Pagina inhoud

    Rechtspersonen (Boek 2 B.W.)

    Inleiding rechtspersonen

    Boek 2 Burgerlijk Wetboek behandelt het recht inzake rechtspersonen, en dan met name privaatrechtelijke rechtspersonen. Overheidslichamen – zoals de Staat, de provincies en gemeenten – hebben ook rechtspersoonlijkheid, maar ontlenen hun ontstaan en inrichting aan andere, publiekrechtelijke wetten. Deze rechtspersonen heten dan ook publieke rechtspersonen. Daarnaast hebben kerkgenootschappen ook rechtspersoonlijkheid, maar deze worden ook niet geregeerd door Boek 2 B.W.. Aldus art. 2:2 lid 2 B.W., dat bepaalt: “Zij worden geregeerd door hun eigen statuut, voor zover dit niet in strijd is met de wet.”

    Buitenlandse rechtspersonen in Nederland

    Het is uiteraard ook mogelijk in Nederland aan het rechtsverkeer deel te nemen met buitenlandse rechtspersonen, mits de rechtspersoonlijkheid daarvan door de Nederlandse wet wordt erkend. In Titel 8 van Boek 10 B.W. (“Corporaties”) wordt de erkenning en het toepasselijk recht van buitenlandse rechtspersonen geregeld. Een expliciete bepaling van die erkenning is niet te vinden, maart art. 10:120 B.W. bepaalt wel dat in geval van een zetelverplaatsing van een buitenlandse kapitaalvennootschap van het ene naar het andere buitenland die rechtspersoon ook naar Nederlands recht wordt erkend. Boek 10 B.W. is in werking getreden per 1 januari 2012 (Stb. 2011, 272 en Stb. 2011, 340). Titel 8 Boek 10 B.W. vindt zijn oorsprong in de Wet Conflictenrecht Corporaties, die bij de invoeging in Boek 10 B.W. is komen te vervallen als zelfstandige wet. Bij de invoering van de Wet Conflictenrecht Corporaties werd een oudere wet, de Wet van 25 juli 1959, Stb. 256 houdende uitvoering van het op 1 juni 1956 te ‘s-Gravenhage gesloten Verdrag nopens de erkenning van de rechtspersoonlijkheid van vreemde vennootschappen, verenigingen en stichtingen ingetrokken. Met “vreemd” werd kennelijk bedoeld “buitenlandse”.

    Europese rechtspersonen

    Naast de buitenlandse nationale Europese rechtspersonen is er de Europese vennootschap (SE). Deze is gebaseerd op de Europese verordening op de Europese vennootschap (EG) Nr. 2157/2001) en in de Nederlandse wet opgenomen met de Uitvoeringswet Europese vennootschap. Verder heeft ook het Europees Economisch Samenwerkingsverband (EESV) rechtspersoonlijkheid. Zie art. 3 lid 1 Uitvoeringswet EESV. De EESV vertoont gelijkenissen met de coöperatie en moet dienstig zijn aan de deelnemende ondernemingen.

    Wordt met een buitenlandse rechtspersoon – zijnde een kapitaalvennootschap – in Nederland gehandeld, terwijl die feitelijk alleen in Nederland is gevestigd en actief is, dan is de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen op die rechtspersoon van toepassing. Die wet zorgt ervoor dat de belangrijkste regels van Boek 2 B.W. ook op die vennootschappen van toepassing zijn. Dit om misbruik tegen te gaan. Onder die wet vallen overigens niet kapitaalvennootschappen die een rechtsvorm naar het recht van een andere EU-Lidstaat hebben of naar het recht van een land dat deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte.

    Inhoud Boek 2 B.W.

    Boek 2 omvat 455 artikelen (art. 2:1 B.W. tot en met art. 2:455 B.W.), verdeeld over 9 Titels. Boek 2 B.W. bevat de volgende Titels:

    1. Algemene bepalingen (art. 2:1 B.W. tot en met art. 2:25 B.W.)
    2. Verenigingen (art. 2:26 B.W. tot en met art. 2:52 B.W.)
    3. Coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen (art. 2:53 B.W. tot en met art. 2:63k B.W.)
    4. Naamloze vennootschap (art. 2:64 B.W. tot en met art. 2:170 B.W.)
    5. Besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (art. 2:175 B.W. tot en met art. 2:276 B.W.)
    6. Stichtingen (art. 2:285 B.W. tot en met art. 2:307 B.W.)
    7. Fusie en splitsing van rechtspersonen (art. 2:308 B.W. tot en met art. 2:344yy B.W.)
    7A. Bijzondere bepalingen voor grensoverschrijdende omzettingen (art. 2:335 B.W. tot en met art. 2:335p B.W.)
    8. Geschillenregeling en het recht van enquête (art. 2:335q B.W. tot en met art. 2:359d B.W.)
    9. De jaarrekening en het bestuursverslag (art. 2:360 B.W. tot en met art. 2:455 B.W.)

