Conservatoir beslag onder derden (Afd. 4, Titel 4, Boek 3 Rv.)
Inleiding conservatoir derdenbeslag
Een schuldeiser kan zich verhalen op alle vermogensbestanddelen van de schuldenaar, zo zegt art. 3:276 B.W. (zie de pagina Verhaalsrecht op goederen). Dat betekent, dat hij ook verhaal kan zoeken op hetgeen de schuldenaar van een derde te vorderen heeft. Ter verzekering van zijn verhaal op de vordering die de schuldenaar op een derde heeft kan de schuldeiser dus ook beslag leggen “onder de derde”. Dat noemen we “derdenbeslag”.
De derde kan een gewone handelsdebiteur van de schuldenaar zijn, maar de schuldeiser kan ook beslag leggen op het banksaldo, dat zijn schuldenaar in verband met een bankrekening te vorderen heeft van een bank. Het conservatoir derdenbeslag is geregeld in Afd, 4, Titel 4, Boek 3 Rv.. De afdeling omvat 6 artikelen (art. 718 Rv. tot en met art. 723 Rv.).
NB De links naar wetten.overheid worden voortaan gemaakt naar niet-digitaal, maar het kan zijn dat er nog links voorkomen naar digitaal. Let dus op naar welke je wordt verwezen.
Indiening beslagrekest en bevoegde rechter
Net als bij alle andere conservatoire beslagen moet deze regeling steeds ook worden bezien tegen de achtergrond van de algemene bepalingen inzake conservatoir beslag. Zie de pagina Algemene bepalingen conservatoir beslag. Daarnaast gelden de algemene beginselen voor procedures ook voor de procedure inzake conservatoir beslag (zie de pagina Algemene beginselen procedures). De waarheidsplicht geldt voor het conservatoir beslagrekest des te meer, zoals ook de Beslagsyllabus aanhaalt. Wordt geen volledige informatie gegeven bij het verzoek om verlof tot beslaglegging, dan kan dat reden zijn voor opheffing van een gelegd beslag. Zie naast de jurisprudentie vermeld op de pagina Algemene beginselen ook Hof Amsterdam 21 mei 2019 (Inmoves), waar was verzuimd te vermelden, dat de beslaglegger mede betrokken was bij het aandeelhoudersbesluit die rechtsgrond was voor een – volgens het beslagrekest Paulianeuze – betaling en verder was verzuimd te melden dat Inmoves de vordering van de beslaglegger betwistte.
Het verlof voor het leggen van beslag (zie hierover hierna nader) wordt gedaan bij verzoekschrift. De beoordeling van het beslagrekest gebeurt “ex parte”: de wederpartij wordt niet gehoord. Alleen bij loonbeslag is horen wel een voorwaarde.
Het verkrijgen van verlof is relatief eenvoudig. Het beslagrekest kan aan de rechtbank (t.a.v. de Voorzieningenrechter) gefaxt worden. Wanneer dit ‘s ochtends bijtijds gebeurt, wordt het beslag in de middag al verleend (het getekende rekest komt weer per fax terug).
Bevoegde rechter conservatoir beslag onder derden
Op het conservatoir derdenbeslag is art. 700 Rv. van toepassing (vgl. art. 719 lid 1 Rv., waar naar het verlof wordt verwezen als bedoeld in art. 700 Rv.).
Uit art. 700 lid 1 Rv. kan worden afgeleid, dat bij conservatoir derdenbeslag de bevoegde rechter de Voorzieningenrechter is in het arrondissement van hetzij:
– de rechtbank van de woonplaats van de beslagdebiteur (de schuldenaar), of
– de rechtbank van de woonplaats van de derde waaronder beslag wordt gelegd
Vorderingen op een derde uit hoofde van een bestaande rechtsverhouding
Het beslag kan volgens art. 718 Rv. worden gelegd op de goederen vermeld in art. 475 Rv. (waarin het executoriaal derdenbeslag is geregeld). Dit beslag kan blijkens die bepaling worden gelegd op:
– vorderingen die de geëxecuteerde op derden heeft of uit een ten tijde van het beslag reeds bestaande rechtsverhouding rechtstreeks zal verkrijgen, en
– op hem toebehorende roerende zaken die onder derden berusten en geen registergoederen zijn
Net als bij de regels krachtens pandrecht moet het dus gaan om een vordering op een derde, die op dat moment al bestaat, of op een toekomstige vordering, die rechtstreeks voortvloeit uit een rechtsverhouding, die op dat moment reeds bestaat.
Beslag op een bankrekening
Krachtens vaste jurisprudentie geldt daarom, dat het beslag “op een bankrekening” alleen het saldo treft, dat op dat moment op de rekening staat. De reden daarvan is, dat uit de rechtsverhouding tussen rekeninghouder en bank (de bankrekening) niet voortvloeit dat daar ook bedragen op zullen worden bijgeschreven. De bank kan bovendien verrekenen met vorderingen die zij (op dat moment) heeft op de rekeninghouder.
