Pagina inhoud

    Gevolgen WSNP (Afd. 2, Titel 3 Fw.)

    Inleiding gevolgen wettelijke schuldsanering natuurlijke personen

    In Afd. 2, Titel 3 Fw. is geregeld, welke rechtsgevolgen het toepasselijk verklaren van de wettelijke schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) heeft voor het vermogen van de schuldenaar (de “saniet”).

    Zodra de natuurlijk persoon wordt toegelaten tot de schuldsaneringsregeling verbindt de wet hier bepaalde rechtsgevolgen aan. Deze zijn vergelijkbaar met de gevolgen bij faillissement of surseance. Het effect van deze drie “insolventieprocedures” op het vermogen van de schuldenaar is namelijk te vergelijken met een algemeen beslag op alle goederen (en het inkomen!) van de schuldenaar. Dit beslag strekt tot voldoening van alle schuldeisers, ieder naar hun rang (zie de pagina Verhaalsrecht).

    Boedel van de schuldsaneringsregeling

    Allereerst benoemt de wet in art. 295 lid 1 Fw. het begrip boedel, dat van belang is voor de verdere lezing van de wet.  Zo wordt volgens de wet verstaan onder boedel: “de goederen van de schuldenaar ten tijde van de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling alsmede de goederen die hij tijdens de toepassing van die regeling verkrijgt”.

    Zodra de natuurlijk persoon wordt toegelaten tot de schuldsaneringsregeling dient al het inkomen dat hij verkrijgt uit loondienstverband, dan wel uit periodieke uitkeringen en diens vermogen ten gunste te komen van de boedel. Wat wel buiten de boedel wordt gelaten is een bedrag dat gelijk is aan de beslagvrije voet, conform art. 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (art. 295 lid 2 Fw.). Dit is tevens het bedrag waarvan de natuurlijk persoon wordt geacht rond te komen en waarmee alle lopende verplichtingen, zoals huur, dienen te worden voldaan.  De rechter-commissaris heeft de mogelijkheid om op verzoek van de natuurlijk persoon, de bewindvoerder, dan wel ambtshalve bij schriftelijke beschikking de beslagvrije voet te verhogen (art. 295 lid 3 Fw.).

    Naast de beslagvrije voet bepaalt art. 295 lid 4 onder a tot en met d Fw. dat ook de goederen die de natuurlijk persoon, anders dan om niet, verkrijgt uit een overeenkomst die tot stand is gekomen tijdens de lopende schuldsaneringsregeling mag behouden, mits met deze verkrijging de samenhangende prestatie van de natuurlijk persoon niet ten van de van de boedel komt (art. 295 lid 4 onder a Fw.), tenzij de waarde van het goed de waarde van de met de verkrijging samenhangende prestatie aanmerkelijk overtreft (art. 295 lid 5 Fw.).

    Daarnaast valt de inboedel van de natuurlijk persoon op grond van art. 295 lid 4 onder b Fw., voor zover deze niet bovenmatig is, buiten de boedel. Onder de inboedel wordt verstaan: “het geheel van tot huisraad en tot stoffering en meubilering van een woning dienende roerende zaken, met uitzondering van boekerijen en verzamelingen van voorwerpen van kunst, wetenschap of geschiedkundige aard” (art. 3:5 B.W.).

    Tot slot verwijst art. 295 lid 4 onder c en d Fw. naar art. 21, onder 1°, 3°, 4°, 5°, 6° en 7° Fw. die een opsomming geven van zaken, die buiten de boedel worden gelaten.

    Opsomming zaken die buiten de boedel blijven:

    Bevoegdheden natuurlijk persoon

    Zodra de natuurlijk persoon wordt toegelaten tot de schuldsaneringsregeling verliest de natuurlijk persoon van rechtswege de bevoegdheid om over de tot de boedel behorende goederen ter beschikking en ten aanzien van deze goederen feitelijke handelingen te verrichten of toe te laten (art. 296 lid 1 onder a en b Fw.). De rechter-commissaris kan op verzoek van de natuurlijke persoon, de bewindvoerder of ambtshalve bepalen dat de natuurlijk persoon over bepaalde goederen wel het beheer heeft (art. 296 lid 3 Fw.). Daarnaast is de natuurlijk persoon verplicht om alle goederen die tot de boedel behoren of verzoek van de bewindvoerder af te geven (art. 296 lid 2 Fw.).

    De natuurlijk persoon verliest niet al zijn rechten. Zo bepaalt art. 297 lid 1 Fw. dat de natuurlijk persoon zelfstandig bevoegd is tot het verrichten van rechtshandelingen.

    Echter heeft de natuurlijk persoon conform art. 297 lid 2 onder a tot en met c Fw.  wel toestemming nodig van de bewindvoerder bij:

    – het aangaan van een overeenkomst inzake een krediet;

    – een overeenkomst waarbij de natuurlijk persoon zich als borg of anderszins als medeschuldenaar verbindt, zich tot zekerheidstelling voor de schuld va een derde verbindt;

    – bij giften, met uitzondering van de gebruikelijke, mits niet bovenmatig.

    Indien de natuurlijk persoon deze rechtshandeling zonder toestemming van de bewindvoerder verricht, dan zijn deze vernietigbaar. Alleen de bewindvoerder kan deze vernietigingsgrond inroepen (art. 297 lid 3 Fw.).

    Gevolgen schuldsaneringsregeling voor schulden

    Op het moment dat de schuldsaneringsregeling is uitgesproken zal de bewindvoerder de schuldenpositie van de natuurlijk persoon in kaart gaan brengen. De schuldsaneringsregeling werkt niet ten aanzien van alle vorderingen. In art. 299 Fw. is bepaald welke vorderingen onder de werking van de schuldsaneringsregeling vallen.

