HR 3 februari 2017 (rekening en verantwoording eenvoudige gemeenschap)
Wettelijke regels voor bestuur en beheer van de huwelijksgoederengemeenschap
In het arrest HR 3 februari 2017 (rekening en verantwoording eenvoudige gemeenschap) geeft de Hoge Raad college over de wettelijke regels inzake het bestuur en beheer van de goederen van de huwelijksgoederengemeenschap, en de vraag in hoeverre de echtgenoten (de deelgenoten in de gebonden gemeenschap) jegens elkaar rekening en verantwoording verschuldigd zijn.
De Hoge Raad overweegt – met verwijzing naar eerdere jurisprudentie (r.o. 5.4.4):
“Volgens art. 1:90 lid 1 B.W. is een echtgenoot bevoegd tot het bestuur van zijn eigen goederen en, volgens de regels van art. 1:97 BW, tot het bestuur van goederen van een huwelijksgemeenschap. Hij hoeft ter zake van dat bestuur geen rekening en verantwoording af te leggen aan de andere echtgenoot (art. 1:138 lid 1 BW en HR 3 december 1971 (Hotel Jan Luyken) NJ 1972/338).
Dat geldt ten aanzien van het bestuur over de eigen goederen ook indien sprake is van huwelijkse voorwaarden die een verrekenbeding bevatten. Art. 1:133 (oud) BW bepaalde voor het wettelijk deelgenootschap in gelijke zin.
Tussen de echtgenoot die het hem toekomend bestuur overlaat aan de andere echtgenoot … , zijn echter de bepalingen omtrent opdracht van overeenkomstige toepassing, met inachtneming van de aard van de huwelijksverhouding en de aard van de goederen (art. 1:90 lid 3 BW). Indien een echtgenoot het hem toekomend bestuur overlaat aan de andere echtgenoot, is deze laatste dan ook in beginsel gehouden tot het afleggen van rekening en verantwoording over het gevoerde bestuur (art. 1:90 lid 3 BW in verbinding met art. 7:403 lid 2 BW). Hij kan wegens nalatigheid bij dat bestuur aansprakelijk zijn overeenkomstig de bepalingen omtrent opdracht dan wel, in geval van onrechtmatig bestuur, op grond van onrechtmatige daad (vgl. Parl. Gesch. BW Inv. 3, 5 en 6 Aanpassing BW 1991, p. 41).”
Op de plaats van de … staan de woorden “en deze laatste”, maar dat lijkt mij een verschrijving (of het gezegde ontbreekt). Er moet dus worden onderscheiden tussen drie situaties:
1. bestuur van de goederen van de wettelijke gemeenschap van goederen: geen rekening en verantwoording;
2. bestuur van de eigen goederen bij huwelijkse voorwaarden (ook bij verrekenbeding): geen rekening en verantwoording;
3. bestuur van de goederen van de goederen van de andere echtgenoot in diens opdracht: wel rekening en verantwoording.
Zie ook de pagina Rechten en verplichtingen echtgenoten bij het kopje Bestuur en beheer goederen van de gemeenschap; rekening en verantwoording.
[MdV, 25-09-2023]
HR 3 februari 2017 (rekening en verantwoording eenvoudige gemeenschap)
Wettelijke regels voor bestuur en beheer van de huwelijksgoederengemeenschap
In het arrest HR 3 februari 2017 (rekening en verantwoording eenvoudige gemeenschap) geeft de Hoge Raad college over de wettelijke regels inzake het bestuur en beheer van de goederen van de huwelijksgoederengemeenschap, en de vraag in hoeverre de echtgenoten (de deelgenoten in de gebonden gemeenschap) jegens elkaar rekening en verantwoording verschuldigd zijn.
De Hoge Raad overweegt – met verwijzing naar eerdere jurisprudentie (r.o. 5.4.4):
“Volgens art. 1:90 lid 1 B.W. is een echtgenoot bevoegd tot het bestuur van zijn eigen goederen en, volgens de regels van art. 1:97 BW, tot het bestuur van goederen van een huwelijksgemeenschap. Hij hoeft ter zake van dat bestuur geen rekening en verantwoording af te leggen aan de andere echtgenoot (art. 1:138 lid 1 BW en HR 3 december 1971 (Hotel Jan Luyken) NJ 1972/338).
Dat geldt ten aanzien van het bestuur over de eigen goederen ook indien sprake is van huwelijkse voorwaarden die een verrekenbeding bevatten. Art. 1:133 (oud) BW bepaalde voor het wettelijk deelgenootschap in gelijke zin.
Tussen de echtgenoot die het hem toekomend bestuur overlaat aan de andere echtgenoot … , zijn echter de bepalingen omtrent opdracht van overeenkomstige toepassing, met inachtneming van de aard van de huwelijksverhouding en de aard van de goederen (art. 1:90 lid 3 BW). Indien een echtgenoot het hem toekomend bestuur overlaat aan de andere echtgenoot, is deze laatste dan ook in beginsel gehouden tot het afleggen van rekening en verantwoording over het gevoerde bestuur (art. 1:90 lid 3 BW in verbinding met art. 7:403 lid 2 BW). Hij kan wegens nalatigheid bij dat bestuur aansprakelijk zijn overeenkomstig de bepalingen omtrent opdracht dan wel, in geval van onrechtmatig bestuur, op grond van onrechtmatige daad (vgl. Parl. Gesch. BW Inv. 3, 5 en 6 Aanpassing BW 1991, p. 41).”
Op de plaats van de … staan de woorden “en deze laatste”, maar dat lijkt mij een verschrijving (of het gezegde ontbreekt). Er moet dus worden onderscheiden tussen drie situaties:
1. bestuur van de goederen van de wettelijke gemeenschap van goederen: geen rekening en verantwoording;
2. bestuur van de eigen goederen bij huwelijkse voorwaarden (ook bij verrekenbeding): geen rekening en verantwoording;
3. bestuur van de goederen van de goederen van de andere echtgenoot in diens opdracht: wel rekening en verantwoording.
Zie ook de pagina Rechten en verplichtingen echtgenoten bij het kopje Bestuur en beheer goederen van de gemeenschap; rekening en verantwoording.
[MdV, 25-09-2023]
Zoeken binnen de kennisbank
Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!