HR 1 februari 2019 (verdeling erfenis)
De appellant moet zijn grieven goed verwoorden, zodat Hof en verweerder begrijpen dat dit een grief is gericht tegen (een deel van) de beslissing van de lagere rechter
De grieven moeten op behoorlijke wijze naar voren gebracht te worden, zodanig dat het zowel voor de appelrechter als voor de verweerder(s) in hoger beroep helder is, dat het gestelde een grief is. Dit is voor de appelrechter van belang, maar zeker ook voor de verweerder. Want die moet weten waartegen hij of zij zich moet verweren.
De Hoge Raad heeft dit – verwijzend naar twee eerdere arresten, uit 2003 en 2006 – nog eens onderstreept in het arrest HR 1 februari 2019 (verdeling erfenis).
Het enkel in zijn algemeenheid zeggen dat het geschil in volle omvang in hoger beroep getoetst moet worden is onvoldoende
In het arrest HR 1 februari 2019 (verdeling erfenis) overwoog de Hoge Raad (r.o. 3.3.2):
“Als grieven worden aangemerkt de gronden die een appellant aanvoert ten betoge dat de bestreden uitspraak behoort te worden vernietigd, waarbij de eis geldt dat die gronden behoorlijk in het geding naar voren zijn gebracht, zodat zij voor de appelrechter en de wederpartij, die immers moet weten waartegen zij zich heeft te verweren, voldoende kenbaar zijn.
De enkele vermelding in de memorie van grieven dat de appellant het geschil in volle omvang aan de appelrechter wenst voor te leggen is niet voldoende om aan te nemen dat een door de appellant niet vermeld geschilpunt naast andere wel door de appellant nader omlijnde bezwaren, in hoger beroep opnieuw aan de orde werd gesteld, tenzij dit voor de wederpartij kenbaar was.”
Blijkens r.o. 3.4.4 had de appellant in zijn grieven niet duidelijk onder woorden gebracht, dat hij naar zijn oordeel helemaal geen huur verschuldigd zou zijn aan de andere erfgenamen. Het Hof kon de huur dus niet op nihil stellen. Omdat die stelling of grief van appellant niet duidelijk zo geformuleerd was, en de andere erfgenamen zich daartegen in het hoger beroep ook niet verweerd hadden, trad het Hof door die beslissing buiten de rechtsstrijd in hoger beroep.
De Hoge Raad verwees hierbij naar r.o. 3.4.1 van het arrest HR 5 december 2003 (Clickly .com & Vongolo/Johnson Spark Participatie) en naar r.o. 4.3 van HR 3 februari 2006 (Budé Holding Meerssen Maastricht/Geju Beheer).
Arrest HR 5 december 2003 (Clickly & Vongolo/Johnson Spark)
In het arrest HR 5 december 2003 overwoog de Hoge Raad (r.o. 3.4.1):
“Bij de beoordeling van de klachten dient het volgende te worden vooropgesteld. De grenzen van het geschil in hoger beroep worden in beginsel bepaald door de appeldagvaarding en de memorie van grieven. Voor zover de appellant tegen een eindbeslissing in eerste aanleg geen grief heeft aangevoerd, blijft deze buiten de rechtsstrijd behoudens de werking van de openbare orde en de devolutieve werking van het hoger beroep binnen het door de grieven ontsloten gebied. Als grieven worden aangemerkt alle gronden die een appellant aanvoert ten betoge dat de bestreden uitspraak behoort te worden vernietigd, waarbij de eis geldt dat die gronden behoorlijk in het geding naar voren zijn gebracht, zodat zij voor de appelrechter en de wederpartij, die immers moet weten waartegen zij zich heeft te verweren, voldoende kenbaar zijn.”
Arrest HR 3 februari 2006 (Budé Holding Meerssen Maastricht/Geju Beheer)
In het arrest HR 3 februari 2006 (Budé Holding Meerssen Maastricht/Geju Beheer) overwoog de Hoge Raad (r.o. 4.3):
“Bij de beoordeling van deze klachten wordt vooropgesteld dat als grieven worden aangemerkt alle gronden die de appellant aanvoert ten betoge dat de bestreden uitspraak behoort te worden vernietigd, waarbij de eis geldt dat die gronden behoorlijk in het geding naar voren zijn gebracht zodat zij voor de rechter en de wederpartij, die immers moet weten waartegen zij zich heeft te verweren, voldoende kenbaar zijn. De enkele vermelding in de memorie van grieven dat de appellant het geschil in volle omvang aan de appelrechter wenst voor te leggen is niet voldoende om aan te nemen dat een door de appellant niet vermeld geschilpunt naast andere wel door de appellant nader omlijnde bezwaren, in hoger beroep opnieuw aan de orde werd gesteld, tenzij dit voor de wederpartij kenbaar was.”
Hierbij is van belang, dat de uitleg van het Hof, hoe grieven moeten worden opgevat, een sterk feitelijk oordeel is, dat niet door de Hoge Raad getoetst kan worden. Alleen als het Hof dus een grief ziet, die er niet staat, of als het Hof aan een voldoende duidelijk geformuleerde grief voorbij gaat, kan de Hoge Raad dit repareren.
Deze uitspraken wordt behandeld op de pagina Verloop van de procedure in hoger beroep.
