Pagina inhoud

    Bestuur van de wettelijke gemeenschap van goederen (Afd. 2, Titel 7, Boek 1 B.W.)

    Inleiding bestuur van de wettelijke gemeenschap van goederen

    In Afd. 2, Titel 7, Boek 1 B.W. is het bestuur van de wettelijke gemeenschap van goederen geregeld. De Afdeling omvat 2 bepalingen (art. 1:97 B.W. en art. 1:98 B.W.), maar deze laatste bepaling is vervallen per 1 januari 2012.

    Eenvoudige gemeenschap bij huwelijkse voorwaarden

    Het bepaalde in art. 1:97 B.W. geldt alleen voor goederen van de wettelijke huwelijksgoederengemeenschap. Wanneer echtelieden huwelijkse voorwaarden gemaakt hebben (zoals uitsluiting van iedere huwelijkse goederengemeenschap), kunnen zij wel nog steeds gezamenlijk eigenaar zijn, bij voorbeeld van de echtelijke woning. Dat gezamenlijk bezit is dan een ongebonden gemeenschap, waarvoor de regels van Titel 7, Boek 3 B.W. gelden (zie de pagina Gemeenschap).

    Art. 1:98 B.W. is per 1 januari 2012 vervallen. Deze bepaling hield in dat echtgenoten elkaar inlichtingen moesten verschaffen over het bestuur, hun goederen en schulden als de ander daarom vroeg. Deze bepaling is ‘verhuisd’ naar Titel 6, art. 1:83 B.W. (zie de pagina Rechten en verplichtingen van echtgenoten). Hierdoor is deze inlichtingenplicht van toepassing op alle huwelijksvermogensregimes, in plaats van alleen op de gemeenschap van goederen. Verder is de strekking hetzelfde gebleven.

    In het arrest HR 3 februari 2017 (rekening en verantwoording vrije gemeenschap) is de Hoge Raad ingegaan op de vraag, of rekening en verantwoording verschuldigd is bij een dergelijke gemeenschap, waarin de Hoge Raad ook licht werpt op de verhouding tot de huwelijkse goederengemeenschap en het bepaalde in art. 1:97 B.W..

    Bottomline is, dat deelgenoten in een eenvoudige (vrije) gemeenschap aan elkaar wel rekening en verantwoording verschuldigd zijn, ook als zij met elkaar gehuwd zijn. De uitzondering van de regels van Boek 3 B.W. voor gebonden gemeenschappen gelden niet voor een dergelijke gemeenschap. Zie ook de pagina Gemeenschap, waar de ongebonden goederengemeenschap is geregeld.

    Lees de bespreking op Lawyrup van HR 3 februari 2017 (rekening en verantwoording vrije gemeenschap) (lees Rechtspraak).

    Hoofdregel bestuur wettelijke gemeenschap

    Als hoofdregel geldt dat beide echtgenoten bevoegd zijn de goederen van de gemeenschap te besturen (art. 1:97 lid 1 B.W.). Elk van hen is zelfstandig bevoegd tot beschikking over en beheer van het goed, om feitelijke handelingen te verrichten en tot genot en gebruik ervan. Dat is bepaald in art. 1:90 lid 2 B.W..

    Zij zijn over dat bestuur en beheer geen rekening en verantwoording verschuldigd. Zie echter het arrest van de Hoge Raad van 3 februari 2017 over de verschillende situaties waarin toch rekening en verantwoording verschuldigd kan zijn, zoals bij een eenvoudige gemeenschap of bij beheer van de goederen van de andere echtgenoot op diens verzoek (zie de pagina Rechten en verplichtingen van echtgenoten en de pagina Algemene bepalingen gemeenschap).

    Op de hoofdregel wordt een uitzondering gemaakt voor goederen die op naam van een echtgenoot staan of die hij krachtens erfopvolging bij versterf, making, lastbevoordeling of gift heeft verkregen. Alleen de betreffende echtgenoot is bevoegd over deze goederen (bijv. registergoederen, bankrekeningen en vorderingen op naam) te beschikken. Gelet op de wetswijziging in 2011 geldt deze uitzondering niet voor goederen die vóór 1 januari 2012 zijn verkregen (zie MvT, Kamerstukken II, 2010/11, 32870, nr. 3).

