Pagina inhoud

    Nakoming van verbintenissen (Afd. 6, Titel 1, Boek 6 B.W.)

    Inleiding nakoming van verbintenissen

    In Afd. 6, Titel 1, Boek 6 B.W. vinden we een uitwerking, hoe verschillende soorten verbintenissen moeten nagekomen. De regeling is wat uitvoeriger, en omvat 25 artikelen (art. 6:27 B.W. tot en met art. 6:51 B.W.).

    Individueel bepaalde zaak of soortzaak

    Als iemand een individueel bepaalde zaak moet leveren, moet hij dat met de nodige zorgvuldigheid doen (art. 6:27 B.W.). Moet iemand een soortzaak leveren, mag de kwaliteit niet beneden gemiddeld zijn (art. 6:28 B.W.). De marktkoopman mag dus niet – als je van de uitgestalde prachtige appels een kilootje wilt hebben – uit een doos onder de stal een paar ondermaatse half rotte appelen gauw in een papieren zak stoppen.

    Nakoming ineens, niet in gedeelten

    De schuldenaar moet ineens nakomen, niet in gedeelten. Tenzij de schuldeiser daarmee instemt (art. 6:29 B.W.). Dit principe zien we terug komen bij de regeling inzake verbintenissen tot betaling van een geldsom.

    Nakoming door een derde

    Het is in beginsel toegestaan, dat een ander dan de schuldenaar nakomt. Tenzij de aard van de verbintenis zich daartegen verzet, of uiteraard de gemaakte afspraken (art. 6:30 lid 1 B.W.). Als de prestatie een persoonsgebonden karakter heeft, dan zal de aard ervan zich ertegen verzetten.

    De schuldeiser mag de prestatie van de derde weigeren – hij komt dan niet in verzuim – maar wel alleen als de schuldenaar daarmee instemt (art. 6:30 lid 2 B.W.). Zie ook de pagina Schuldeisersverzuim en de pagina Onverschuldigde betaling.

    Nakoming jegens een onbekwame

    Nakoming aan een onbekwame is bevrijdend, voor zover het betaalde de onbekwame tot werkelijk voordeel heeft gestrekt (art. 6:31 B.W.). Of wanneer de nagekomen prestatie in de macht is gekomen van diens wettelijke vertegenwoordiger.

    Nakoming aan een ander dan de schuldeiser

    Ook wanneer jegens een ander dan de schuldeiser wordt nagekomen, kan dit bevrijdend zijn. Hetzij wanneer de schuldeiser ermee instemt (bekrachtigt), of wanneer hij daardoor is gebaat (art. 6:32 B.W.). Dit laatste is uiteraard wel wat curieus, want als mijn debiteur betaalt aan mijn schuldeiser, dan ben ik daar – vermogenstechnisch bezien – weliswaar mee gebaat, maar dan wordt (het tijdstip van) de voldoening aan mijn schuldeiser bepaald door mijn debiteur.

    In de zaak Rb. Utrecht 14 mei 2008 (Rabobank/BOAS) beroept BOAS, de debiteur van een verpande vordering, zich op deze bepaling, stellende dat zij op grond daarvan ten behoeve van de pandgever (haar schuldeiser Weller & Verhoef) aan (een andere) schuldeiser van de pandgever dan de pandhouder had betaald. De rechtbank wijst (in r.o. 4.16) deze stelling van de hand. Niet was gebleken, dat de pandgever deze betaling had bekrachtigd, en doordat de betaling niet in het vermogen van Weller & Verhoef was beland, was zij daardoor niet gebaat.

    Gevolgen van betaling als betalen niet vrij stond

    Wordt er betaald in weerwil van een beslag, een zekerheidsrecht of aan een onder bewind gesteld persoon o.i.d., dan verkrijgt de schuldenaar die is nagekomen en nogmaals moet betalen een vorderingsrecht op degeen aan wie is betaald (art. 6:33 B.W.). Of dat soelaas zal bieden, valt uiteraard te bezien.

    Wanneer hij echter te goeder trouw meende aan een bevoegde te betalen, dan is de betaling bevrijdend (art. 6:34 lid 1 B.W.). Verliest de schuldeiser zijn aanspraak op de betaling, terwijl al betaald is, dan kan de schuldenaar zich erop beroepen dat er bevrijdend betaald is. Uiteraard tenzij hij dit kon zien aankomen (art. 6:34 lid 2 B.W.).

    Het bovenstaande geldt – zowel voor de derde als voor de schuldenaar – wanneer er door een derde is betaald en aan de bovenstaande voorwaarden is voldaan (art. 6:35 B.W.).

