Beperking aansprakelijkheid van eigenaren van binnenschepen (Titel 12, Hoofdstuk III, Boek 8 B.W.)
Inleiding beperking van aansprakelijkheid van eigenaren van binnenschepen
Titel 12, Hoofdstuk III, Boek 8 B.W. geeft een regeling voor de beperking van aansprakelijkheid van eigenaren van binnenschepen. De Titel is niet heel omvangrijk en omvat zeven bepalingen (art. 8:1060 B.W. tot en met art. 8:1066 B.W.). Wat niet wegneemt dat de regeling ingewikkeld is, mede door de vele verwijzingen naar andere bepalingen en de inbedding in internationaal recht.
Invoeging beperking aansprakelijkheid binnenvaart in Boek 8 B.W.
De regeling van de beperking van aansprakelijkheid voor het zeerecht en voor het binnenvaartrecht waren bij de invoering van Boek 8 B.W. nog onderdeel van het Wetboek van Koophandel (Titel 11A e, Titel 13, Afd. 10A WvK oud). Deze zijn per 1 januari 1997 in Boek 8 B.W. ingevoegd (in Titel 7 en Titel 12) met de wet van 31 oktober 1996 (Stb. 1996, 548).
Zie voor informatie over deze wetswijziging de Parlementaire geschiedenis met betrekking tot wetsvoorstel 24061. Hierbij zijn de wet inzake beperking van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen (Wet van 14 juni 1989, Stb. 241) en de wet regeling beperking van aansprakelijkheid van eigenaren van binnenschepen (Wet van 14 juni 1989, Stb. 239) ingevoegd in Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek. Zie de pagina Beperking aansprakelijkheid maritieme vorderingen.
Bij deze titel is niet een geheel nieuwe memorie van toelichting ontworpen. De wet van 14 juni 1989, Stb. 241 is namelijk, behoudens enkele in de MvT bij Titel 7, Boek 8 B.W. afzonderlijk toe te lichten wijzigingen, ongewijzigd overgenomen, zodat volstaan kan worden met verwijzing naar de bij deze wet behorende Kamerstukken II, 1986/87, 19 768, nr. 3.
CLNI-Verdrag van Straatsburg (4 november 1988)
De invoeging van deze regeling in Boek 8 B.W. heeft gelijktijdig plaatsgevonden met de behandeling van de Goedkeuringswet van het CLNI-Verdrag van Straatsburg, dat tot stand is gekomen onder auspiciën van de Commissie voor de Rijnvaart in Straatsburg. Dit verdrag heet voluit ‘Convention de Strassbourg sur la limitation de la responsibilité en navigation intérieure’.
Deze was reeds goeddeels opgenomen in Titel 13, Afd. 10A WvK, en werd hierbij verhuisd naar Boek 8 B.W.. De Nederlandse regeling week echter bij invoering wat betreft de limieten af van de limieten voor schadelijke stoffen (Nederland had de opt-out mogelijkheid gebruikt van art. 18 lid 1, sub b CLNI-Verdrag). Bij invoering is voor schadelijke stoffen gekozen voor het dubbele van de limieten van het verdrag.
Het lag in de bedoeling aan de hand van de ervaringen in de praktijk – en de ontwikkelingen in de verzekeringspraktijk – te bezien, of de Nederlandse limieten voor schadelijke stoffen op te trekken naar verdragsniveau. Mij is niet bekend of hier nadien ook uitvoering aan is gegeven.
Besluit tot vaststelling van de limieten van de aansprakelijkheid van eigenaren van binnenvaartschepen
Tegelijkertijd is op 29 november 1996 een besluit genomen ter uitvoering van art. 8:1065 B.W. waarin de limieten voor schadebeperkingsfondsen voor de binnenvaart zijn vastgesteld (Stb. 1996, 587). In dit besluit worden verschillende limieten vastgesteld. Het besluit is blijkens de wijzigingsgeschiedenis bij Besluit ter uitvoering art. 8:1065 B.W. in 2019 gewijzigd (Stb. 2018, 128, i.w.tr. 1 juli 2019 blijkens Stb. 2018, 349).
Fondsstelling door eigenaar of hulpverlener
De eigenaar van een binnenschip en de hulpverlener kunnen hun aansprakelijkheid beperken voor vorderingen die genoemd worden in art. 8:1062 B.W. door één of meer fondsen op te richten zoals beschreven in art. 642c Rv. (art. 8:1060 B.W.).
