Pagina inhoud

    Maatschappelijk verantwoord ondernemen juridisch afdwingbaar?

    In dit tijdsgewricht waarin we steeds meer geconfronteerd worden met de dreigende extinctie van de mensheid door haar eigen handelen dient zich de vraag aan, of we nog te redden zijn. En of – als dat wel mogelijk is – ook van bedrijven gevraagd kan worden hun beleid daarop aan te passen. Er tekenen zich zowel initiatieven van de Nederlandse en de Europese wetgever af, maar ook wordt de strijd om MVO en internationale MVO (IMVO) in de rechtszaal gestreden. Enkele highlights.

    Doomsday is around the corner

    Het valt niet te ontkennen, behalve voor hardnekkige klimaatontkenners zoals Donald Trump. Het klimaat verandert door toedoen van de mens, en de gevolgen beginnen zich aan te dienen. Gaan we de dino’s achterna en worden we gereduceerd tot een onbetekenend hoofdstuk in de geschiedenis van deze aardbol, of kan het tij nog gekeerd worden?

    Op zichzelf geeft dit gezegde al weinig hoop, want getijden zijn lastig te keren. Aan de andere kant: op één of ander manier is het gat in de ozonlaag gedicht en herinneren alleen de oudere generaties zich nog de ‘zure regen’. Zou het dan toch kunnen?

    Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO)

    Niet alleen op de overheid – als belangenvertegenwoordiger van ons allemaal (op nationaal niveau, dat wel) – maar ook op bedrijven rust een verplichting om bij te dragen aan een oplossing en het afwenden van het naderend onheil. Een interessante benadering is de stelling, dat bedrijven ook als zij uitsluitend economisch handelen de gevolgen van hun handelen op duurzaamheid en het milieu moeten betrekken in hun beleid.

    Immers komen de financiële gevolgen op enig moment ook voor hun rekening, dus het is kortzichtig om daar geen rekening mee te houden. Je zou zelfs kunnen spreken van een gebrekkig bestuursbeleid. Sommigen willen bestuurders van ondernemingen daar zelfs persoonlijk voor aansprakelijk stellen. De problematiek rond Tata Steel, waarvan inmiddels is gebleken dat de uitstoot leidt tot serieuze gezondheidsrisico’s voor de directe omgeving, en Chemours in Dordrecht, dat (net als 3M in België) PFAS uitstoot, maakt duidelijk dat het niet alleen klimaatverandering is waarvoor bedrijven zich moeten verantwoorden. De Provincie Zeeland wil 3M de rekening presenteren voor de PFAS vervuiling van de Westerschelde (zie bericht RTL Nieuws 28 april 2023), waarmee de directe economische terugslag voor bedrijven helder wordt aangetoond. Om niet te spreken van de slechte naam die het bedrijf erdoor krijgt.

    Het probleem van de bereidheid om maatregelen te nemen ligt mede besloten in een psychologisch principe. De mens is geneigd zich een probleem minder aan te trekken, als er meerdere mensen voor verantwoordelijk zijn. Een individu zal zich eerder geroepen voelen een belaagd meisje op een perron te hulp te schieten, als er niemand anders in de buurt is. Anders moet de ander het maar oplossen, het individu is niet verantwoordelijk.

    In internationaal verband doet zich dit probleem ook voor. Ondernemers in Nederland vragen zich af, wat de zin is van het nemen van maatregelen ter bevordering van duurzaamheid, wanneer andere grote landen als China en India zich niets gelegen lijken te laten liggen aan het dreigende Armageddon.

    Dat is een ethisch dilemma: moet je zelf opofferingen doen, als anderen daar (ogenschijnlijk) niet toe bereid zijn? Het ethische antwoord is natuurlijk: ja. Jij hebt de macht over je eigen handelen, en als je zelf verantwoordelijkheid neemt heb je meer autoriteit om anderen er op aan te spreken. En de situatie wordt in elk geval minder erg dan wanneer je niets doet. En zoals het boeddhisme terecht predikt: alles is met alles verbonden. Of meer Westers gezegd: er is inmiddels sprake van een ‘global village’.

    Kortom, zowel vanuit ethisch als vanuit economisch standpunt bezien moet je als ondernemer die verantwoordelijkheid nemen. Nou doen ondernemers – en zeker grote multinationals, die juist meer impact kunnen hebben – dat vaak niet vanzelf, omdat de mensen die aan de knoppen zitten liever focussen op het korte termijn voordeel dan dat ze zich de gevolgen op langere termijn realiseren. Meer winst is meer bonus. Daarbij vergetend dat hun kinderen straks wel een vette bankrekening hebben, maar hun huis helaas – niet in financiële zin maar in de echte werkelijkheid – onder water staat.

    Vandaar dat overheden door middel van wetgeving en belangengroepen via procedures een zetje in de goede richting proberen te geven. Het enkele vrome voornemen om in 2030 tot een ommekeer te komen is niet genoeg. Er is werk aan de winkel willen we 2050 nog (met droge voeten) meemaken.

    Wetgevingsinitiatieven Europese Unie inzake duurzaamheid

    Zowel de de Europese wetgever als Nederlandse wetgever nemen initiatief om met name grote ondernemingen te verplichten om zich in te spannen voor duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen door het invoeren van regels, die deze ondernemingen verplichten om naast hun financiële en sociale verslaglegging ook verslag te doen van de maatschappelijke impact van hun bedrijfsactiviteiten, in het bijzonder op duurzaamheid (‘sustainability’). Daarnaast ook op andere aspecten van verantwoord ondernemen, zoals het tegengaan van kinderarbeid.

