Pagina inhoud

    Europese Richtlijn Verzekeringsbedrijf

    Inleiding Europese richtlijn verzekeringsbedrijf

    De EU heeft in 2009 een aantal richtlijnen inzake het verzekeringsbedrijf herzien en in één richtlijn bij elkaar genomen. De Richtlijn heet officieel Richtlijn 2009/138/EG betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf . Onderdeel van deze richtlijn is de rechtsbijstandsverzekering. Deze Richtlijn heeft wat de rechtsbijstandsverzekering aangaat Richtlijn 87/344/EEG van de Raad van 22 juni 1987 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de rechtsbijstandverzekering vervangen.

    Hier wordt het hoofdstuk behandeld inzake verzekeringsovereenkomst tussen de Rechtsbijstandsverzekeraar en de verzekerde die zo’n verzekering heeft afgesloten. De rechtsbijstandsverzekering wordt bestreken door Hoofdstuk II (Schadeverzekering), Afd. 4 van de richtlijn.

    Werkingsgebied Richtlijn verzekeringsbedrijf

    De richtlijn adresseert alle 27 Lidstaten: De zevenentwintig lidstaten: België, Bulgarije, Tsjechische Republiek, Denemarken, Duitsland, Estland, Ierland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Cyprus, Letland, Litouwen, Luxemburg, Hongarije, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Finland, Zweden en – vooralsnog – het Verenigd Koninkrijk.

    Doelstelling van de richtlijn

    De doelstellingen van de richtlijn worden uitgelegd in de considerans onder nrs. 82 en 83. Deze bestrijken twee aandachtspunten.

    Belangenconflict verzekeraar bij tegenstrijdig belang

    In (82) van de considerans wordt ingegaan op mogelijke tegenstrijdige belangen tussen verzekeraar en verzekerde.

    “82. Met het oog op de bescherming van verzekerden dient het nationale recht betreffende rechtsbijstandverzekering te worden geharmoniseerd. Elk mogelijk belangenconflict, met name als gevolg van het feit dat de verzekeringsonderneming een derde persoon heeft verzekerd of een persoon zowel voor rechtsbijstand als voor één of meer andere branches heeft verzekerd, moet zoveel mogelijk worden voorkomen of worden opgelost. Te dien einde kan op verschillende manieren een passend niveau van bescherming van verzekeringnemers worden bewerkstelligd. Voor welke oplossing ook wordt gekozen, het belang van de personen met rechtsbijstandverzekering dient op gelijkwaardige wijze te worden gewaarborgd.”

    Geschillen tussen verzekeraar en verzekerde

    In (83) van de considerans wordt ingegaan op mogelijke geschillen tussen verzekeraar en verzekerde.

    “83. Conflicten met betrekking tot rechtsbijstand tussen verzekerden en verzekeringsondernemingen dienen zo billijk en snel mogelijk te worden opgelost. Het is derhalve wenselijk dat de lidstaten voorzien in een arbitrageprocedure dan wel in een procedure die vergelijkbare garanties biedt.”

    Het financiële belang van de verzekeraar versus het belang van de verzekerde

    Het Handvest van de EU wil waarborgen, dat de burger – of ondernemer – die geconfronteerd wordt met een juridisch probleem, goede en betaalbare toegang heeft tot rechtshulp. Daarmee wordt de toegang van iedere burger tot het recht zo goed mogelijk geborgd, wat in het belang van de rechtsstaat in de EU is. Daarbij treedt echter ook – net als in de zorg – een bedrijfseconomisch spanningsveld op. Iedereen wil zo goed mogelijke rechtsbijstand tegen zo laag mogelijke kosten. Naar mate het financieel belang – als het om een financieel belang gaat – kleiner is, zullen de kosten van de rechtsbijstand verhoudingsgewijs hoger zijn tot een punt waarop het besteden van tijd aan een kwestie te duur is. Maar wat nu als de zaak principieel is?

    Hoe dan ook, de burger heeft twee opties om zich van rechtsbijstand te voorzien. Hij kan ervoor kiezen een verzekering af te sluiten. Doet hij dat niet dan moet hij zelf een jurist of advocaat betalen. En dat kan in de papieren lopen. Voor particulieren is er in Nederland nog een mogelijkheid, namelijk het van overheidswege aangeboden stelsel van “gefinancierde rechtsbijstand” (de zgn. “advocaat op toevoeging” of de sociale advocatuur). Daarbij betaalt de rechtzoekende – indien die qua inkomen en vermogen in aanmerking komt – een inkomensafhankelijke bijdrage. De kosten van de advocaat worden betaald door de Staat. De sociale advocatuur gaat ook onder het bedrijfseconomische dilemma gebukt. De Staat betaalt de advocaten te weinig: al decennia erkent de regering, dat de vergoeding voor deze advocaten niet kostendekkend is. De sociale advocatuur staat dan ook onder druk, doordat steeds meer advocaten niet langer bereid zijn op die basis te werken.

    Het inherente dilemma bij een rechtsbijstandsverzekering is, dat de verzekerde tegen een relatief lage premie (die vele malen lager is dan de kosten van een advocaat) een beroep kan doen op een dure dienstverlener, als de nood aan de man is. De verzekeraar kan dit doen doordat het risico van een beroep op de verzekeraar gespreid wordt over een groot aantal verzekerden.