In deze context wordt onder “eigenaar” ook verstaan de huurder of bevrachter aan wie het schip voor eigen gebruik ter beschikking gesteld wordt en de exploitant van een schip (art. 8:1060 lid 2 B.W.).
In deze titel wordt onder “hulpverlener” verstaan eenieder die werkzaamheden verricht in direct verband met hulpverlening (art. 8:1060 lid 3 B.W.). Hieronder vallen ook de werkzaamheden of maatregelen die genoemd worden in art. 8:1062 lid 1 sub d, e en f B.W.
In deze titel worden onder “binnenschepen” ook draagvleugelboten, veerponten, kleine vaartuigen, baggermolens, drijvende kranen, elevatoren en alle andere drijvende en verplaatsbare werktuigen, pontons of materiaal van vergelijkbare aard verstaan op voorwaarde dat ze voldoen aan de vereisten zoals beschreven in de art. 8:1 B.W. en art. 8:3 B.W. met betrekking tot binnenschepen (art. 8:1060 lid 4 B.W.).
Voor de toepassing van deze titel wordt een binnenschip in aanbouw ook beschouwd als een binnenschip vanaf het moment van stapelloop (art. 8:1060 lid 5 B.W.). Een luchtkussenvoertuig en een schip dat als bouwwerk volgens de Woningwet wordt beschouwd worden niet beschouwd als binnenschepen in deze titel. In deze titel en de bijbehorende regelgeving wordt onder “gevaarlijke stof” verstaan een stof die als zodanig is aangewezen bij algemene maatregel van bestuur (art. 8:1060 lid 6 B.W.). Deze aanwijzing kan worden beperkt tot specifieke concentraties van de stof, bepaalde gevaren die aan de stof verbonden zijn zoals beschreven in de algemene maatregel van bestuur en specifieke situaties waarin de stof zich bevindt zoals beschreven in diezelfde maatregel van bestuur.
Indirect aansprakelijke personen, verzekeraars
Als een vordering zoals beschreven in art. 8:1062 B.W. wordt ingediend tegen een persoon voor wiens handelingen, onoplettendheid of nalatigheid de eigenaar of de hulpverlener in principe aansprakelijk is dan heeft die persoon het recht om zijn aansprakelijkheid te beperken volgens de bevoegdheden die in deze titel worden verleend (art. 8:1061 lid 1 B.W.). De verzekeringsmaatschappij die aansprakelijk is voor vorderingen waarvoor aansprakelijkheidsbeperking mogelijk is volgens deze titel kan zich in dezelfde mate als de verzekerde op die beperking beroepen (art. 8:1061 lid 2 B.W.).
In aanmerking komende vorderingen
Met inachtneming van de art. 8:1063en 8:1064 B.W. kan de bevoegdheid om aansprakelijkheid te beperken worden toegepast op de volgende vorderingen of uit het feit dat het schip onder toezicht staat van degene die zich beroept op de aansprakelijkheidsbeperking (art. 8:1062 lid 1 B.W.). Het gaat om bevoegdheden die voortkomen uit overeenkomsten als die voortvloeien buiten overeenkomsten zelfs indien de aansprakelijkheid enkel voortkomt uit het bezit of eigendom van het schip. Beperking bevoegdheden gaat over:
a. De bevoegdheid tot beperking van aansprakelijkheid geldt voor vorderingen met betrekking tot dood of letsel, verlies van of schade aan eigendommen (inclusief schade aan haveninfrastructuur, dokken, waterwegen, sluizen, stuwen, bruggen en navigatiehulpmiddelen) die zijn opgetreden aan boord van het binnenschip of die rechtstreeks verband houden met de exploitatie van het binnenschip of met hulpverleningswerkzaamheden, en schade als gevolg van andere gebeurtenissen.
b. De bevoegdheid tot beperking van aansprakelijkheid geldt ook voor vorderingen met betrekking tot schade die is ontstaan door vertraging bij het vervoer van lading, passagiers of hun bagage.
c. De bevoegdheid tot beperking van aansprakelijkheid geldt ook voor vorderingen met betrekking tot andere schade die is ontstaan door inbreuk op enig vermogensrecht dat niet voortvloeit uit een overeenkomst en die direct verband houdt met de exploitatie van het binnenschip of met hulpverleningswerkzaamheden.
