Pagina inhoud

    Franchise-overeenkomst (Titel 16, Boek 7 B.W.)

    Inleiding franchise-overeenkomst

    De franchise-overeenkomst is geregeld in Titel 16 boek 7 BW. dat op 1 januari 2021 in werking is getreden. De wet is aangenomen op 1 juli 2020 (Stb. 2020, 251). De regeling omvat 12 artikelen (art. 7:911 B.W. tot en met art. 7:922 B.W.).

    De wet reguleert vier deelgebieden van de samenwerking tussen franchisegevers en franchisenemers die cruciaal zijn voor evenwichtige franchiseverhoudingen. Dit betreft

    (i) de precontractuele uitwisseling van informatie

    (ii) de tussentijdse wijziging van een lopende franchiseovereenkomst

    (iii) de beëindiging van de franchisesamenwerking en

    (iv) het overleg tussen de franchisegever en zijn franchisenemers.

    Zie ook het blog Wetsvoorstel Wet Franchise.

    Definitie franchise-overeenkomst

    De wet definieert de franchise-overeenkomst in art. 7:911 lid 1 B.W. als volgt: de overeenkomst waarbij de franchisegever aan een franchisenemer tegen vergoeding het recht verleent en de verplichting oplegt om een franchiseformule op de door de franchisegever aangewezen wijze te exploiteren voor de productie of verkoop van goederen dan wel het verrichten van diensten.

    In lid 2 worden enkele definities gegeven van de begrippen:

    – franchiseformule
    – de afgeleide formule
    – franchisegever en
    – franchisenemer

    De verhouding tussen franchisegever en franchisenemer

    Een standaard bepaling waarmee het B.W. is doordesemd wordt (enigszins ten overvloede) herhaald in art. 7:912 B.W. met de bepaling, dat de franchisegever en de franchisenemer zich jegens elkaar (dienen te) gedragen als een goed franchisegever en een goed franchisenemer.

    Informatieverstrekking aan en door beoogd franchisenemer

    De beoogd franchisenemer moet de franchisegever voorafgaand aan het aangaan van de franchise inzage geven in zijn financiële positie, voor zover deze redelijkerwijs van belang is voor het sluiten van de franchiseovereenkomst (art. 7:913 lid 1 B.W.).

    De wet schrijft voor, dat de franchisegever aan de kandidaat franchisenemer voldoende en volledige informatie geeft over het franchiseconcept, zodat de kandidaat op basis van de juiste informatie kan besluiten al of niet in te stappen (art. 7:913 lid 2 B.W.). Deze informatie moet zien op:

    a. het ontwerp van de franchise-overeenkomst met bijlagen;

    b. een weergave van inhoud en strekking van voorschriften betreffende door de franchisenemer te betalen vergoedingen, opslagen of andere financiële bijdragen of betreffende de van hem verlangde investeringen;

    c. informatie over (i) wijze waarop en de frequentie waarmee het overleg tussen de franchisegever en de franchisenemers plaatsvindt, alsmede, indien aanwezig, de contactgegevens van het vertegenwoordigende orgaan van de franchisenemers, (ii) mate waarin en de wijze waarop de franchisegever, al dan niet via een afgeleide formule, in concurrentie kan treden met de franchisenemer en (iii) de mate waarin, de frequentie waarmee en de wijze waarop de franchisenemer kennis kan nemen van omzetgerelateerde gegevens die de franchisenemer betreffen of voor zijn bedrijfsvoering van belang zijn.

    Ook de franchisegever moet – voor zover dit redelijkerwijs van belang is voor het sluiten van de franchiseovereenkomst – (i) informatie verstrekken over zijn financiële positie (en die van concernvennootschappen) en (ii) financiële gegevens met betrekking tot de beoogde locatie van de franchise-onderneming, of, bij gebreke daaraan, financiële gegevens van een of meer door de franchisegever vergelijkbaar geachte onderneming of ondernemingen, waarbij de franchisegever duidelijk maakt op welke gronden hij deze vergelijkbaar acht (art. 7:913 lid 3 B.W.).

    Art. 7:913 lid 4 B.W. bevat verder een catch all bepaling over de informatieverstrekking door de franchisegever. Deze moet de kandidaat franchisenemer alle informatie over het franchiseconcept geven waarvan hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat deze van belang is voor het sluiten van de franchiseovereenkomst.