    Met de invoering per 1 september 2023 van de Wet implementatie richtlijn grensoverschrijdende omzettingen, fusies en splitsingen is Titel 7A toegevoegd.

    In de op Lawyrup behandelde onderdelen van het vermogensrecht en het procesrecht wordt vaak verwezen naar Boeken van het B.W., waaronder ook Boek 2. Zoals bij voorbeeld Titel 10, Boek 3 Rv. dat een aantal specifieke bepalingen geeft over procedures met betrekking tot rechtspersonen (zie de pagina Procedures rechtspersonen).

    Wat zijn rechtspersonen?

    Rechtspersonen zijn juridische vormen voor samenwerking tussen natuurlijke personen. Rechtspersonen kunnen deelnemen aan het rechtsverkeer zonder dat de handelende natuurlijke personen daarbij zichzelf binden. Zij vertegenwoordigen slechts de rechtspersoon, en binden door hun (rechts)handelingen voor de rechtspersoon slechts de rechtspersoon en niet zichzelf (tenzij zij met zoveel woorden ook zelf aan de rechtshandeling deelnemen naast de rechtspersoon). Rechtspersonen moeten worden opgericht door middel van een notariële akte.

    De rechtspersoon heeft juridisch bezien dezelfde status als een natuurlijk persoon: een rechtspersoon is zoals de wet zegt “zelfstandig drager van rechten en verplichtingen” en kent een eigen vermogen, dat los staat van het vermogen van de natuurlijke personen die de rechtspersoon vertegenwoordigen.

    Een rechtspersoon kan dus bij voorbeeld eigenaar zijn van onroerend goed, kan alle denkbare soorten overeenkomsten sluiten en aansprakelijkheid dragen. Een rechtspersoon kan ook failliet gaan. Dit alles raakt het vermogen van de natuurlijk personen achter de rechtspersoon in beginsel niet rechtstreeks.

    Art. 2:5 B.W. drukt dit aldus uit: “Een rechtspersoon staat wat het vermogensrecht betreft, met een natuurlijk persoon gelijk, tenzij uit de wet het tegendeel voortvloeit.”

    Personenvennootschappen

    Rechtspersonen zijn als gezegd juridische vormen voor samenwerking tussen natuurlijke personen, waarmee wordt deelgenomen aan het (economisch) rechtsverkeer. Natuurlijke personen kunnen ook andere vormen van economische samenwerking aangaan, waarin wordt samengewerkt in beroep of bedrijf.

    Deze samenwerkingsvormen worden “personenvennootschappen” genoemd. Daarbij verbinden de deelnemers aan die samenwerking zich contractueel, zonder dat de samenwerkingsvorm zelf rechtspersoonlijkheid verkrijgt. De rechtspersoon komt ook tot stand door middel van een contractuele afspraak tussen de oprichters. Zij komen overeen een rechtspersoon op te richten en spreken met elkaar af hoe de statuten moeten luiden. Uiteraard moeten die wel voldoen aan de eisen die de wet aan de inrichting van die specifieke rechtspersoon. Daar ziet de notaris op toe. Vervolgens gaat de rechtspersoon na de oprichting binnen de kaders van Boek 2 B.W. en de statuten een eigen leven leiden. Daarin verschilt de personenvennootschap van de rechtspersoon: de personenvennootschap blijft ook in haar interne functioneren steeds onderworpen aan het contractenrecht (en meer in het algemeen het verbintenissenrecht) van Boek 3, Boek 6 en Boek 7 B.W.. Dit geldt ook voor de VOF (zie art. 1 WvK).

    De meest bekende personenvennootschappen zijn de maatschap – voor samenwerking tussen beroepsbeoefenaars – en de vennootschap onder firma (VOF) voor bedrijfsmatige aan het rechtsverkeer deelnemende natuurlijke personen. De maatschap is geregeld in Titel 9 van Boek 7 B.W. (zie de pagina Maatschap). De VOF is geregeld in het Wetboek van Koophandel (zie art. 16 WvK).

