Conservatoir beslag aandelen en effecten op naam (Afd. 3, Titel 4, Boek III Rv.)
Inleiding conservatoir beslag aandelen en effecten op naam
De schuldeiser die een conservatoir verhaalsbeslag (tot verhaal van zijn gepretendeerde vordering) wil leggen, kan ook conservatoir beslag leggen op de aandelen, die zijn schuldenaar houdt in een vennootschap. Voor een beslag strekkende tot levering geldt een andere regeling, nl. art. 730 Rv.. Zie de pagina Conservatoir beslag tot afgifte en levering.
Het conservatoir verhaalsbeslag op aandelen is geregeld in Afd. 3, Titel 3, Boek III Rv.. De afdeling bevat 4 artikelen (art. 714 Rv. t/m art. 717 Rv.). Dit beslag wordt volgens de literatuur niet beschouwd als een beslag onder een derde, maar onder de schuldenaar zelf, hoewel het uiteraard wordt gelegd door middel van een exploit uitgebracht aan de vennootschap waarin de aandelen worden gehouden.
Het kan gaan om beslag op aandelen op naam in een BV of NV, maar ook om aandelen in een maatschap. De genoemde effecten op naam niet zijnde aandelen zijn bvb. optierechten of certificaten in een STAK. Het is een beslag op een vermogensrecht (i.t.t. beslag op een zaak). Ook lidmaatschapsrechten in een vereniging vallen onder de regeling, mits ze kunnen worden vervreemd. Deze kunnen dus ook in beslag genomen worden (art. 717 lid 2 Rv.).
Net als bij alle andere conservatoire beslagen moet deze regeling steeds ook worden bezien tegen de achtergrond van de algemene bepalingen inzake conservatoir beslag. Zie de pagina Algemene bepalingen conservatoir beslag.
Gevolgen en omvang beslag
Het beslag omvat ook vorderingsrechten, die de aandeelhouder uit de beslagen aandelen of effecten heeft, maar nog niet zijn uitgekeerd (art. 714 lid 1 Rv. jo. art. 474b lid 2 Rv.). Art. 716 Rv. bevat een nadere uitwerking van de executie en evt. verklaringsprocedure met betrekking tot die mede door het beslag getroffen vorderingsrechten.
De beslagene behoudt het stemrecht (en soortgelijke rechten) uit hoofde van de aandelen (art. 714 lid 1 Rv. jo. art. 474ba Rv.).
Vereisten voor beslag
Voor de vereisten die aan het conservatoir beslag op aandelen gesteld worden, dient allereerst te worden verwezen naar de Beslagsyllabus (versie aug. 2022), die door de Rechtspraak is uitgegeven.
Vrees voor verduistering
Voor het leggen van conservatoir beslag op aandelen of effecten op naam is vereist dat vrees voor verduistering wordt gesteld en zo nodig aangetoond (art. 714 lid 1 Rv. jo. art. 711 Rv.). Het enkele onbetaald blijven van de vordering is daartoe onvoldoende (zie Hof Amsterdam 10-01-2012).
Wijze van beslag leggen
Het beslag wordt gelegd op de wijze als bepaald voor executoriaal aandelenbeslag, waarbij het verlof in de plaats komt van de executoriale titel (art. 715 lid 1 Rv.).
Overbetekening instellen hoofdzaak
Op grond van art. 715 lid 2 Rv. moet de conservatoir beslaglegger aan de vennootschap de procesinleiding van de hoofdzaak overbetekenen. Echter niet op straffe van nietigheid, zo besliste de Hoge Raad in HR 15-10-2010 (Tarumm c.s./beslaglegger). De rechtbank had ten onrechte het verzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens dit verzuim. Het Hof vernietigde die beslissing en wees het verzoek alsnog toe.