    Rechtspraak aangaan franchiseovereenkomst

    In Gerechtshof Den Haag 18 januari 2022 (franchise Newfigure) (gepubliceerd op 2 mei 2022) was – onder oud recht, voor de invoering van Titel 16 van Boek 7 B.W. – een geschil gerezen tussen een nieuwe franchisenemer en de franchisegever van Newfigure. Het draaide om een verschil van inzicht van de start van de franchise. De rechtbank had franchisegever in het gelijk gesteld, en de vorderingen wegens o.a. de startfee toegewezen. Het Hof vernietigt deze beslissing, volgens Haviltex oordelend dat op basis van een redelijke uitleg van de gemaakte afspraken en de gedragingen over en weer (plus het feit dat franchisenemer niet deskundig was en geen adviseur had) niet mocht worden aangenomen dat de franchise al was aangevangen. Ook het feit dat volgens de eisen van franchisegever de franchisenemer eerst een opleiding moest hebben afgerond woog zwaar mee (r.o. 4.8 t/m 4.12). De franchisenemer kan nog in verzet gaan.

    Franchisenemer moet ook zijn best doen niet verkeerd geïnformeerd te worden

    Kennelijk hebben franchisegevers er op aangedrongen dat niet alle verantwoordelijkheid bij de franchisegever ligt, maar dat de kandidaat franchisenemer zich ook moet inspannen om geen onbezonnen beslissing te nemen over het aangaan van de overeenkomst. Dit is tot uitdrukking gebracht in art. 7:915 B.W.. Hieruit blijkt dat de franchise-overeenkomst een verhouding is waarin de partijen een evenwichtiger verhouding hebben dan bij voorbeeld een werkgever en een werknemer, en niet alle verantwoordelijkheid ligt bij de franchisegever.

    Termijn informatieverstrekking aan kandidaat franchisenemer

    De informatie, die de franchisegever op grond van art. 7:913 B.W. aan de kandidaat franchisenemer moet verstrekken, moet tenminste 4 weken voor het aangaan van de franchise-overeenkomst worden verstrekt (art. 7:914 lid 1 B.W.).

    Gedurende deze termijn mag de franchisegever geen stappen nemen, die de beslissingsvrijheid van de kandidaat franchisenemer beperken of ertoe leiden dat het aanbod gewijzigd wordt (art. 7:914 lid 2 B.W.).

    Zo mag de franchisegever (a) de voorwaarden van de franchiseformule niet wijzigen, (b) enige overeenkomst met de beoogd franchisenemer sluiten – afgezien van een geheimhoudingsovereenkomst met betrekking tot de verstrekte informatie – en (c) de kandidaat franchisenemer aanzetten tot het doen van investeringen of het doen van betalingen.

    Deze termijn is derhalve te beschouwen als een bedenktijd voor de kandidaat franchisenemer over het aan hem gedane voorstel. Deze beperkingen gelden niet wanneer tussen dezelfde (of gelieerde) partijen een overeenkomst wordt gesloten tot het aangaan van een vervolgovereenkomst tot franchise (art. 7:914 lid 3 B.W.).

    Termijn informatieverstrekking aan kandidaat franchisenemer

    De informatie, die de franchisegever op grond van art. 7:913 B.W. aan de kandidaat franchisenemer moet verstrekken, moet tenminste 4 weken voor het aangaan van de franchise-overeenkomst worden verstrekt (art. 7:914 lid 1 B.W.).

    Gedurende deze termijn mag de franchisegever geen stappen nemen, die de beslissingsvrijheid van de kandidaat franchisenemer beperken of ertoe leiden dat het aanbod gewijzigd wordt (art. 7:914 lid 2 B.W.).

    Zo mag de franchisegever (a) de voorwaarden van de franchiseformule niet wijzigen, (b) enige overeenkomst met de beoogd franchisenemer sluiten – afgezien van een geheimhoudingsovereenkomst met betrekking tot de verstrekte informatie – en (c) de kandidaat franchisenemer aanzetten tot het doen van investeringen of het doen van betalingen.