    – vorderingen welke de natuurlijk persoon had op het moment dat de schuldsaneringsregeling is uitgesproken (art. 299 lid onder a Fw.);

    – vorderingen welke zijn ontstaan na de toepassing van de schuldsaneringsregeling, in verband met ontbinding of vernietiging van een overeenkomst welke door de natuurlijk persoon is gesloten overeenkomst vóór toepassing van de schuldsaneringsregeling (art. 299 lid onder b Fw.);

    – vorderingen welke strekken tot schadevergoeding inzake de tekortschieting in de nakoming van de natuurlijk persoon ten aanzien van een verbintenis welke vóór de toelating tot de schuldsaneringsregeling is overeengekomen (art. 299 lid onder c Fw.);

    – vorderingen welke na de toepassing van de schuldsaneringsregeling zijn ontstaan door de vervulling van een ontbindende voorwaarde welke voor toepassing van de schuldsaneringsregeling is overeengekomen (art. 299 lid onder d Fw.);

    – vorderingen welke niet zijn voldaan na de toepassing van de schuldsaneringsregeling en welke zijn ontstaan op grond van art. 10 van Boek 6 van het Burgerlijke Wetboek (art. 299 lid onder d Fw.).

    Staking van rechtsvervolging en aanmelding ter verificatie; beslagen vervallen

    Net als bij faillissement kunnen na uitspreken van de schuldsaneringsregeling kunnen rechtsvorderingen meer worden ingesteld met het doel om voldoening van een vordering uit de boedel te verkrijgen. Ook niet rechtstreeks bij de natuurlijk persoon. De schuldeisers zijn gelet hierop genoodzaakt hun vorderingen middels verificatie aan te melden bij de bewindvoerder en een afwachtende houding aan te nemen. Ook komen net als bij faillissement (art. 33 Fw.) alle beslagen te vervallen (art. 299 lid 2 Fw.).

    Separatisten

    De uitzonderingspositie die separatisten hebben bij faillissement, geldt ook bij de WSNP. De bewindvoerder kan hen een redelijke termijn gunnen om tot uitoefening van hun rechten over te gaan. Indien de pand- of hypotheekhouder het onderpand niet binnen de gestelde termijn heeft verkocht, kan de bewindvoerder de goederen opeisen en verkopen. De hypotheekhouder of pandhouder kan de opbrengst dan – op basis van zijn preferentie – weliswaar opeisen, maar moet meedelen in de boedelkosten.  Wordt de vordering van de pand- of hypotheekhouder niet volledig voldaan met de opbrengst van de verkoop, dan zal de bewindvoerder de restantvordering als concurrente vordering mee nemen in de schuldsaneringsregeling (art. 299 lid 3 Fw. jo. art. 57 tot en met 59 a Fw.). Zie de pagina Separatisten.

    De bewindvoerder kan geen misbruik van recht worden verweten, door de separatist een termijn voor de executie te stellen. Het systeem van de Faillissementswet gaat uit van openbare verkoop door de hypotheekhouder of pandhouder en de bewindvoerder of curator mag de separatist een termijn stellen om tot uitoefening van haar executierecht over te gaan. De bewindvoerder is niet verplicht mee te werken aan onderhandse verkoop op grond van de separatistenregeling. Vgl. Rb. Leeuwarden 19 december 2007 (Geenhuizen q.q/Bank of Scotland).

    In de zaak leidend tot het arrest HR 13 maart 2009 (ex-saniet/ING Bank) dacht de voormalige saniet een slaatje uit de schuldsaneringsregeling te kunnen slaan. De schuldenaar had ten tijde van het van toepassing worden van de WSNP een hypothecaire lening van de ING Bank op zijn woning. De bank had echter de executie niet ter hand genomen en de bewindvoerder had de bank niet op grond van art. 58 Fw. een termijn aangezegd om de executie ter hand te nemen, bij gebreke waarvan de bewindvoerder de woning zelf kon executeren. De saniet had tijdens de WSNP uit het vrijgelaten bedrag de hypotheekschuld voldaan, en verkreeg vervolgens een schone lei. Toen vorderde de ex-saniet de aan de bank betaalde hypotheektermijnen terug als onverschuldigd betaald. Hij redeneerde, dat de hypotheekschuld onder de WSNP was komen te vallen – en daarmee onder de schone lei – omdat de bank haar recht tot executie niet had uitgeoefend. Deze vordering werd in alle instanties afgewezen.

    Lees meer over HR 13 maart 2009 (ex-saniet/ING Bank)

    Studiefinanciering valt niet onder de WSNP

    Vorenstaande opsomming van vorderingen die vallen onder de werking van de schuldsaneringsregeling maakt duidelijk dat niet alle vorderingen opgelost kunnen worden middels een regeling. Art. 299a lid 1 Fw. jo. art. 6.8 van de Wet studiefinanciering 2000 bepaalt dat alleen achterstallige betalingen, die bestaan ten tijde van het uitspreken van de schuldsaneringsregeling en die betrekking hebben op studieschuld, meegenomen kunnen worden in de schuldsaneringsregeling. De studieschuld zelf kan niet mee in de regeling en de aflosfase zal gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling opgeschort worden (art. 299a lid 2 Fw. jo. art. 6.7 Wet studiefinanciering 2000 jo. art. 10a.4 Wet studiefinanciering 2000).

    Retentierecht

    Het uitspreken van een schuldsaneringsregeling betekent niet dat een schuldeiser zijn retentierecht op een zaak die in het bezit van de natuurlijk persoon is verliest. Zie ook de pagina Retentierecht in faillissement.