    De ware gerechtigde kan ook zelf aankloppen bij degeen, die de betaling ten onrechte heeft ontvangen (art. 6:36 B.W.).

    Opschorting bij twijfel

    Wanneer niet duidelijk is, aan wie betaald moet worden, dan mag de schuldenaar de betaling opschorten (totdat er wel duidelijkheid is) (art. 6:37 B.W.). Een schuldenaar, die wordt aangesproken tot betaling aan een aannemer, en die het risico kan lopen aansprakelijk te zijn uit hoofde van ketenaansprakelijkheid, kan betaling van het zgn. “G-gedeelte” opschorten. In faillissement kan de curator de belastingdienst vragen vast te stellen (door een boekenonderzoek), wat moet worden afgedragen aan de G-rekening, en wat kan worden betaald aan de boedel. Aldus kan een dergelijke opschorting worden voorkomen (of opgelost).

    Tijdstip van nakomen

    Als er geen tijdstip is afgesproken, kan de prestatie “terstond” worden gevraagd (art. 6:38 B.W.). Ook kan terstond worden nagekomen.

    Is er wel een tijdstip afgesproken dan geldt, dat de vordering pas opeisbaar is vanaf dat tijdstip. Nakoming kan voordien niet worden gevorderd, maar de schuldenaar mag wel eerder nakomen (art. 6:39 B.W.).

    De schuldenaar kan de tijdsbepaling niet meer inroepen (art. 6:40 B.W.):

    a. wanneer hij in staat van faillissement is verklaard of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard;

    b. wanneer hij in gebreke blijft de door hem toegezegde zekerheid te verschaffen;

    c. wanneer door een aan hem toe te rekenen oorzaak de voor de vordering gestelde zekerheid verminderd is, tenzij het overgeblevene nog een voldoende waarborg voor de voldoening oplevert.

    Plaats van nakoming

    Wanneer niet is afgesproken, waar moet worden geleverd, geldt voor de aflevering van een verschuldigde zaak (art. 6:41 B.W.):

    a. in geval van een individueel bepaalde zaak: ter plaatse waar zij zich bij het ontstaan van de verbintenis bevond;

    b. in geval van een naar de soort bepaalde zaak: ter plaatse waar de schuldenaar zijn beroep of bedrijf uitoefent of (voor particulieren) zijn woonplaats heeft. Zie ook de pagina Woonplaats.

    Aflevering zaak door onbevoegde

    Levert de schuldenaar een zaak waarover hij niet mocht beschikken, dan kan hij vorderen dat de zaak aan de beschikkingsbevoegde wordt afgegeven mits hij meteen een vervangende zaak levert (art. 6:41 B.W.). Je vraagt je af hoe je een dergelijke situatie voor elkaar krijgt, en waarom de wetgever daar een bepaling aan moet wijden.

    Betaling geldsom: imputatie

    De schuldenaar mag bij betaling bepalen, aan welke vordering een betaling wordt toegewezen (art. 6:43 lid 1 B.W.). Bij betaling van fiscale vorderingen mag de belastingplichtige overigens aanwijzen, op welke vordering moet worden afgeboekt. Dat kan handig zijn bij te late melding betalingsonmacht.

    Wijst de schuldenaar niks aan, dan geldt: eerst de opeisbare, als er meerdere opeisbare zijn, op de meest bezwarende, en anders de oudste en anders naar evenredigheid (art. 6:43 lid 2 B.W.). Als je zelf aanwijst welke schuld je wilt voldoen kom je niet aan de wettelijke imputatieregels toe.

    In HR 24 juni 2022 (Portaal/huurder) heeft de Hoge Raad zich uitgelaten over imputatie en verrekening. De Hoge Raad zet uiteen, dat wanneer de schuldenaar verklaart te verrekenen met een vordering op de schuldeiser, dan zijn niet de imputatieregels van toepassing. De schuldenaar (tevens schuldeiser) bepaalt immers door de verrekeningsverklaring waarmee hij wil verrekenen.

    Betaling rente en kosten

    Wanneer er rente en kosten opeisbaar zijn, dan wordt de betaling eerst op de kosten, en dan op de rente en pas daarna op de hoofdsom afgeboekt (art. 6:44 lid 1 B.W.). De schuldeiser kan – zonder in verzuim te komen – betaling weigeren als de schuldenaar een andere volgorde aanwijst (art. 6:44 lid 2 B.W.). De schuldeiser mag volledige aflossing van de hoofdsom betaling weigeren als niet tevens de rente en kosten worden voldaan (art. 6:44 lid 3 B.W.).