    Deze termijn is derhalve te beschouwen als een bedenktijd voor de kandidaat franchisenemer over het aan hem gedane voorstel. Deze beperkingen gelden niet wanneer tussen dezelfde (of gelieerde) partijen een overeenkomst wordt gesloten tot het aangaan van een vervolgovereenkomst tot franchise (art. 7:914 lid 3 B.W.).

    Informatieverstrekking aan franchisenemer tijdens franchise

    De franchisegever moet de franchisenemer ook tijdens de loop van de franchise-overeenkomst informeren over relevante informatie blijven geven (art. 7:916 lid 1 B.W.).

    Als eerste moet de franchisenemer tijdig geïnformeerd worden over:

    a. voorgenomen wijzigingen in de franchise-formule;

    b. informatie over door hem van de franchisenemer verlangde investeringen;

    c. wanneer de franchisegever met anderen een overeenkomst besluit aan te gaan, al dan niet in een gewijzigd concept;

    d. en alle overige informatie waarvan de franchisegever weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat deze van belang is met het oog op het uitvoeren van de franchiseovereenkomst door de franchisenemer.

    Informatie over afrekening

    Art. 7:916 lid 3 B.W. schrijft voor, dat franchisegever en franchisenemer tenminste éénmaal per jaar met elkaar overleggen. In art. 7:916 lid 2 B.W. wordt de franchisegever specifiek verplicht de franchisenemer te informeren, in hoeverre de opslagen of andere financiële bijdragen die de franchisenemer in het voorafgaande boekjaar conform de eis van de franchisegever heeft gedaan, de kosten of investeringen dekken die de franchisegever met deze bijdragen heeft beoogd te dekken. De franchisegever informeert de franchisenemer ook hierover jaarlijks.

    In het arrest HR 18 juni 2021 (Vereniging van Albert Heijn Franchisenemers/Albert Heijn) heeft de Hoge Raad de klachten van de Vereniging van Franchisenemers gehonoreerd. Er was discussie over de afrekening tussen Albert Heijn en de franchisenemers. Ook verschilden de franchisenemers en AH met elkaar van mening over de uitleg van de standaard franchise-overeenkomst. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar Hof Den Haag voor verdere beoordeling.

    Bevoegde rechter bij geschillen over franchise

    Als een procedure over franchise gevoerd moet worden, kan zich nog een lastige vraag kan voordoen: welke rechter is bevoegd? Of kun je überhaupt wel naar de gewone (overheids)rechter?

    Allereerst zijn de bepalingen in de franchise-overeenkomst natuurlijk van belang. Daarin kan een forumkeuzebeding staan, of een arbitragebeding (zie ook de pagina Arbitrage). Als er geen forumkeuzebeding in de overeenkomst staat, wordt de bevoegde rechter bepaald aan de hand van de normale regels over absolute en relatieve bevoegdheid (zie de pagina Relatieve bevoegdheid dagvaardingsprocedures).

    In beginsel zul je bij de “gewone” rechtbank (Sectie handelszaken) belanden van de woonplaats van de gedaagde. In internationale geschillen speelt uiteraard ook de EEX-Vo een rol (zie de pagina EEX-Vo).

    Wanneer het echter om een gering bedrag gaat (lager dan EUR 25.000) of wanneer een huurovereenkomst het voornaamste onderwerp van geschil is, dan kan de zaak ook worden aangebracht bij de Kantonrechter. Als er andere vorderingen verbonden zijn met het geschil over de huur, dan kan de Kantonrechter besluiten toch alle vorderingen te behandelen vanwege de verbondenheid van het hele feitencomplex van het geschil. Zie ook de pagina Kantonzaken. Dat heeft het voordeel dat partijen zelf in rechte kunnen optreden en de kosten zijn lager. Toch is het meestal wel aan te raden om een advocaat of professioneel praktijkjurist in de arm te nemen, want procederen is een vak.

    Een kort geding is in de regel bij de Voorzieningenrechter van de gewone rechtbank (handelszaken), maar kan soms ook bij de Kantonrechter als het een Kantonzaak is.

    Auteur & Last edit

    [MdV, 30-09-2020; laatste bewerking 10-08-2021]

    Franchise-overeenkomst (Titel 16, Boek 7 B.W.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      Franchise-overeenkomst (Titel 16, Boek 7 B.W.)