    De verzekeraar probeert winst te maken en heeft daarmee een ingebakken tegenstrijdig belang met de verzekerde, die zo goed mogelijke (qua kwaliteit, tijd en aandacht) rechtsbijstand wil hebben. In de rechtspraak ziet men terug, dat verzekeraars verzekerden die een – naar het oordeel van de verzekeraar – overmatig beroep op de polis doen proberen te weren. De verzekeraar zal bovendien trachten een schade tegen zo laag mogelijke kosten “af te handelen”. Dat bergt het risico in zich, dat de verzekeraar hetzij kritisch is aan de poort, door kritisch te kijken of deze kwestie wel door de polis gedekt wordt (wat bij elke verzekering gebeurt), hetzij de zaak “af te raffelen”. Een bekend probleem in de praktijk is, dat medewerkers van rechtsbijstandverzekeraars (of van de uitvoerders van de rechtsbijstandsverzekeraar) zoveel dossiers moeten behandelen, dat ze amper tijd hebben voor een behoorlijke afhandeling.

    Hier staat tegenover, dat de verzekerde zich tegen een zeer laag bedrag (letterlijk) verzekerd weet van rechtsbijstand. Een belangrijk aandachtspunt is de dekking van de polis. Vaak wordt die beperkt tot hetzij particuliere kwesties dan wel juist zakelijke kwesties. Een zaak kan dan – ook als iemand zowel privé als zakelijk verzekerd is – soms tussen wal en schip vallen. En verder is de dekking vaak beperkt tot bepaalde rechtsgebieden. Om de schade te kunnen beperken hanteren verzekeraars dikwijls bovengrenzen van het verzekerd bedrag, waardoor – als de kosten van externe rechtsbijstand en dan met name in een procedure oplopen – de verzekerde die kosten op enig moment toch zelf moet dragen.

    Elk voordeel heeft zijn nadeel: wanneer men geen rechtsbijstandsverzekering heeft, en zelf een advocaat of andere jurist moet inschakelen en betalen, dan kost dat veel geld. In dat geval bestaat bovendien het – als het ware spiegelbeeldige – risico dat de ingehuurde advocaat of jurist overmatig veel tijd besteedt waardoor de zaak onnodig duur wordt. Elke waar naar zijn prijs, luidt het gezegde.

    Het is voor de leek lastig te beoordelen, of hem – hetzij door de rechtsbijstandsverzekering, hetzij door een door hemzelf betaalde rechtsbijstandsverlener – een oor wordt aangenaaid. Hij moet er maar op vertrouwen, dat iedereen naar eer en geweten handelt. De richtlijn probeert voor de rechtsbijstandverzekeraars in ieder geval waarborgen in te bouwen voor de verzekerde.

    Karakter van de rechtsbijstandsverzekering

    De rechtsbijstandverzekering behoort tot het type van de Schadeverzekeringen. Dat blijkt ook uit de plaatsing in Hoofdstuk II “Schadeverzekering” van de Richtlijn. Op een Nederlandse rechtsbijstandsverzekering zijn de algemene bepalingen van de verzekeringsovereenkomst van toepassing (zie de pagina Algemene bepalingen verzekering) en daarnaast de bijzondere bepalingen voor de schadeverzekering (zie de pagina Schadeverzekering), zoals te vinden in de regeling van de verzekeringsovereenkomst in Titel 17 van Boek 7 B.W..

    Hoofdstuk II, Afd. 4 Rechtsbijstandsverzekering

    Afd. 4 bevat de volgende 8 bepalingen:

    Art. 198 Toepassingsgebied

    Art. 199 Afzonderlijke overeenkomsten

    Art. 200 Schaderegeling

    Art. 201 Vrije keuze van een advocaat

    Art. 202 Uitzondering op de vrije keuze van een advocaat

    Art. 203 Arbitrage

    Art. 204 Belangenconflict

    Art. 205 Afschaffing van het verbod op cumulering

    Toepassingsgebied Richtlijn rechtsbijstandsverzekering

    Blijkens art. 198 lid 1 Richtlijn is deze van toepassing op de volgende rechtsbijstandsverzekeringen:

    Deze afdeling is van toepassing op de verzekering voor rechtsbijstand, waarbij een verzekeringsonderneming tegen betaling van een premie de verbintenis aangaat om de kosten van gerechtelijke procedures te dragen en andere diensten te verlenen die voortvloeien uit de door de verzekering geboden dekking, met name met het oog op:

    a. het verhaal van door de verzekerde geleden schade, door middel van een minnelijke schikking of van een civielrechtelijke of strafrechtelijke procedure;

    b. de verdediging of vertegenwoordiging van de verzekerde in een civielrechtelijke, strafrechtelijke, administratieve of andere procedure of in geval van een tegen deze persoon gerichte vordering.

    In Art. 198 lid 2 worden enkele verzekeringen uitgezonderd.

    Afzonderlijke polis voor de rechtsbijstandsverzekering

    Art. 199 Richtlijn schrijft voor, dat van de rechtsbijstandsdekking een afzonderlijke polis opgemaakt moet worden. Of in elk geval moet een polis met meerdere dekkingen een afzonderlijke regeling bevatten van de rechtsbijstandsverzekering.