    In de European Green Deal heeft de Commissie het beleid uitgestippeld voor de periode 2019 – 2024. Op EU niveau is er ter uitvoering daarvan al het een en ander gebeurd. De EU-wetgeving verplicht alle grote ondernemingen en alle grote(re) beursgenoteerde ondernemingen om informatie bekend te maken over wat zij zien als de risico’s en kansen die voortvloeien uit sociale en milieukwesties, en over de impact van hun activiteiten op mens en milieu.

    Verordening inzake verslaglegging in de financiële sector (SFDR)

    Op 10 maart 2021 is Verordening (EU) 2019/2088 betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiële diensten sector (SFDR) van kracht geworden. Aan de invoering en verbetering hiervan – o.a. door het aanleveren van templates voor deze verslaglegging – wordt nog steeds gewerkt. Zie de verslaglegging over de voortgang met betrekking tot deze verordening. Deze heeft alweer een update gehad met Verordening (EU) 2020/852.

    Richtlijn duurzaamheidsrapportage (CSRD)

    Per 5 januari 2023 is Richtlijn (EU) 2022/2464 van 14 december 2022 met betrekking tot duurzaamheidsrapportering door ondernemingen in werking getreden (Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD). Deze nieuwe richtlijn moderniseert en versterkt de regels met betrekking tot de sociale en milieu-informatie die bedrijven moeten rapporteren. Een bredere groep grote ondernemingen, en ook beursgenoteerde kmo’s, zal nu verplicht zijn om verslag uit te brengen over de sociale en milieurisico’s waarmee zij worden geconfronteerd en over de gevolgen van hun activiteiten voor mens en milieu.

    Tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen („kmo’s”) behoren ondernemingen waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet 50 miljoen EUR en/of het jaarlijkse balanstotaal 43 miljoen EUR niet overschrijdt.

    De nieuwe regels zullen ervoor zorgen dat beleggers en andere belanghebbenden toegang hebben tot de informatie die zij nodig hebben om de impact van bedrijven op mens en milieu te beoordelen en voor beleggers om financiële risico’s en kansen als gevolg van klimaatverandering en andere duurzaamheidskwesties te beoordelen. Ten slotte zullen de rapportagekosten voor bedrijven op de middellange tot lange termijn worden verlaagd door de te verstrekken informatie te harmoniseren.

    Bedrijven die onderworpen zijn aan de CSRD moeten rapporteren volgens de European Sustainability Reporting Standards (ESRS). De standaarden zijn ontwikkeld door de EFRAG.

    De eerste bedrijven zullen de nieuwe regels voor het eerst in het boekjaar 2024 moeten toepassen, voor verslagen die in 2025 worden gepubliceerd. Krachtens artikel 7 CSRD is artikel 4 van deze richtlijn van toepassing vanaf 1 januari 2024 op boekjaren die op of na 1 januari 2024 aanvangen.

    Art. 4 CSRD is ogenschijnlijk beknopt, maar deze wijzigt de tot nu toe verplichte verslaglegging zoals voorgeschreven in artikel 4 en artikel 5 Verordening (EU) nr. 537/2014 betreffende specifieke eisen voor de wettelijke controles van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang. Met name wordt daar dus een verplichting tot het opstellen van duurzaamheidsrapportering in opgenomen.

    Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD)

    Het meest recente voorstel is de ontwerp richtlijn inzake de Corporate Sustainability Due Diligence (CSDDD). ‘Due diligence’ kan worden vertaald als ‘zorgvuldigheidsverplichtingen’. De EU licht deze ontwerp richtlijn als volgt toe (link naar toelichting):

    “Bij deze richtlijn wordt een zorgvuldigheidsverplichting voor ondernemingen vastgesteld. De kernelementen van deze plicht zijn het identificeren, beëindigen, voorkomen, beperken en verantwoorden van negatieve gevolgen voor de mensenrechten en het milieu in de eigen activiteiten van de onderneming, hun dochterondernemingen en hun waardeketens. Daarnaast moeten bepaalde grote bedrijven een plan hebben om ervoor te zorgen dat hun bedrijfsstrategie verenigbaar is met het beperken van de opwarming van de aarde tot 1,5 °C in overeenstemming met de Overeenkomst van Parijs. Bestuurders worden gestimuleerd om bij te dragen aan duurzaamheids- en klimaatmitigatiedoelstellingen.

    De richtlijn voorziet ook in taken voor de bestuurders van de betrokken EU-vennootschappen. Deze taken omvatten het opzetten van en het toezicht houden op de implementatie van de due diligence processen en het integreren van due diligence in de bedrijfsstrategie. Bovendien moeten bestuurders bij het vervullen van hun plicht om in het belang van het bedrijf te handelen rekening houden met de mensenrechten, klimaatverandering en milieugevolgen van hun beslissingen.”

    Zie ook het persbericht van de Commissie van 23 februari 2022. Ook met deze richtlijn focust de EU op de grote bedrijven (multinationals). Dat is verstandig, want die hebben de meeste impact en daar valt dus het meeste resultaat te behalen.