Een van de overwegingen van de Hoge Raad in deze zaak was, dat de regeling inzake beslag op aandelen verschilt van die van beslag onder derden. Zoals hiervoor aangegeven wordt het aandelenbeslag niet gezien als een derdenbeslag. In diens conclusie bij het genoemde arrest schrijft de P-G in nrs. 10 en 11:
“10. Uit de tekst van art. 715 lid 2 Rv blijkt niet dat betekening aan de vennootschap van een afschrift van de dagvaarding waarbij de eis in de hoofdzaak werd ingesteld op straffe van nietigheid of verval van het beslag is voorgeschreven. Anders dan het onderdeel betoogt, kan uit de geschiedenis van de invoering per 1 januari 1992 van de huidige regeling van conservatoir beslag op aandelen in artt. 714-716 Rv niet worden afgeleid dat het hier zou gaan om een wettelijke leemte die door middel van een redelijke wetstoepassing moet worden opgevuld in die zin dat ook hier, evenals in art. 721 Rv, de sanctie van nietigheid van het beslag geldt. Weliswaar wordt in de memorie van toelichting ten aanzien van de regeling in het tweede lid van art. 715 Rv erop gewezen dat deze regeling correspondeert met die welke voor het geval van derdenbeslag voortvloeit uit de artikelen 719 lid 1 en 721 Rv (Parl. Gesch. Inv. Boeken 3, 5 en 6 Nieuw BW, Wijziging Rv e.a.w., blz. 324), maar dat ziet kennelijk uitsluitend op de inhoud van de verplichtingen van de beslaglegger, doch niet – nu daarover met geen woord wordt gerept – op de sanctie die aan het niet-nakomen van die verplichtingen moet worden verbonden. Wellicht is een verklaring voor het ontbreken van deze sanctie in geval van conservatoir beslag op aandelen het feit dat de wetgever bij het ontwerpen van de oorspronkelijke regeling van het conservatoir beslag op aandelen bij de Wet van 7 september 1972, Stb. 1972, 483 (de voormalige art. 730a en 734a-734d Rv), aansluiting heeft gezocht bij het beslag onder de schuldenaar, en niet bij het derdenbeslag. Zie Kamerstukken II 1970/71, 11 288, nr. 3, blz. 7.
11. Wat hier ook van zij, nu art. 715 lid 2 Rv geen sanctie stelt op schending van de verplichting tot overbetekening aan de vennootschap van het instellen van de eis in de hoofdzaak, en de geschiedenis van de totstandkoming van dat artikel geen aanknopingspunten biedt voor de veronderstelling dat het hier zou gaan om een wettelijke leemte, moet worden aangenomen dat schending van het voorschrift niet leidt tot nietigheid van het beslag. In gelijke zin M. Ynzonides, in: H. Oudelaar (red.), Vademecum Burgerlijk Procesrecht, Executie en Beslag, 2001, blz. 113, en G.C. van Daal, Executoriaal en conservatoir verhaalsbeslag op aandelen in kapitaalvennootschappen en op certificaten daarvan, diss. 2008, blz. 100.”
Betekening executoriale titel en verzoek tot (openbare) verkoop
Nadat de beslaglegger een executoriale titel heeft verkregen, moet hij deze aan de beslagene betekenen, wil het beslag overgaan in de executoriale fase (art. 704 lid 1 Rv.). In de regeling van het conservatoir derdenbeslag (die volgens de Hoge Raad dus niet 1 op 1 van toepassing is) geldt, dat de executoriale titel binnen een maand moet worden betekend aan de derde (art. 704 lid 1 Rv. jo. art. 722 Rv.). Wanneer de derde nadien aan de geëxecuteerde betaalt, zijn die betalingen van waarde (betalingen voor verkrijgen van het vonnis echter niet, en ook betalingen pas gedaan nadat alsnog aan de derde is betekend ook niet, volgens de jurisprudentie).
De termijn voor indiening van het verzoek tot openbare verkoop (art.474g lid 1 Rv.) eindigt volgens art. 715 lid 3 Rv. één maand na de dag, waarop de in kracht van gewijsde gegane executoriale titel aan de vennootschap is betekend. De wet zegt voor het aandelenbeslag echter niet, binnen welke termijn die betekening (aan de vennootschap) moet plaatsvinden. Gelet op de overwegingen van de Hoge Raad in het hiervoor genoemde arrest uit 2010 kan waarschijnlijk niet worden aangenomen, dat de termijnen genoemd in art. 704 Rv. en art. 722 Rv. van toepassing zijn. Dat zou betekenen dat de termijn voor betekening aan de vennootschap een open termijn is. In die zin ook het arrest van Hof Amsterdam 16-02-2010
Auteur & Last edit
[MdV, 2-06-2017; bijgewerkt 30-07-2023]
Conservatoir beslag aandelen en effecten op naam (Afd. 3, Titel 4, Boek III Rv.)