    Uitvoering van de schaderegeling bij de rechtsbijstandsverzekering

    Een belangrijke bepaling ter bescherming van de belangen van de verzekerde is te vinden in Art. 200 Richtlijn, dat voorschriften geeft voor de wijze van behandeling van een beroep op de rechtsbijstandsverzekering.

    Volgens de Richtlijn moet de verzekeraar kiezen voor één van de volgende twee methodes:

    Behandeling door de rechtsbijstandsverzekeraar zelf

    Wanneer de rechtsbijstandsverzekeraar zelf de afhandeling van de “schade” (het beroep op de polis om rechtsbijstand te krijgen) op zich neemt, en die dus door juridisch geschoolde medewerkers laat uitvoeren, dan moet de afdeling die zich met de rechtsbijstand bezig houdt volledig gescheiden zijn van de financiële afdeling van de rechtsbijstandsverzekeraar.

    Hiermee beoogt de Richtlijn te voorkomen, dat het eigen financiële belang van de rechtsbijstandsverzekeraar een rol gaat spelen bij de wijze van afwikkeling van de zaak. Dit impliceert dus een stricte waterscheiding tussen de afdeling met juridische medewerkers en de financiële en andere onderdelen van de verzekeraar, die gaan over de polis en de beoordeling en behandeling van schademeldingen.

    De juridische medewerkers mogen dus geen inzage geven in hun dossier aan hun collega’s van de verzekeringstak. Zij moeten de privacy van de verzekerde bewaken.

    Uitbesteding door de rechtsbijstandsverzekeraar aan een onafhankelijke rechtshulpverlener

    Alternatief is uitbesteding aan een onafhankelijke juridisch dienstverlener. Dit waarborgt de onafhankelijke behandeling – zonder dat de belangen van de rechtsbijstandsverzekeraar invloed hebben op de wijze van afhandeling – beter dan interne behandeling. Rechtsbijstandverzekeraars sluiten daartoe vaak volumecontracten met advocatenkantoren en andere organisaties die juridische bijstand verlenen.

    De contractant moet dan een bepaald aantal zaken per jaar behandelen tegen een vaste (doorgaans lage) prijs. De uitvoerder is daarmee verzekerd van een groot volume aan zaken, en moet die financieel rendabel zien uit te voeren.

    Bij de behandeling van een dossier moet de vertrouwelijkheid in acht genomen worden. De verzekeraar is immers niet zonder meer gerechtigd van alle informatie uit het dossier en de inhoudelijke behandeling daarvan kennis te nemen. De verzekeraar kan immers – als de wederpartij in een zaak ook verzekerde is voor rechtsbijstand, en die zaak wordt door een eigen jurist van de verzekeraar behandeld – ook niet even die juridische behandelaar bellen en die vragen informatie over het dossier te delen.

    Zie ook het blog Rechtsbijstandsverzekering en geheimhouding van de advocaat.

    Wanneer de verzekerde een wederpartij heeft, die bij dezelfde rechtsbijstandsverzekeraar zit, dan moet de verzekeraar zorgen voor een “volkomen onafhankelijke” advocaat die de belangen van de verzekerde behartigt (art. 202 lid 1, sub d Richtlijn):

    “er worden maatregelen genomen om te verzekeren dat de rechtsbijstand en de vertegenwoordiging van elk van de partijen bij een geschil door volkomen onafhankelijke advocaten geschiedt indien deze partijen door dezelfde verzekeringsonderneming zijn verzekerd.”

    Vrije advocaatkeuze rechtsbijstandsverzekerde

    In art. 201 Richtlijn wordt de vrije advocaatkeuze als norm vooropgesteld. Lid 1 bepaalt, dat in elke overeenkomst inzake rechtsbijstandverzekering wordt uitdrukkelijk bepaald dat:

    a. indien een advocaat of andere persoon die volgens het nationaal recht gekwalificeerd is, wordt gevraagd de belangen van de verzekerde in een gerechtelijke of administratieve procedure te verdedigen, te vertegenwoordigen of te behartigen, de verzekerde vrij is om deze advocaat of andere persoon te kiezen;

    b. de verzekerden vrij zijn om een advocaat of, indien zij daar de voorkeur aan geven en voor zover het nationale recht zulks toestaat, een andere gekwalificeerde persoon te kiezen om hun belangen te behartigen wanneer zich een belangenconflict voordoet.

    Lid 2 definieert het begrip “advocaat” door verwijzing naar Richtlijn 77/249/EEG. In art. 202 is bepaald, in welke gevallen van deze hoofdregel mag worden afgeweken.

    In de zaak leidend tot het arrest HvJ EU 14 mei 2020 (Belgische advocatenordes/Ministerraad) klaagden de Belgische advocatenorden de staat aan wegens strijd van de wet met de Richtlijn. In het bijzonder voeren de ordes van balies aan dat die wet niet in overeenstemming is met artikel 201 van richtlijn 2009/138, aangezien die wet in wezen niet voorziet in het recht van de rechtsbijstandverzekerde om in het kader van een bemiddelingsprocedure zijn advocaat te kiezen. Volgens de ordes van balies valt deze procedure immers onder het begrip „gerechtelijke procedure” als bedoeld in voormeld artikel 201, zodat de verzekeringnemer over dat recht moet beschikken.