    Wel kan de bewindvoerder – net als de curator bij faillissement – de zaak terugbrengen door voldoening van de vordering waarvoor het retentierecht kan worden uitgeoefend. De betreffende schuldeiser kan de bewindvoerder een redelijk termijn stellen om tot voldoening van de vordering over te gaan. Op het moment dat de bewindvoerder de zaak niet tijdig heeft teruggebracht in de boedel, dan kan de schuldeisers de zaak verkopen conform de bepaling inzake parate executie als pandhouder, dan wel hypotheekhouder. De rechter-commissaris kan de termijn op verzoek van de bewindvoerder (meerdere malen) verlengen (art. 299b lid 1 tot en met 3 Fw.).

    Indien het om een registergoed gaat, dient de schuldeiser ter voorkoming van het verval van het recht op parate executie, binnen veertien dagen na het vestrijken van de termijn aan de bewindvoerder bij exploot kenbaar te maken dat hij tot executie over gaat en tevens dit exploot in de openbare registers doen inschrijven (art. 299b lid 4 Fw.). De bewindvoerder kan de schuldeisers een termijn stellen om tot uitvoering van het recht van parate executie over te gaan. Indien de schuldeisers de zaak niet binnen deze termijn heeft verkocht, dan kan de bewindvoerder de zaak opeisen. De opbrengst zal dan ten gunste van de schuldeiser komen met retentierecht (art. 299b lid 5 Fw.).

    Borgen

    De schuldsaneringsregeling heeft geen werking ten voordele van borgen of andere medeschuldenaren. Hierdoor zal een schuldeiser die een vordering heeft waarbij een ander natuurlijk persoon heeft meegetekend conform de hoofdelijke aansprakelijkheid 100% van deze vordering bij de medeschuldenaar kunnen verhalen (art. 300 Fw.).

    Beslaglegging en invorderingsmaatregelen tijdens de schuldsaneringsregeling

    Op het moment dat de natuurlijk persoon wordt toegelaten tot de schuldsaneringsregeling zijn invorderingsmaatregelen van schuldeisers niet toegestaan. Dit geldt ook voor de Belastingdienst, die niet langer haar recht tot invordering kan uitoefenen door beslag te leggen op vorderingen van de saniet op derden zoals door middel van loonbeslag (art. 301 lid 1 Fw. jo. art. 19 IW). Zie ook de pagina Invorderingswet. De inning wordt centraal geleid door de bewindvoerder vanuit de boedel.

    Zodra de natuurlijk persoon is toegelaten tot de schuldsaneringsregeling worden alle ten tijde van de uitspraak aangevangen executies van schuldeisers geschorst en vervallen alle gelegde beslagen met ingang van de dag waarop de schuldsaneringsregeling is toegepast. De bewindvoerder kan de bewaarder van de openbare registers verzoeken tot doorhaling van een beslaglegging (art. 301 lid 3 Fw.). Een beslag dat na toepassing van de schuldsaneringsregeling is komen te vervallen herleeft zodra de schuldsaneringsregeling eindigt, mits het goed waarop beslag ligt nog tot de boedel behoort (art. 301 lid 4 Fw.). Indien de inschrijving op verzoek van de bewindvoerder is doorgehaald in de openbare registers, vervalt herleving van het beslag indien deze herleving niet binnen veertien dagen is ingeschreven middels een exploot, waarbij eveneens een mededeling wordt gedaan aan de natuurlijk persoon (art. 301 lid 4 Fw.).

    Gijzeling

    Het uitspreken van een schuldsaneringsregeling heeft eveneens tot gevolg dat de natuurlijk persoon welke zich in gijzeling bevindt, daaruit van rechtswege ontslagen wordt, tenzij de gijzeling plaatsvindt op basis van een vordering welke niet onder de werking van de schuldsaneringsregeling valt (art. 302 Fw.).

    Wettelijke rente

    Nadat de schuldenaar is toegelaten tot de schuldsaneringsregeling is hij geen rente meer verschuldigd over de schulden (art. 303 lid 1 Fw.). Hier kan de rechtbank van afwijken indien de natuurlijk persoon rente is verschuldigd over een vordering waarvoor een hypotheek tot zekerheid strekt op een woning (art. 303 lid 3 Fw.). Echter indien een natuurlijk persoon gedurende een schuldsaneringsregeling failliet wordt verklaard, betekent dit dat de renteverplichting met terugwerkende kracht zal herleven. Dit is ook het geval indien de schuldsaneringsregeling wordt beëindigd, voordat de regeling tot een goed einde is gebracht (art. 303 lid 2 Fw. jo art. 313 lid 2 Fw, jo art. 350 lid 3 onder c tot en met g Fw.).

    Levering van gas, water, elektriciteit, of verwarming

    De leverancier van gas-, water., elektriciteit., of verwarming is bij de toepassing van een schuldsaneringsregeling niet bevoegd zijn verbintenis uit een overeenkomst jegens de natuurlijk persoon op te schorten, indien de natuurlijk persoon zijn verbintenis tot betaling niet is nagekomen in de periode voordat hij is toegelaten tot de schuldsaneringsregeling. De wet stelt dat een tekortkoming in de nakoming van de natuurlijk persoon die heeft plaatsgevonden voor de toelating tot de schuldsaneringsregeling, geen grond levert voor ontbinding van de overeenkomst (art. 304 lid en 2 Fw.). Van het vorenstaande kan alleen worden afgeweken indien de bewindvoerder hiermee wenst in te stemmen (art. 304 lid 3 Fw.).