      Inleiding franchise-overeenkomst

      De franchise-overeenkomst is geregeld in Titel 16 boek 7 BW. dat op 1 januari 2021 in werking is getreden. De wet is aangenomen op 1 juli 2020 (Stb. 2020, 251). De regeling omvat 12 artikelen (art. 7:911 B.W. tot en met art. 7:922 B.W.).

      De wet reguleert vier deelgebieden van de samenwerking tussen franchisegevers en franchisenemers die cruciaal zijn voor evenwichtige franchiseverhoudingen. Dit betreft

      (i) de precontractuele uitwisseling van informatie

      (ii) de tussentijdse wijziging van een lopende franchiseovereenkomst

      (iii) de beëindiging van de franchisesamenwerking en

      (iv) het overleg tussen de franchisegever en zijn franchisenemers.

      Zie ook het blog Wetsvoorstel Wet Franchise.

      Definitie franchise-overeenkomst

      De wet definieert de franchise-overeenkomst in art. 7:911 lid 1 B.W. als volgt: de overeenkomst waarbij de franchisegever aan een franchisenemer tegen vergoeding het recht verleent en de verplichting oplegt om een franchiseformule op de door de franchisegever aangewezen wijze te exploiteren voor de productie of verkoop van goederen dan wel het verrichten van diensten.

      In lid 2 worden enkele definities gegeven van de begrippen:

      – franchiseformule
      – de afgeleide formule
      – franchisegever en
      – franchisenemer

      De verhouding tussen franchisegever en franchisenemer

      Een standaard bepaling waarmee het B.W. is doordesemd wordt (enigszins ten overvloede) herhaald in art. 7:912 B.W. met de bepaling, dat de franchisegever en de franchisenemer zich jegens elkaar (dienen te) gedragen als een goed franchisegever en een goed franchisenemer.

      Informatieverstrekking aan en door beoogd franchisenemer

      De beoogd franchisenemer moet de franchisegever voorafgaand aan het aangaan van de franchise inzage geven in zijn financiële positie, voor zover deze redelijkerwijs van belang is voor het sluiten van de franchiseovereenkomst (art. 7:913 lid 1 B.W.).

      De wet schrijft voor, dat de franchisegever aan de kandidaat franchisenemer voldoende en volledige informatie geeft over het franchiseconcept, zodat de kandidaat op basis van de juiste informatie kan besluiten al of niet in te stappen (art. 7:913 lid 2 B.W.). Deze informatie moet zien op:

      a. het ontwerp van de franchise-overeenkomst met bijlagen;

      b. een weergave van inhoud en strekking van voorschriften betreffende door de franchisenemer te betalen vergoedingen, opslagen of andere financiële bijdragen of betreffende de van hem verlangde investeringen;

      c. informatie over (i) wijze waarop en de frequentie waarmee het overleg tussen de franchisegever en de franchisenemers plaatsvindt, alsmede, indien aanwezig, de contactgegevens van het vertegenwoordigende orgaan van de franchisenemers, (ii) mate waarin en de wijze waarop de franchisegever, al dan niet via een afgeleide formule, in concurrentie kan treden met de franchisenemer en (iii) de mate waarin, de frequentie waarmee en de wijze waarop de franchisenemer kennis kan nemen van omzetgerelateerde gegevens die de franchisenemer betreffen of voor zijn bedrijfsvoering van belang zijn.

      Ook de franchisegever moet – voor zover dit redelijkerwijs van belang is voor het sluiten van de franchiseovereenkomst – (i) informatie verstrekken over zijn financiële positie (en die van concernvennootschappen) en (ii) financiële gegevens met betrekking tot de beoogde locatie van de franchise-onderneming, of, bij gebreke daaraan, financiële gegevens van een of meer door de franchisegever vergelijkbaar geachte onderneming of ondernemingen, waarbij de franchisegever duidelijk maakt op welke gronden hij deze vergelijkbaar acht (art. 7:913 lid 3 B.W.).

      Art. 7:913 lid 4 B.W. bevat verder een catch all bepaling over de informatieverstrekking door de franchisegever. Deze moet de kandidaat franchisenemer alle informatie over het franchiseconcept geven waarvan hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat deze van belang is voor het sluiten van de franchiseovereenkomst.

