Pagina inhoud

    HR 13 september 2002 (verzoek voorlopig deskundigenbericht beheer goederen)

    Rechter mag niet voorsorteren op reden verzoek en rol partijen

    In het arrest HR 13 september 2002 (verzoek voorlopig deskundigenbericht beheer goederen) wijst de Hoge Raad de cassatieklacht toe tegen een overweging van het Hof, dat de reden van het verzoek en de betrokkenheid van één van de verweerders onvoldoende duidelijk is.

    De overwegingen van de Hoge Raad over niet voorsorteren door rechter op zin en uitkomsten voorlopig deskundigenbericht

    De Hoge Raad overweegt:

    “Het Hof heeft miskend dat een voorlopig deskundigenonderzoek mede ertoe kan dienen een partij de mogelijkheid te verschaffen aan de hand van het uit te brengen deskundigenbericht zekerheid te verkrijgen omtrent voor de beslissing van het geschil relevante feiten en omstandigheden en aldus beter te kunnen beoordelen of het raadzaam is een procedure te beginnen en, als daartoe wordt overgegaan, beter te kunnen aangeven op grond waarvan een vordering wordt ingesteld (vgl. HR 6 februari 1998, nr. 8986, NJ 1999, 478). Hieruit vloeit voort dat het niet noodzakelijk is dat in het verzoek tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht nauwkeurig wordt omschreven in verband met welke – nog in te stellen – vordering(en) dit onderzoek verband zal houden. Voldoende is dat feiten vermeld worden op grond waarvan kan worden beoordeeld waarover een deskundigenbericht moet worden uitgebracht en waarom dit onderzoek met het oog op (de strekking van) de eventueel in te stellen vordering(en) van belang kan zijn. De in art. 228 lid 2, aanhef en sub a, (oud) Rv. vereiste vermelding van de aard en het beloop van de vordering dient ertoe de rechter in staat te stellen te beoordelen of hij bevoegd is kennis te nemen van het verzoek. Indien een verzoek voldoende concreet en ter zake dienend is en feiten bevat die zich lenen voor een onderzoek door een deskundige, zal het moeten worden toegewezen, tenzij de rechter in zijn beslissing te vermelden feiten en omstandigheden aanwezig oordeelt op grond waarvan moet worden aangenomen dat toewijzing van het verzoek strijdig is met een goede procesorde of moet afstuiten op een ander, door de rechter zwaarwichtig geoordeeld, bezwaar.”

    Soortgelijke oordelen heeft de Hoge Raad in andere arresten gegeven ten aanzien van een getuigenverhoor en een voorlopig getuigenverhoor.

    Verzoeker voorlopig deskundigenbericht mag marges aangeven voor de kosten van de deskundige

    Ook mag de verzoeker blijkens dit arrest aangeven, wat het maximale bedrag is dat het onderzoek mag kosten. De Hoge Raad geeft in dit arrest een aantal handvatten voor een dergelijke maximering van de kosten van het deskundigenbericht.

    De Hoge Raad geeft de volgende aanknopingspunten:

    “a. In de eerste plaats gaat het in dit geval om een verzoek tot een voorlopig deskundigenonderzoek. De aard van dit verzoek brengt mee dat het met name aan de verzoeker is om te bepalen of en in welke mate hij bij een dergelijk onderzoek belang behoudt. Daarmee is in overeenstemming dat de verzoeker in verband met het door hem vooraf te schatten financieel belang van de nog in te stellen vordering, moet kunnen aangeven dat aan een deskundigenonderzoek voor hem het belang komt te ontvallen, indien de kosten daarvan uitgaan boven het financieel belang van het geschil of boven zijn draagkracht.

    b. Voorts verdient opmerking dat de wet niet in de weg staat aan een dergelijke beperking. Het ontbreken van een wettelijke regeling daaromtrent brengt niet mee dat een verzoek tot het bepalen van de bovengrens van de kosten ontoelaatbaar is.

    c. De rechter kan bovendien op de voet van art. 223 lid 2 (oud) Rv. (thans: art. 195 Rv.) deskundigen vragen hun kosten te begroten. Van deze begroting kan derhalve door de rechter gebruik worden gemaakt om te beoordelen of aan het verzoek tot maximering van de kosten kan worden voldaan.