    Huur

    De bewindvoerder, dan wel de natuurlijk persoon met een machtiging van de bewindvoerder, kan de huur van de natuurlijk persoon tussentijds eindigen, mits de opzegging geschiedt overeenkomstig de opzegtermijnen (art. 305 lid 1 Fw. jo art. 7:228 lid 2 B.W., art. 7:271 lid 2 B.W. en art. 7:293 lid 2 B.W.). Ook moet de gebruikelijke termijn in acht genomen worden. In de regel geldt dat een termijn van drie maanden voldoende moet zijn. Indien de natuurlijk persoon huurpenningen vooruit heeft betaald, dan kan de huur echter niet eerder worden opgezegd dan tegen de dag waarvoor reeds is betaald.

    Ten aanzien van de huurwoning van de natuurlijk persoon geldt dat een tekortkoming door de natuurlijk persoon inzake de nakoming van zijn financiële verplichting in de periode voorafgaand aan de schuldsaneringsregeling, geen grond oplevert voor opzegging of ontbinding van de huurovereenkomst. Indien door de verhuurder een vonnis tot ontruiming voorafgaand aan de schuldsaneringsregeling is verkregen wegens huurachterstand, dan wordt de tenuitvoerlegging van het vonnis opgeschort voor de duur van de schuldsaneringsregeling, mits de natuurlijk persoon stipt zijn lopende verplichtingen voldoet. Daarnaast wordt de huurovereenkomst voor de duur van de schuldsaneringsregeling verlengd (art. 305 lid 2 Fw.). De verhuurder heeft echter wel de bevoegdheid om de huur tussentijds te beëindigen indien de natuurlijk persoon zijn lopende verplichtingen niet nakomt tijdens de schuldsaneringsregeling (art. 305 lid 3 Fw.).

    Vorenstaande geldt ook wanneer de natuurlijk persoon een pachter is (art. 305 lid 4 Fw.).

    Betaling ten laste van niet tot de boedel behorende goederen

    Indien de natuurlijk persoon tijdens de schuldsaneringsregeling een betaling doet ten laste van niet tot de boedel behorende goederen, in mindering op vorderingen die vallen in de regeling, dan is deze betaling nietig.

    Verrekening van vorderingen

    Indien een schuldeiser tevens ook schuldenaar is ten opzichte van de natuurlijk persoon van wie de schuldsaneringsregeling is uitgesproken, kan diegene de schuld met zijn vordering verrekenen indien zowel de schuld als de vordering zijn ontstaan voordat de schuldsaneringsregeling is uitgesproken (art. 307 lid 1 en 2 Fw. jo. Art. 53 lid 2 en 3 Fw.). Zie ook de pagina Verrekening in faillissement.

    Betaling ten laste van de boedel

    Indien de natuurlijk persoon een betaling verricht anders dan ten laste van de boedel, wordt dit niet toegerekend op een vordering ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt (art. 308 Fw.).

    Betaling niet tot de boedel behorende vorderingen

    De bewindvoerder of de natuurlijk persoon kunnen de rechter-commissaris verzoeken om bij schriftelijke beschikking te bepalen, dat betaling op niet tot de boedel behorende vorderingen van de natuurlijk persoon tot betaling van een geldsom, moet geschieden aan de bewindvoerder. Deze bevoegdheid kan de rechter-commissaris ook ambtshalve verrichten.  De rechter-commissaris kan eveneens bepalen over welke periode dit gaat en ten aanzien van welke vorderingen. De bewindvoerder dient de schuldenaren die het betreft schriftelijk op de hoogte brengen. Deze gelden behoren niet tot de boedel en de bewindvoerder dient hieromtrent een afzonderlijke administraties bij te houden (art. 310 lid 1 tot en met 4 Fw.).

    Voortzetting onderneming

    In principe geldt dat een natuurlijk persoon dat wordt toegelaten tot de schuldsaneringsregeling zijn onderneming dient te beëindigen. De rechter-commissaris kan echter op verzoek van de bewindvoerder, dan wel de natuurlijk persoon, dan wel ambtshalve bepalen dat de natuurlijk persoon gedurende een in een beschikking vast te stellen periode bevoegd is ten behoeve van de boedel de uitoefening van zijn onderneming (zelfstandig beroep of bedrijf) voort te zetten. Deze periode kan de rechter-commissaris telkens verlengen en opschortende voorwaarden aan verbinden. Voornoemde beschikking heeft tot gevolg dat de natuurlijk persoon bevoegd is alle handelingen te verrichten waartoe de bewindvoerder toestemming heeft gegevens en die voor de uitoefening van de onderneming noodzakelijk zijn. Vorderingen die voortvloeien uit de voortzetting van de onderneming, waaronder ook begrepen huurpenningen zijn boedelschulden (art. 311 lid 1 tot en met 3 Fw.).

    Faillietverklaring gedurende schuldsaneringsregeling

    De natuurlijk persoon kan gedurende een schuldsaneringsregeling failliet verklaard worden op grond van vorderingen die niet onder de werking van de schuldsaneringsregeling vallen. Door een dergelijke faillietverklaring eindigt de schuldsaneringsregeling van rechtswege. Dit zal eveneens door de curator in de Nederlandse Staatscourant (art. 312 lid 1 en 2 Fw. jo art. 14 lid 3 Fw.) gepubliceerd worden. Mocht tegen de faillietverklaring verzet, hoger beroep of cassatie worden aangetekend en wordt hiermee de faillietverklaring vernietigd, dan zal de schuldsaneringsregeling van rechtswege herleven (art. 312 lid 3 Fw.).

    Auteur & Last edit

    [AB, 16-10-2018; laatste bewerking MdV 3-12-2021]

    Gevolgen WSNP (Afd. 2, Titel 3 Fw.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      Gevolgen WSNP (Afd. 2, Titel 3 Fw.)