[MdV, 9-06-2023]
HR 1 februari 2019 (verdeling erfenis)
De appellant moet zijn grieven goed verwoorden, zodat Hof en verweerder begrijpen dat dit een grief is gericht tegen (een deel van) de beslissing van de lagere rechter
De grieven moeten op behoorlijke wijze naar voren gebracht te worden, zodanig dat het zowel voor de appelrechter als voor de verweerder(s) in hoger beroep helder is, dat het gestelde een grief is. Dit is voor de appelrechter van belang, maar zeker ook voor de verweerder. Want die moet weten waartegen hij of zij zich moet verweren.
De Hoge Raad heeft dit – verwijzend naar twee eerdere arresten, uit 2003 en 2006 – nog eens onderstreept in het arrest HR 1 februari 2019 (verdeling erfenis).
Het enkel in zijn algemeenheid zeggen dat het geschil in volle omvang in hoger beroep getoetst moet worden is onvoldoende
In het arrest HR 1 februari 2019 (verdeling erfenis) overwoog de Hoge Raad (r.o. 3.3.2):
“Als grieven worden aangemerkt de gronden die een appellant aanvoert ten betoge dat de bestreden uitspraak behoort te worden vernietigd, waarbij de eis geldt dat die gronden behoorlijk in het geding naar voren zijn gebracht, zodat zij voor de appelrechter en de wederpartij, die immers moet weten waartegen zij zich heeft te verweren, voldoende kenbaar zijn.
De enkele vermelding in de memorie van grieven dat de appellant het geschil in volle omvang aan de appelrechter wenst voor te leggen is niet voldoende om aan te nemen dat een door de appellant niet vermeld geschilpunt naast andere wel door de appellant nader omlijnde bezwaren, in hoger beroep opnieuw aan de orde werd gesteld, tenzij dit voor de wederpartij kenbaar was.”
Blijkens r.o. 3.4.4 had de appellant in zijn grieven niet duidelijk onder woorden gebracht, dat hij naar zijn oordeel helemaal geen huur verschuldigd zou zijn aan de andere erfgenamen. Het Hof kon de huur dus niet op nihil stellen. Omdat die stelling of grief van appellant niet duidelijk zo geformuleerd was, en de andere erfgenamen zich daartegen in het hoger beroep ook niet verweerd hadden, trad het Hof door die beslissing buiten de rechtsstrijd in hoger beroep.
De Hoge Raad verwees hierbij naar r.o. 3.4.1 van het arrest HR 5 december 2003 (Clickly .com & Vongolo/Johnson Spark Participatie) en naar r.o. 4.3 van HR 3 februari 2006 (Budé Holding Meerssen Maastricht/Geju Beheer).
Arrest HR 5 december 2003 (Clickly & Vongolo/Johnson Spark)
In het arrest HR 5 december 2003 overwoog de Hoge Raad (r.o. 3.4.1):
“Bij de beoordeling van de klachten dient het volgende te worden vooropgesteld. De grenzen van het geschil in hoger beroep worden in beginsel bepaald door de appeldagvaarding en de memorie van grieven. Voor zover de appellant tegen een eindbeslissing in eerste aanleg geen grief heeft aangevoerd, blijft deze buiten de rechtsstrijd behoudens de werking van de openbare orde en de devolutieve werking van het hoger beroep binnen het door de grieven ontsloten gebied. Als grieven worden aangemerkt alle gronden die een appellant aanvoert ten betoge dat de bestreden uitspraak behoort te worden vernietigd, waarbij de eis geldt dat die gronden behoorlijk in het geding naar voren zijn gebracht, zodat zij voor de appelrechter en de wederpartij, die immers moet weten waartegen zij zich heeft te verweren, voldoende kenbaar zijn.”
Arrest HR 3 februari 2006 (Budé Holding Meerssen Maastricht/Geju Beheer)
In het arrest HR 3 februari 2006 (Budé Holding Meerssen Maastricht/Geju Beheer) overwoog de Hoge Raad (r.o. 4.3):
“Bij de beoordeling van deze klachten wordt vooropgesteld dat als grieven worden aangemerkt alle gronden die de appellant aanvoert ten betoge dat de bestreden uitspraak behoort te worden vernietigd, waarbij de eis geldt dat die gronden behoorlijk in het geding naar voren zijn gebracht zodat zij voor de rechter en de wederpartij, die immers moet weten waartegen zij zich heeft te verweren, voldoende kenbaar zijn. De enkele vermelding in de memorie van grieven dat de appellant het geschil in volle omvang aan de appelrechter wenst voor te leggen is niet voldoende om aan te nemen dat een door de appellant niet vermeld geschilpunt naast andere wel door de appellant nader omlijnde bezwaren, in hoger beroep opnieuw aan de orde werd gesteld, tenzij dit voor de wederpartij kenbaar was.”
Hierbij is van belang, dat de uitleg van het Hof, hoe grieven moeten worden opgevat, een sterk feitelijk oordeel is, dat niet door de Hoge Raad getoetst kan worden. Alleen als het Hof dus een grief ziet, die er niet staat, of als het Hof aan een voldoende duidelijk geformuleerde grief voorbij gaat, kan de Hoge Raad dit repareren.
Deze uitspraken wordt behandeld op de pagina Verloop van de procedure in hoger beroep.
[MdV, 9-06-2023]
Zoeken binnen de kennisbank
Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!