    In art. 5 CSDDD wordt ondernemingen de verplichting opgelegd om MVO onderdeel te maken van hun beleid en dit beleid ook voortdurend te evalueren en aan te passen.

    Zorgplicht van bestuurders van grote ondernemingen voor de duurzaamheid

    Maar behalve ondernemingen te verplichten na te denken over de maatschappelijke gevolgen van hun handelen en zich daarover te verantwoorden door het opstellen van openbare rapportages wil de Europese wetgever met art. 25 en art. 26 CSDDD nog een stapje verder gaan. De Commissie wil bestuurders van grote ondernemingen ook zelf verantwoordelijk houden voor de gevolgen van hun beleid. Het IMVO beleid moet volgens de Commissie onderdeel worden van de corporate governance van grote bedrijven.

    Artikel 25 van Ontwerp richtlijn CSDDD luidt:

    Artikel 25 Zorgplicht van bestuurders

    1. De lidstaten zorgen ervoor dat bestuurders van ondernemingen als bedoeld in artikel 2, lid 1, bij het vervullen van hun plicht om te handelen in het belang van de onderneming, rekening houden met de gevolgen van hun beslissingen voor duurzaamheidskwesties, met inbegrip van, waar van toepassing, de gevolgen voor mensenrechten, klimaatverandering en milieu, ook op korte, middellange en lange termijn.

    2. De lidstaten zorgen ervoor dat hun wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake verzuim van de plichten van bestuurders ook van toepassing zijn op de bepalingen van dit artikel.

    Artikel 26 van Ontwerp richtlijn CSDDD luidt:

    Artikel 26 Invoering van en toezicht op passende zorgvuldigheid

    1. De lidstaten zorgen ervoor dat de bestuurders van de in artikel 2, lid 1, bedoelde ondernemingen verantwoordelijk zijn voor de invoering van en het toezicht op de in artikel 4 bedoelde maatregelen inzake passende zorgvuldigheid en met name het in artikel 5 bedoelde beleid inzake passende zorgvuldigheid, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de relevante inbreng van belanghebbenden en organisaties uit het maatschappelijk middenveld. De bestuurders brengen in dit verband verslag uit aan de raad van bestuur.

    2. De lidstaten zorgen ervoor dat de bestuurders stappen ondernemen om de bedrijfsstrategie aan te passen teneinde rekening te houden met de feitelijke en potentiële negatieve effecten die overeenkomstig artikel 6 zijn geïdentificeerd en met alle maatregelen die overeenkomstig de artikelen 7 tot en met 9 zijn genomen.

    Blijkens overweging 63 van de Preambule is de gedachte hierachter, dat bestuurders rekening moeten gaan houden met de duurzaamheidsaspecten als bedoeld in Richtlijn 2013/34/EU, met inbegrip van, waar van toepassing, mensenrechten, klimaatverandering en gevolgen voor het milieu, ook op korte, middellange en lange termijn.

    Timmermans dacht waarschijnlijk: voordat ik de Brusselse politiek verlaat doe ik nog ff een bommetje. Of c.q. wanneer deze richtlijn in werking zal treden laat zich nog bezien. Het zal niet eenvoudig zijn deze maatregel ongeschonden door alle politieke gremia van het Brusselse wetgevingsproces – met alle feedback van de Lidstaten – te loodsen. In het artikel Maatschappelijke Due Diligence en bestuurdersaansprakelijkheid in Ars Aequi oktober 2023 gaan Jessie Pool en Chris van Oostrum op deze ontwerprichtlijn en de bezwaren tegen met name art. 26 (en deels ook art. 25) in.

    De kritiek is dat men vindt dat de EU niet in de nationale regelsystemen voor corporate governance moet ingrijpen. Anderzijds lijkt het echter juist effectiever dergelijke verplichtingen centraal op te leggen vanuit de EU. De noodzaak om te sturen op duurzaamheid is omvattender dan de nationale belangen en het is juist van een groot en overstijgend belang – zeker tegenover multinationals – op dat vlak te opereren vanuit de EU en verbrokkeling tegen te gaan.

    Wetgevingsinitiatieven Nederlandse wetgever inzake duurzaamheid

    Op nationaal niveau ontbreken in Nederland regels die te vergelijken zijn met de hiervoor genoemde voorgestelde bepalingen art. 25 en art. 26 CSDDD. Naar Nederlands recht moet het bestuur van een onderneming zich primair richten tot het vennootschappelijk belang en het belang van de met haar verbonden onderneming. Vgl. het arrest HR 4 april 2014 (Cancun). Wel moet het bestuur ook rekening houden met de belangen van zgn. steakholders (dat zijn mensen die ook een steak op de BBQ van de onderneming hebben liggen). Bestuurders hebben naar Nederlands recht in principe grote vrijheid bij het uitzetten van het ondernemingsbeleid.

    De SER sprak zich in het rapport Effectieve zorgvuldigheidswetgeving in duurzame ketens uit tegen het incorporeren van bestuurdersaansprakelijkheid in het Nederlandse vennootschapsrecht. Dit zou volgens de SER contraproductief werken. Het zou leiden tot ‘bange bestuurders’.

    De vraag is echter of bedrijven zich – zowel economisch als maatschappelijk (en om hun goede naam en faam te behouden) – kunnen permitteren om zich te gedragen alsof zij op een eiland leven (en zelfs een eiland bevindt zich in de dampkring die onze aardbol omgeeft).