      Inleiding gevolgen wettelijke schuldsanering natuurlijke personen

      In Afd. 2, Titel 3 Fw. is geregeld, welke rechtsgevolgen het toepasselijk verklaren van de wettelijke schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) heeft voor het vermogen van de schuldenaar (de “saniet”).

      Zodra de natuurlijk persoon wordt toegelaten tot de schuldsaneringsregeling verbindt de wet hier bepaalde rechtsgevolgen aan. Deze zijn vergelijkbaar met de gevolgen bij faillissement of surseance. Het effect van deze drie “insolventieprocedures” op het vermogen van de schuldenaar is namelijk te vergelijken met een algemeen beslag op alle goederen (en het inkomen!) van de schuldenaar. Dit beslag strekt tot voldoening van alle schuldeisers, ieder naar hun rang (zie de pagina Verhaalsrecht).

      Boedel van de schuldsaneringsregeling

      Allereerst benoemt de wet in art. 295 lid 1 Fw. het begrip boedel, dat van belang is voor de verdere lezing van de wet.  Zo wordt volgens de wet verstaan onder boedel: “de goederen van de schuldenaar ten tijde van de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling alsmede de goederen die hij tijdens de toepassing van die regeling verkrijgt”.

      Zodra de natuurlijk persoon wordt toegelaten tot de schuldsaneringsregeling dient al het inkomen dat hij verkrijgt uit loondienstverband, dan wel uit periodieke uitkeringen en diens vermogen ten gunste te komen van de boedel. Wat wel buiten de boedel wordt gelaten is een bedrag dat gelijk is aan de beslagvrije voet, conform art. 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (art. 295 lid 2 Fw.). Dit is tevens het bedrag waarvan de natuurlijk persoon wordt geacht rond te komen en waarmee alle lopende verplichtingen, zoals huur, dienen te worden voldaan.  De rechter-commissaris heeft de mogelijkheid om op verzoek van de natuurlijk persoon, de bewindvoerder, dan wel ambtshalve bij schriftelijke beschikking de beslagvrije voet te verhogen (art. 295 lid 3 Fw.).

      Naast de beslagvrije voet bepaalt art. 295 lid 4 onder a tot en met d Fw. dat ook de goederen die de natuurlijk persoon, anders dan om niet, verkrijgt uit een overeenkomst die tot stand is gekomen tijdens de lopende schuldsaneringsregeling mag behouden, mits met deze verkrijging de samenhangende prestatie van de natuurlijk persoon niet ten van de van de boedel komt (art. 295 lid 4 onder a Fw.), tenzij de waarde van het goed de waarde van de met de verkrijging samenhangende prestatie aanmerkelijk overtreft (art. 295 lid 5 Fw.).

      Daarnaast valt de inboedel van de natuurlijk persoon op grond van art. 295 lid 4 onder b Fw., voor zover deze niet bovenmatig is, buiten de boedel. Onder de inboedel wordt verstaan: “het geheel van tot huisraad en tot stoffering en meubilering van een woning dienende roerende zaken, met uitzondering van boekerijen en verzamelingen van voorwerpen van kunst, wetenschap of geschiedkundige aard” (art. 3:5 B.W.).

      Tot slot verwijst art. 295 lid 4 onder c en d Fw. naar art. 21, onder 1°, 3°, 4°, 5°, 6° en 7° Fw. die een opsomming geven van zaken, die buiten de boedel worden gelaten.

      Opsomming zaken die buiten de boedel blijven:

      Bevoegdheden natuurlijk persoon

      Zodra de natuurlijk persoon wordt toegelaten tot de schuldsaneringsregeling verliest de natuurlijk persoon van rechtswege de bevoegdheid om over de tot de boedel behorende goederen ter beschikking en ten aanzien van deze goederen feitelijke handelingen te verrichten of toe te laten (art. 296 lid 1 onder a en b Fw.). De rechter-commissaris kan op verzoek van de natuurlijke persoon, de bewindvoerder of ambtshalve bepalen dat de natuurlijk persoon over bepaalde goederen wel het beheer heeft (art. 296 lid 3 Fw.). Daarnaast is de natuurlijk persoon verplicht om alle goederen die tot de boedel behoren of verzoek van de bewindvoerder af te geven (art. 296 lid 2 Fw.).

      De natuurlijk persoon verliest niet al zijn rechten. Zo bepaalt art. 297 lid 1 Fw. dat de natuurlijk persoon zelfstandig bevoegd is tot het verrichten van rechtshandelingen.

      Echter heeft de natuurlijk persoon conform art. 297 lid 2 onder a tot en met c Fw.  wel toestemming nodig van de bewindvoerder bij:

      – het aangaan van een overeenkomst inzake een krediet;

      – een overeenkomst waarbij de natuurlijk persoon zich als borg of anderszins als medeschuldenaar verbindt, zich tot zekerheidstelling voor de schuld va een derde verbindt;

      – bij giften, met uitzondering van de gebruikelijke, mits niet bovenmatig.

      Indien de natuurlijk persoon deze rechtshandeling zonder toestemming van de bewindvoerder verricht, dan zijn deze vernietigbaar. Alleen de bewindvoerder kan deze vernietigingsgrond inroepen (art. 297 lid 3 Fw.).

      Gevolgen schuldsaneringsregeling voor schulden

      Op het moment dat de schuldsaneringsregeling is uitgesproken zal de bewindvoerder de schuldenpositie van de natuurlijk persoon in kaart gaan brengen. De schuldsaneringsregeling werkt niet ten aanzien van alle vorderingen. In art. 299 Fw. is bepaald welke vorderingen onder de werking van de schuldsaneringsregeling vallen.