    Het verschil tussen deze rechtsvormen en rechtspersonen is, dat de deelnemende natuurlijke personen zich zelf, in hun eigen vermogen, verbinden door de rechtshandelingen die zij aangaan. Er is dus geen sprake van “beperkte aansprakelijkheid” zoals bij de B.V.. Bovendien is er geen sprake van meerderheidsbesluitvorming. Met alle besluiten die genomen worden moet iedere deelgenoot in de contractuele samenwerkingsvorm instemmen. Uiteraard kan wel contractueel “meeste stemmen gelden” worden afgesproken, maar dat is dan een contractuele afspraak. Bij de rechtspersoon is de basis voor de besluitvorming de wettelijke regeling, die steeds uitgaat van meerderheidsbesluitvorming. Een ander belangrijk verschil is dat de rechtspersoon “het eeuwige leven” heeft. De rechtspersoon eindigt niet door de dood van de deelnemende natuurlijke personen, en kan weer door anderen worden voortgezet. Terwijl de personenvennootschap in beginsel eindigt wanneer een vennoot overlijdt. Wel kunnen bij personenvennootschappen “voortzettingsbedingen” worden overeengekomen.

    De wetgever had een aantal jaren geleden een wetsvoorstel ingediend voor een nieuwe regeling van de personenvennootschap, waarbij het in de bedoeling lag om openbare maatschappen en vennootschappen onder firma ook rechtspersoonlijkheid te verlenen. Dat wetsvoorstel is echter in 2011 van tafel gegaan. Er wordt gewerkt aan een nieuw wetsontwerp, maar wanneer dit weer in behandeling komt is onduidelijk. Zie nader de pagina Maatschap.

    Soorten privaatrechtelijke rechtspersonen

    Boek 2 B.W. onderscheidt vier soorten privaatrechtelijke rechtspersonen, die weer onderverdeeld kunnen worden in twee categorieën: ideële rechtspersonen en commerciële rechtspersonen met een in aandelen verdeeld kapitaal (“kapitaalvennootschappen”).

    Tot de eerste categorie behoren de vereniging en de stichting. De wet stelt aan die rechtspersonen de eis, dat de primaire doelstelling van de rechtspersoon moet zijn het nastreven van een ideëel of sociaal doel. Dat betekent niet, dat ze niet een onderneming mogen exploiteren, maar die exploitatie moet dienstig zijn aan het ideële doel en niet (in de eerste plaats) gericht op het uitkeren van winst aan degenen die achter de rechtspersoon zitten. De coöperatie (of coöperatieve vereniging) is een mengvorm: de coöperatie heeft wel een commercieel doel, maar is dienstig aan de ondernemingen van de leden van de coöperatie. Coöperaties komen regelmatig voor in de agrarische sector, zoals een fabriek voor het verwerken van de door de aangesloten leden geproduceerde melk of andere landbouwproducten.

    De kapitaalvennootschappen zijn de N.V. (afkorting voor naamloze vennootschap) en de B.V. (afkorting voor besloten vennootschap). Deze mogen wel een commercieel doel hebben. Het vermogen waarmee de onderneming van deze vennootschappen wordt gedreven wordt bij elkaar gebracht door de aandeelhouders.

    Een overeenkomst tussen de vereniging en de N.V. en de B.V. is, dat deze rechtspersonen alle drie een min of meer democratische structuur kennen, waarin het beleid van de rechtspersoon wordt bepaald in vergaderingen van de bij de rechtspersoon betrokken personen. Bij de vereniging is dit de ledenvergadering, bij de N.V. en de B.V. is dit de aandeelhoudersvergadering. De meest “ondemocratische” rechtsvorm is de stichting. Deze kent geen leden of aandeelhouders. In sommige stichtingen wordt wel een vorm van zeggenschap in het leven geroepen door bij voorbeeld “donateursvergaderingen” te houden als de stichting afhankelijk is van donateurs.

    Alle rechtspersonen worden gekenmerkt door het feit, dat er natuurlijk personen moeten zijn die de rechtspersoon bij de deelname aan het economisch rechtsverkeer naar buiten toe vertegenwoordigen. Dit is het bestuur van de rechtspersoon. Daarnaast hebben andere natuurlijke personen binnen de rechtspersoon een rol, zoals de ledenvergadering, de aandeelhoudersvergadering of een raad van commissarissen. Deze groepen van functionarissen binnen de rechtspersoon noemt men “de organen” van de rechtspersoon.

    Dwingend recht

    De bepalingen van Boek 2 B.W. vormen blijkens art. 2:25 B.W. dwingend recht. Met uitzondering van expliciet in de wet gemaakte uitzonderingen kan van het bepaalde in Boek 2 B.W. niet worden afgeweken.

    Parlementaire geschiedenis Boek 2 B.W.