Bij beslag op een bankrekening geldt – tot nu toe – geen “beslagvrije voet”, te weten een minimum bedrag dat niet door het beslag getroffen wordt, zodat de schuldenaar tenminste blijft beschikken over het minimum om van te kunnen leven. Bij beslag op bvb. loon of een uitkering van de schuldenaar geldt dit wel (zie de pagina Executoriaal beslag onder derden). Dit heeft tot gevolg, dat wanneer geen beslag wordt gelegd op loon of uitkering bij de werkgever of het UWV, maar op onder de bank op de bankrekening, op die wijze de beslagvrije voet kan worden ontlopen en de beslaglegger zich toch verhaalt op het gehele loon of de gehele uitkering, en de schuldenaar alsnog geen geld heeft voor de minimale levensbehoeften. Om dit te voorkomen is in het wetsvoorstel Herziening beslag- en executierecht opgenomen dat de beslagvrije voet ook bij bankbeslag in acht genomen moet worden.
Formaliteiten verbonden aan derdenbeslag
Aan het derdenbeslag is een aantal formaliteiten verbonden. Het is steeds verstandig de Beslagsyllabus (meest recente versie: februari 2020) te raadplegen.
Geen ‘vrees voor verduistering’ vereist bij conservatoir beslag onder derden
Voor het conservatoire beslag is verlof van de Voorzieningenrechter nodig. Voor conservatoir beslag onder derden hoeft – anders dan bij beslag op roerende zaken en op aandelen – geen “vrees voor verduistering” gesteld te worden, maar het verzoek moet wel deugdelijk worden onderbouwd. Gebeurt dat niet, dan bestaat er gerede kans dat de Voorzieningenrechter het verzoek afwijst.
Zie bvb. Rb. Noord Holland 21 augustus 2019 (bankbeslag huursom) – de enkele stelling, dat schuldeiser bang is dat de bankrekening door schuldenaar is leeggehaald tegen de tijd, dat de schuldeiser een vonnis heeft verkregen, is in het licht van art. 4 Beslagsyllabus ontoereikend voor het verlenen van verlof tot conservatoir bankbeslag. Hieraan liggen blijkens de Beslagsyllabus de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit ten grondslag.
Uitzondering: wel ‘vrees voor verduistering’ stellen en aannemelijk maken bij maritaal beslag
Voor maritaal beslag geldt een uitzondering: daar moet wel vrees voor verduistering gesteld worden. Zie blz 32/33 van de Beslagsyllabus (onderdeel Derdenbeslag).
Het enkele argument, dat de schuldeiser bang is dat de bankrekeningen zijn leeggehaald tegen de tijd dat er een vonnis is verkregen, is onvoldoende. De Voorzieningenrechter Noord Holland wees om die reden een verzoek om verlof tot het leggen van bankbeslag af: zie Rb. Noord Holland 21 augustus 2019 (bankbeslag huursom).
De Voorzieningenrechter wees daarbij op art. 4 van de Beslagsyllabus.
Art. 4 Beslagsyllabus (febr. 2020)
4. In het kader van proportionaliteit en subsidiariteit – welke aspecten in het kader van de bij de beoordeling van een beslagrekest te maken (summiere) afweging van de wederzijdse belangen zullen moeten worden betrokken – heeft het LOVCK in de vergadering van 20 juni 2011 de volgende “best practices” vastgesteld:In het beslagrekest zal moeten worden gemotiveerd waarom het beslag nodig is en waarom is gekozen voor beslag op de in het beslagrekest genoemde goederen en waarom niet een minder bezwarend beslagobject mogelijk is (bijvoorbeeld beslag op een onroerende zaak in plaats van derdenbeslag onder de bank).Als er meerdere beslagobjecten zijn waaronder objecten in het buitenland dient in het beslagrekest de bevoegdheid van de voorzieningenrechter gemotiveerd te worden. De voorzieningenrechter zal in het verlof de bevoegdheid vermelden en in beginsel kort motiveren (vastgesteld ter vergadering LOVCK&T van 25 juni 2019).
Het beslagrekest moet verder het maximale bedrag van de vordering van de schuldeiser vermeld worden, waarvoor beslag gelegd mag worden. Gebruikelijk is voor de begroting van de vordering bovenop de vordering een opslag te doen van 30% voor rente en kosten.
In het beslagexploot moet verder – op straffe van nietigheid van het beslag – vermeld worden, of er al een procedure loopt (en waar dan), dan wel moet er een termijn worden opgenomen waarbinnen de hoofdzaak zal worden aangebracht (art. 719 Rv.). Voor derdenbeslag hoeft (anders dan bij beslag op roerende zaken onder de schuldenaar, zie art. 711 Rv.) geen vrees voor verduistering gesteld te worden.
Wanneer er een beslagexploot aan de derde wordt uitgebracht, dan weet de schuldenaar nog van niets. Het beslagexploot moet daarom ook aan de schuldenaar worden (over)betekend.