    Blijkens de beantwoording van prejudiciële vragen door de Hoge Raad is volgens de Parl. Geschiedenis de strekking van deze bepaling, dat de schuldeiser aanspraak behoudt op de vergoeding van de rente. Onder het begrip “kosten” van art. 6:44 B.W. vallen ook de buitengerechtelijke incassokosten, aldus de Hoge Raad (HR 10 juli 2015, NJ 2016, 126).

    Andere prestatie

    De schuldenaar mag niet zonder instemming van de schuldeiser wat anders nakomen dan is afgesproken (art. 6:45 B.W.). Zelfs niet als de andere prestatie meer waard is. De gerechtigde tot de prestatie hoeft dus geen genoegen te nemen met een afwijkende prestatie.

    Kosten

    De kosten van betaling komen voor de schuldenaar (art. 6:46 B.W.).

    Wissels, cheques: op de goede afloop

    Art. 6:46 B.W. tot en met art. 6:51 B.W. bevatten nog wat bepalingen over betaling met cheques e.d.. Verondersteld wordt, dat er pas is betaald als het betaalmiddel ook tot uitkering is gekomen aan de schuldeiser. Anders is er niet bevrijdend betaald.

    Zekerheidstelling voor de nakoming van een verbintenis

    Wanneer voor de nakoming krachtens de wet zekerheid gesteld moet worden, dan kan degeen die zekerheid moet stellen kiezen voor zakelijke zekerheid of persoonlijke zekerheid (art. 6:51 B.W.).

    De geboden zekerheid moet wel afdoende zijn (art. 6:51 lid 2 B.W.). De hoofdsom en evt. daarop vallende rente en kosten moeten behoorlijk gedekt zijn. De schuldeiser moet daarop zonder moeite verhaal kunnen nemen.

    Zie in dit verband ook de pagina Zekerheidstelling proceskosten. Dit is een specifieke vorm van zekerheidstelling, die bij incident in een procedure gevorderd kan worden tegenover een buitenlandse partij, in wiens land executie van het Nederlandse vonnis niet mogelijk is.

    De zekerheid moet op peil gehouden worden (lid 3).

    Auteur & Last edit

    [MdV, 13-07-2018; laatste bewerking 9-01-2023]

    Nakoming van verbintenissen (Afd. 6, Titel 1, Boek 6 B.W.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Praktizijns

    Pagina inhoud

      Nakoming van verbintenissen (Afd. 6, Titel 1, Boek 6 B.W.)

      Inleiding nakoming van verbintenissen

      In Afd. 6, Titel 1, Boek 6 B.W. vinden we een uitwerking, hoe verschillende soorten verbintenissen moeten nagekomen. De regeling is wat uitvoeriger, en omvat 25 artikelen (art. 6:27 B.W. tot en met art. 6:51 B.W.).

      Individueel bepaalde zaak of soortzaak

      Als iemand een individueel bepaalde zaak moet leveren, moet hij dat met de nodige zorgvuldigheid doen (art. 6:27 B.W.). Moet iemand een soortzaak leveren, mag de kwaliteit niet beneden gemiddeld zijn (art. 6:28 B.W.). De marktkoopman mag dus niet – als je van de uitgestalde prachtige appels een kilootje wilt hebben – uit een doos onder de stal een paar ondermaatse half rotte appelen gauw in een papieren zak stoppen.

      Nakoming ineens, niet in gedeelten

      De schuldenaar moet ineens nakomen, niet in gedeelten. Tenzij de schuldeiser daarmee instemt (art. 6:29 B.W.). Dit principe zien we terug komen bij de regeling inzake verbintenissen tot betaling van een geldsom.

      Nakoming door een derde

      Het is in beginsel toegestaan, dat een ander dan de schuldenaar nakomt. Tenzij de aard van de verbintenis zich daartegen verzet, of uiteraard de gemaakte afspraken (art. 6:30 lid 1 B.W.). Als de prestatie een persoonsgebonden karakter heeft, dan zal de aard ervan zich ertegen verzetten.

      De schuldeiser mag de prestatie van de derde weigeren – hij komt dan niet in verzuim – maar wel alleen als de schuldenaar daarmee instemt (art. 6:30 lid 2 B.W.). Zie ook de pagina Schuldeisersverzuim en de pagina Onverschuldigde betaling.

      Nakoming jegens een onbekwame

      Nakoming aan een onbekwame is bevrijdend, voor zover het betaalde de onbekwame tot werkelijk voordeel heeft gestrekt (art. 6:31 B.W.). Of wanneer de nagekomen prestatie in de macht is gekomen van diens wettelijke vertegenwoordiger.

