Pagina inhoud

    Voeren van een administratie (Afd. 1B, Titel 1, Boek 3 B.W.)

    Inleiding voeren van een administratie

    De verplichting tot het voeren van een administratie is in het B.W. vastgelegd in art. 3:15i B.W.. Deze bepaling is opgenomen in Afd. 1B van Titel 1, Boek 3 B.W. (voor 2003 was deze bepaling genummerd art. 3:15a B.W.). De bepaling is ingevoerd in 1993 bij de Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Koophandel en enige andere wetten terzake van het voeren van een administratie (zie kamerstuk EK 23 024). Daarbij is ook art. 2:10 B.W. en enkele andere bepalingen in Boek 2 B.W. ingevoerd, plus een aantal bepalingen in het Wetboek van Koophandel.

    De afdeling (en de bepaling) is vernummerd bij de invoeging van Afd. 1A betreffende de elektronische handtekening (Wet van 8 mei 2003, zie Stb. 2003, 199).

    Verplichting tot het voeren van een administratie

    Lid 1 van art. 3:15i B.W. bepaalt:

    “Een ieder die een bedrijf of zelfstandig een beroep uitoefent, is verplicht van zijn vermogenstoestand en van alles betreffende zijn bedrijf of beroep, naar de eisen van dat bedrijf of beroep, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde zijn rechten en verplichtingen kunnen worden gekend”.

    Art. 2:10 lid 2 tot en met 4 B.W. is van overeenkomstige toepassing verklaard (lid 2).

    Vordering tot openlegging van boeken

    Aan de wettelijke verplichting tot het voeren van een administratie is ten behoeve van een aantal in de wet genoemde (groepen van) personen ook een recht verbonden om openlegging te vorderen (art. 3:15j B.W.). Uiteraard mits zij daarbij een voldoende rechtstreeks belang hebben (vgl. art. 3:300 B.W. dat voor de uitoefening van elk vorderingsrecht een belang vereist).

    De partijen, aan wie de wet dit vorderingsrecht toekent zijn:

    a. erfgenamen, ten aanzien van de boekhouding van de erflater;

    b. deelgenoten in een gemeenschap, ten aanzien van de boekhouding betreffende de gemeenschap;

    c. vennoten, ten aanzien van de boekhouding van de vennootschap;

    d. schuldeisers in het geval van faillissement of WSNP, ten aanzien van de boekhouding van de failliet onderscheidenlijk degene ten aanzien van wie de schuldsaneringsregeling van toepassing is.

    Procedures om inzage te krijgen in administratie van een ander

    In het wetboek van Burgerlijke rechtsvordering geeft de wet een aantal instrumenten voor het verkrijgen van bewijsstukken uit de administratie van een ander.  Zie de pagina Openlegging van boeken en geschriften (Par. 3, Afd. 9, Titel 2, Boek 1 Rv.) en de pagina Enige bijzondere procedures inzake de vordering ex art. 843a Rv. om inzage te verkrijgen in bescheiden van de wederpartij, het opeisen van informatie in geval van schending van het mededingingsrecht en de gerechtelijke bewaring (sekwestratie). Een administratie kan gerechtelijke bewaring worden genomen en aansluitend kan inzage gevorderd worden.

    Consequenties in faillissement

    In de jurisprudentie bij art. 3:15i B.W. is een aantal arresten van de Hoge Raad te vinden over strafrechtelijke vervolging van de bestuurder van een rechtspersoon (of ondernemer met een eenmanszaak of andere rechtsvorm), waarbij de bestuurder wordt verweten bedrieglijke bankbreuk te hebben gepleegd (art. 341 Sr.). Het niet voeren van een administratie ondersteunt het verwijt aan de gefailleerde in die situatie.

    Zie de arresten:

    ECLI:NL:HR:2018:1683 – Hoge Raad, 18-09-2018 / 16/05803

    ECLI:NL:HR:2015:3487 – Hoge Raad, 08-12-2015 / 14/06513

    ECLI:NL:HR:2013:BY5446 – Hoge Raad, 09-04-2013 / 11/01858

    ECLI:NL:HR:2012:BY0226 – Hoge Raad, 04-12-2012 / 11/01592

    Auteur & Last edit

    [MdV, 6-01-2019; laatste bewerking 21-05-2020]

    Voeren van een administratie (Afd. 1B, Titel 1, Boek 3 B.W.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      Voeren van een administratie (Afd. 1B, Titel 1, Boek 3 B.W.)