    d. Verder verdient aantekening dat de rechter, indien door verzoeker met een voldoende concrete toelichting wordt gevraagd om te bepalen dat de kosten van het onderzoek door de deskundige niet méér mogen bedragen dan een bepaald bedrag, dit verzoek slechts zal mogen afwijzen op grond van een toereikende motivering.

    e. Indien blijkt dat de door de rechter aangewezen deskundige niet bereid of in staat is het gevraagde onderzoek uit te voeren, omdat de daaraan verbonden kosten in elk geval méér zullen bedragen dan het aangegeven maximumbedrag, zal in beginsel, tenzij de verzoeker zijn verzoek tot maximering van de kosten alsnog intrekt, het verzoek tot het houden van een onderzoek op deze grond moeten worden afgewezen.

    f. Ook indien de deskundige niet in staat is vooraf met de nodige duidelijkheid te bepalen welke kosten aan zijn onderzoek verbonden zijn, zal de rechter kunnen bepalen dat de kosten van het onderzoek niet méér mogen bedragen dan het bedrag van het voorschot dat door hem wordt vastgesteld. Hij zal de deskundige dan moeten instrueren tijdig aan te geven dat de gestelde grens van de kosten wordt bereikt.

    g. De rechter kan ten slotte op grond van andere feiten en omstandigheden van het geval oordelen dat toewijzing van het verzoek tot het bepalen van het bedrag dat het te bevelen onderzoek ten hoogste mag kosten, niet mogelijk of, in verband met de daaraan verbonden complicaties of nadelige gevolgen, niet wenselijk is. In een dergelijk geval zal de verzoeker die gevraagd heeft om maximering van de kosten, in de gelegenheid gesteld moeten worden zijn verzoek tot maximering van de kosten of zijn verzoek tot het bevelen van een deskundigenonderzoek in te trekken.”

    Deze uitspraak wordt behandeld op de pagina Voorlopig deskundigenbericht.

    [MdV, 22-05-2023]

    Uitspraak

    ecli:nl:hr:2002:AE3345

    Hoge Raad

    13-09-2002

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      HR 13 september 2002 (verzoek voorlopig deskundigenbericht beheer goederen)

      Rechter mag niet voorsorteren op reden verzoek en rol partijen

      In het arrest HR 13 september 2002 (verzoek voorlopig deskundigenbericht beheer goederen) wijst de Hoge Raad de cassatieklacht toe tegen een overweging van het Hof, dat de reden van het verzoek en de betrokkenheid van één van de verweerders onvoldoende duidelijk is.

      De overwegingen van de Hoge Raad over niet voorsorteren door rechter op zin en uitkomsten voorlopig deskundigenbericht

      De Hoge Raad overweegt:

      “Het Hof heeft miskend dat een voorlopig deskundigenonderzoek mede ertoe kan dienen een partij de mogelijkheid te verschaffen aan de hand van het uit te brengen deskundigenbericht zekerheid te verkrijgen omtrent voor de beslissing van het geschil relevante feiten en omstandigheden en aldus beter te kunnen beoordelen of het raadzaam is een procedure te beginnen en, als daartoe wordt overgegaan, beter te kunnen aangeven op grond waarvan een vordering wordt ingesteld (vgl. HR 6 februari 1998, nr. 8986, NJ 1999, 478). Hieruit vloeit voort dat het niet noodzakelijk is dat in het verzoek tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht nauwkeurig wordt omschreven in verband met welke – nog in te stellen – vordering(en) dit onderzoek verband zal houden. Voldoende is dat feiten vermeld worden op grond waarvan kan worden beoordeeld waarover een deskundigenbericht moet worden uitgebracht en waarom dit onderzoek met het oog op (de strekking van) de eventueel in te stellen vordering(en) van belang kan zijn. De in art. 228 lid 2, aanhef en sub a, (oud) Rv. vereiste vermelding van de aard en het beloop van de vordering dient ertoe de rechter in staat te stellen te beoordelen of hij bevoegd is kennis te nemen van het verzoek. Indien een verzoek voldoende concreet en ter zake dienend is en feiten bevat die zich lenen voor een onderzoek door een deskundige, zal het moeten worden toegewezen, tenzij de rechter in zijn beslissing te vermelden feiten en omstandigheden aanwezig oordeelt op grond waarvan moet worden aangenomen dat toewijzing van het verzoek strijdig is met een goede procesorde of moet afstuiten op een ander, door de rechter zwaarwichtig geoordeeld, bezwaar.”

