OM en de PG bij de Hoge Raad (Afd. 5, Titel 1, Boek 1 Rv.)
Inleiding het openbaar ministerie en de procureur-generaal bij de Hoge Raad
In civiele procedures speelt het openbaar ministerie (OM) bij de Hoge Raad een belangrijke rol in de persoon van de Procureur-Generaal (P-G). Maar ook bij andere procedures heeft zij een aantal bevoegdheden. De wettelijke bepalingen over de rol van het openbaar ministerie in civiele procedures zijn opgenomen in Afd. 5, Titel 1, Boek 1 Rv.. Deze afdeling omvat 3 bepalingen (art. 42 Rv. t/m art. 44 Rv.).
Ook bij de rehabilitatie na faillissement moet het OM zich uitlaten over het verzoek. Zie de pagina Rehabilitatie na faillissement.
Bevoegdheden Openbaar Ministerie
Het OM heeft de volgende bevoegdheden in alle civiele zaken. Allereerst is het OM bevoegd alle processtukken in te zien. Daarnaast heeft het OM het recht om aanwezig te zijn bij elke zitting (art. 42 lid 1 Rv.). Ook mag het OM, als de rechter of een partij daarom vraagt, bescheiden inbrengen in de procedure. Mocht het OM dit verzoek weigeren, dan dient zij dit te motiveren (art. 42 lid 2 Rv.).
Deze bevoegdheden heeft ook de procureur-generaal bij de Hoge Raad (art. 42 lid 3 Rv.).
Openbaar Ministerie als partij
Het OM kan in sommige gevallen procespartij zijn in een civiele zaak. Primair is het OM belast met de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde (art. 124 R.O.). Het OM wordt echter in verschillende burgerrechtelijke artikelen ook genoemd om te handhaven. Als het OM als procespartij optreedt in een civiele zaak, dan zal dit gebeuren volgens de gewone regels (art. 43 lid 1 Rv.). De enige uitzondering is dat het OM hier zonder advocaat kan optreden, behalve bij cassatieprocedures (art. 43 lid 2 Rv.).
Mochten de proceskosten ten laste van het openbaar ministerie komen, dan wordt de Staat veroordeeld in deze kosten (art. 43 lid 4 Rv.).
Instellen hoger beroep en cassatie door en tegen OM
Het instellen van hoger beroep en cassatie door en tegen het OM gebeurt door en tegen de ambtenaar van het openbaar ministerie bij het gerecht dat de beslissing in eerste aanleg heeft genomen.
De behandeling bij hoger beroep gebeurt echter door de ambtenaar van het openbaar ministerie bij het college dat het hoger beroep behandelt.
Omdat de procureur-generaal geen onderdeel uitmaakt van het openbaar ministerie, is de behandelende ambtenaar van het OM bij cassatie ook de ambtenaar van het gerecht dat de beslissing in tweede aanleg heeft genomen (art. 43 lid 3 Rv.).
Als het Openbaar Ministerie geen partij is
Het OM (en bij cassatieprocedures de procureur-generaal) mag ook, indien het de wens daartoe heeft gegeven, gehoord worden bij de behandeling. Dit kan ook op verzoek van de rechter gebeuren (art. 44 lid 1 en 2 Rv.).
Na de conclusie van het openbaar ministerie, dan wel de procureur-generaal, is er geen plaats meer voor debat door partijen. Mochten partijen hierna echter wel nog behoefte aan hebben, dan kunnen partijen twee weken na de conclusie hun schriftelijk commentaar geven aan de behandelende rechter(s), met afschrift voor het OM of procureur-generaal (art. 44 lid 3 Rv.).
In het arrest HR 9 juni 2017 (man/vrouw) heeft de Hoge Raad beslist, dat een verweerder, ondanks dat aan verweerder verstek is verleend, alsnog mag verschijnen in het proces na de conclusie van de procureur-generaal.
Ondanks dat verzoeker hier bezwaar tegen maakt op grond van de goede procesorde, overweegt de Hoge Raad in r.o. 2.3.3 en 2.3.4:
“De verzoekschriftprocedure in cassatie kent een eigen regeling voor de verschijning van partijen en belanghebbenden (art. 426a Rv en 426b Rv). Er bestaat echter geen grond het verschijnen in het geding nadat de conclusie van de Advocaat-Generaal is genomen, aan andere regels te onderwerpen dan in de dagvaardingsprocedure gelden. In dit geval doet zich niet voor dat de eisen van een goede procesorde zich ertegen verzetten dat de vrouw alsnog in het geding verschijnt.”