      – vorderingen welke de natuurlijk persoon had op het moment dat de schuldsaneringsregeling is uitgesproken (art. 299 lid onder a Fw.);

      – vorderingen welke zijn ontstaan na de toepassing van de schuldsaneringsregeling, in verband met ontbinding of vernietiging van een overeenkomst welke door de natuurlijk persoon is gesloten overeenkomst vóór toepassing van de schuldsaneringsregeling (art. 299 lid onder b Fw.);

      – vorderingen welke strekken tot schadevergoeding inzake de tekortschieting in de nakoming van de natuurlijk persoon ten aanzien van een verbintenis welke vóór de toelating tot de schuldsaneringsregeling is overeengekomen (art. 299 lid onder c Fw.);

      – vorderingen welke na de toepassing van de schuldsaneringsregeling zijn ontstaan door de vervulling van een ontbindende voorwaarde welke voor toepassing van de schuldsaneringsregeling is overeengekomen (art. 299 lid onder d Fw.);

      – vorderingen welke niet zijn voldaan na de toepassing van de schuldsaneringsregeling en welke zijn ontstaan op grond van art. 10 van Boek 6 van het Burgerlijke Wetboek (art. 299 lid onder d Fw.).

      Staking van rechtsvervolging en aanmelding ter verificatie; beslagen vervallen

      Net als bij faillissement kunnen na uitspreken van de schuldsaneringsregeling kunnen rechtsvorderingen meer worden ingesteld met het doel om voldoening van een vordering uit de boedel te verkrijgen. Ook niet rechtstreeks bij de natuurlijk persoon. De schuldeisers zijn gelet hierop genoodzaakt hun vorderingen middels verificatie aan te melden bij de bewindvoerder en een afwachtende houding aan te nemen. Ook komen net als bij faillissement (art. 33 Fw.) alle beslagen te vervallen (art. 299 lid 2 Fw.).

      Separatisten

      De uitzonderingspositie die separatisten hebben bij faillissement, geldt ook bij de WSNP. De bewindvoerder kan hen een redelijke termijn gunnen om tot uitoefening van hun rechten over te gaan. Indien de pand- of hypotheekhouder het onderpand niet binnen de gestelde termijn heeft verkocht, kan de bewindvoerder de goederen opeisen en verkopen. De hypotheekhouder of pandhouder kan de opbrengst dan – op basis van zijn preferentie – weliswaar opeisen, maar moet meedelen in de boedelkosten.  Wordt de vordering van de pand- of hypotheekhouder niet volledig voldaan met de opbrengst van de verkoop, dan zal de bewindvoerder de restantvordering als concurrente vordering mee nemen in de schuldsaneringsregeling (art. 299 lid 3 Fw. jo. art. 57 tot en met 59 a Fw.). Zie de pagina Separatisten.

      De bewindvoerder kan geen misbruik van recht worden verweten, door de separatist een termijn voor de executie te stellen. Het systeem van de Faillissementswet gaat uit van openbare verkoop door de hypotheekhouder of pandhouder en de bewindvoerder of curator mag de separatist een termijn stellen om tot uitoefening van haar executierecht over te gaan. De bewindvoerder is niet verplicht mee te werken aan onderhandse verkoop op grond van de separatistenregeling. Vgl. Rb. Leeuwarden 19 december 2007 (Geenhuizen q.q/Bank of Scotland).

      In de zaak leidend tot het arrest HR 13 maart 2009 (ex-saniet/ING Bank) dacht de voormalige saniet een slaatje uit de schuldsaneringsregeling te kunnen slaan. De schuldenaar had ten tijde van het van toepassing worden van de WSNP een hypothecaire lening van de ING Bank op zijn woning. De bank had echter de executie niet ter hand genomen en de bewindvoerder had de bank niet op grond van art. 58 Fw. een termijn aangezegd om de executie ter hand te nemen, bij gebreke waarvan de bewindvoerder de woning zelf kon executeren. De saniet had tijdens de WSNP uit het vrijgelaten bedrag de hypotheekschuld voldaan, en verkreeg vervolgens een schone lei. Toen vorderde de ex-saniet de aan de bank betaalde hypotheektermijnen terug als onverschuldigd betaald. Hij redeneerde, dat de hypotheekschuld onder de WSNP was komen te vallen – en daarmee onder de schone lei – omdat de bank haar recht tot executie niet had uitgeoefend. Deze vordering werd in alle instanties afgewezen.

      Lees meer over HR 13 maart 2009 (ex-saniet/ING Bank)

      Studiefinanciering valt niet onder de WSNP

      Vorenstaande opsomming van vorderingen die vallen onder de werking van de schuldsaneringsregeling maakt duidelijk dat niet alle vorderingen opgelost kunnen worden middels een regeling. Art. 299a lid 1 Fw. jo. art. 6.8 van de Wet studiefinanciering 2000 bepaalt dat alleen achterstallige betalingen, die bestaan ten tijde van het uitspreken van de schuldsaneringsregeling en die betrekking hebben op studieschuld, meegenomen kunnen worden in de schuldsaneringsregeling. De studieschuld zelf kan niet mee in de regeling en de aflosfase zal gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling opgeschort worden (art. 299a lid 2 Fw. jo. art. 6.7 Wet studiefinanciering 2000 jo. art. 10a.4 Wet studiefinanciering 2000).

      Retentierecht

      Het uitspreken van een schuldsaneringsregeling betekent niet dat een schuldeiser zijn retentierecht op een zaak die in het bezit van de natuurlijk persoon is verliest. Zie ook de pagina Retentierecht in faillissement.