      Inleiding voeren van een administratie

      De verplichting tot het voeren van een administratie is in het B.W. vastgelegd in art. 3:15i B.W.. Deze bepaling is opgenomen in Afd. 1B van Titel 1, Boek 3 B.W. (voor 2003 was deze bepaling genummerd art. 3:15a B.W.). De bepaling is ingevoerd in 1993 bij de Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Koophandel en enige andere wetten terzake van het voeren van een administratie (zie kamerstuk EK 23 024). Daarbij is ook art. 2:10 B.W. en enkele andere bepalingen in Boek 2 B.W. ingevoerd, plus een aantal bepalingen in het Wetboek van Koophandel.

      De afdeling (en de bepaling) is vernummerd bij de invoeging van Afd. 1A betreffende de elektronische handtekening (Wet van 8 mei 2003, zie Stb. 2003, 199).

      Verplichting tot het voeren van een administratie

      Lid 1 van art. 3:15i B.W. bepaalt:

      “Een ieder die een bedrijf of zelfstandig een beroep uitoefent, is verplicht van zijn vermogenstoestand en van alles betreffende zijn bedrijf of beroep, naar de eisen van dat bedrijf of beroep, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde zijn rechten en verplichtingen kunnen worden gekend”.

      Art. 2:10 lid 2 tot en met 4 B.W. is van overeenkomstige toepassing verklaard (lid 2).

      Vordering tot openlegging van boeken

      Aan de wettelijke verplichting tot het voeren van een administratie is ten behoeve van een aantal in de wet genoemde (groepen van) personen ook een recht verbonden om openlegging te vorderen (art. 3:15j B.W.). Uiteraard mits zij daarbij een voldoende rechtstreeks belang hebben (vgl. art. 3:300 B.W. dat voor de uitoefening van elk vorderingsrecht een belang vereist).

      De partijen, aan wie de wet dit vorderingsrecht toekent zijn:

      a. erfgenamen, ten aanzien van de boekhouding van de erflater;

      b. deelgenoten in een gemeenschap, ten aanzien van de boekhouding betreffende de gemeenschap;

      c. vennoten, ten aanzien van de boekhouding van de vennootschap;

      d. schuldeisers in het geval van faillissement of WSNP, ten aanzien van de boekhouding van de failliet onderscheidenlijk degene ten aanzien van wie de schuldsaneringsregeling van toepassing is.

      Procedures om inzage te krijgen in administratie van een ander

      In het wetboek van Burgerlijke rechtsvordering geeft de wet een aantal instrumenten voor het verkrijgen van bewijsstukken uit de administratie van een ander.  Zie de pagina Openlegging van boeken en geschriften (Par. 3, Afd. 9, Titel 2, Boek 1 Rv.) en de pagina Enige bijzondere procedures inzake de vordering ex art. 843a Rv. om inzage te verkrijgen in bescheiden van de wederpartij, het opeisen van informatie in geval van schending van het mededingingsrecht en de gerechtelijke bewaring (sekwestratie). Een administratie kan gerechtelijke bewaring worden genomen en aansluitend kan inzage gevorderd worden.

      Consequenties in faillissement

      In de jurisprudentie bij art. 3:15i B.W. is een aantal arresten van de Hoge Raad te vinden over strafrechtelijke vervolging van de bestuurder van een rechtspersoon (of ondernemer met een eenmanszaak of andere rechtsvorm), waarbij de bestuurder wordt verweten bedrieglijke bankbreuk te hebben gepleegd (art. 341 Sr.). Het niet voeren van een administratie ondersteunt het verwijt aan de gefailleerde in die situatie.

      Zie de arresten:

      ECLI:NL:HR:2018:1683 – Hoge Raad, 18-09-2018 / 16/05803

      ECLI:NL:HR:2015:3487 – Hoge Raad, 08-12-2015 / 14/06513

      ECLI:NL:HR:2013:BY5446 – Hoge Raad, 09-04-2013 / 11/01858

      ECLI:NL:HR:2012:BY0226 – Hoge Raad, 04-12-2012 / 11/01592

      Auteur & Last edit

      [MdV, 6-01-2019; laatste bewerking 21-05-2020]

      Voeren van een administratie (Afd. 1B, Titel 1, Boek 3 B.W.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!