    Indien het gaat om spoedeisende en noodzakelijke gevallen, kan elke echtgenoot ten aanzien van elk goed bestuurshandelingen verrichten (art. 1:97 lid 1 B.W. jo. art. 3:170 lid 1 B.W.).

    Over het beheer van de goederen van de gemeenschap hoeven de echtgenoten jegens elkaar geen rekening en verantwoording af te leggen. Zie ook het hierboven vermelde arrest HR 3 februari 2017.

    Beroeps- of bedrijfsgoederen

    Art. 1:97 lid 2 B.W. geeft nog een uitzondering op de hoofdregel als het gaat om een goed uit de gemeenschap dat dienstbaar is aan een beroep of bedrijf van één van de echtgenoten. Dat goed kan exclusief onder het bestuur van deze echtgenoot komen als het handelingen betreft die als normale uitoefening van dat beroep of bedrijf zijn te beschouwen. Hiervoor is toestemming nodig van de andere echtgenoot die (mede) het bestuur had. De toestemming kan uitdrukkelijk of stilzwijgend geschieden en geldt voor zolang het beroep of bedrijf duurt. Echtgenoten kunnen anders overeenkomen, behoudens de bevoegdheid van de rechter om op vordering van een echtgenoot deze dienstbaarheid te beëindigen.

    Voor zover het handelingen betreffen die niet als normale uitoefening van dat beroep of bedrijf te beschouwen zijn, berust het bestuur van het goed op beide echtgenoten.

    Geschillenregeling huwelijksgoederengemeenschap

    Een eventueel geschil tussen de echtgenoten over het bestuur van een gemeenschappelijk goed kan door één van hen aan de rechter worden voorgelegd (art. 1:97 lid 3 B.W.).

    Auteur & Last edit

    [AvB, 7-04-2021; MdV laatste bewerking 25-06-2021]

    Bestuur van de wettelijke gemeenschap van goederen (Afd. 2, Titel 7, Boek 1 B.W.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Praktizijns

    Pagina inhoud

      Bestuur van de wettelijke gemeenschap van goederen (Afd. 2, Titel 7, Boek 1 B.W.)

      Inleiding bestuur van de wettelijke gemeenschap van goederen

      In Afd. 2, Titel 7, Boek 1 B.W. is het bestuur van de wettelijke gemeenschap van goederen geregeld. De Afdeling omvat 2 bepalingen (art. 1:97 B.W. en art. 1:98 B.W.), maar deze laatste bepaling is vervallen per 1 januari 2012.

      Eenvoudige gemeenschap bij huwelijkse voorwaarden

      Het bepaalde in art. 1:97 B.W. geldt alleen voor goederen van de wettelijke huwelijksgoederengemeenschap. Wanneer echtelieden huwelijkse voorwaarden gemaakt hebben (zoals uitsluiting van iedere huwelijkse goederengemeenschap), kunnen zij wel nog steeds gezamenlijk eigenaar zijn, bij voorbeeld van de echtelijke woning. Dat gezamenlijk bezit is dan een ongebonden gemeenschap, waarvoor de regels van Titel 7, Boek 3 B.W. gelden (zie de pagina Gemeenschap).

      Art. 1:98 B.W. is per 1 januari 2012 vervallen. Deze bepaling hield in dat echtgenoten elkaar inlichtingen moesten verschaffen over het bestuur, hun goederen en schulden als de ander daarom vroeg. Deze bepaling is ‘verhuisd’ naar Titel 6, art. 1:83 B.W. (zie de pagina Rechten en verplichtingen van echtgenoten). Hierdoor is deze inlichtingenplicht van toepassing op alle huwelijksvermogensregimes, in plaats van alleen op de gemeenschap van goederen. Verder is de strekking hetzelfde gebleven.

      In het arrest HR 3 februari 2017 (rekening en verantwoording vrije gemeenschap) is de Hoge Raad ingegaan op de vraag, of rekening en verantwoording verschuldigd is bij een dergelijke gemeenschap, waarin de Hoge Raad ook licht werpt op de verhouding tot de huwelijkse goederengemeenschap en het bepaalde in art. 1:97 B.W..