    De Belgische rechter stelde het HvJ EU daarom prejudiciële vragen. De procedure waar het hier om draaide was een zgn. “bemiddelingsprocedure”. Dit is een minnelijk traject, dat echter wel plaatsvindt in het kader van – of voortvloeit uit – een gerechtelijke procedure. Het Hof citeert de overwegingen van de Belgische rechter” “Op basis van deze rechtspraak kan echter niet met zekerheid worden vastgesteld of dat recht eveneens geldt in een bemiddelingsprocedure als die welke in het hoofdgeding aan de orde is. In dat verband merkt de verwijzende rechter op dat een bemiddelingsprocedure naar Belgisch recht kenmerken vertoont die aanleunen zowel bij een procedure tot minnelijke regeling van het geschil als bij een gerechtelijke procedure. In het bijzonder heeft de bemiddelingsprocedure, net als de procedure tot minnelijke regeling, tot doel een bemiddelingsakkoord tot stand te brengen tussen de partijen bij het geschil.”

    Het HvJ EU beantwoordt de vraag van de Belgische rechter aldus, dat artikel 201, lid 1, onder a), van richtlijn 2009/138 aldus moet worden uitgelegd dat het in deze bepaling bedoelde begrip „gerechtelijke procedure” ook betrekking heeft op een procedure voor gerechtelijke of buitengerechtelijke bemiddeling waarbij een rechterlijke instantie betrokken is of kan zijn, hetzij bij het inleiden van deze procedure hetzij na afloop ervan.

    In de Nederlandse context is de vraag – die verzekeraars ontkennend beantwoorden – of de verzekerde in alle gevallen dat de verzekerde rechtsbijstand nodig heeft in verband met enige vorm van een gerechtelijke procedure recht heeft om zelf een (externe, en dus voor de verzekeraar duurdere) advocaat te kiezen. Verzekeraars zien om bedrijfseconomische redenen uiteraard liever dat die vrijheid beperkt wordt, zodat zij de zaak door hun eigen juridische medewerkers voor afhandeling van rechtsbijstand kunnen laten afhandelen of kunnen laten behandelen door de partij met wie zij een (volume)contract hebben.

    Bronnen

    Andere bronnen over de vrije advocaatkeuze zijn de volgende artikelen:

    – Maandblad vermogensrecht 2020 (7-8) mr. D.B. Holthinrichs – Vrije advocaatkeuze en rechtsbijstandsverzekering (Bju Open Acces)
    – Tijdschrift Civiele Rechtspleging 2018 (2) Prof. mr. H.B. Krans en F.Q. van de Pol – Vrije advocaatkeuze en rechtsbijstandsverzekeringen (Bju Open Acces)

    Ook is op de website mr. Ton Steinz informatie te vinden over de vrije advocaatkeuze in Nederland. De SP (Van Nispen) heeft naar aanleiding van de Kifid uitspraak op 12 mei 2021 Kamervragen aan Minister Dekker gesteld.

    Arbitrage bij geschil rechtsbijstandsverzekerde met de rechtsbijstandsverzekeraar

    Art. 203 Richtlijn schrijft de Lidstaten voor, dat wettelijk moet worden voorzien in een vorm van arbitrage tussen verzekerde en verzekeraar in geval van geschillen tussen hen beiden.

    Verplichting van de rechtsbijstandsverzekeraar bij belangenconflict

    Art. 204 legt op de verzekeraar de verplichting om de verzekerde bij een belangenconflict te wijzen op de vrije advocaatkeuze en de mogelijkheid van arbitrage:

    “Telkens wanneer zich een belangenconflict voordoet of er een verschil van mening bestaat over de geschillenbeslechting, brengt de rechtsbijstandverzekeraar, of in voorkomend geval het schaderegelingskantoor de verzekerde op de hoogte van het in artikel 201, lid 1, bedoelde recht en van de mogelijkheid om gebruik te maken van de in artikel 203 bedoelde procedure.”

    Afschaffing cumuleringsverbod

    Art. 205 Richtlijn bepaalt dat de Lidstaten het cumuleringsverbod moeten afschaffen. Verzekeraars mogen rechtsbijstandsverzekeringen dus aanbieden samen met andere soorten verzekering.

    Rechtspraak

    HvJ EU 14 mei 2020 (Vlaamse Balie en Ordre des barreaux francophones et germanophone/Ministerraad) – artikel 201, lid 1, onder a), van richtlijn 2009/138 aldus moet worden uitgelegd dat het in art. 201 Richtlijn bedoelde begrip „gerechtelijke procedure” ook betrekking heeft op een procedure – naar Belgisch recht – voor gerechtelijke of buitengerechtelijke bemiddeling waarbij een rechterlijke instantie betrokken is of kan zijn, hetzij bij het inleiden van deze procedure hetzij na afloop ervan.