d. De bevoegdheid tot beperking van aansprakelijkheid geldt ook voor vorderingen met betrekking tot het vlotbrengen, verwijderen, vernietigen of onschadelijk maken van een zee- of binnenschip dat is gezonken, schipbreuk heeft geleden, gestrand is, of verlaten is, inclusief alles wat aan boord van zo’n schip is of is geweest.
e. De bevoegdheid tot beperking van aansprakelijkheid geldt ook voor vorderingen met betrekking tot het verwijderen, vernietigen of onschadelijk maken van de lading van het binnenschip.
f. De bevoegdheid tot beperking van aansprakelijkheid geldt ook voor vorderingen van een persoon met betrekking tot genomen maatregelen om schade te voorkomen of te verminderen, waarvoor de aansprakelijke persoon zijn aansprakelijkheid op grond van deze titel zou kunnen beperken. Dit omvat ook vorderingen met betrekking tot verdere schade die is geleden als gevolg van dergelijke maatregelen. Het moet echter worden opgemerkt dat deze regeling niet van toepassing is op vorderingen van de aansprakelijke persoon zelf.
De aansprakelijkheid voor de vorderingen genoemd in het eerste lid kan worden beperkt, zelfs als deze vorderingen worden ingesteld bij wijze van verhaal of vrijwaring, ongeacht of dit voortvloeit uit een overeenkomst (art. 8:1062 lid 2 B.W.). Echter, de aansprakelijkheid voor vorderingen genoemd onder d, e of f in het eerste lid kan niet worden beperkt voor zover deze vorderingen betrekking hebben op een vergoeding die verschuldigd is op grond van een overeenkomst met de aansprakelijke persoon.
Van beperking uitgezonderde vorderingen
Deze titel is niet van toepassing op (art. 8:1063 lid 1 B.W.):
a. Vorderingen op basis van hulpverlening of bijdrage in avarij-grosse;
b. Vorderingen die vallen onder enig internationaal verdrag of enige wet die de beperking van aansprakelijkheid voor kernschade regelt of verbiedt, zijn uitgesloten van de mogelijkheid tot beperking van aansprakelijkheid zoals beschreven in deze titel;
c. Vorderingen tegen de exploitant van een nucleair binnenschip terzake van kernschade;
d. Vorderingen die voortvloeien uit arbeidsovereenkomsten die zijn ingediend door ondergeschikten of hun rechtverkrijgenden tegen de eigenaar of de hulpverlener, worden niet beperkt zoals beschreven in deze titel als de aansprakelijkheid van de eigenaar of de hulpverlener op grond van de toepasselijke wetgeving met betrekking tot de arbeidsovereenkomst niet wordt beperkt of slechts tot een hoger bedrag wordt beperkt dan op grond van deze titel het geval zou zijn.
Wanneer iemand die volgens deze titel gerechtigd is zijn aansprakelijkheid te beperken ook het recht heeft om tegen een schuldeiser een vordering in te dienen die voortvloeit uit hetzelfde voorval zullen de respectieve vorderingen met elkaar worden verrekend (art. 8:1063 lid 2 B.W.). De beperking van aansprakelijkheid wordt alleen toegepast op het eventueel overblijvende saldo na verrekening.
Geen beperking aansprakelijkheid bij opzet of roekeloosheid
Niemand is gerechtigd zijn aansprakelijkheid te beperken, indien bewezen is dat de schade is ontstaan door zijn eigen handeling of nalaten, geschied hetzij met het opzet die schade te veroorzaken, hetzij roekeloos en met de wetenschap dat die schade er waarschijnlijk uit zou voortvloeien (art. 8:1064 B.W.). Deze bepaling is gelijkluidend aan die in het zeerecht (art. 8:754 B.W.).
Bedrag van de beperkte aansprakelijkheid
Het bedrag waarmee de aansprakelijkheid uit hoofde van deze titel voor vorderingen die voortvloeien uit hetzelfde incident kan worden beperkt wordt berekend volgens maatstaven die zijn vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur (art. 8:1065 B.W.). Deze maatstaven kunnen variëren voor verschillende soorten schepen en voor hulpverleners. Bovendien kunnen voor de vorderingen zoals bedoeld in art. 8:1062 lid 1 B.W. verschillende fondsen worden ingesteld.