Dit houdt dus in dat een verweerder ondanks het niet indienen van een verweerschrift, alsnog mag reageren op de conclusie van de procureur-generaal. In het arrest legt de Hoge Raad de reactie op de conclusie naast zich neer.
De reden hiervoor geeft de Hoge Raad in r.o. 2.4.2:
“De ratio van de in art. 44 lid 3 Rv voorziene mogelijkheid voor partijen om hun schriftelijke commentaar op de conclusie van de Advocaat-Generaal aan de Hoge Raad te doen toekomen, is dat partijen gezien het beginsel van hoor en wederhoor op die conclusie moeten kunnen reageren, aangezien die conclusie in de oordeelsvorming van de Hoge Raad wordt betrokken. De reactie op de conclusie moet beknopt zijn. Nieuwe stellingen en producties zijn niet toelaatbaar. Een meer uitvoerige reactie is echter mogelijk ingeval de conclusie daartoe aanleiding geeft. In de reactie is geen plaats voor (voortzetting van het) debat door partijen, ook niet in die vorm dat een partij reageert op een reactie van de wederpartij op de conclusie.”
De reactie op een conclusie zoals in art. 44 lid 3 Rv. moet dus beknopt zijn en mag geen nieuwe stellingen of producties bevatten. Dit mag alleen als de conclusie daartoe aanleiding geeft. Debat is hier niet meer mogelijk. Er mag niet gereageerd worden op de reactie van de wederpartij op de conclusie.
Rechtspraak
HR 9 juni 2017 (man/vrouw) – verweerder mag ook na eerdere verstekverlening alsnog verschijnen in het proces na de conclusie van de procureur-generaal.
Auteur & Last edit
[TL, 21-11-2018; laatste bewerking MdV 7-05-2023]
OM en de PG bij de Hoge Raad (Afd. 5, Titel 1, Boek 1 Rv.)
Inleiding het openbaar ministerie en de procureur-generaal bij de Hoge Raad
In civiele procedures speelt het openbaar ministerie (OM) bij de Hoge Raad een belangrijke rol in de persoon van de Procureur-Generaal (P-G). Maar ook bij andere procedures heeft zij een aantal bevoegdheden. De wettelijke bepalingen over de rol van het openbaar ministerie in civiele procedures zijn opgenomen in Afd. 5, Titel 1, Boek 1 Rv.. Deze afdeling omvat 3 bepalingen (art. 42 Rv. t/m art. 44 Rv.).
Ook bij de rehabilitatie na faillissement moet het OM zich uitlaten over het verzoek. Zie de pagina Rehabilitatie na faillissement.
Bevoegdheden Openbaar Ministerie
Het OM heeft de volgende bevoegdheden in alle civiele zaken. Allereerst is het OM bevoegd alle processtukken in te zien. Daarnaast heeft het OM het recht om aanwezig te zijn bij elke zitting (art. 42 lid 1 Rv.). Ook mag het OM, als de rechter of een partij daarom vraagt, bescheiden inbrengen in de procedure. Mocht het OM dit verzoek weigeren, dan dient zij dit te motiveren (art. 42 lid 2 Rv.).
Deze bevoegdheden heeft ook de procureur-generaal bij de Hoge Raad (art. 42 lid 3 Rv.).
Openbaar Ministerie als partij
Het OM kan in sommige gevallen procespartij zijn in een civiele zaak. Primair is het OM belast met de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde (art. 124 R.O.). Het OM wordt echter in verschillende burgerrechtelijke artikelen ook genoemd om te handhaven. Als het OM als procespartij optreedt in een civiele zaak, dan zal dit gebeuren volgens de gewone regels (art. 43 lid 1 Rv.). De enige uitzondering is dat het OM hier zonder advocaat kan optreden, behalve bij cassatieprocedures (art. 43 lid 2 Rv.).
Mochten de proceskosten ten laste van het openbaar ministerie komen, dan wordt de Staat veroordeeld in deze kosten (art. 43 lid 4 Rv.).