Inleiding conservatoir beslag aandelen en effecten op naam
De schuldeiser die een conservatoir verhaalsbeslag (tot verhaal van zijn gepretendeerde vordering) wil leggen, kan ook conservatoir beslag leggen op de aandelen, die zijn schuldenaar houdt in een vennootschap. Voor een beslag strekkende tot levering geldt een andere regeling, nl. art. 730 Rv.. Zie de pagina Conservatoir beslag tot afgifte en levering.
Het conservatoir verhaalsbeslag op aandelen is geregeld in Afd. 3, Titel 3, Boek III Rv.. De afdeling bevat 4 artikelen (art. 714 Rv. t/m art. 717 Rv.). Dit beslag wordt volgens de literatuur niet beschouwd als een beslag onder een derde, maar onder de schuldenaar zelf, hoewel het uiteraard wordt gelegd door middel van een exploit uitgebracht aan de vennootschap waarin de aandelen worden gehouden.
Het kan gaan om beslag op aandelen op naam in een BV of NV, maar ook om aandelen in een maatschap. De genoemde effecten op naam niet zijnde aandelen zijn bvb. optierechten of certificaten in een STAK. Het is een beslag op een vermogensrecht (i.t.t. beslag op een zaak). Ook lidmaatschapsrechten in een vereniging vallen onder de regeling, mits ze kunnen worden vervreemd. Deze kunnen dus ook in beslag genomen worden (art. 717 lid 2 Rv.).
Net als bij alle andere conservatoire beslagen moet deze regeling steeds ook worden bezien tegen de achtergrond van de algemene bepalingen inzake conservatoir beslag. Zie de pagina Algemene bepalingen conservatoir beslag.
Gevolgen en omvang beslag
Het beslag omvat ook vorderingsrechten, die de aandeelhouder uit de beslagen aandelen of effecten heeft, maar nog niet zijn uitgekeerd (art. 714 lid 1 Rv. jo. art. 474b lid 2 Rv.). Art. 716 Rv. bevat een nadere uitwerking van de executie en evt. verklaringsprocedure met betrekking tot die mede door het beslag getroffen vorderingsrechten.
De beslagene behoudt het stemrecht (en soortgelijke rechten) uit hoofde van de aandelen (art. 714 lid 1 Rv. jo. art. 474ba Rv.).
Vereisten voor beslag
Voor de vereisten die aan het conservatoir beslag op aandelen gesteld worden, dient allereerst te worden verwezen naar de Beslagsyllabus (versie aug. 2022), die door de Rechtspraak is uitgegeven.
Vrees voor verduistering
Voor het leggen van conservatoir beslag op aandelen of effecten op naam is vereist dat vrees voor verduistering wordt gesteld en zo nodig aangetoond (art. 714 lid 1 Rv. jo. art. 711 Rv.). Het enkele onbetaald blijven van de vordering is daartoe onvoldoende (zie Hof Amsterdam 10-01-2012).
Wijze van beslag leggen
Het beslag wordt gelegd op de wijze als bepaald voor executoriaal aandelenbeslag, waarbij het verlof in de plaats komt van de executoriale titel (art. 715 lid 1 Rv.).
Overbetekening instellen hoofdzaak
Op grond van art. 715 lid 2 Rv. moet de conservatoir beslaglegger aan de vennootschap de procesinleiding van de hoofdzaak overbetekenen. Echter niet op straffe van nietigheid, zo besliste de Hoge Raad in HR 15-10-2010 (Tarumm c.s./beslaglegger). De rechtbank had ten onrechte het verzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens dit verzuim. Het Hof vernietigde die beslissing en wees het verzoek alsnog toe.
