Rv. tot en met art. 1019ie Rv.).

      Toepassingsbereik

      In art. 1019ia Rv. wordt eenvoudig bepaald, dat deze Titel van toepassing is in procedures als bedoeld in de Wet Bescherming Bedrijfsgeheimen.

      Een bedrijfsgeheim wordt in art. 1 WBB als volgt gedefinieerd:

      bedrijfsgeheim: informatie die aan de volgende voorwaarden voldoet:

      1. zij is geheim in die zin dat zij, in haar geheel dan wel in de juiste samenstelling en ordening van haar bestanddelen, niet algemeen bekend is bij of gemakkelijk toegankelijk is voor degenen binnen de kringen die zich gewoonlijk bezighouden met dergelijke informatie;

      2. zij bezit handelswaarde omdat zij geheim is, en

      3. zij is door degene die daar rechtmatig over beschikt, onderworpen aan redelijke maatregelen, gezien de omstandigheden, om deze geheim te houden.

      Geheimhoudingsgebod voor deelnemers procedure

      Art. 1019ib Rv. gebiedt alle betrokkenen bij een procedure over bedrijfsgeheimen – dus zowel de partijen, hun advocaten, getuigen, deskundigen en andere personen die bij de procedure betrokken raken – hetgeen hun ter kennis komt geheim te houden. Dit geldt ook na het eindigen van de procedure (lid 2), en eindigt pas in de om dat artikellid omschreven gevallen.

      Voorlopige maatregelen ter bescherming bedrijfsgeheimen

      De gerechtigde tot bedrijfsgeheimen in de zin van de WBB kan op grond van art. 1019ic Rv. aan de Voorzieningenrechter verlof vragen om voorlopige maatregelen te nemen ten behoeve van de bewijsgaring van een inbreuk op de bedrijfsgeheimen. Art. 1019i Rv. is van overeenkomstige toepassing: de rechter bepaalt een termijn voor het instellen van de hoofdvordering.

      Zie ook de pagina Afschrift, uittreksel, inzage van akten en andere bewijsmiddelen, waar art. 843a Rv. behandeld wordt, en de pagina Procedures in IE-zaken voor art. 1019a Rv..

      Hierbij moet worden gelet op de regels van art. 843a Rv. en art. 1019a Rv. met betrekking tot de deugdelijke onderbouwing van de vordering om inzage te mogen nemen in in beslag genomen informatie, waarmee de eiser de inbreuk wil aantonen. Zie in dit kader ook het arrest HR 10 juli 2021 Semtex/ex-werkneemsters) waarin voor bedrijfsgeheimen wordt overwogen:

      “In de zaak Organik/Dow heeft de Hoge Raad geoordeeld dat die maatstaf zich ook leent voor toepassing op een rechtsbetrekking die voortvloeit uit het onrechtmatig verkrijgen en gebruiken van bedrijfsgeheimen, alhoewel de art. 1019 e.v. Rv daarop niet van toepassing zijn”.

      De vindplaats van dit laatste arrest is: HR 28 september 2018 (Organik/Dow), rov. 5.1.3.

      De wet gaat uit van het stellen van zekerheid door de verzoeker als voorwaarde voor het toestaan van voorlopige maatregelen. Anders dan in IE-zaken, waar de rechter dit als voorwaarde kan stellen. Tenzij het woord “kan” in de bepaling ook ziet op die voorwaarde, maar tekstueel lijkt dat niet het geval.

      Schadevergoeding aan degeen die door de voorlopige voorzieningen is getroffen

      De rechter kan de (pretense) gerechtigde tot bedrijfsgeheimen veroordelen om schadevergoeding te betalen aan de degeen tegen wie voorlopige voorzieningen zijn getroffen (art. 1019id Rv.). Hetzij wanneer de maatregel zijn kracht verliest, die vervalt door handelen of nalaten van de eisende partij of als er geen sprake is van een onrechtmatige inbreuk op een bedrijfsgeheim.

      Integrale proceskostenveroordeling

      In afwijking van de normale regels omtrent proceskosten wordt de in het ongelijk gestelde partij (mits dit wordt gevorderd door de ander) veroordeeld in redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt (art. 1019ie lid 1 Rv.). Dit tenzij de billijkheid zich daartegen verzet.

      Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld in welke gevallen de rechter de in het ongelijk gestelde partij kan veroordelen in de kosten (art. 1019ie lid 2 Rv.).

      De rechter begroot de kosten aan de hand van een opgaaf van de procespartij die deze kosten vordert. Er is wel een richtsnoer voor deze kosten. Zie ook de pagina Proceskosten.

      Auteur & Last edit

      [MdV, 19-02-2020; laatste bewerking 8-09-2023]

      Procedures inzake bescherming bedrijfsgeheimen (Titel 15a, Boek III Rv.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!