HR 20 juni 2008 (Willemsen/NOM)
Appellant mag na de memorie van grieven eis niet meer wijzigen
In het arrest HR 20 juni 2008 (Willemsen/NOM) legt de Hoge Raad uit, dat de kern van de twee-conclusie regel is dat het debat in hoger beroep toegespitst wordt.
De Hoge Raad overweegt in dat arrest, dat deze beperking voortvloeit uit de bedoeling van art. 347 Rv. om het debat in hoger beroep toe te spitsen (te “trechteren”) op de resterende kwesties die na de 1e instantie nog van belang c.q. onderwerp van debat zijn. Het debat mag na de ene ronde die ieder van partijen krijgt niet weer worden uitgebreid. Dat betekent ook, dat de appellant (of incidenteel appellant) na die ene ronde ook niet zijn eis nog mag wijzigen of aanvullen, aldus de Hoge Raad in dit arrest.
De Hoge Raad overwoog (r.o. 4.2.2. e.v.):
“4.2.2 … de bepaling van art. 347 lid 1 Rv., dat in hoger beroep slechts een conclusie van eis en een conclusie van antwoord worden genomen, (…) beoogt het debat in hoger beroep te beperken. Deze regel brengt mee dat de geïntimeerde bij het inrichten van zijn verweer in beginsel ervan mag uitgaan dat de omvang van de rechtsstrijd in appel door de conclusie van eis is vastgelegd en geen rekening ermee hoeft te houden dat zijn verweer tot nieuwe grieven aanleiding kan geven. Daaruit volgt dat de rechter in beginsel niet behoort te letten op grieven die in een later stadium dan de conclusie van eis, dan wel (in het geval van een incidenteel appel) de conclusie van antwoord worden aangevoerd.
4.2.3 Dit stelsel hangt samen met het feit dat het debat in hoger beroep voortbouwt op hetgeen in eerste aanleg is geschied en in zoverre ten opzichte van de eerste aanleg als voortgezette instantie heeft te gelden. In het belang van de concentratie van het debat en van een spoedige afdoening van het geschil, mag in dit licht van appellant in beginsel worden verlangd dat hij in zijn conclusie van eis (memorie van grieven) aanstonds niet alleen al zijn bezwaren tegen de beslissingen van de lagere rechter aanvoert, maar ook de nieuwe feiten of stellingen naar voren brengt waarop hij zich in appel mede wenst te beroepen.
4.2.4 Het vorenstaande betekent mede dat de in art. 347 lid 1 Rv. besloten twee-conclusie-regel ook de – ingevolge art. 130 lid 1 in verbinding met art. 353 lid 1 Rv. – aan de oorspronkelijk eiser toekomende bevoegdheid tot verandering of vermeerdering van zijn eis, in hoger beroep beperkt in die zin dat hij in beginsel zijn eis slechts kan veranderen of vermeerderen niet later dan in zijn memorie van grieven of van antwoord. Dit geldt ook als de vermeerdering van eis slechts betrekking heeft op de grondslag van hetgeen ter toelichting van de vordering door de oorspronkelijk eiser is gesteld.”
Deze uitspraak wordt behandeld op de pagina Verloop van de procedure in hoger beroep.
[MdV, 9-06-2023]
HR 20 juni 2008 (Willemsen/NOM)
Appellant mag na de memorie van grieven eis niet meer wijzigen
In het arrest HR 20 juni 2008 (Willemsen/NOM) legt de Hoge Raad uit, dat de kern van de twee-conclusie regel is dat het debat in hoger beroep toegespitst wordt.
De Hoge Raad overweegt in dat arrest, dat deze beperking voortvloeit uit de bedoeling van art. 347 Rv. om het debat in hoger beroep toe te spitsen (te “trechteren”) op de resterende kwesties die na de 1e instantie nog van belang c.q. onderwerp van debat zijn. Het debat mag na de ene ronde die ieder van partijen krijgt niet weer worden uitgebreid. Dat betekent ook, dat de appellant (of incidenteel appellant) na die ene ronde ook niet zijn eis nog mag wijzigen of aanvullen, aldus de Hoge Raad in dit arrest.
De Hoge Raad overwoog (r.o. 4.2.2. e.v.):
“4.2.2 … de bepaling van art. 347 lid 1 Rv., dat in hoger beroep slechts een conclusie van eis en een conclusie van antwoord worden genomen, (…) beoogt het debat in hoger beroep te beperken. Deze regel brengt mee dat de geïntimeerde bij het inrichten van zijn verweer in beginsel ervan mag uitgaan dat de omvang van de rechtsstrijd in appel door de conclusie van eis is vastgelegd en geen rekening ermee hoeft te houden dat zijn verweer tot nieuwe grieven aanleiding kan geven. Daaruit volgt dat de rechter in beginsel niet behoort te letten op grieven die in een later stadium dan de conclusie van eis, dan wel (in het geval van een incidenteel appel) de conclusie van antwoord worden aangevoerd.
4.2.3 Dit stelsel hangt samen met het feit dat het debat in hoger beroep voortbouwt op hetgeen in eerste aanleg is geschied en in zoverre ten opzichte van de eerste aanleg als voortgezette instantie heeft te gelden. In het belang van de concentratie van het debat en van een spoedige afdoening van het geschil, mag in dit licht van appellant in beginsel worden verlangd dat hij in zijn conclusie van eis (memorie van grieven) aanstonds niet alleen al zijn bezwaren tegen de beslissingen van de lagere rechter aanvoert, maar ook de nieuwe feiten of stellingen naar voren brengt waarop hij zich in appel mede wenst te beroepen.
4.2.4 Het vorenstaande betekent mede dat de in art. 347 lid 1 Rv. besloten twee-conclusie-regel ook de – ingevolge art. 130 lid 1 in verbinding met art. 353 lid 1 Rv. – aan de oorspronkelijk eiser toekomende bevoegdheid tot verandering of vermeerdering van zijn eis, in hoger beroep beperkt in die zin dat hij in beginsel zijn eis slechts kan veranderen of vermeerderen niet later dan in zijn memorie van grieven of van antwoord. Dit geldt ook als de vermeerdering van eis slechts betrekking heeft op de grondslag van hetgeen ter toelichting van de vordering door de oorspronkelijk eiser is gesteld.”
Deze uitspraak wordt behandeld op de pagina Verloop van de procedure in hoger beroep.
[MdV, 9-06-2023]
Zoeken binnen de kennisbank
Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!