    Boek 2 B.W. heeft een lange voorbereidingstijd gekend. Enigszins tot mijn verbazing gaat die geschiedenis zelfs terug tot 4 november 1954, de datum waarop Koningin Juliana het eerste wetsontwerp ‘onder Gods heilige bescherming’ aan de Tweede kamer aanbood (zie Kamerdossier wetsvoorstel 3769 nr. 1).

    Boek 2 B.W. is uiteindelijk pas per 1 juli 1976 in werking getreden (Stb. 1976, 395). Zie ook Kamerdossier 3769, nr. 201 het Gewijzigd voorstel van wet, zoals uiteindelijk vastgesteld. Dat zag er nog heel anders uit dan het huidige Boek 2 B.W..

    De mogelijkheid van een juridische fusie is ingevoerd in 1984.

    Per 1 februari 1998 is de mogelijkheid tot splitsing van rechtspersonen aan de wet toegevoegd (Afd. 4 en Afd. 5 van Titel 7 Boek 2 B.W.). Zie Stb. 1997, 776 en Kamerdossier 24.702 en in het bijzonder de MvT (Dossier 24.702, nr. 3).

    Vennootschapsrichtlijnen

    De EU heeft meerdere Richtlijnen ter bevordering van de uniformering van het vennootschapsrecht uitgevaardigd, aangeduid als Vennootschapsrichtlijn.

    De Eerste Vennootschapsrichtlijn 68/151/EEG dateert van 9 maart 1968 en was betrekkelijk summier (14 bepalingen).

    De Tweede Vennootschapsrichtlijn 77/91/EEG van 13 december 1976 bevat regels voor naamloze vennootschappen met betrekking tot de oprichting, het vereiste aandelenkapitaal, uitkeringen aan aandeelhouders en kapitaalverhogingen en -verminderingen. Deze omvat 44 bepalingen.

    Met de Derde Vennootschapsrichtlijn 78/855/EG van 9 oktober 1978 werd de juridische fusie geïntroduceerd.

    De Vierde Vennootschapsrichtlijn 78/660/EEG van 25 juli 1978 (vreemd genoeg is deze jonger dan de 4e). Deze geeft gedetailleerde voorschriften voor de inrichting van de jaarrekening, de balans en de winst en verliesrekening.

    De Zesde richtlijn 82/891/EEG van 17 december 1982 betrof de juridische splitsing van naamloze vennootschappen. Zoals de Minister in de MvT opmerkte kan splitsing echter ook van belang zijn voor andere rechtsvormen. In navolging van de fusieregeling regelt het wetsvoorstel daarom niet slechts de splitsing van nv’s, maar maakt het ook – binnen zekere grenzen – splitsing van besloten vennootschappen, verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen en stichtingen mogelijk.

    Met Richtlijn (EU) 2017/1132 van 14 juni 2017 betreffende de naamloze vennootschap is een reeks van oudere richtlijnen samengevoegd. Dit betrof Richtlijn 82/891/EEG betreffende de splitsing van naamloze vennootschappen, Richtlijn 89/666/EEG betreffende de openbaarmakingsplicht voor in een Lid-Staat opgerichte bijkantoren van vennootschappen die onder het recht van een andere Staat vallen, Richtlijn 2005/56/EG betreffende grensoverschrijdende fusies van kapitaalvennootschappen, Richtlijn 2009/101 strekkende tot het coördineren van de waarborgen om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken, Richtlijn 2011/35/EU betreffende fusies van naamloze vennootschappen en Richtlijn 2012/30/EU (de codificatie van Richtlijn 2011/35/EU).

    Richtlijn (EU) 2019/2121 van 27 november 2019 is weer een aanpassing van Richtlijn EU 2017/1132 met betrekking tot grensoverschrijdende omzettingen, fusies en splitsingen.

    De richtlijn beoogt de vrijheid van vestiging binnen de EU te bevorderen door het voor vennootschappen gemakkelijker te maken om een grensoverschrijdende omzetting, fusie of splitsing te effectueren, terwijl rechten van bijvoorbeeld aandeelhouders, schuldeisers en werknemers worden gewaarborgd. Daarvoor wordt richtlijn EU 2017/1132 over het vennootschapsrecht gewijzigd en aangevuld. De Nederlandse wetgeving bevat nog geen regeling voor grensoverschrijdende omzettingen en splitsingen en de bestaande regeling voor grensoverschrijdende fusies zal moeten worden aangepast.

    Auteur & Last edit

    [MdV, 2-02-2020; laatste bewerking 1-09-2023]

    Pagina inhoud

      Rechtspersonen (Boek 2 B.W.)