    Wel is er een initiatiefwetsvoorstel ingediend – en door de Tweede Kamer aangenomen – voor een Wet Verantwoord en duurzaam internationaal ondernemen. Ook dit voorstel richt zich op grote multinationals.

    Het enthousiasme voor dit wetsvoorstel is niet groot te noemen. Het initiatiefvoorstel in de Tweede Kamer is weliswaar aangenomen, maar loopt in de Eerste Kamer vertraging op. De regering heeft gevraagd het voorstel nog eens goed onder de loep te nemen (bericht NOS febr. 2023). Op zichzelf is de regering geen tegenstander, maar het gaat te snel en te ver, vindt men. Zie ook het regeringsbeleid zoals neergelegd in de voornemens van het kabinet (in 2020).

    Van Oostrum en Pool pleiten voor heldere regels, zodat bestuurders weten waar zij zich aan hebben te houden. Daarbij kunnen volgens hem ook binnen het bestek van ons vennootschapsrecht persoonlijke sancties worden ingevoerd, waarbij een bestuurder een forfaitaire schadevergoeding zou moeten betalen bij het niet naleven van zijn verplichtingen.

    Collectieve acties tegen bedrijven omwille van het milieu

    Belangenorganisaties als Greenpeace, Milieudefensie en de Stichting Urgenda wachten echter niet op de wetgever en nemen zelf het heft in handen om bedrijven te dwingen hun beleid aan te passen om bij te dragen aan de dringend noodzakelijke maatregelen om onze planeet te redden.

    In de rechtspraak beginnen zich steeds meer belangengroeperingen te roeren, die grote bedrijven dwingen zich aan klimaatbeperkingen te houden en hun verantwoordelijkheid te nemen in de zorgvuldigheidsverplichtingen jegens o.a. het milieu. Niemand kan de zaak tegen Shell zijn ontgaan, waarbij Rb. Den Haag 26 mei 2021 (Milieudefensie/Royal Dutch Shell) Shell op de vingers tikte en de volgende veroordeling uitsprak:

    “beveelt RDS zowel rechtstreeks als via de vennootschappen en rechtspersonen die zij in haar geconsolideerde jaarrekening pleegt op te nemen en waarmee zij tezamen de Shell-groep vormt, het gezamenlijk jaarlijks volume van alle aan de bedrijfsactiviteiten en verkochte energie dragende producten van de Shell-groep verbonden CO2-emissies naar de atmosfeer (Scope 1, 2 en 3) zodanig te beperken of doen beperken dat dit volume aan het eind van het jaar 2030 ten minste zal zijn verminderd met netto 45% in vergelijking met het niveau van het jaar 2019.

    En de Stichting Urgenda heeft in de zaak leidend tot het arrest HR 20 december 2019 (Urgenda/Staat) de Staat met succes aangesproken om zich te houden aan haar verplichtingen uit het VN Klimaatverdrag. Het Hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, en de Hoge Raad wees de klachten in cassatie af. Het Hof resumeerde zijn beslissing als volgt:

    “Al het voorgaande leidt tot de slotsom dat de Staat onrechtmatig handelt (want in strijd met de zorgplicht van de artikelen 2 en 8 EVRM) door verdere reductie per eind 2020 na te laten en dat de Staat tenminste 25% moet reduceren per eind 2020. De grieven van de Staat die betrekking hebben op het oordeel van de rechtbank over de gevaarzettingsleer hoeven bij deze stand van zaken niet te worden behandeld. Het vonnis zal dan ook worden bekrachtigd.”

    Maar ook jonge advocaten willen zich vanuit hun maatschappelijke betrokkenheid niet onbetuigd laten, zoals blijkt uit het artikel in het Advocatenblad van deze maand met de titel ‘Juristen verenigen zich voor het klimaat’. Danny Hoekzema van het nieuwe advocatenkantoor The New Paradigm heeft advocaten opgeroepen zich aan te sluiten bij een vereniging, die gaat strijden voor het klimaat. Hij wil niet langer op basis van ‘u vraagt, wij draaien’ procedures voor het klimaat gaan voeren, maar zich daarbij ook proactief inzetten. Daarbij worden partijen die dat nodig hebben zelfs financieel ondersteund, is het idee.

    Concluderend: IMVO is here to stay

    De conclusie lijkt dan ook helder: met name grote bedrijven zullen zowel vanuit de Europese en de Nederlandse wetgever geconfronteerd blijven worden met zorgverplichtingen en de noodzaak zich daarover te verantwoorden in hun jaarverslagen. En wanneer de wetgever niet voortvarend genoeg is, dan zullen organisaties als Greenpeace, Milieudefensie en Urgenda multinationals en hun bestuurders – maar ook de Staat – blijven belagen met collectieve acties in het belang van het klimaat.

    Uiteindelijk zullen ook bestuurders van multinationals en andere grote bedrijven zich moeten realiseren, dat de consequenties van de klimaatverandering zich ook in hun jaarrekening – en wellicht ook in hun eigen portemonnee – aandienen, en zij hun beleid daadwerkelijk en proactief zullen moeten bijstellen om hun steentje bij te dragen. Zij kunnen niet langer weg komen met slechts lippendienst en windowdressing.

    Auteur & Last edit

    [MdV, 24-10-2023; laatste bewerking 25-10-2023]

    Pagina inhoud

      Maatschappelijk verantwoord ondernemen juridisch afdwingbaar?