Instellen hoger beroep en cassatie door en tegen OM
Het instellen van hoger beroep en cassatie door en tegen het OM gebeurt door en tegen de ambtenaar van het openbaar ministerie bij het gerecht dat de beslissing in eerste aanleg heeft genomen.
De behandeling bij hoger beroep gebeurt echter door de ambtenaar van het openbaar ministerie bij het college dat het hoger beroep behandelt.
Omdat de procureur-generaal geen onderdeel uitmaakt van het openbaar ministerie, is de behandelende ambtenaar van het OM bij cassatie ook de ambtenaar van het gerecht dat de beslissing in tweede aanleg heeft genomen (art. 43 lid 3 Rv.).
Als het Openbaar Ministerie geen partij is
Het OM (en bij cassatieprocedures de procureur-generaal) mag ook, indien het de wens daartoe heeft gegeven, gehoord worden bij de behandeling. Dit kan ook op verzoek van de rechter gebeuren (art. 44 lid 1 en 2 Rv.).
Na de conclusie van het openbaar ministerie, dan wel de procureur-generaal, is er geen plaats meer voor debat door partijen. Mochten partijen hierna echter wel nog behoefte aan hebben, dan kunnen partijen twee weken na de conclusie hun schriftelijk commentaar geven aan de behandelende rechter(s), met afschrift voor het OM of procureur-generaal (art. 44 lid 3 Rv.).
In het arrest HR 9 juni 2017 (man/vrouw) heeft de Hoge Raad beslist, dat een verweerder, ondanks dat aan verweerder verstek is verleend, alsnog mag verschijnen in het proces na de conclusie van de procureur-generaal.
Ondanks dat verzoeker hier bezwaar tegen maakt op grond van de goede procesorde, overweegt de Hoge Raad in r.o. 2.3.3 en 2.3.4:
“De verzoekschriftprocedure in cassatie kent een eigen regeling voor de verschijning van partijen en belanghebbenden (art. 426a Rv en 426b Rv). Er bestaat echter geen grond het verschijnen in het geding nadat de conclusie van de Advocaat-Generaal is genomen, aan andere regels te onderwerpen dan in de dagvaardingsprocedure gelden. In dit geval doet zich niet voor dat de eisen van een goede procesorde zich ertegen verzetten dat de vrouw alsnog in het geding verschijnt.”
Dit houdt dus in dat een verweerder ondanks het niet indienen van een verweerschrift, alsnog mag reageren op de conclusie van de procureur-generaal. In het arrest legt de Hoge Raad de reactie op de conclusie naast zich neer.
De reden hiervoor geeft de Hoge Raad in r.o. 2.4.2:
“De ratio van de in art. 44 lid 3 Rv voorziene mogelijkheid voor partijen om hun schriftelijke commentaar op de conclusie van de Advocaat-Generaal aan de Hoge Raad te doen toekomen, is dat partijen gezien het beginsel van hoor en wederhoor op die conclusie moeten kunnen reageren, aangezien die conclusie in de oordeelsvorming van de Hoge Raad wordt betrokken. De reactie op de conclusie moet beknopt zijn. Nieuwe stellingen en producties zijn niet toelaatbaar. Een meer uitvoerige reactie is echter mogelijk ingeval de conclusie daartoe aanleiding geeft. In de reactie is geen plaats voor (voortzetting van het) debat door partijen, ook niet in die vorm dat een partij reageert op een reactie van de wederpartij op de conclusie.”
De reactie op een conclusie zoals in art. 44 lid 3 Rv. moet dus beknopt zijn en mag geen nieuwe stellingen of producties bevatten. Dit mag alleen als de conclusie daartoe aanleiding geeft. Debat is hier niet meer mogelijk. Er mag niet gereageerd worden op de reactie van de wederpartij op de conclusie.
Rechtspraak
HR 9 juni 2017 (man/vrouw) – verweerder mag ook na eerdere verstekverlening alsnog verschijnen in het proces na de conclusie van de procureur-generaal.
Auteur & Last edit
[TL, 21-11-2018; laatste bewerking MdV 7-05-2023]
OM en de PG bij de Hoge Raad (Afd. 5, Titel 1, Boek 1 Rv.)
Zoeken binnen de kennisbank
Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!