      Inleiding rechtspersonen

      Boek 2 Burgerlijk Wetboek behandelt het recht inzake rechtspersonen, en dan met name privaatrechtelijke rechtspersonen. Overheidslichamen – zoals de Staat, de provincies en gemeenten – hebben ook rechtspersoonlijkheid, maar ontlenen hun ontstaan en inrichting aan andere, publiekrechtelijke wetten. Deze rechtspersonen heten dan ook publieke rechtspersonen. Daarnaast hebben kerkgenootschappen ook rechtspersoonlijkheid, maar deze worden ook niet geregeerd door Boek 2 B.W.. Aldus art. 2:2 lid 2 B.W., dat bepaalt: “Zij worden geregeerd door hun eigen statuut, voor zover dit niet in strijd is met de wet.”

      Buitenlandse rechtspersonen in Nederland

      Het is uiteraard ook mogelijk in Nederland aan het rechtsverkeer deel te nemen met buitenlandse rechtspersonen, mits de rechtspersoonlijkheid daarvan door de Nederlandse wet wordt erkend. In Titel 8 van Boek 10 B.W. (“Corporaties”) wordt de erkenning en het toepasselijk recht van buitenlandse rechtspersonen geregeld. Een expliciete bepaling van die erkenning is niet te vinden, maart art. 10:120 B.W. bepaalt wel dat in geval van een zetelverplaatsing van een buitenlandse kapitaalvennootschap van het ene naar het andere buitenland die rechtspersoon ook naar Nederlands recht wordt erkend. Boek 10 B.W. is in werking getreden per 1 januari 2012 (Stb. 2011, 272 en Stb. 2011, 340). Titel 8 Boek 10 B.W. vindt zijn oorsprong in de Wet Conflictenrecht Corporaties, die bij de invoeging in Boek 10 B.W. is komen te vervallen als zelfstandige wet. Bij de invoering van de Wet Conflictenrecht Corporaties werd een oudere wet, de Wet van 25 juli 1959, Stb. 256 houdende uitvoering van het op 1 juni 1956 te ‘s-Gravenhage gesloten Verdrag nopens de erkenning van de rechtspersoonlijkheid van vreemde vennootschappen, verenigingen en stichtingen ingetrokken. Met “vreemd” werd kennelijk bedoeld “buitenlandse”.

      Europese rechtspersonen

      Naast de buitenlandse nationale Europese rechtspersonen is er de Europese vennootschap (SE). Deze is gebaseerd op de Europese verordening op de Europese vennootschap (EG) Nr. 2157/2001) en in de Nederlandse wet opgenomen met de Uitvoeringswet Europese vennootschap. Verder heeft ook het Europees Economisch Samenwerkingsverband (EESV) rechtspersoonlijkheid. Zie art. 3 lid 1 Uitvoeringswet EESV. De EESV vertoont gelijkenissen met de coöperatie en moet dienstig zijn aan de deelnemende ondernemingen.

      Wordt met een buitenlandse rechtspersoon – zijnde een kapitaalvennootschap – in Nederland gehandeld, terwijl die feitelijk alleen in Nederland is gevestigd en actief is, dan is de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen op die rechtspersoon van toepassing. Die wet zorgt ervoor dat de belangrijkste regels van Boek 2 B.W. ook op die vennootschappen van toepassing zijn. Dit om misbruik tegen te gaan. Onder die wet vallen overigens niet kapitaalvennootschappen die een rechtsvorm naar het recht van een andere EU-Lidstaat hebben of naar het recht van een land dat deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte.

      Inhoud Boek 2 B.W.

      Boek 2 omvat 455 artikelen (art. 2:1 B.W. tot en met art. 2:455 B.W.), verdeeld over 9 Titels. Boek 2 B.W. bevat de volgende Titels:

      1. Algemene bepalingen (art. 2:1 B.W. tot en met art. 2:25 B.W.)
      2. Verenigingen (art. 2:26 B.W. tot en met art. 2:52 B.W.)
      3. Coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen (art. 2:53 B.W. tot en met art. 2:63k B.W.)
      4. Naamloze vennootschap (art. 2:64 B.W. tot en met art. 2:170 B.W.)
      5. Besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (art. 2:175 B.W. tot en met art. 2:276 B.W.)
      6. Stichtingen (art. 2:285 B.W. tot en met art. 2:307 B.W.)
      7. Fusie en splitsing van rechtspersonen (art. 2:308 B.W. tot en met art. 2:344yy B.W.)
      7A. Bijzondere bepalingen voor grensoverschrijdende omzettingen (art. 2:335 B.W. tot en met art. 2:335p B.W.)
      8. Geschillenregeling en het recht van enquête (art. 2:335q B.W. tot en met art. 2:359d B.W.)
      9. De jaarrekening en het bestuursverslag (art. 2:360 B.W. tot en met art. 2:455 B.W.)