      Nakoming aan een ander dan de schuldeiser

      Ook wanneer jegens een ander dan de schuldeiser wordt nagekomen, kan dit bevrijdend zijn. Hetzij wanneer de schuldeiser ermee instemt (bekrachtigt), of wanneer hij daardoor is gebaat (art. 6:32 B.W.). Dit laatste is uiteraard wel wat curieus, want als mijn debiteur betaalt aan mijn schuldeiser, dan ben ik daar – vermogenstechnisch bezien – weliswaar mee gebaat, maar dan wordt (het tijdstip van) de voldoening aan mijn schuldeiser bepaald door mijn debiteur.

      In de zaak Rb. Utrecht 14 mei 2008 (Rabobank/BOAS) beroept BOAS, de debiteur van een verpande vordering, zich op deze bepaling, stellende dat zij op grond daarvan ten behoeve van de pandgever (haar schuldeiser Weller & Verhoef) aan (een andere) schuldeiser van de pandgever dan de pandhouder had betaald. De rechtbank wijst (in r.o. 4.16) deze stelling van de hand. Niet was gebleken, dat de pandgever deze betaling had bekrachtigd, en doordat de betaling niet in het vermogen van Weller & Verhoef was beland, was zij daardoor niet gebaat.

      Gevolgen van betaling als betalen niet vrij stond

      Wordt er betaald in weerwil van een beslag, een zekerheidsrecht of aan een onder bewind gesteld persoon o.i.d., dan verkrijgt de schuldenaar die is nagekomen en nogmaals moet betalen een vorderingsrecht op degeen aan wie is betaald (art. 6:33 B.W.). Of dat soelaas zal bieden, valt uiteraard te bezien.

      Wanneer hij echter te goeder trouw meende aan een bevoegde te betalen, dan is de betaling bevrijdend (art. 6:34 lid 1 B.W.). Verliest de schuldeiser zijn aanspraak op de betaling, terwijl al betaald is, dan kan de schuldenaar zich erop beroepen dat er bevrijdend betaald is. Uiteraard tenzij hij dit kon zien aankomen (art. 6:34 lid 2 B.W.).

      Het bovenstaande geldt – zowel voor de derde als voor de schuldenaar – wanneer er door een derde is betaald en aan de bovenstaande voorwaarden is voldaan (art. 6:35 B.W.).

      De ware gerechtigde kan ook zelf aankloppen bij degeen, die de betaling ten onrechte heeft ontvangen (art. 6:36 B.W.).

      Opschorting bij twijfel

      Wanneer niet duidelijk is, aan wie betaald moet worden, dan mag de schuldenaar de betaling opschorten (totdat er wel duidelijkheid is) (art. 6:37 B.W.). Een schuldenaar, die wordt aangesproken tot betaling aan een aannemer, en die het risico kan lopen aansprakelijk te zijn uit hoofde van ketenaansprakelijkheid, kan betaling van het zgn. “G-gedeelte” opschorten. In faillissement kan de curator de belastingdienst vragen vast te stellen (door een boekenonderzoek), wat moet worden afgedragen aan de G-rekening, en wat kan worden betaald aan de boedel. Aldus kan een dergelijke opschorting worden voorkomen (of opgelost).

      Tijdstip van nakomen

      Als er geen tijdstip is afgesproken, kan de prestatie “terstond” worden gevraagd (art. 6:38 B.W.). Ook kan terstond worden nagekomen.

      Is er wel een tijdstip afgesproken dan geldt, dat de vordering pas opeisbaar is vanaf dat tijdstip. Nakoming kan voordien niet worden gevorderd, maar de schuldenaar mag wel eerder nakomen (art. 6:39 B.W.).

      De schuldenaar kan de tijdsbepaling niet meer inroepen (art. 6:40 B.W.):

      a. wanneer hij in staat van faillissement is verklaard of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard;

      b. wanneer hij in gebreke blijft de door hem toegezegde zekerheid te verschaffen;

      c. wanneer door een aan hem toe te rekenen oorzaak de voor de vordering gestelde zekerheid verminderd is, tenzij het overgeblevene nog een voldoende waarborg voor de voldoening oplevert.

      Plaats van nakoming

      Wanneer niet is afgesproken, waar moet worden geleverd, geldt voor de aflevering van een verschuldigde zaak (art. 6:41 B.W.):

      a. in geval van een individueel bepaalde zaak: ter plaatse waar zij zich bij het ontstaan van de verbintenis bevond;

      b. in geval van een naar de soort bepaalde zaak: ter plaatse waar de schuldenaar zijn beroep of bedrijf uitoefent of (voor particulieren) zijn woonplaats heeft. Zie ook de pagina Woonplaats.