      Rechtspraak aangaan franchiseovereenkomst

      In Gerechtshof Den Haag 18 januari 2022 (franchise Newfigure) (gepubliceerd op 2 mei 2022) was – onder oud recht, voor de invoering van Titel 16 van Boek 7 B.W. – een geschil gerezen tussen een nieuwe franchisenemer en de franchisegever van Newfigure. Het draaide om een verschil van inzicht van de start van de franchise. De rechtbank had franchisegever in het gelijk gesteld, en de vorderingen wegens o.a. de startfee toegewezen. Het Hof vernietigt deze beslissing, volgens Haviltex oordelend dat op basis van een redelijke uitleg van de gemaakte afspraken en de gedragingen over en weer (plus het feit dat franchisenemer niet deskundig was en geen adviseur had) niet mocht worden aangenomen dat de franchise al was aangevangen. Ook het feit dat volgens de eisen van franchisegever de franchisenemer eerst een opleiding moest hebben afgerond woog zwaar mee (r.o. 4.8 t/m 4.12). De franchisenemer kan nog in verzet gaan.

      Franchisenemer moet ook zijn best doen niet verkeerd geïnformeerd te worden

      Kennelijk hebben franchisegevers er op aangedrongen dat niet alle verantwoordelijkheid bij de franchisegever ligt, maar dat de kandidaat franchisenemer zich ook moet inspannen om geen onbezonnen beslissing te nemen over het aangaan van de overeenkomst. Dit is tot uitdrukking gebracht in art. 7:915 B.W.. Hieruit blijkt dat de franchise-overeenkomst een verhouding is waarin de partijen een evenwichtiger verhouding hebben dan bij voorbeeld een werkgever en een werknemer, en niet alle verantwoordelijkheid ligt bij de franchisegever.

      Termijn informatieverstrekking aan kandidaat franchisenemer

      De informatie, die de franchisegever op grond van art. 7:913 B.W. aan de kandidaat franchisenemer moet verstrekken, moet tenminste 4 weken voor het aangaan van de franchise-overeenkomst worden verstrekt (art. 7:914 lid 1 B.W.).

      Gedurende deze termijn mag de franchisegever geen stappen nemen, die de beslissingsvrijheid van de kandidaat franchisenemer beperken of ertoe leiden dat het aanbod gewijzigd wordt (art. 7:914 lid 2 B.W.).

      Zo mag de franchisegever (a) de voorwaarden van de franchiseformule niet wijzigen, (b) enige overeenkomst met de beoogd franchisenemer sluiten – afgezien van een geheimhoudingsovereenkomst met betrekking tot de verstrekte informatie – en (c) de kandidaat franchisenemer aanzetten tot het doen van investeringen of het doen van betalingen.

      Deze termijn is derhalve te beschouwen als een bedenktijd voor de kandidaat franchisenemer over het aan hem gedane voorstel. Deze beperkingen gelden niet wanneer tussen dezelfde (of gelieerde) partijen een overeenkomst wordt gesloten tot het aangaan van een vervolgovereenkomst tot franchise (art. 7:914 lid 3 B.W.).

      Termijn informatieverstrekking aan kandidaat franchisenemer

      De informatie, die de franchisegever op grond van art. 7:913 B.W. aan de kandidaat franchisenemer moet verstrekken, moet tenminste 4 weken voor het aangaan van de franchise-overeenkomst worden verstrekt (art. 7:914 lid 1 B.W.).

      Gedurende deze termijn mag de franchisegever geen stappen nemen, die de beslissingsvrijheid van de kandidaat franchisenemer beperken of ertoe leiden dat het aanbod gewijzigd wordt (art. 7:914 lid 2 B.W.).

      Zo mag de franchisegever (a) de voorwaarden van de franchiseformule niet wijzigen, (b) enige overeenkomst met de beoogd franchisenemer sluiten – afgezien van een geheimhoudingsovereenkomst met betrekking tot de verstrekte informatie – en (c) de kandidaat franchisenemer aanzetten tot het doen van investeringen of het doen van betalingen.