      Met de invoering per 1 september 2023 van de Wet implementatie richtlijn grensoverschrijdende omzettingen, fusies en splitsingen is Titel 7A toegevoegd.

      In de op Lawyrup behandelde onderdelen van het vermogensrecht en het procesrecht wordt vaak verwezen naar Boeken van het B.W., waaronder ook Boek 2. Zoals bij voorbeeld Titel 10, Boek 3 Rv. dat een aantal specifieke bepalingen geeft over procedures met betrekking tot rechtspersonen (zie de pagina Procedures rechtspersonen).

      Wat zijn rechtspersonen?

      Rechtspersonen zijn juridische vormen voor samenwerking tussen natuurlijke personen. Rechtspersonen kunnen deelnemen aan het rechtsverkeer zonder dat de handelende natuurlijke personen daarbij zichzelf binden. Zij vertegenwoordigen slechts de rechtspersoon, en binden door hun (rechts)handelingen voor de rechtspersoon slechts de rechtspersoon en niet zichzelf (tenzij zij met zoveel woorden ook zelf aan de rechtshandeling deelnemen naast de rechtspersoon). Rechtspersonen moeten worden opgericht door middel van een notariële akte.

      De rechtspersoon heeft juridisch bezien dezelfde status als een natuurlijk persoon: een rechtspersoon is zoals de wet zegt “zelfstandig drager van rechten en verplichtingen” en kent een eigen vermogen, dat los staat van het vermogen van de natuurlijke personen die de rechtspersoon vertegenwoordigen.

      Een rechtspersoon kan dus bij voorbeeld eigenaar zijn van onroerend goed, kan alle denkbare soorten overeenkomsten sluiten en aansprakelijkheid dragen. Een rechtspersoon kan ook failliet gaan. Dit alles raakt het vermogen van de natuurlijk personen achter de rechtspersoon in beginsel niet rechtstreeks.

      Art. 2:5 B.W. drukt dit aldus uit: “Een rechtspersoon staat wat het vermogensrecht betreft, met een natuurlijk persoon gelijk, tenzij uit de wet het tegendeel voortvloeit.”

      Personenvennootschappen

      Rechtspersonen zijn als gezegd juridische vormen voor samenwerking tussen natuurlijke personen, waarmee wordt deelgenomen aan het (economisch) rechtsverkeer. Natuurlijke personen kunnen ook andere vormen van economische samenwerking aangaan, waarin wordt samengewerkt in beroep of bedrijf.

      Deze samenwerkingsvormen worden “personenvennootschappen” genoemd. Daarbij verbinden de deelnemers aan die samenwerking zich contractueel, zonder dat de samenwerkingsvorm zelf rechtspersoonlijkheid verkrijgt. De rechtspersoon komt ook tot stand door middel van een contractuele afspraak tussen de oprichters. Zij komen overeen een rechtspersoon op te richten en spreken met elkaar af hoe de statuten moeten luiden. Uiteraard moeten die wel voldoen aan de eisen die de wet aan de inrichting van die specifieke rechtspersoon. Daar ziet de notaris op toe. Vervolgens gaat de rechtspersoon na de oprichting binnen de kaders van Boek 2 B.W. en de statuten een eigen leven leiden. Daarin verschilt de personenvennootschap van de rechtspersoon: de personenvennootschap blijft ook in haar interne functioneren steeds onderworpen aan het contractenrecht (en meer in het algemeen het verbintenissenrecht) van Boek 3, Boek 6 en Boek 7 B.W.. Dit geldt ook voor de VOF (zie art. 1 WvK).

      De meest bekende personenvennootschappen zijn de maatschap – voor samenwerking tussen beroepsbeoefenaars – en de vennootschap onder firma (VOF) voor bedrijfsmatige aan het rechtsverkeer deelnemende natuurlijke personen. De maatschap is geregeld in Titel 9 van Boek 7 B.W. (zie de pagina Maatschap). De VOF is geregeld in het Wetboek van Koophandel (zie art. 16 WvK).