      In dit tijdsgewricht waarin we steeds meer geconfronteerd worden met de dreigende extinctie van de mensheid door haar eigen handelen dient zich de vraag aan, of we nog te redden zijn. En of – als dat wel mogelijk is – ook van bedrijven gevraagd kan worden hun beleid daarop aan te passen. Er tekenen zich zowel initiatieven van de Nederlandse en de Europese wetgever af, maar ook wordt de strijd om MVO en internationale MVO (IMVO) in de rechtszaal gestreden. Enkele highlights.

      Doomsday is around the corner

      Het valt niet te ontkennen, behalve voor hardnekkige klimaatontkenners zoals Donald Trump. Het klimaat verandert door toedoen van de mens, en de gevolgen beginnen zich aan te dienen. Gaan we de dino’s achterna en worden we gereduceerd tot een onbetekenend hoofdstuk in de geschiedenis van deze aardbol, of kan het tij nog gekeerd worden?

      Op zichzelf geeft dit gezegde al weinig hoop, want getijden zijn lastig te keren. Aan de andere kant: op één of ander manier is het gat in de ozonlaag gedicht en herinneren alleen de oudere generaties zich nog de ‘zure regen’. Zou het dan toch kunnen?

      Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO)

      Niet alleen op de overheid – als belangenvertegenwoordiger van ons allemaal (op nationaal niveau, dat wel) – maar ook op bedrijven rust een verplichting om bij te dragen aan een oplossing en het afwenden van het naderend onheil. Een interessante benadering is de stelling, dat bedrijven ook als zij uitsluitend economisch handelen de gevolgen van hun handelen op duurzaamheid en het milieu moeten betrekken in hun beleid.

      Immers komen de financiële gevolgen op enig moment ook voor hun rekening, dus het is kortzichtig om daar geen rekening mee te houden. Je zou zelfs kunnen spreken van een gebrekkig bestuursbeleid. Sommigen willen bestuurders van ondernemingen daar zelfs persoonlijk voor aansprakelijk stellen. De problematiek rond Tata Steel, waarvan inmiddels is gebleken dat de uitstoot leidt tot serieuze gezondheidsrisico’s voor de directe omgeving, en Chemours in Dordrecht, dat (net als 3M in België) PFAS uitstoot, maakt duidelijk dat het niet alleen klimaatverandering is waarvoor bedrijven zich moeten verantwoorden. De Provincie Zeeland wil 3M de rekening presenteren voor de PFAS vervuiling van de Westerschelde (zie bericht RTL Nieuws 28 april 2023), waarmee de directe economische terugslag voor bedrijven helder wordt aangetoond. Om niet te spreken van de slechte naam die het bedrijf erdoor krijgt.

      Het probleem van de bereidheid om maatregelen te nemen ligt mede besloten in een psychologisch principe. De mens is geneigd zich een probleem minder aan te trekken, als er meerdere mensen voor verantwoordelijk zijn. Een individu zal zich eerder geroepen voelen een belaagd meisje op een perron te hulp te schieten, als er niemand anders in de buurt is. Anders moet de ander het maar oplossen, het individu is niet verantwoordelijk.

      In internationaal verband doet zich dit probleem ook voor. Ondernemers in Nederland vragen zich af, wat de zin is van het nemen van maatregelen ter bevordering van duurzaamheid, wanneer andere grote landen als China en India zich niets gelegen lijken te laten liggen aan het dreigende Armageddon.

      Dat is een ethisch dilemma: moet je zelf opofferingen doen, als anderen daar (ogenschijnlijk) niet toe bereid zijn? Het ethische antwoord is natuurlijk: ja. Jij hebt de macht over je eigen handelen, en als je zelf verantwoordelijkheid neemt heb je meer autoriteit om anderen er op aan te spreken. En de situatie wordt in elk geval minder erg dan wanneer je niets doet. En zoals het boeddhisme terecht predikt: alles is met alles verbonden. Of meer Westers gezegd: er is inmiddels sprake van een ‘global village’.

      Kortom, zowel vanuit ethisch als vanuit economisch standpunt bezien moet je als ondernemer die verantwoordelijkheid nemen. Nou doen ondernemers – en zeker grote multinationals, die juist meer impact kunnen hebben – dat vaak niet vanzelf, omdat de mensen die aan de knoppen zitten liever focussen op het korte termijn voordeel dan dat ze zich de gevolgen op langere termijn realiseren. Meer winst is meer bonus. Daarbij vergetend dat hun kinderen straks wel een vette bankrekening hebben, maar hun huis helaas – niet in financiële zin maar in de echte werkelijkheid – onder water staat.

      Vandaar dat overheden door middel van wetgeving en belangengroepen via procedures een zetje in de goede richting proberen te geven. Het enkele vrome voornemen om in 2030 tot een ommekeer te komen is niet genoeg. Er is werk aan de winkel willen we 2050 nog (met droge voeten) meemaken.

      Wetgevingsinitiatieven Europese Unie inzake duurzaamheid

      Zowel de de Europese wetgever als Nederlandse wetgever nemen initiatief om met name grote ondernemingen te verplichten om zich in te spannen voor duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen door het invoeren van regels, die deze ondernemingen verplichten om naast hun financiële en sociale verslaglegging ook verslag te doen van de maatschappelijke impact van hun bedrijfsactiviteiten, in het bijzonder op duurzaamheid (‘sustainability’). Daarnaast ook op andere aspecten van verantwoord ondernemen, zoals het tegengaan van kinderarbeid.