    Auteur & Last edit

    [MdV, 3-10-2020; laatste bewerking 5 juni 2021]

    Europese Richtlijn Verzekeringsbedrijf

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      Europese Richtlijn Verzekeringsbedrijf

      Inleiding Europese richtlijn verzekeringsbedrijf

      De EU heeft in 2009 een aantal richtlijnen inzake het verzekeringsbedrijf herzien en in één richtlijn bij elkaar genomen. De Richtlijn heet officieel Richtlijn 2009/138/EG betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf . Onderdeel van deze richtlijn is de rechtsbijstandsverzekering. Deze Richtlijn heeft wat de rechtsbijstandsverzekering aangaat Richtlijn 87/344/EEG van de Raad van 22 juni 1987 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de rechtsbijstandverzekering vervangen.

      Hier wordt het hoofdstuk behandeld inzake verzekeringsovereenkomst tussen de Rechtsbijstandsverzekeraar en de verzekerde die zo’n verzekering heeft afgesloten. De rechtsbijstandsverzekering wordt bestreken door Hoofdstuk II (Schadeverzekering), Afd. 4 van de richtlijn.

      Werkingsgebied Richtlijn verzekeringsbedrijf

      De richtlijn adresseert alle 27 Lidstaten: De zevenentwintig lidstaten: België, Bulgarije, Tsjechische Republiek, Denemarken, Duitsland, Estland, Ierland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Cyprus, Letland, Litouwen, Luxemburg, Hongarije, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Finland, Zweden en – vooralsnog – het Verenigd Koninkrijk.

      Doelstelling van de richtlijn

      De doelstellingen van de richtlijn worden uitgelegd in de considerans onder nrs. 82 en 83. Deze bestrijken twee aandachtspunten.

      Belangenconflict verzekeraar bij tegenstrijdig belang

      In (82) van de considerans wordt ingegaan op mogelijke tegenstrijdige belangen tussen verzekeraar en verzekerde.

      “82. Met het oog op de bescherming van verzekerden dient het nationale recht betreffende rechtsbijstandverzekering te worden geharmoniseerd. Elk mogelijk belangenconflict, met name als gevolg van het feit dat de verzekeringsonderneming een derde persoon heeft verzekerd of een persoon zowel voor rechtsbijstand als voor één of meer andere branches heeft verzekerd, moet zoveel mogelijk worden voorkomen of worden opgelost. Te dien einde kan op verschillende manieren een passend niveau van bescherming van verzekeringnemers worden bewerkstelligd. Voor welke oplossing ook wordt gekozen, het belang van de personen met rechtsbijstandverzekering dient op gelijkwaardige wijze te worden gewaarborgd.”

      Geschillen tussen verzekeraar en verzekerde

      In (83) van de considerans wordt ingegaan op mogelijke geschillen tussen verzekeraar en verzekerde.

      “83. Conflicten met betrekking tot rechtsbijstand tussen verzekerden en verzekeringsondernemingen dienen zo billijk en snel mogelijk te worden opgelost. Het is derhalve wenselijk dat de lidstaten voorzien in een arbitrageprocedure dan wel in een procedure die vergelijkbare garanties biedt.”

      Het financiële belang van de verzekeraar versus het belang van de verzekerde

      Het Handvest van de EU wil waarborgen, dat de burger – of ondernemer – die geconfronteerd wordt met een juridisch probleem, goede en betaalbare toegang heeft tot rechtshulp. Daarmee wordt de toegang van iedere burger tot het recht zo goed mogelijk geborgd, wat in het belang van de rechtsstaat in de EU is. Daarbij treedt echter ook – net als in de zorg – een bedrijfseconomisch spanningsveld op. Iedereen wil zo goed mogelijke rechtsbijstand tegen zo laag mogelijke kosten. Naar mate het financieel belang – als het om een financieel belang gaat – kleiner is, zullen de kosten van de rechtsbijstand verhoudingsgewijs hoger zijn tot een punt waarop het besteden van tijd aan een kwestie te duur is. Maar wat nu als de zaak principieel is?

      Hoe dan ook, de burger heeft twee opties om zich van rechtsbijstand te voorzien. Hij kan ervoor kiezen een verzekering af te sluiten. Doet hij dat niet dan moet hij zelf een jurist of advocaat betalen. En dat kan in de papieren lopen. Voor particulieren is er in Nederland nog een mogelijkheid, namelijk het van overheidswege aangeboden stelsel van “gefinancierde rechtsbijstand” (de zgn. “advocaat op toevoeging” of de sociale advocatuur). Daarbij betaalt de rechtzoekende – indien die qua inkomen en vermogen in aanmerking komt – een inkomensafhankelijke bijdrage. De kosten van de advocaat worden betaald door de Staat. De sociale advocatuur gaat ook onder het bedrijfseconomische dilemma gebukt. De Staat betaalt de advocaten te weinig: al decennia erkent de regering, dat de vergoeding voor deze advocaten niet kostendekkend is. De sociale advocatuur staat dan ook onder druk, doordat steeds meer advocaten niet langer bereid zijn op die basis te werken.

      Het inherente dilemma bij een rechtsbijstandsverzekering is, dat de verzekerde tegen een relatief lage premie (die vele malen lager is dan de kosten van een advocaat) een beroep kan doen op een dure dienstverlener, als de nood aan de man is. De verzekeraar kan dit doen doordat het risico van een beroep op de verzekeraar gespreid wordt over een groot aantal verzekerden.