      Het verschil tussen deze rechtsvormen en rechtspersonen is, dat de deelnemende natuurlijke personen zich zelf, in hun eigen vermogen, verbinden door de rechtshandelingen die zij aangaan. Er is dus geen sprake van “beperkte aansprakelijkheid” zoals bij de B.V.. Bovendien is er geen sprake van meerderheidsbesluitvorming. Met alle besluiten die genomen worden moet iedere deelgenoot in de contractuele samenwerkingsvorm instemmen. Uiteraard kan wel contractueel “meeste stemmen gelden” worden afgesproken, maar dat is dan een contractuele afspraak. Bij de rechtspersoon is de basis voor de besluitvorming de wettelijke regeling, die steeds uitgaat van meerderheidsbesluitvorming. Een ander belangrijk verschil is dat de rechtspersoon “het eeuwige leven” heeft. De rechtspersoon eindigt niet door de dood van de deelnemende natuurlijke personen, en kan weer door anderen worden voortgezet. Terwijl de personenvennootschap in beginsel eindigt wanneer een vennoot overlijdt. Wel kunnen bij personenvennootschappen “voortzettingsbedingen” worden overeengekomen.

      De wetgever had een aantal jaren geleden een wetsvoorstel ingediend voor een nieuwe regeling van de personenvennootschap, waarbij het in de bedoeling lag om openbare maatschappen en vennootschappen onder firma ook rechtspersoonlijkheid te verlenen. Dat wetsvoorstel is echter in 2011 van tafel gegaan. Er wordt gewerkt aan een nieuw wetsontwerp, maar wanneer dit weer in behandeling komt is onduidelijk. Zie nader de pagina Maatschap.

      Soorten privaatrechtelijke rechtspersonen

      Boek 2 B.W. onderscheidt vier soorten privaatrechtelijke rechtspersonen, die weer onderverdeeld kunnen worden in twee categorieën: ideële rechtspersonen en commerciële rechtspersonen met een in aandelen verdeeld kapitaal (“kapitaalvennootschappen”).

      Tot de eerste categorie behoren de vereniging en de stichting. De wet stelt aan die rechtspersonen de eis, dat de primaire doelstelling van de rechtspersoon moet zijn het nastreven van een ideëel of sociaal doel. Dat betekent niet, dat ze niet een onderneming mogen exploiteren, maar die exploitatie moet dienstig zijn aan het ideële doel en niet (in de eerste plaats) gericht op het uitkeren van winst aan degenen die achter de rechtspersoon zitten. De coöperatie (of coöperatieve vereniging) is een mengvorm: de coöperatie heeft wel een commercieel doel, maar is dienstig aan de ondernemingen van de leden van de coöperatie. Coöperaties komen regelmatig voor in de agrarische sector, zoals een fabriek voor het verwerken van de door de aangesloten leden geproduceerde melk of andere landbouwproducten.

      De kapitaalvennootschappen zijn de N.V. (afkorting voor naamloze vennootschap) en de B.V. (afkorting voor besloten vennootschap). Deze mogen wel een commercieel doel hebben. Het vermogen waarmee de onderneming van deze vennootschappen wordt gedreven wordt bij elkaar gebracht door de aandeelhouders.

      Een overeenkomst tussen de vereniging en de N.V. en de B.V. is, dat deze rechtspersonen alle drie een min of meer democratische structuur kennen, waarin het beleid van de rechtspersoon wordt bepaald in vergaderingen van de bij de rechtspersoon betrokken personen. Bij de vereniging is dit de ledenvergadering, bij de N.V. en de B.V. is dit de aandeelhoudersvergadering. De meest “ondemocratische” rechtsvorm is de stichting. Deze kent geen leden of aandeelhouders. In sommige stichtingen wordt wel een vorm van zeggenschap in het leven geroepen door bij voorbeeld “donateursvergaderingen” te houden als de stichting afhankelijk is van donateurs.

      Alle rechtspersonen worden gekenmerkt door het feit, dat er natuurlijk personen moeten zijn die de rechtspersoon bij de deelname aan het economisch rechtsverkeer naar buiten toe vertegenwoordigen. Dit is het bestuur van de rechtspersoon. Daarnaast hebben andere natuurlijke personen binnen de rechtspersoon een rol, zoals de ledenvergadering, de aandeelhoudersvergadering of een raad van commissarissen. Deze groepen van functionarissen binnen de rechtspersoon noemt men “de organen” van de rechtspersoon.

      Dwingend recht

      De bepalingen van Boek 2 B.W. vormen blijkens art. 2:25 B.W. dwingend recht. Met uitzondering van expliciet in de wet gemaakte uitzonderingen kan van het bepaalde in Boek 2 B.W. niet worden afgeweken.

      Parlementaire geschiedenis Boek 2 B.W.