      In de European Green Deal heeft de Commissie het beleid uitgestippeld voor de periode 2019 – 2024. Op EU niveau is er ter uitvoering daarvan al het een en ander gebeurd. De EU-wetgeving verplicht alle grote ondernemingen en alle grote(re) beursgenoteerde ondernemingen om informatie bekend te maken over wat zij zien als de risico’s en kansen die voortvloeien uit sociale en milieukwesties, en over de impact van hun activiteiten op mens en milieu.

      Verordening inzake verslaglegging in de financiële sector (SFDR)

      Op 10 maart 2021 is Verordening (EU) 2019/2088 betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiële diensten sector (SFDR) van kracht geworden. Aan de invoering en verbetering hiervan – o.a. door het aanleveren van templates voor deze verslaglegging – wordt nog steeds gewerkt. Zie de verslaglegging over de voortgang met betrekking tot deze verordening. Deze heeft alweer een update gehad met Verordening (EU) 2020/852.

      Richtlijn duurzaamheidsrapportage (CSRD)

      Per 5 januari 2023 is Richtlijn (EU) 2022/2464 van 14 december 2022 met betrekking tot duurzaamheidsrapportering door ondernemingen in werking getreden (Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD). Deze nieuwe richtlijn moderniseert en versterkt de regels met betrekking tot de sociale en milieu-informatie die bedrijven moeten rapporteren. Een bredere groep grote ondernemingen, en ook beursgenoteerde kmo’s, zal nu verplicht zijn om verslag uit te brengen over de sociale en milieurisico’s waarmee zij worden geconfronteerd en over de gevolgen van hun activiteiten voor mens en milieu.

      Tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen („kmo’s”) behoren ondernemingen waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet 50 miljoen EUR en/of het jaarlijkse balanstotaal 43 miljoen EUR niet overschrijdt.

      De nieuwe regels zullen ervoor zorgen dat beleggers en andere belanghebbenden toegang hebben tot de informatie die zij nodig hebben om de impact van bedrijven op mens en milieu te beoordelen en voor beleggers om financiële risico’s en kansen als gevolg van klimaatverandering en andere duurzaamheidskwesties te beoordelen. Ten slotte zullen de rapportagekosten voor bedrijven op de middellange tot lange termijn worden verlaagd door de te verstrekken informatie te harmoniseren.

      Bedrijven die onderworpen zijn aan de CSRD moeten rapporteren volgens de European Sustainability Reporting Standards (ESRS). De standaarden zijn ontwikkeld door de EFRAG.

      De eerste bedrijven zullen de nieuwe regels voor het eerst in het boekjaar 2024 moeten toepassen, voor verslagen die in 2025 worden gepubliceerd. Krachtens artikel 7 CSRD is artikel 4 van deze richtlijn van toepassing vanaf 1 januari 2024 op boekjaren die op of na 1 januari 2024 aanvangen.

      Art. 4 CSRD is ogenschijnlijk beknopt, maar deze wijzigt de tot nu toe verplichte verslaglegging zoals voorgeschreven in artikel 4 en artikel 5 Verordening (EU) nr. 537/2014 betreffende specifieke eisen voor de wettelijke controles van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang. Met name wordt daar dus een verplichting tot het opstellen van duurzaamheidsrapportering in opgenomen.

      Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD)

      Het meest recente voorstel is de ontwerp richtlijn inzake de Corporate Sustainability Due Diligence (CSDDD). ‘Due diligence’ kan worden vertaald als ‘zorgvuldigheidsverplichtingen’. De EU licht deze ontwerp richtlijn als volgt toe (link naar toelichting):

      “Bij deze richtlijn wordt een zorgvuldigheidsverplichting voor ondernemingen vastgesteld. De kernelementen van deze plicht zijn het identificeren, beëindigen, voorkomen, beperken en verantwoorden van negatieve gevolgen voor de mensenrechten en het milieu in de eigen activiteiten van de onderneming, hun dochterondernemingen en hun waardeketens. Daarnaast moeten bepaalde grote bedrijven een plan hebben om ervoor te zorgen dat hun bedrijfsstrategie verenigbaar is met het beperken van de opwarming van de aarde tot 1,5 °C in overeenstemming met de Overeenkomst van Parijs. Bestuurders worden gestimuleerd om bij te dragen aan duurzaamheids- en klimaatmitigatiedoelstellingen.

      De richtlijn voorziet ook in taken voor de bestuurders van de betrokken EU-vennootschappen. Deze taken omvatten het opzetten van en het toezicht houden op de implementatie van de due diligence processen en het integreren van due diligence in de bedrijfsstrategie. Bovendien moeten bestuurders bij het vervullen van hun plicht om in het belang van het bedrijf te handelen rekening houden met de mensenrechten, klimaatverandering en milieugevolgen van hun beslissingen.”

      Zie ook het persbericht van de Commissie van 23 februari 2022. Ook met deze richtlijn focust de EU op de grote bedrijven (multinationals). Dat is verstandig, want die hebben de meeste impact en daar valt dus het meeste resultaat te behalen.