Beperking aansprakelijkheid naar aanleiding van één voorval
De beperking van aansprakelijkheid zoals vastgesteld volgens de algemene maatregel van bestuur genoemd in art. 8:1065 B.W. geldt voor alle vorderingen die voortkomen uit hetzelfde incident (art. 8:1066 lid 1 B.W.). Dit artikel geldt met uitzondering van de vorderingen zoals bedoeld in het tweede lid gericht tegen:
a. De persoon of personen zoals genoemd in het tweede lid van art. 8:1060 B.W., en ook elke persoon voor wiens handelingen, onachtzaamheid of nalatigheid deze personen in beginsel aansprakelijk zijn, of
b. De eigenaar van een binnenschip die vanaf dat schip hulp verleent, en de hulpverlener of hulpverleners die vanaf dat schip hun werkzaamheden verrichten, samen met elke persoon voor wiens handelingen, onachtzaamheid of nalatigheid deze personen in beginsel aansprakelijk zijn, of
c. De beperking van aansprakelijkheid geldt voor de hulpverleners aan een binnenschip die geen werk verrichten op een ander schip of alleen op het specifieke binnenschip waar ze hulp verlenen. Het geldt ook voor elke persoon die normaal gesproken aansprakelijk zou zijn voor de acties van deze hulpverleners.
De aansprakelijkheidsbeperking zoals vastgesteld in de algemene maatregel van bestuur genoemd in art. 8:1065 B.W. voor vorderingen met betrekking tot de dood of letsel van reizigers van een binnenschip geldt voor alle vorderingen die voortkomen uit hetzelfde incident en gericht zijn tegen de personen die in art. 8:1060 lid 2 B.W. worden genoemd als zijnde verbonden aan dat schip, en tegen elke persoon die in principe aansprakelijk is voor hun handelingen, onachtzaamheid of nalatigheid (art. 8:1066 lid 2 B.W.).
Auteur & Last edit
[MdV, 14-01-2022; laatste bewerking OP 8-04-2024]
Beperking aansprakelijkheid van eigenaren van binnenschepen (Titel 12, Hoofdstuk III, Boek 8 B.W.)
Inleiding beperking van aansprakelijkheid van eigenaren van binnenschepen
Titel 12, Hoofdstuk III, Boek 8 B.W. geeft een regeling voor de beperking van aansprakelijkheid van eigenaren van binnenschepen. De Titel is niet heel omvangrijk en omvat zeven bepalingen (art. 8:1060 B.W. tot en met art. 8:1066 B.W.). Wat niet wegneemt dat de regeling ingewikkeld is, mede door de vele verwijzingen naar andere bepalingen en de inbedding in internationaal recht.
Invoeging beperking aansprakelijkheid binnenvaart in Boek 8 B.W.
De regeling van de beperking van aansprakelijkheid voor het zeerecht en voor het binnenvaartrecht waren bij de invoering van Boek 8 B.W. nog onderdeel van het Wetboek van Koophandel (Titel 11A e, Titel 13, Afd. 10A WvK oud). Deze zijn per 1 januari 1997 in Boek 8 B.W. ingevoegd (in Titel 7 en Titel 12) met de wet van 31 oktober 1996 (Stb. 1996, 548).
Zie voor informatie over deze wetswijziging de Parlementaire geschiedenis met betrekking tot wetsvoorstel 24061. Hierbij zijn de wet inzake beperking van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen (Wet van 14 juni 1989, Stb. 241) en de wet regeling beperking van aansprakelijkheid van eigenaren van binnenschepen (Wet van 14 juni 1989, Stb. 239) ingevoegd in Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek. Zie de pagina Beperking aansprakelijkheid maritieme vorderingen.
Bij deze titel is niet een geheel nieuwe memorie van toelichting ontworpen. De wet van 14 juni 1989, Stb. 241 is namelijk, behoudens enkele in de MvT bij Titel 7, Boek 8 B.W. afzonderlijk toe te lichten wijzigingen, ongewijzigd overgenomen, zodat volstaan kan worden met verwijzing naar de bij deze wet behorende Kamerstukken II, 1986/87, 19 768, nr. 3.