      De verzekeraar probeert winst te maken en heeft daarmee een ingebakken tegenstrijdig belang met de verzekerde, die zo goed mogelijke (qua kwaliteit, tijd en aandacht) rechtsbijstand wil hebben. In de rechtspraak ziet men terug, dat verzekeraars verzekerden die een – naar het oordeel van de verzekeraar – overmatig beroep op de polis doen proberen te weren. De verzekeraar zal bovendien trachten een schade tegen zo laag mogelijke kosten “af te handelen”. Dat bergt het risico in zich, dat de verzekeraar hetzij kritisch is aan de poort, door kritisch te kijken of deze kwestie wel door de polis gedekt wordt (wat bij elke verzekering gebeurt), hetzij de zaak “af te raffelen”. Een bekend probleem in de praktijk is, dat medewerkers van rechtsbijstandverzekeraars (of van de uitvoerders van de rechtsbijstandsverzekeraar) zoveel dossiers moeten behandelen, dat ze amper tijd hebben voor een behoorlijke afhandeling.

      Hier staat tegenover, dat de verzekerde zich tegen een zeer laag bedrag (letterlijk) verzekerd weet van rechtsbijstand. Een belangrijk aandachtspunt is de dekking van de polis. Vaak wordt die beperkt tot hetzij particuliere kwesties dan wel juist zakelijke kwesties. Een zaak kan dan – ook als iemand zowel privé als zakelijk verzekerd is – soms tussen wal en schip vallen. En verder is de dekking vaak beperkt tot bepaalde rechtsgebieden. Om de schade te kunnen beperken hanteren verzekeraars dikwijls bovengrenzen van het verzekerd bedrag, waardoor – als de kosten van externe rechtsbijstand en dan met name in een procedure oplopen – de verzekerde die kosten op enig moment toch zelf moet dragen.

      Elk voordeel heeft zijn nadeel: wanneer men geen rechtsbijstandsverzekering heeft, en zelf een advocaat of andere jurist moet inschakelen en betalen, dan kost dat veel geld. In dat geval bestaat bovendien het – als het ware spiegelbeeldige – risico dat de ingehuurde advocaat of jurist overmatig veel tijd besteedt waardoor de zaak onnodig duur wordt. Elke waar naar zijn prijs, luidt het gezegde.

      Het is voor de leek lastig te beoordelen, of hem – hetzij door de rechtsbijstandsverzekering, hetzij door een door hemzelf betaalde rechtsbijstandsverlener – een oor wordt aangenaaid. Hij moet er maar op vertrouwen, dat iedereen naar eer en geweten handelt. De richtlijn probeert voor de rechtsbijstandverzekeraars in ieder geval waarborgen in te bouwen voor de verzekerde.

      Karakter van de rechtsbijstandsverzekering

      De rechtsbijstandverzekering behoort tot het type van de Schadeverzekeringen. Dat blijkt ook uit de plaatsing in Hoofdstuk II “Schadeverzekering” van de Richtlijn. Op een Nederlandse rechtsbijstandsverzekering zijn de algemene bepalingen van de verzekeringsovereenkomst van toepassing (zie de pagina Algemene bepalingen verzekering) en daarnaast de bijzondere bepalingen voor de schadeverzekering (zie de pagina Schadeverzekering), zoals te vinden in de regeling van de verzekeringsovereenkomst in Titel 17 van Boek 7 B.W..

      Hoofdstuk II, Afd. 4 Rechtsbijstandsverzekering

      Afd. 4 bevat de volgende 8 bepalingen:

      Art. 198 Toepassingsgebied

      Art. 199 Afzonderlijke overeenkomsten

      Art. 200 Schaderegeling

      Art. 201 Vrije keuze van een advocaat

      Art. 202 Uitzondering op de vrije keuze van een advocaat

      Art. 203 Arbitrage

      Art. 204 Belangenconflict

      Art. 205 Afschaffing van het verbod op cumulering

      Toepassingsgebied Richtlijn rechtsbijstandsverzekering

      Blijkens art. 198 lid 1 Richtlijn is deze van toepassing op de volgende rechtsbijstandsverzekeringen:

      Deze afdeling is van toepassing op de verzekering voor rechtsbijstand, waarbij een verzekeringsonderneming tegen betaling van een premie de verbintenis aangaat om de kosten van gerechtelijke procedures te dragen en andere diensten te verlenen die voortvloeien uit de door de verzekering geboden dekking, met name met het oog op:

      a. het verhaal van door de verzekerde geleden schade, door middel van een minnelijke schikking of van een civielrechtelijke of strafrechtelijke procedure;

      b. de verdediging of vertegenwoordiging van de verzekerde in een civielrechtelijke, strafrechtelijke, administratieve of andere procedure of in geval van een tegen deze persoon gerichte vordering.

      In Art. 198 lid 2 worden enkele verzekeringen uitgezonderd.

      Afzonderlijke polis voor de rechtsbijstandsverzekering

      Art. 199 Richtlijn schrijft voor, dat van de rechtsbijstandsdekking een afzonderlijke polis opgemaakt moet worden. Of in elk geval moet een polis met meerdere dekkingen een afzonderlijke regeling bevatten van de rechtsbijstandsverzekering.