      In art. 5 CSDDD wordt ondernemingen de verplichting opgelegd om MVO onderdeel te maken van hun beleid en dit beleid ook voortdurend te evalueren en aan te passen.

      Zorgplicht van bestuurders van grote ondernemingen voor de duurzaamheid

      Maar behalve ondernemingen te verplichten na te denken over de maatschappelijke gevolgen van hun handelen en zich daarover te verantwoorden door het opstellen van openbare rapportages wil de Europese wetgever met art. 25 en art. 26 CSDDD nog een stapje verder gaan. De Commissie wil bestuurders van grote ondernemingen ook zelf verantwoordelijk houden voor de gevolgen van hun beleid. Het IMVO beleid moet volgens de Commissie onderdeel worden van de corporate governance van grote bedrijven.

      Artikel 25 van Ontwerp richtlijn CSDDD luidt:

      Artikel 25 Zorgplicht van bestuurders

      1. De lidstaten zorgen ervoor dat bestuurders van ondernemingen als bedoeld in artikel 2, lid 1, bij het vervullen van hun plicht om te handelen in het belang van de onderneming, rekening houden met de gevolgen van hun beslissingen voor duurzaamheidskwesties, met inbegrip van, waar van toepassing, de gevolgen voor mensenrechten, klimaatverandering en milieu, ook op korte, middellange en lange termijn.

      2. De lidstaten zorgen ervoor dat hun wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake verzuim van de plichten van bestuurders ook van toepassing zijn op de bepalingen van dit artikel.

      Artikel 26 van Ontwerp richtlijn CSDDD luidt:

      Artikel 26 Invoering van en toezicht op passende zorgvuldigheid

      1. De lidstaten zorgen ervoor dat de bestuurders van de in artikel 2, lid 1, bedoelde ondernemingen verantwoordelijk zijn voor de invoering van en het toezicht op de in artikel 4 bedoelde maatregelen inzake passende zorgvuldigheid en met name het in artikel 5 bedoelde beleid inzake passende zorgvuldigheid, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de relevante inbreng van belanghebbenden en organisaties uit het maatschappelijk middenveld. De bestuurders brengen in dit verband verslag uit aan de raad van bestuur.

      2. De lidstaten zorgen ervoor dat de bestuurders stappen ondernemen om de bedrijfsstrategie aan te passen teneinde rekening te houden met de feitelijke en potentiële negatieve effecten die overeenkomstig artikel 6 zijn geïdentificeerd en met alle maatregelen die overeenkomstig de artikelen 7 tot en met 9 zijn genomen.

      Blijkens overweging 63 van de Preambule is de gedachte hierachter, dat bestuurders rekening moeten gaan houden met de duurzaamheidsaspecten als bedoeld in Richtlijn 2013/34/EU, met inbegrip van, waar van toepassing, mensenrechten, klimaatverandering en gevolgen voor het milieu, ook op korte, middellange en lange termijn.

      Timmermans dacht waarschijnlijk: voordat ik de Brusselse politiek verlaat doe ik nog ff een bommetje. Of c.q. wanneer deze richtlijn in werking zal treden laat zich nog bezien. Het zal niet eenvoudig zijn deze maatregel ongeschonden door alle politieke gremia van het Brusselse wetgevingsproces – met alle feedback van de Lidstaten – te loodsen. In het artikel Maatschappelijke Due Diligence en bestuurdersaansprakelijkheid in Ars Aequi oktober 2023 gaan Jessie Pool en Chris van Oostrum op deze ontwerprichtlijn en de bezwaren tegen met name art. 26 (en deels ook art. 25) in.

      De kritiek is dat men vindt dat de EU niet in de nationale regelsystemen voor corporate governance moet ingrijpen. Anderzijds lijkt het echter juist effectiever dergelijke verplichtingen centraal op te leggen vanuit de EU. De noodzaak om te sturen op duurzaamheid is omvattender dan de nationale belangen en het is juist van een groot en overstijgend belang – zeker tegenover multinationals – op dat vlak te opereren vanuit de EU en verbrokkeling tegen te gaan.

      Wetgevingsinitiatieven Nederlandse wetgever inzake duurzaamheid

      Op nationaal niveau ontbreken in Nederland regels die te vergelijken zijn met de hiervoor genoemde voorgestelde bepalingen art. 25 en art. 26 CSDDD. Naar Nederlands recht moet het bestuur van een onderneming zich primair richten tot het vennootschappelijk belang en het belang van de met haar verbonden onderneming. Vgl. het arrest HR 4 april 2014 (Cancun). Wel moet het bestuur ook rekening houden met de belangen van zgn. steakholders (dat zijn mensen die ook een steak op de BBQ van de onderneming hebben liggen). Bestuurders hebben naar Nederlands recht in principe grote vrijheid bij het uitzetten van het ondernemingsbeleid.

      De SER sprak zich in het rapport Effectieve zorgvuldigheidswetgeving in duurzame ketens uit tegen het incorporeren van bestuurdersaansprakelijkheid in het Nederlandse vennootschapsrecht. Dit zou volgens de SER contraproductief werken. Het zou leiden tot ‘bange bestuurders’.

      De vraag is echter of bedrijven zich – zowel economisch als maatschappelijk (en om hun goede naam en faam te behouden) – kunnen permitteren om zich te gedragen alsof zij op een eiland leven (en zelfs een eiland bevindt zich in de dampkring die onze aardbol omgeeft).