CLNI-Verdrag van Straatsburg (4 november 1988)
De invoeging van deze regeling in Boek 8 B.W. heeft gelijktijdig plaatsgevonden met de behandeling van de Goedkeuringswet van het CLNI-Verdrag van Straatsburg, dat tot stand is gekomen onder auspiciën van de Commissie voor de Rijnvaart in Straatsburg. Dit verdrag heet voluit ‘Convention de Strassbourg sur la limitation de la responsibilité en navigation intérieure’.
Deze was reeds goeddeels opgenomen in Titel 13, Afd. 10A WvK, en werd hierbij verhuisd naar Boek 8 B.W.. De Nederlandse regeling week echter bij invoering wat betreft de limieten af van de limieten voor schadelijke stoffen (Nederland had de opt-out mogelijkheid gebruikt van art. 18 lid 1, sub b CLNI-Verdrag). Bij invoering is voor schadelijke stoffen gekozen voor het dubbele van de limieten van het verdrag.
Het lag in de bedoeling aan de hand van de ervaringen in de praktijk – en de ontwikkelingen in de verzekeringspraktijk – te bezien, of de Nederlandse limieten voor schadelijke stoffen op te trekken naar verdragsniveau. Mij is niet bekend of hier nadien ook uitvoering aan is gegeven.
Besluit tot vaststelling van de limieten van de aansprakelijkheid van eigenaren van binnenvaartschepen
Tegelijkertijd is op 29 november 1996 een besluit genomen ter uitvoering van art. 8:1065 B.W. waarin de limieten voor schadebeperkingsfondsen voor de binnenvaart zijn vastgesteld (Stb. 1996, 587). In dit besluit worden verschillende limieten vastgesteld. Het besluit is blijkens de wijzigingsgeschiedenis bij Besluit ter uitvoering art. 8:1065 B.W. in 2019 gewijzigd (Stb. 2018, 128, i.w.tr. 1 juli 2019 blijkens Stb. 2018, 349).
Fondsstelling door eigenaar of hulpverlener
De eigenaar van een binnenschip en de hulpverlener kunnen hun aansprakelijkheid beperken voor vorderingen die genoemd worden in art. 8:1062 B.W. door één of meer fondsen op te richten zoals beschreven in art. 642c Rv. (art. 8:1060 B.W.).
In deze context wordt onder “eigenaar” ook verstaan de huurder of bevrachter aan wie het schip voor eigen gebruik ter beschikking gesteld wordt en de exploitant van een schip (art. 8:1060 lid 2 B.W.).
In deze titel wordt onder “hulpverlener” verstaan eenieder die werkzaamheden verricht in direct verband met hulpverlening (art. 8:1060 lid 3 B.W.). Hieronder vallen ook de werkzaamheden of maatregelen die genoemd worden in art. 8:1062 lid 1 sub d, e en f B.W.
In deze titel worden onder “binnenschepen” ook draagvleugelboten, veerponten, kleine vaartuigen, baggermolens, drijvende kranen, elevatoren en alle andere drijvende en verplaatsbare werktuigen, pontons of materiaal van vergelijkbare aard verstaan op voorwaarde dat ze voldoen aan de vereisten zoals beschreven in de art. 8:1 B.W. en art. 8:3 B.W. met betrekking tot binnenschepen (art. 8:1060 lid 4 B.W.).
Voor de toepassing van deze titel wordt een binnenschip in aanbouw ook beschouwd als een binnenschip vanaf het moment van stapelloop (art. 8:1060 lid 5 B.W.). Een luchtkussenvoertuig en een schip dat als bouwwerk volgens de Woningwet wordt beschouwd worden niet beschouwd als binnenschepen in deze titel. In deze titel en de bijbehorende regelgeving wordt onder “gevaarlijke stof” verstaan een stof die als zodanig is aangewezen bij algemene maatregel van bestuur (art. 8:1060 lid 6 B.W.). Deze aanwijzing kan worden beperkt tot specifieke concentraties van de stof, bepaalde gevaren die aan de stof verbonden zijn zoals beschreven in de algemene maatregel van bestuur en specifieke situaties waarin de stof zich bevindt zoals beschreven in diezelfde maatregel van bestuur.