      Aflevering zaak door onbevoegde

      Levert de schuldenaar een zaak waarover hij niet mocht beschikken, dan kan hij vorderen dat de zaak aan de beschikkingsbevoegde wordt afgegeven mits hij meteen een vervangende zaak levert (art. 6:41 B.W.). Je vraagt je af hoe je een dergelijke situatie voor elkaar krijgt, en waarom de wetgever daar een bepaling aan moet wijden.

      Betaling geldsom: imputatie

      De schuldenaar mag bij betaling bepalen, aan welke vordering een betaling wordt toegewezen (art. 6:43 lid 1 B.W.). Bij betaling van fiscale vorderingen mag de belastingplichtige overigens aanwijzen, op welke vordering moet worden afgeboekt. Dat kan handig zijn bij te late melding betalingsonmacht.

      Wijst de schuldenaar niks aan, dan geldt: eerst de opeisbare, als er meerdere opeisbare zijn, op de meest bezwarende, en anders de oudste en anders naar evenredigheid (art. 6:43 lid 2 B.W.). Als je zelf aanwijst welke schuld je wilt voldoen kom je niet aan de wettelijke imputatieregels toe.

      In HR 24 juni 2022 (Portaal/huurder) heeft de Hoge Raad zich uitgelaten over imputatie en verrekening. De Hoge Raad zet uiteen, dat wanneer de schuldenaar verklaart te verrekenen met een vordering op de schuldeiser, dan zijn niet de imputatieregels van toepassing. De schuldenaar (tevens schuldeiser) bepaalt immers door de verrekeningsverklaring waarmee hij wil verrekenen.

      Betaling rente en kosten

      Wanneer er rente en kosten opeisbaar zijn, dan wordt de betaling eerst op de kosten, en dan op de rente en pas daarna op de hoofdsom afgeboekt (art. 6:44 lid 1 B.W.). De schuldeiser kan – zonder in verzuim te komen – betaling weigeren als de schuldenaar een andere volgorde aanwijst (art. 6:44 lid 2 B.W.). De schuldeiser mag volledige aflossing van de hoofdsom betaling weigeren als niet tevens de rente en kosten worden voldaan (art. 6:44 lid 3 B.W.).

      Blijkens de beantwoording van prejudiciële vragen door de Hoge Raad is volgens de Parl. Geschiedenis de strekking van deze bepaling, dat de schuldeiser aanspraak behoudt op de vergoeding van de rente. Onder het begrip “kosten” van art. 6:44 B.W. vallen ook de buitengerechtelijke incassokosten, aldus de Hoge Raad (HR 10 juli 2015, NJ 2016, 126).

      Andere prestatie

      De schuldenaar mag niet zonder instemming van de schuldeiser wat anders nakomen dan is afgesproken (art. 6:45 B.W.). Zelfs niet als de andere prestatie meer waard is. De gerechtigde tot de prestatie hoeft dus geen genoegen te nemen met een afwijkende prestatie.

      Kosten

      De kosten van betaling komen voor de schuldenaar (art. 6:46 B.W.).

      Wissels, cheques: op de goede afloop

      Art. 6:46 B.W. tot en met art. 6:51 B.W. bevatten nog wat bepalingen over betaling met cheques e.d.. Verondersteld wordt, dat er pas is betaald als het betaalmiddel ook tot uitkering is gekomen aan de schuldeiser. Anders is er niet bevrijdend betaald.

      Zekerheidstelling voor de nakoming van een verbintenis

      Wanneer voor de nakoming krachtens de wet zekerheid gesteld moet worden, dan kan degeen die zekerheid moet stellen kiezen voor zakelijke zekerheid of persoonlijke zekerheid (art. 6:51 B.W.).

      De geboden zekerheid moet wel afdoende zijn (art. 6:51 lid 2 B.W.). De hoofdsom en evt. daarop vallende rente en kosten moeten behoorlijk gedekt zijn. De schuldeiser moet daarop zonder moeite verhaal kunnen nemen.

      Zie in dit verband ook de pagina Zekerheidstelling proceskosten. Dit is een specifieke vorm van zekerheidstelling, die bij incident in een procedure gevorderd kan worden tegenover een buitenlandse partij, in wiens land executie van het Nederlandse vonnis niet mogelijk is.

      De zekerheid moet op peil gehouden worden (lid 3).

      Auteur & Last edit

      [MdV, 13-07-2018; laatste bewerking 9-01-2023]

      Nakoming van verbintenissen (Afd. 6, Titel 1, Boek 6 B.W.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!