      Deze termijn is derhalve te beschouwen als een bedenktijd voor de kandidaat franchisenemer over het aan hem gedane voorstel. Deze beperkingen gelden niet wanneer tussen dezelfde (of gelieerde) partijen een overeenkomst wordt gesloten tot het aangaan van een vervolgovereenkomst tot franchise (art. 7:914 lid 3 B.W.).

      Informatieverstrekking aan franchisenemer tijdens franchise

      De franchisegever moet de franchisenemer ook tijdens de loop van de franchise-overeenkomst informeren over relevante informatie blijven geven (art. 7:916 lid 1 B.W.).

      Als eerste moet de franchisenemer tijdig geïnformeerd worden over:

      a. voorgenomen wijzigingen in de franchise-formule;

      b. informatie over door hem van de franchisenemer verlangde investeringen;

      c. wanneer de franchisegever met anderen een overeenkomst besluit aan te gaan, al dan niet in een gewijzigd concept;

      d. en alle overige informatie waarvan de franchisegever weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat deze van belang is met het oog op het uitvoeren van de franchiseovereenkomst door de franchisenemer.

      Informatie over afrekening

      Art. 7:916 lid 3 B.W. schrijft voor, dat franchisegever en franchisenemer tenminste éénmaal per jaar met elkaar overleggen. In art. 7:916 lid 2 B.W. wordt de franchisegever specifiek verplicht de franchisenemer te informeren, in hoeverre de opslagen of andere financiële bijdragen die de franchisenemer in het voorafgaande boekjaar conform de eis van de franchisegever heeft gedaan, de kosten of investeringen dekken die de franchisegever met deze bijdragen heeft beoogd te dekken. De franchisegever informeert de franchisenemer ook hierover jaarlijks.

      In het arrest HR 18 juni 2021 (Vereniging van Albert Heijn Franchisenemers/Albert Heijn) heeft de Hoge Raad de klachten van de Vereniging van Franchisenemers gehonoreerd. Er was discussie over de afrekening tussen Albert Heijn en de franchisenemers. Ook verschilden de franchisenemers en AH met elkaar van mening over de uitleg van de standaard franchise-overeenkomst. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar Hof Den Haag voor verdere beoordeling.

      Bevoegde rechter bij geschillen over franchise

      Als een procedure over franchise gevoerd moet worden, kan zich nog een lastige vraag kan voordoen: welke rechter is bevoegd? Of kun je überhaupt wel naar de gewone (overheids)rechter?

      Allereerst zijn de bepalingen in de franchise-overeenkomst natuurlijk van belang. Daarin kan een forumkeuzebeding staan, of een arbitragebeding (zie ook de pagina Arbitrage). Als er geen forumkeuzebeding in de overeenkomst staat, wordt de bevoegde rechter bepaald aan de hand van de normale regels over absolute en relatieve bevoegdheid (zie de pagina Relatieve bevoegdheid dagvaardingsprocedures).

      In beginsel zul je bij de “gewone” rechtbank (Sectie handelszaken) belanden van de woonplaats van de gedaagde. In internationale geschillen speelt uiteraard ook de EEX-Vo een rol (zie de pagina EEX-Vo).

      Wanneer het echter om een gering bedrag gaat (lager dan EUR 25.000) of wanneer een huurovereenkomst het voornaamste onderwerp van geschil is, dan kan de zaak ook worden aangebracht bij de Kantonrechter. Als er andere vorderingen verbonden zijn met het geschil over de huur, dan kan de Kantonrechter besluiten toch alle vorderingen te behandelen vanwege de verbondenheid van het hele feitencomplex van het geschil. Zie ook de pagina Kantonzaken. Dat heeft het voordeel dat partijen zelf in rechte kunnen optreden en de kosten zijn lager. Toch is het meestal wel aan te raden om een advocaat of professioneel praktijkjurist in de arm te nemen, want procederen is een vak.

      Een kort geding is in de regel bij de Voorzieningenrechter van de gewone rechtbank (handelszaken), maar kan soms ook bij de Kantonrechter als het een Kantonzaak is.

      Auteur & Last edit

      [MdV, 30-09-2020; laatste bewerking 10-08-2021]

      Franchise-overeenkomst (Titel 16, Boek 7 B.W.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!