      Boek 2 B.W. heeft een lange voorbereidingstijd gekend. Enigszins tot mijn verbazing gaat die geschiedenis zelfs terug tot 4 november 1954, de datum waarop Koningin Juliana het eerste wetsontwerp ‘onder Gods heilige bescherming’ aan de Tweede kamer aanbood (zie Kamerdossier wetsvoorstel 3769 nr. 1).

      Boek 2 B.W. is uiteindelijk pas per 1 juli 1976 in werking getreden (Stb. 1976, 395). Zie ook Kamerdossier 3769, nr. 201 het Gewijzigd voorstel van wet, zoals uiteindelijk vastgesteld. Dat zag er nog heel anders uit dan het huidige Boek 2 B.W..

      De mogelijkheid van een juridische fusie is ingevoerd in 1984.

      Per 1 februari 1998 is de mogelijkheid tot splitsing van rechtspersonen aan de wet toegevoegd (Afd. 4 en Afd. 5 van Titel 7 Boek 2 B.W.). Zie Stb. 1997, 776 en Kamerdossier 24.702 en in het bijzonder de MvT (Dossier 24.702, nr. 3).

      Vennootschapsrichtlijnen

      De EU heeft meerdere Richtlijnen ter bevordering van de uniformering van het vennootschapsrecht uitgevaardigd, aangeduid als Vennootschapsrichtlijn.

      De Eerste Vennootschapsrichtlijn 68/151/EEG dateert van 9 maart 1968 en was betrekkelijk summier (14 bepalingen).

      De Tweede Vennootschapsrichtlijn 77/91/EEG van 13 december 1976 bevat regels voor naamloze vennootschappen met betrekking tot de oprichting, het vereiste aandelenkapitaal, uitkeringen aan aandeelhouders en kapitaalverhogingen en -verminderingen. Deze omvat 44 bepalingen.

      Met de Derde Vennootschapsrichtlijn 78/855/EG van 9 oktober 1978 werd de juridische fusie geïntroduceerd.

      De Vierde Vennootschapsrichtlijn 78/660/EEG van 25 juli 1978 (vreemd genoeg is deze jonger dan de 4e). Deze geeft gedetailleerde voorschriften voor de inrichting van de jaarrekening, de balans en de winst en verliesrekening.

      De Zesde richtlijn 82/891/EEG van 17 december 1982 betrof de juridische splitsing van naamloze vennootschappen. Zoals de Minister in de MvT opmerkte kan splitsing echter ook van belang zijn voor andere rechtsvormen. In navolging van de fusieregeling regelt het wetsvoorstel daarom niet slechts de splitsing van nv’s, maar maakt het ook – binnen zekere grenzen – splitsing van besloten vennootschappen, verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen en stichtingen mogelijk.

      Met Richtlijn (EU) 2017/1132 van 14 juni 2017 betreffende de naamloze vennootschap is een reeks van oudere richtlijnen samengevoegd. Dit betrof Richtlijn 82/891/EEG betreffende de splitsing van naamloze vennootschappen, Richtlijn 89/666/EEG betreffende de openbaarmakingsplicht voor in een Lid-Staat opgerichte bijkantoren van vennootschappen die onder het recht van een andere Staat vallen, Richtlijn 2005/56/EG betreffende grensoverschrijdende fusies van kapitaalvennootschappen, Richtlijn 2009/101 strekkende tot het coördineren van de waarborgen om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken, Richtlijn 2011/35/EU betreffende fusies van naamloze vennootschappen en Richtlijn 2012/30/EU (de codificatie van Richtlijn 2011/35/EU).

      Richtlijn (EU) 2019/2121 van 27 november 2019 is weer een aanpassing van Richtlijn EU 2017/1132 met betrekking tot grensoverschrijdende omzettingen, fusies en splitsingen.

      De richtlijn beoogt de vrijheid van vestiging binnen de EU te bevorderen door het voor vennootschappen gemakkelijker te maken om een grensoverschrijdende omzetting, fusie of splitsing te effectueren, terwijl rechten van bijvoorbeeld aandeelhouders, schuldeisers en werknemers worden gewaarborgd. Daarvoor wordt richtlijn EU 2017/1132 over het vennootschapsrecht gewijzigd en aangevuld. De Nederlandse wetgeving bevat nog geen regeling voor grensoverschrijdende omzettingen en splitsingen en de bestaande regeling voor grensoverschrijdende fusies zal moeten worden aangepast.

      Auteur & Last edit

      [MdV, 2-02-2020; laatste bewerking 1-09-2023]

      Rechtspersonen (Boek 2 B.W.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!