      Uitvoering van de schaderegeling bij de rechtsbijstandsverzekering

      Een belangrijke bepaling ter bescherming van de belangen van de verzekerde is te vinden in Art. 200 Richtlijn, dat voorschriften geeft voor de wijze van behandeling van een beroep op de rechtsbijstandsverzekering.

      Volgens de Richtlijn moet de verzekeraar kiezen voor één van de volgende twee methodes:

      Behandeling door de rechtsbijstandsverzekeraar zelf

      Wanneer de rechtsbijstandsverzekeraar zelf de afhandeling van de “schade” (het beroep op de polis om rechtsbijstand te krijgen) op zich neemt, en die dus door juridisch geschoolde medewerkers laat uitvoeren, dan moet de afdeling die zich met de rechtsbijstand bezig houdt volledig gescheiden zijn van de financiële afdeling van de rechtsbijstandsverzekeraar.

      Hiermee beoogt de Richtlijn te voorkomen, dat het eigen financiële belang van de rechtsbijstandsverzekeraar een rol gaat spelen bij de wijze van afwikkeling van de zaak. Dit impliceert dus een stricte waterscheiding tussen de afdeling met juridische medewerkers en de financiële en andere onderdelen van de verzekeraar, die gaan over de polis en de beoordeling en behandeling van schademeldingen.

      De juridische medewerkers mogen dus geen inzage geven in hun dossier aan hun collega’s van de verzekeringstak. Zij moeten de privacy van de verzekerde bewaken.

      Uitbesteding door de rechtsbijstandsverzekeraar aan een onafhankelijke rechtshulpverlener

      Alternatief is uitbesteding aan een onafhankelijke juridisch dienstverlener. Dit waarborgt de onafhankelijke behandeling – zonder dat de belangen van de rechtsbijstandsverzekeraar invloed hebben op de wijze van afhandeling – beter dan interne behandeling. Rechtsbijstandverzekeraars sluiten daartoe vaak volumecontracten met advocatenkantoren en andere organisaties die juridische bijstand verlenen.

      De contractant moet dan een bepaald aantal zaken per jaar behandelen tegen een vaste (doorgaans lage) prijs. De uitvoerder is daarmee verzekerd van een groot volume aan zaken, en moet die financieel rendabel zien uit te voeren.

      Bij de behandeling van een dossier moet de vertrouwelijkheid in acht genomen worden. De verzekeraar is immers niet zonder meer gerechtigd van alle informatie uit het dossier en de inhoudelijke behandeling daarvan kennis te nemen. De verzekeraar kan immers – als de wederpartij in een zaak ook verzekerde is voor rechtsbijstand, en die zaak wordt door een eigen jurist van de verzekeraar behandeld – ook niet even die juridische behandelaar bellen en die vragen informatie over het dossier te delen.

      Zie ook het blog Rechtsbijstandsverzekering en geheimhouding van de advocaat.

      Wanneer de verzekerde een wederpartij heeft, die bij dezelfde rechtsbijstandsverzekeraar zit, dan moet de verzekeraar zorgen voor een “volkomen onafhankelijke” advocaat die de belangen van de verzekerde behartigt (art. 202 lid 1, sub d Richtlijn):

      “er worden maatregelen genomen om te verzekeren dat de rechtsbijstand en de vertegenwoordiging van elk van de partijen bij een geschil door volkomen onafhankelijke advocaten geschiedt indien deze partijen door dezelfde verzekeringsonderneming zijn verzekerd.”

      Vrije advocaatkeuze rechtsbijstandsverzekerde

      In art. 201 Richtlijn wordt de vrije advocaatkeuze als norm vooropgesteld. Lid 1 bepaalt, dat in elke overeenkomst inzake rechtsbijstandverzekering wordt uitdrukkelijk bepaald dat:

      a. indien een advocaat of andere persoon die volgens het nationaal recht gekwalificeerd is, wordt gevraagd de belangen van de verzekerde in een gerechtelijke of administratieve procedure te verdedigen, te vertegenwoordigen of te behartigen, de verzekerde vrij is om deze advocaat of andere persoon te kiezen;

      b. de verzekerden vrij zijn om een advocaat of, indien zij daar de voorkeur aan geven en voor zover het nationale recht zulks toestaat, een andere gekwalificeerde persoon te kiezen om hun belangen te behartigen wanneer zich een belangenconflict voordoet.

      Lid 2 definieert het begrip “advocaat” door verwijzing naar Richtlijn 77/249/EEG. In art. 202 is bepaald, in welke gevallen van deze hoofdregel mag worden afgeweken.

      In de zaak leidend tot het arrest HvJ EU 14 mei 2020 (Belgische advocatenordes/Ministerraad) klaagden de Belgische advocatenorden de staat aan wegens strijd van de wet met de Richtlijn. In het bijzonder voeren de ordes van balies aan dat die wet niet in overeenstemming is met artikel 201 van richtlijn 2009/138, aangezien die wet in wezen niet voorziet in het recht van de rechtsbijstandverzekerde om in het kader van een bemiddelingsprocedure zijn advocaat te kiezen. Volgens de ordes van balies valt deze procedure immers onder het begrip „gerechtelijke procedure” als bedoeld in voormeld artikel 201, zodat de verzekeringnemer over dat recht moet beschikken.