      Bottomline is, dat deelgenoten in een eenvoudige (vrije) gemeenschap aan elkaar wel rekening en verantwoording verschuldigd zijn, ook als zij met elkaar gehuwd zijn. De uitzondering van de regels van Boek 3 B.W. voor gebonden gemeenschappen gelden niet voor een dergelijke gemeenschap. Zie ook de pagina Gemeenschap, waar de ongebonden goederengemeenschap is geregeld.

      Lees de bespreking op Lawyrup van HR 3 februari 2017 (rekening en verantwoording vrije gemeenschap) (lees Rechtspraak).

      Hoofdregel bestuur wettelijke gemeenschap

      Als hoofdregel geldt dat beide echtgenoten bevoegd zijn de goederen van de gemeenschap te besturen (art. 1:97 lid 1 B.W.). Elk van hen is zelfstandig bevoegd tot beschikking over en beheer van het goed, om feitelijke handelingen te verrichten en tot genot en gebruik ervan. Dat is bepaald in art. 1:90 lid 2 B.W..

      Zij zijn over dat bestuur en beheer geen rekening en verantwoording verschuldigd. Zie echter het arrest van de Hoge Raad van 3 februari 2017 over de verschillende situaties waarin toch rekening en verantwoording verschuldigd kan zijn, zoals bij een eenvoudige gemeenschap of bij beheer van de goederen van de andere echtgenoot op diens verzoek (zie de pagina Rechten en verplichtingen van echtgenoten en de pagina Algemene bepalingen gemeenschap).

      Op de hoofdregel wordt een uitzondering gemaakt voor goederen die op naam van een echtgenoot staan of die hij krachtens erfopvolging bij versterf, making, lastbevoordeling of gift heeft verkregen. Alleen de betreffende echtgenoot is bevoegd over deze goederen (bijv. registergoederen, bankrekeningen en vorderingen op naam) te beschikken. Gelet op de wetswijziging in 2011 geldt deze uitzondering niet voor goederen die vóór 1 januari 2012 zijn verkregen (zie MvT, Kamerstukken II, 2010/11, 32870, nr. 3).

      Indien het gaat om spoedeisende en noodzakelijke gevallen, kan elke echtgenoot ten aanzien van elk goed bestuurshandelingen verrichten (art. 1:97 lid 1 B.W. jo. art. 3:170 lid 1 B.W.).

      Over het beheer van de goederen van de gemeenschap hoeven de echtgenoten jegens elkaar geen rekening en verantwoording af te leggen. Zie ook het hierboven vermelde arrest HR 3 februari 2017.

      Beroeps- of bedrijfsgoederen

      Art. 1:97 lid 2 B.W. geeft nog een uitzondering op de hoofdregel als het gaat om een goed uit de gemeenschap dat dienstbaar is aan een beroep of bedrijf van één van de echtgenoten. Dat goed kan exclusief onder het bestuur van deze echtgenoot komen als het handelingen betreft die als normale uitoefening van dat beroep of bedrijf zijn te beschouwen. Hiervoor is toestemming nodig van de andere echtgenoot die (mede) het bestuur had. De toestemming kan uitdrukkelijk of stilzwijgend geschieden en geldt voor zolang het beroep of bedrijf duurt. Echtgenoten kunnen anders overeenkomen, behoudens de bevoegdheid van de rechter om op vordering van een echtgenoot deze dienstbaarheid te beëindigen.

      Voor zover het handelingen betreffen die niet als normale uitoefening van dat beroep of bedrijf te beschouwen zijn, berust het bestuur van het goed op beide echtgenoten.

      Geschillenregeling huwelijksgoederengemeenschap

      Een eventueel geschil tussen de echtgenoten over het bestuur van een gemeenschappelijk goed kan door één van hen aan de rechter worden voorgelegd (art. 1:97 lid 3 B.W.).

      Auteur & Last edit

      [AvB, 7-04-2021; MdV laatste bewerking 25-06-2021]

      Bestuur van de wettelijke gemeenschap van goederen (Afd. 2, Titel 7, Boek 1 B.W.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!