Een van de overwegingen van de Hoge Raad in deze zaak was, dat de regeling inzake beslag op aandelen verschilt van die van beslag onder derden. Zoals hiervoor aangegeven wordt het aandelenbeslag niet gezien als een derdenbeslag. In diens conclusie bij het genoemde arrest schrijft de P-G in nrs. 10 en 11:
“10. Uit de tekst van art. 715 lid 2 Rv blijkt niet dat betekening aan de vennootschap van een afschrift van de dagvaarding waarbij de eis in de hoofdzaak werd ingesteld op straffe van nietigheid of verval van het beslag is voorgeschreven. Anders dan het onderdeel betoogt, kan uit de geschiedenis van de invoering per 1 januari 1992 van de huidige regeling van conservatoir beslag op aandelen in artt. 714-716 Rv niet worden afgeleid dat het hier zou gaan om een wettelijke leemte die door middel van een redelijke wetstoepassing moet worden opgevuld in die zin dat ook hier, evenals in art. 721 Rv, de sanctie van nietigheid van het beslag geldt. Weliswaar wordt in de memorie van toelichting ten aanzien van de regeling in het tweede lid van art. 715 Rv erop gewezen dat deze regeling correspondeert met die welke voor het geval van derdenbeslag voortvloeit uit de artikelen 719 lid 1 en 721 Rv (Parl. Gesch. Inv. Boeken 3, 5 en 6 Nieuw BW, Wijziging Rv e.a.w., blz. 324), maar dat ziet kennelijk uitsluitend op de inhoud van de verplichtingen van de beslaglegger, doch niet – nu daarover met geen woord wordt gerept – op de sanctie die aan het niet-nakomen van die verplichtingen moet worden verbonden. Wellicht is een verklaring voor het ontbreken van deze sanctie in geval van conservatoir beslag op aandelen het feit dat de wetgever bij het ontwerpen van de oorspronkelijke regeling van het conservatoir beslag op aandelen bij de Wet van 7 september 1972, Stb. 1972, 483 (de voormalige art. 730a en 734a-734d Rv), aansluiting heeft gezocht bij het beslag onder de schuldenaar, en niet bij het derdenbeslag. Zie Kamerstukken II 1970/71, 11 288, nr. 3, blz. 7.
11. Wat hier ook van zij, nu art. 715 lid 2 Rv geen sanctie stelt op schending van de verplichting tot overbetekening aan de vennootschap van het instellen van de eis in de hoofdzaak, en de geschiedenis van de totstandkoming van dat artikel geen aanknopingspunten biedt voor de veronderstelling dat het hier zou gaan om een wettelijke leemte, moet worden aangenomen dat schending van het voorschrift niet leidt tot nietigheid van het beslag. In gelijke zin M. Ynzonides, in: H. Oudelaar (red.), Vademecum Burgerlijk Procesrecht, Executie en Beslag, 2001, blz. 113, en G.C. van Daal, Executoriaal en conservatoir verhaalsbeslag op aandelen in kapitaalvennootschappen en op certificaten daarvan, diss. 2008, blz. 100.”
Betekening executoriale titel en verzoek tot (openbare) verkoop
Nadat de beslaglegger een executoriale titel heeft verkregen, moet hij deze aan de beslagene betekenen, wil het beslag overgaan in de executoriale fase (art. 704 lid 1 Rv.). In de regeling van het conservatoir derdenbeslag (die volgens de Hoge Raad dus niet 1 op 1 van toepassing is) geldt, dat de executoriale titel binnen een maand moet worden betekend aan de derde (art. 704 lid 1 Rv. jo. art. 722 Rv.). Wanneer de derde nadien aan de geëxecuteerde betaalt, zijn die betalingen van waarde (betalingen voor verkrijgen van het vonnis echter niet, en ook betalingen pas gedaan nadat alsnog aan de derde is betekend ook niet, volgens de jurisprudentie).
De termijn voor indiening van het verzoek tot openbare verkoop (art.474g lid 1 Rv.) eindigt volgens art. 715 lid 3 Rv. één maand na de dag, waarop de in kracht van gewijsde gegane executoriale titel aan de vennootschap is betekend. De wet zegt voor het aandelenbeslag echter niet, binnen welke termijn die betekening (aan de vennootschap) moet plaatsvinden. Gelet op de overwegingen van de Hoge Raad in het hiervoor genoemde arrest uit 2010 kan waarschijnlijk niet worden aangenomen, dat de termijnen genoemd in art. 704 Rv. en art. 722 Rv. van toepassing zijn. Dat zou betekenen dat de termijn voor betekening aan de vennootschap een open termijn is. In die zin ook het arrest van Hof Amsterdam 16-02-2010
Auteur & Last edit
[MdV, 2-06-2017; bijgewerkt 30-07-2023]
Conservatoir beslag aandelen en effecten op naam (Afd. 3, Titel 4, Boek III Rv.)
Zoeken binnen de kennisbank
Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!