      De Belgische rechter stelde het HvJ EU daarom prejudiciële vragen. De procedure waar het hier om draaide was een zgn. “bemiddelingsprocedure”. Dit is een minnelijk traject, dat echter wel plaatsvindt in het kader van – of voortvloeit uit – een gerechtelijke procedure. Het Hof citeert de overwegingen van de Belgische rechter” “Op basis van deze rechtspraak kan echter niet met zekerheid worden vastgesteld of dat recht eveneens geldt in een bemiddelingsprocedure als die welke in het hoofdgeding aan de orde is. In dat verband merkt de verwijzende rechter op dat een bemiddelingsprocedure naar Belgisch recht kenmerken vertoont die aanleunen zowel bij een procedure tot minnelijke regeling van het geschil als bij een gerechtelijke procedure. In het bijzonder heeft de bemiddelingsprocedure, net als de procedure tot minnelijke regeling, tot doel een bemiddelingsakkoord tot stand te brengen tussen de partijen bij het geschil.”

      Het HvJ EU beantwoordt de vraag van de Belgische rechter aldus, dat artikel 201, lid 1, onder a), van richtlijn 2009/138 aldus moet worden uitgelegd dat het in deze bepaling bedoelde begrip „gerechtelijke procedure” ook betrekking heeft op een procedure voor gerechtelijke of buitengerechtelijke bemiddeling waarbij een rechterlijke instantie betrokken is of kan zijn, hetzij bij het inleiden van deze procedure hetzij na afloop ervan.

      In de Nederlandse context is de vraag – die verzekeraars ontkennend beantwoorden – of de verzekerde in alle gevallen dat de verzekerde rechtsbijstand nodig heeft in verband met enige vorm van een gerechtelijke procedure recht heeft om zelf een (externe, en dus voor de verzekeraar duurdere) advocaat te kiezen. Verzekeraars zien om bedrijfseconomische redenen uiteraard liever dat die vrijheid beperkt wordt, zodat zij de zaak door hun eigen juridische medewerkers voor afhandeling van rechtsbijstand kunnen laten afhandelen of kunnen laten behandelen door de partij met wie zij een (volume)contract hebben.

      Bronnen

      Andere bronnen over de vrije advocaatkeuze zijn de volgende artikelen:

      – Maandblad vermogensrecht 2020 (7-8) mr. D.B. Holthinrichs – Vrije advocaatkeuze en rechtsbijstandsverzekering (Bju Open Acces)
      – Tijdschrift Civiele Rechtspleging 2018 (2) Prof. mr. H.B. Krans en F.Q. van de Pol – Vrije advocaatkeuze en rechtsbijstandsverzekeringen (Bju Open Acces)

      Ook is op de website mr. Ton Steinz informatie te vinden over de vrije advocaatkeuze in Nederland. De SP (Van Nispen) heeft naar aanleiding van de Kifid uitspraak op 12 mei 2021 Kamervragen aan Minister Dekker gesteld.

      Arbitrage bij geschil rechtsbijstandsverzekerde met de rechtsbijstandsverzekeraar

      Art. 203 Richtlijn schrijft de Lidstaten voor, dat wettelijk moet worden voorzien in een vorm van arbitrage tussen verzekerde en verzekeraar in geval van geschillen tussen hen beiden.

      Verplichting van de rechtsbijstandsverzekeraar bij belangenconflict

      Art. 204 legt op de verzekeraar de verplichting om de verzekerde bij een belangenconflict te wijzen op de vrije advocaatkeuze en de mogelijkheid van arbitrage:

      “Telkens wanneer zich een belangenconflict voordoet of er een verschil van mening bestaat over de geschillenbeslechting, brengt de rechtsbijstandverzekeraar, of in voorkomend geval het schaderegelingskantoor de verzekerde op de hoogte van het in artikel 201, lid 1, bedoelde recht en van de mogelijkheid om gebruik te maken van de in artikel 203 bedoelde procedure.”

      Afschaffing cumuleringsverbod

      Art. 205 Richtlijn bepaalt dat de Lidstaten het cumuleringsverbod moeten afschaffen. Verzekeraars mogen rechtsbijstandsverzekeringen dus aanbieden samen met andere soorten verzekering.

      Rechtspraak

      HvJ EU 14 mei 2020 (Vlaamse Balie en Ordre des barreaux francophones et germanophone/Ministerraad) – artikel 201, lid 1, onder a), van richtlijn 2009/138 aldus moet worden uitgelegd dat het in art. 201 Richtlijn bedoelde begrip „gerechtelijke procedure” ook betrekking heeft op een procedure – naar Belgisch recht – voor gerechtelijke of buitengerechtelijke bemiddeling waarbij een rechterlijke instantie betrokken is of kan zijn, hetzij bij het inleiden van deze procedure hetzij na afloop ervan.

      Auteur & Last edit

      [MdV, 3-10-2020; laatste bewerking 5 juni 2021]

      Europese Richtlijn Verzekeringsbedrijf

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!