      Wel is er een initiatiefwetsvoorstel ingediend – en door de Tweede Kamer aangenomen – voor een Wet Verantwoord en duurzaam internationaal ondernemen. Ook dit voorstel richt zich op grote multinationals.

      Het enthousiasme voor dit wetsvoorstel is niet groot te noemen. Het initiatiefvoorstel in de Tweede Kamer is weliswaar aangenomen, maar loopt in de Eerste Kamer vertraging op. De regering heeft gevraagd het voorstel nog eens goed onder de loep te nemen (bericht NOS febr. 2023). Op zichzelf is de regering geen tegenstander, maar het gaat te snel en te ver, vindt men. Zie ook het regeringsbeleid zoals neergelegd in de voornemens van het kabinet (in 2020).

      Van Oostrum en Pool pleiten voor heldere regels, zodat bestuurders weten waar zij zich aan hebben te houden. Daarbij kunnen volgens hem ook binnen het bestek van ons vennootschapsrecht persoonlijke sancties worden ingevoerd, waarbij een bestuurder een forfaitaire schadevergoeding zou moeten betalen bij het niet naleven van zijn verplichtingen.

      Collectieve acties tegen bedrijven omwille van het milieu

      Belangenorganisaties als Greenpeace, Milieudefensie en de Stichting Urgenda wachten echter niet op de wetgever en nemen zelf het heft in handen om bedrijven te dwingen hun beleid aan te passen om bij te dragen aan de dringend noodzakelijke maatregelen om onze planeet te redden.

      In de rechtspraak beginnen zich steeds meer belangengroeperingen te roeren, die grote bedrijven dwingen zich aan klimaatbeperkingen te houden en hun verantwoordelijkheid te nemen in de zorgvuldigheidsverplichtingen jegens o.a. het milieu. Niemand kan de zaak tegen Shell zijn ontgaan, waarbij Rb. Den Haag 26 mei 2021 (Milieudefensie/Royal Dutch Shell) Shell op de vingers tikte en de volgende veroordeling uitsprak:

      “beveelt RDS zowel rechtstreeks als via de vennootschappen en rechtspersonen die zij in haar geconsolideerde jaarrekening pleegt op te nemen en waarmee zij tezamen de Shell-groep vormt, het gezamenlijk jaarlijks volume van alle aan de bedrijfsactiviteiten en verkochte energie dragende producten van de Shell-groep verbonden CO2-emissies naar de atmosfeer (Scope 1, 2 en 3) zodanig te beperken of doen beperken dat dit volume aan het eind van het jaar 2030 ten minste zal zijn verminderd met netto 45% in vergelijking met het niveau van het jaar 2019.

      En de Stichting Urgenda heeft in de zaak leidend tot het arrest HR 20 december 2019 (Urgenda/Staat) de Staat met succes aangesproken om zich te houden aan haar verplichtingen uit het VN Klimaatverdrag. Het Hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, en de Hoge Raad wees de klachten in cassatie af. Het Hof resumeerde zijn beslissing als volgt:

      “Al het voorgaande leidt tot de slotsom dat de Staat onrechtmatig handelt (want in strijd met de zorgplicht van de artikelen 2 en 8 EVRM) door verdere reductie per eind 2020 na te laten en dat de Staat tenminste 25% moet reduceren per eind 2020. De grieven van de Staat die betrekking hebben op het oordeel van de rechtbank over de gevaarzettingsleer hoeven bij deze stand van zaken niet te worden behandeld. Het vonnis zal dan ook worden bekrachtigd.”

      Maar ook jonge advocaten willen zich vanuit hun maatschappelijke betrokkenheid niet onbetuigd laten, zoals blijkt uit het artikel in het Advocatenblad van deze maand met de titel ‘Juristen verenigen zich voor het klimaat’. Danny Hoekzema van het nieuwe advocatenkantoor The New Paradigm heeft advocaten opgeroepen zich aan te sluiten bij een vereniging, die gaat strijden voor het klimaat. Hij wil niet langer op basis van ‘u vraagt, wij draaien’ procedures voor het klimaat gaan voeren, maar zich daarbij ook proactief inzetten. Daarbij worden partijen die dat nodig hebben zelfs financieel ondersteund, is het idee.

      Concluderend: IMVO is here to stay

      De conclusie lijkt dan ook helder: met name grote bedrijven zullen zowel vanuit de Europese en de Nederlandse wetgever geconfronteerd blijven worden met zorgverplichtingen en de noodzaak zich daarover te verantwoorden in hun jaarverslagen. En wanneer de wetgever niet voortvarend genoeg is, dan zullen organisaties als Greenpeace, Milieudefensie en Urgenda multinationals en hun bestuurders – maar ook de Staat – blijven belagen met collectieve acties in het belang van het klimaat.

      Uiteindelijk zullen ook bestuurders van multinationals en andere grote bedrijven zich moeten realiseren, dat de consequenties van de klimaatverandering zich ook in hun jaarrekening – en wellicht ook in hun eigen portemonnee – aandienen, en zij hun beleid daadwerkelijk en proactief zullen moeten bijstellen om hun steentje bij te dragen. Zij kunnen niet langer weg komen met slechts lippendienst en windowdressing.

      Auteur & Last edit

      [MdV, 24-10-2023; laatste bewerking 25-10-2023]

      Meer actualiteiten