      Soortgelijke oordelen heeft de Hoge Raad in andere arresten gegeven ten aanzien van een getuigenverhoor en een voorlopig getuigenverhoor.

      Verzoeker voorlopig deskundigenbericht mag marges aangeven voor de kosten van de deskundige

      Ook mag de verzoeker blijkens dit arrest aangeven, wat het maximale bedrag is dat het onderzoek mag kosten. De Hoge Raad geeft in dit arrest een aantal handvatten voor een dergelijke maximering van de kosten van het deskundigenbericht.

      De Hoge Raad geeft de volgende aanknopingspunten:

      “a. In de eerste plaats gaat het in dit geval om een verzoek tot een voorlopig deskundigenonderzoek. De aard van dit verzoek brengt mee dat het met name aan de verzoeker is om te bepalen of en in welke mate hij bij een dergelijk onderzoek belang behoudt. Daarmee is in overeenstemming dat de verzoeker in verband met het door hem vooraf te schatten financieel belang van de nog in te stellen vordering, moet kunnen aangeven dat aan een deskundigenonderzoek voor hem het belang komt te ontvallen, indien de kosten daarvan uitgaan boven het financieel belang van het geschil of boven zijn draagkracht.

      b. Voorts verdient opmerking dat de wet niet in de weg staat aan een dergelijke beperking. Het ontbreken van een wettelijke regeling daaromtrent brengt niet mee dat een verzoek tot het bepalen van de bovengrens van de kosten ontoelaatbaar is.

      c. De rechter kan bovendien op de voet van art. 223 lid 2 (oud) Rv. (thans: art. 195 Rv.) deskundigen vragen hun kosten te begroten. Van deze begroting kan derhalve door de rechter gebruik worden gemaakt om te beoordelen of aan het verzoek tot maximering van de kosten kan worden voldaan.

      d. Verder verdient aantekening dat de rechter, indien door verzoeker met een voldoende concrete toelichting wordt gevraagd om te bepalen dat de kosten van het onderzoek door de deskundige niet méér mogen bedragen dan een bepaald bedrag, dit verzoek slechts zal mogen afwijzen op grond van een toereikende motivering.

      e. Indien blijkt dat de door de rechter aangewezen deskundige niet bereid of in staat is het gevraagde onderzoek uit te voeren, omdat de daaraan verbonden kosten in elk geval méér zullen bedragen dan het aangegeven maximumbedrag, zal in beginsel, tenzij de verzoeker zijn verzoek tot maximering van de kosten alsnog intrekt, het verzoek tot het houden van een onderzoek op deze grond moeten worden afgewezen.

      f. Ook indien de deskundige niet in staat is vooraf met de nodige duidelijkheid te bepalen welke kosten aan zijn onderzoek verbonden zijn, zal de rechter kunnen bepalen dat de kosten van het onderzoek niet méér mogen bedragen dan het bedrag van het voorschot dat door hem wordt vastgesteld. Hij zal de deskundige dan moeten instrueren tijdig aan te geven dat de gestelde grens van de kosten wordt bereikt.

      g. De rechter kan ten slotte op grond van andere feiten en omstandigheden van het geval oordelen dat toewijzing van het verzoek tot het bepalen van het bedrag dat het te bevelen onderzoek ten hoogste mag kosten, niet mogelijk of, in verband met de daaraan verbonden complicaties of nadelige gevolgen, niet wenselijk is. In een dergelijk geval zal de verzoeker die gevraagd heeft om maximering van de kosten, in de gelegenheid gesteld moeten worden zijn verzoek tot maximering van de kosten of zijn verzoek tot het bevelen van een deskundigenonderzoek in te trekken.”

      Deze uitspraak wordt behandeld op de pagina Voorlopig deskundigenbericht.

      [MdV, 22-05-2023]

      Uitspraak

      ecli:nl:hr:2002:AE3345

      Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!