      Wel kan de bewindvoerder – net als de curator bij faillissement – de zaak terugbrengen door voldoening van de vordering waarvoor het retentierecht kan worden uitgeoefend. De betreffende schuldeiser kan de bewindvoerder een redelijk termijn stellen om tot voldoening van de vordering over te gaan. Op het moment dat de bewindvoerder de zaak niet tijdig heeft teruggebracht in de boedel, dan kan de schuldeisers de zaak verkopen conform de bepaling inzake parate executie als pandhouder, dan wel hypotheekhouder. De rechter-commissaris kan de termijn op verzoek van de bewindvoerder (meerdere malen) verlengen (art. 299b lid 1 tot en met 3 Fw.).

      Indien het om een registergoed gaat, dient de schuldeiser ter voorkoming van het verval van het recht op parate executie, binnen veertien dagen na het vestrijken van de termijn aan de bewindvoerder bij exploot kenbaar te maken dat hij tot executie over gaat en tevens dit exploot in de openbare registers doen inschrijven (art. 299b lid 4 Fw.). De bewindvoerder kan de schuldeisers een termijn stellen om tot uitvoering van het recht van parate executie over te gaan. Indien de schuldeisers de zaak niet binnen deze termijn heeft verkocht, dan kan de bewindvoerder de zaak opeisen. De opbrengst zal dan ten gunste van de schuldeiser komen met retentierecht (art. 299b lid 5 Fw.).

      Borgen

      De schuldsaneringsregeling heeft geen werking ten voordele van borgen of andere medeschuldenaren. Hierdoor zal een schuldeiser die een vordering heeft waarbij een ander natuurlijk persoon heeft meegetekend conform de hoofdelijke aansprakelijkheid 100% van deze vordering bij de medeschuldenaar kunnen verhalen (art. 300 Fw.).

      Beslaglegging en invorderingsmaatregelen tijdens de schuldsaneringsregeling

      Op het moment dat de natuurlijk persoon wordt toegelaten tot de schuldsaneringsregeling zijn invorderingsmaatregelen van schuldeisers niet toegestaan. Dit geldt ook voor de Belastingdienst, die niet langer haar recht tot invordering kan uitoefenen door beslag te leggen op vorderingen van de saniet op derden zoals door middel van loonbeslag (art. 301 lid 1 Fw. jo. art. 19 IW). Zie ook de pagina Invorderingswet. De inning wordt centraal geleid door de bewindvoerder vanuit de boedel.

      Zodra de natuurlijk persoon is toegelaten tot de schuldsaneringsregeling worden alle ten tijde van de uitspraak aangevangen executies van schuldeisers geschorst en vervallen alle gelegde beslagen met ingang van de dag waarop de schuldsaneringsregeling is toegepast. De bewindvoerder kan de bewaarder van de openbare registers verzoeken tot doorhaling van een beslaglegging (art. 301 lid 3 Fw.). Een beslag dat na toepassing van de schuldsaneringsregeling is komen te vervallen herleeft zodra de schuldsaneringsregeling eindigt, mits het goed waarop beslag ligt nog tot de boedel behoort (art. 301 lid 4 Fw.). Indien de inschrijving op verzoek van de bewindvoerder is doorgehaald in de openbare registers, vervalt herleving van het beslag indien deze herleving niet binnen veertien dagen is ingeschreven middels een exploot, waarbij eveneens een mededeling wordt gedaan aan de natuurlijk persoon (art. 301 lid 4 Fw.).

      Gijzeling

      Het uitspreken van een schuldsaneringsregeling heeft eveneens tot gevolg dat de natuurlijk persoon welke zich in gijzeling bevindt, daaruit van rechtswege ontslagen wordt, tenzij de gijzeling plaatsvindt op basis van een vordering welke niet onder de werking van de schuldsaneringsregeling valt (art. 302 Fw.).

      Wettelijke rente

      Nadat de schuldenaar is toegelaten tot de schuldsaneringsregeling is hij geen rente meer verschuldigd over de schulden (art. 303 lid 1 Fw.). Hier kan de rechtbank van afwijken indien de natuurlijk persoon rente is verschuldigd over een vordering waarvoor een hypotheek tot zekerheid strekt op een woning (art. 303 lid 3 Fw.). Echter indien een natuurlijk persoon gedurende een schuldsaneringsregeling failliet wordt verklaard, betekent dit dat de renteverplichting met terugwerkende kracht zal herleven. Dit is ook het geval indien de schuldsaneringsregeling wordt beëindigd, voordat de regeling tot een goed einde is gebracht (art. 303 lid 2 Fw. jo art. 313 lid 2 Fw, jo art. 350 lid 3 onder c tot en met g Fw.).

      Levering van gas, water, elektriciteit, of verwarming

      De leverancier van gas-, water., elektriciteit., of verwarming is bij de toepassing van een schuldsaneringsregeling niet bevoegd zijn verbintenis uit een overeenkomst jegens de natuurlijk persoon op te schorten, indien de natuurlijk persoon zijn verbintenis tot betaling niet is nagekomen in de periode voordat hij is toegelaten tot de schuldsaneringsregeling. De wet stelt dat een tekortkoming in de nakoming van de natuurlijk persoon die heeft plaatsgevonden voor de toelating tot de schuldsaneringsregeling, geen grond levert voor ontbinding van de overeenkomst (art. 304 lid en 2 Fw.). Van het vorenstaande kan alleen worden afgeweken indien de bewindvoerder hiermee wenst in te stemmen (art. 304 lid 3 Fw.).