Indirect aansprakelijke personen, verzekeraars
Als een vordering zoals beschreven in art. 8:1062 B.W. wordt ingediend tegen een persoon voor wiens handelingen, onoplettendheid of nalatigheid de eigenaar of de hulpverlener in principe aansprakelijk is dan heeft die persoon het recht om zijn aansprakelijkheid te beperken volgens de bevoegdheden die in deze titel worden verleend (art. 8:1061 lid 1 B.W.). De verzekeringsmaatschappij die aansprakelijk is voor vorderingen waarvoor aansprakelijkheidsbeperking mogelijk is volgens deze titel kan zich in dezelfde mate als de verzekerde op die beperking beroepen (art. 8:1061 lid 2 B.W.).
In aanmerking komende vorderingen
Met inachtneming van de art. 8:1063en 8:1064 B.W. kan de bevoegdheid om aansprakelijkheid te beperken worden toegepast op de volgende vorderingen of uit het feit dat het schip onder toezicht staat van degene die zich beroept op de aansprakelijkheidsbeperking (art. 8:1062 lid 1 B.W.). Het gaat om bevoegdheden die voortkomen uit overeenkomsten als die voortvloeien buiten overeenkomsten zelfs indien de aansprakelijkheid enkel voortkomt uit het bezit of eigendom van het schip. Beperking bevoegdheden gaat over:
a. De bevoegdheid tot beperking van aansprakelijkheid geldt voor vorderingen met betrekking tot dood of letsel, verlies van of schade aan eigendommen (inclusief schade aan haveninfrastructuur, dokken, waterwegen, sluizen, stuwen, bruggen en navigatiehulpmiddelen) die zijn opgetreden aan boord van het binnenschip of die rechtstreeks verband houden met de exploitatie van het binnenschip of met hulpverleningswerkzaamheden, en schade als gevolg van andere gebeurtenissen.
b. De bevoegdheid tot beperking van aansprakelijkheid geldt ook voor vorderingen met betrekking tot schade die is ontstaan door vertraging bij het vervoer van lading, passagiers of hun bagage.
c. De bevoegdheid tot beperking van aansprakelijkheid geldt ook voor vorderingen met betrekking tot andere schade die is ontstaan door inbreuk op enig vermogensrecht dat niet voortvloeit uit een overeenkomst en die direct verband houdt met de exploitatie van het binnenschip of met hulpverleningswerkzaamheden.
d. De bevoegdheid tot beperking van aansprakelijkheid geldt ook voor vorderingen met betrekking tot het vlotbrengen, verwijderen, vernietigen of onschadelijk maken van een zee- of binnenschip dat is gezonken, schipbreuk heeft geleden, gestrand is, of verlaten is, inclusief alles wat aan boord van zo’n schip is of is geweest.
e. De bevoegdheid tot beperking van aansprakelijkheid geldt ook voor vorderingen met betrekking tot het verwijderen, vernietigen of onschadelijk maken van de lading van het binnenschip.
f. De bevoegdheid tot beperking van aansprakelijkheid geldt ook voor vorderingen van een persoon met betrekking tot genomen maatregelen om schade te voorkomen of te verminderen, waarvoor de aansprakelijke persoon zijn aansprakelijkheid op grond van deze titel zou kunnen beperken. Dit omvat ook vorderingen met betrekking tot verdere schade die is geleden als gevolg van dergelijke maatregelen. Het moet echter worden opgemerkt dat deze regeling niet van toepassing is op vorderingen van de aansprakelijke persoon zelf.
De aansprakelijkheid voor de vorderingen genoemd in het eerste lid kan worden beperkt, zelfs als deze vorderingen worden ingesteld bij wijze van verhaal of vrijwaring, ongeacht of dit voortvloeit uit een overeenkomst (art. 8:1062 lid 2 B.W.). Echter, de aansprakelijkheid voor vorderingen genoemd onder d, e of f in het eerste lid kan niet worden beperkt voor zover deze vorderingen betrekking hebben op een vergoeding die verschuldigd is op grond van een overeenkomst met de aansprakelijke persoon.
Van beperking uitgezonderde vorderingen
Deze titel is niet van toepassing op (art. 8:1063 lid 1 B.W.):
a. Vorderingen op basis van hulpverlening of bijdrage in avarij-grosse;
b. Vorderingen die vallen onder enig internationaal verdrag of enige wet die de beperking van aansprakelijkheid voor kernschade regelt of verbiedt, zijn uitgesloten van de mogelijkheid tot beperking van aansprakelijkheid zoals beschreven in deze titel;
c. Vorderingen tegen de exploitant van een nucleair binnenschip terzake van kernschade;
d. Vorderingen die voortvloeien uit arbeidsovereenkomsten die zijn ingediend door ondergeschikten of hun rechtverkrijgenden tegen de eigenaar of de hulpverlener, worden niet beperkt zoals beschreven in deze titel als de aansprakelijkheid van de eigenaar of de hulpverlener op grond van de toepasselijke wetgeving met betrekking tot de arbeidsovereenkomst niet wordt beperkt of slechts tot een hoger bedrag wordt beperkt dan op grond van deze titel het geval zou zijn.
Wanneer iemand die volgens deze titel gerechtigd is zijn aansprakelijkheid te beperken ook het recht heeft om tegen een schuldeiser een vordering in te dienen die voortvloeit uit hetzelfde voorval zullen de respectieve vorderingen met elkaar worden verrekend (art. 8:1063 lid 2 B.W.). De beperking van aansprakelijkheid wordt alleen toegepast op het eventueel overblijvende saldo na verrekening.
Geen beperking aansprakelijkheid bij opzet of roekeloosheid
Niemand is gerechtigd zijn aansprakelijkheid te beperken, indien bewezen is dat de schade is ontstaan door zijn eigen handeling of nalaten, geschied hetzij met het opzet die schade te veroorzaken, hetzij roekeloos en met de wetenschap dat die schade er waarschijnlijk uit zou voortvloeien (art. 8:1064 B.W.). Deze bepaling is gelijkluidend aan die in het zeerecht (art. 8:754 B.W.).
Bedrag van de beperkte aansprakelijkheid
Het bedrag waarmee de aansprakelijkheid uit hoofde van deze titel voor vorderingen die voortvloeien uit hetzelfde incident kan worden beperkt wordt berekend volgens maatstaven die zijn vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur (art. 8:1065 B.W.). Deze maatstaven kunnen variëren voor verschillende soorten schepen en voor hulpverleners. Bovendien kunnen voor de vorderingen zoals bedoeld in art. 8:1062 lid 1 B.W. verschillende fondsen worden ingesteld.
Beperking aansprakelijkheid naar aanleiding van één voorval
De beperking van aansprakelijkheid zoals vastgesteld volgens de algemene maatregel van bestuur genoemd in art. 8:1065 B.W. geldt voor alle vorderingen die voortkomen uit hetzelfde incident (art. 8:1066 lid 1 B.W.). Dit artikel geldt met uitzondering van de vorderingen zoals bedoeld in het tweede lid gericht tegen:
a. De persoon of personen zoals genoemd in het tweede lid van art. 8:1060 B.W., en ook elke persoon voor wiens handelingen, onachtzaamheid of nalatigheid deze personen in beginsel aansprakelijk zijn, of
b. De eigenaar van een binnenschip die vanaf dat schip hulp verleent, en de hulpverlener of hulpverleners die vanaf dat schip hun werkzaamheden verrichten, samen met elke persoon voor wiens handelingen, onachtzaamheid of nalatigheid deze personen in beginsel aansprakelijk zijn, of
c. De beperking van aansprakelijkheid geldt voor de hulpverleners aan een binnenschip die geen werk verrichten op een ander schip of alleen op het specifieke binnenschip waar ze hulp verlenen. Het geldt ook voor elke persoon die normaal gesproken aansprakelijk zou zijn voor de acties van deze hulpverleners.
De aansprakelijkheidsbeperking zoals vastgesteld in de algemene maatregel van bestuur genoemd in art. 8:1065 B.W. voor vorderingen met betrekking tot de dood of letsel van reizigers van een binnenschip geldt voor alle vorderingen die voortkomen uit hetzelfde incident en gericht zijn tegen de personen die in art. 8:1060 lid 2 B.W. worden genoemd als zijnde verbonden aan dat schip, en tegen elke persoon die in principe aansprakelijk is voor hun handelingen, onachtzaamheid of nalatigheid (art. 8:1066 lid 2 B.W.).
Auteur & Last edit
[MdV, 14-01-2022; laatste bewerking OP 8-04-2024]
Beperking aansprakelijkheid van eigenaren van binnenschepen (Titel 12, Hoofdstuk III, Boek 8 B.W.)
Zoeken binnen de kennisbank
Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!