      Huur

      De bewindvoerder, dan wel de natuurlijk persoon met een machtiging van de bewindvoerder, kan de huur van de natuurlijk persoon tussentijds eindigen, mits de opzegging geschiedt overeenkomstig de opzegtermijnen (art. 305 lid 1 Fw. jo art. 7:228 lid 2 B.W., art. 7:271 lid 2 B.W. en art. 7:293 lid 2 B.W.). Ook moet de gebruikelijke termijn in acht genomen worden. In de regel geldt dat een termijn van drie maanden voldoende moet zijn. Indien de natuurlijk persoon huurpenningen vooruit heeft betaald, dan kan de huur echter niet eerder worden opgezegd dan tegen de dag waarvoor reeds is betaald.

      Ten aanzien van de huurwoning van de natuurlijk persoon geldt dat een tekortkoming door de natuurlijk persoon inzake de nakoming van zijn financiële verplichting in de periode voorafgaand aan de schuldsaneringsregeling, geen grond oplevert voor opzegging of ontbinding van de huurovereenkomst. Indien door de verhuurder een vonnis tot ontruiming voorafgaand aan de schuldsaneringsregeling is verkregen wegens huurachterstand, dan wordt de tenuitvoerlegging van het vonnis opgeschort voor de duur van de schuldsaneringsregeling, mits de natuurlijk persoon stipt zijn lopende verplichtingen voldoet. Daarnaast wordt de huurovereenkomst voor de duur van de schuldsaneringsregeling verlengd (art. 305 lid 2 Fw.). De verhuurder heeft echter wel de bevoegdheid om de huur tussentijds te beëindigen indien de natuurlijk persoon zijn lopende verplichtingen niet nakomt tijdens de schuldsaneringsregeling (art. 305 lid 3 Fw.).

      Vorenstaande geldt ook wanneer de natuurlijk persoon een pachter is (art. 305 lid 4 Fw.).

      Betaling ten laste van niet tot de boedel behorende goederen

      Indien de natuurlijk persoon tijdens de schuldsaneringsregeling een betaling doet ten laste van niet tot de boedel behorende goederen, in mindering op vorderingen die vallen in de regeling, dan is deze betaling nietig.

      Verrekening van vorderingen

      Indien een schuldeiser tevens ook schuldenaar is ten opzichte van de natuurlijk persoon van wie de schuldsaneringsregeling is uitgesproken, kan diegene de schuld met zijn vordering verrekenen indien zowel de schuld als de vordering zijn ontstaan voordat de schuldsaneringsregeling is uitgesproken (art. 307 lid 1 en 2 Fw. jo. Art. 53 lid 2 en 3 Fw.). Zie ook de pagina Verrekening in faillissement.

      Betaling ten laste van de boedel

      Indien de natuurlijk persoon een betaling verricht anders dan ten laste van de boedel, wordt dit niet toegerekend op een vordering ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt (art. 308 Fw.).

      Betaling niet tot de boedel behorende vorderingen

      De bewindvoerder of de natuurlijk persoon kunnen de rechter-commissaris verzoeken om bij schriftelijke beschikking te bepalen, dat betaling op niet tot de boedel behorende vorderingen van de natuurlijk persoon tot betaling van een geldsom, moet geschieden aan de bewindvoerder. Deze bevoegdheid kan de rechter-commissaris ook ambtshalve verrichten.  De rechter-commissaris kan eveneens bepalen over welke periode dit gaat en ten aanzien van welke vorderingen. De bewindvoerder dient de schuldenaren die het betreft schriftelijk op de hoogte brengen. Deze gelden behoren niet tot de boedel en de bewindvoerder dient hieromtrent een afzonderlijke administraties bij te houden (art. 310 lid 1 tot en met 4 Fw.).

      Voortzetting onderneming

      In principe geldt dat een natuurlijk persoon dat wordt toegelaten tot de schuldsaneringsregeling zijn onderneming dient te beëindigen. De rechter-commissaris kan echter op verzoek van de bewindvoerder, dan wel de natuurlijk persoon, dan wel ambtshalve bepalen dat de natuurlijk persoon gedurende een in een beschikking vast te stellen periode bevoegd is ten behoeve van de boedel de uitoefening van zijn onderneming (zelfstandig beroep of bedrijf) voort te zetten. Deze periode kan de rechter-commissaris telkens verlengen en opschortende voorwaarden aan verbinden. Voornoemde beschikking heeft tot gevolg dat de natuurlijk persoon bevoegd is alle handelingen te verrichten waartoe de bewindvoerder toestemming heeft gegevens en die voor de uitoefening van de onderneming noodzakelijk zijn. Vorderingen die voortvloeien uit de voortzetting van de onderneming, waaronder ook begrepen huurpenningen zijn boedelschulden (art. 311 lid 1 tot en met 3 Fw.).

      Faillietverklaring gedurende schuldsaneringsregeling

      De natuurlijk persoon kan gedurende een schuldsaneringsregeling failliet verklaard worden op grond van vorderingen die niet onder de werking van de schuldsaneringsregeling vallen. Door een dergelijke faillietverklaring eindigt de schuldsaneringsregeling van rechtswege. Dit zal eveneens door de curator in de Nederlandse Staatscourant (art. 312 lid 1 en 2 Fw. jo art. 14 lid 3 Fw.) gepubliceerd worden. Mocht tegen de faillietverklaring verzet, hoger beroep of cassatie worden aangetekend en wordt hiermee de faillietverklaring vernietigd, dan zal de schuldsaneringsregeling van rechtswege herleven (art. 312 lid 3 Fw.).

      Auteur & Last edit

      [AB, 16-10-2018; laatste bewerking MdV 3-12-2021]

      Gevolgen WSNP (Afd. 2, Titel 3 Fw.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!