Op het conservatoir derdenbeslag zijn (een aantal van) de regels van executoriaal derdenbeslag overeenkomstig van toepassing, zie (art. 720 Rv.).
Wanneer vervolgens de hoofdzaak aanhangig gemaakt wordt, moet ook de derde-beslagene daarvan binnen 8 dagen in kennis gesteld worden, opnieuw op straffe van nietigheid (art. 721 Rv.). Zo is iedereen op de hoogte van het beslag en van het feit, dat er een hoofdzaak loopt en waar. Wordt de hoofdzaak niet tijdig aanhangig gemaakt, dan vervalt het beslag. Dat is ook de reden waarom de derde in kennis gesteld moet worden. Hoort hij binnen de termijn niets, dan kan hij er van uitgaan dat het beslag niet langer van kracht is, en kan hij bevrijdend aan de schuldenaar betalen. De beslaglegger kan wel verlenging van deze termijn vragen, maar zal die dan ook weer tijdig per exploot aan de derde-beslagene moeten mededelen.
Overgang van conservatoir naar executoriaal
Met het conservatoir beslag is de schuldeiser er nog niet. Hij moet goed opletten wat de vervolgstappen zijn, nadat hij een executoriale titel heeft verkregen. Meestal is dat een vonnis dat uitvoerbaar bij voorraad verklaard is.
Op grond van de Algemene regels inzake conservatoir beslag moet de beslaglegger het vonnis aan de beslagene laten betekenen, waarna het conservatoire beslag executoriaal wordt (art. 704 Rv.). Eerder kan de executie (openbare verkoop of uitwinning) niet plaatsvinden (zie ook art. 430 lid 3 Rv.).
Wanneer beslag gelegd is onder een derde, dan moet ook aan de derde betekend worden. Art. 722 Rv. bepaalt, dat dit binnen een maand moet gebeuren:
“De betekening aan de derde, in het eerste lid van artikel 704 voorgeschreven, dient te geschieden binnen één maand nadat ter zake van de hoofdvordering een executoriale titel is verkregen en deze voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden; blijft betekening binnen deze termijn uit, dan zullen de betalingen door de derde gedaan, van waarde zijn.”
Gebeurt dit niet tijdig, dan zijn betalingen door de derde aan de schuldenaar gedaan geldig.
Derde-beslagene mag niet betalen zo lang er conservatoir beslag ligt
Uit de jurisprudentie (zie Hoge Raad d.d. 9 mei 2003, WEL Accountancy/Anova, waarin de Hoge Raad verwijst naar eerdere arresten) blijkt, dat deze regel inhoudt, dat:
– de derde vanaf het moment dat (alsnog) betekend wordt niet meer mag betalen, en dat
– betalingen in weerwil van het beslag gedaan gedurende de conservatoire fase (dus totdat er een uitvoerbaar vonnis was) ook strijdig zijn met het beslag.
Betaalt de derde-beslagene in weerwil van het conservatoire beslag, dan kan de derde-beslagene daarvoor aansprakelijk gehouden worden en worden gedwongen nogmaals te betalen. Bovendien is onttrekking van goederen aan een beslag een strafbaar feit. Hij moet op grond van art. 475h Rv. jo. art. 475 lid 1 Rv. jo. art. 720 Rv. de beslagen gelden onder zich houden (d.w.z. hij mag de vordering niet voldoen voordat er een titel is). De strekking is dat de derde-beslagene moet afwachten totdat duidelijkheid is verkregen over de geldigheid (en hoogte) van de vordering waarvoor beslag gelegd is. Dit behoudens toestemming van de beslagdebiteur.
Zie in dit verband ook Rb. Utrecht 14 mei 2008 (Rabobank/BOAS) (r.o. 4.19). De rechtbank oordeelt, dat:
– de derde-beslagene de vorderingen niet ten behoeve van een eventuele pandhouder onder zich dient te houden;
– een in weerwil van het beslag aan de schuldeiser van de derde-beslagene (dus aan de beslagene/geëxecuteerde) gedane betaling weliswaar geldig is;
– maar die betaling niet aan de beslaglegger kan worden tegengeworpen (zodat die alsnog betaling kan eisen van de derde-beslagene nadat de executoriale titel is verkregen).
Verklaring van de derde
De derde onder wie beslag gelegd is, zal een verklaring moeten afleggen over hetgeen hij voor de schuldenaar onder zich houdt. De regels inzake de verklaring zijn pas aan de orde, nadat het beslag executoriaal geworden is.
De verplichting voor de derde om verklaring af te leggen gaat pas in nadat er vier weken verstreken zijn sinds de betekening van het vonnis aan de derde op grond van art. 721 Rv. (aldus art. 722 Rv.). Dat betekent, dat de verklaring moet worden afgelegd nadat (1) de termijn voor de schuldenaar om het vonnis na te komen is verstreken (tenminste 2 dagen), en (2) het vonnis vervolgens binnen een maand daarna aan de derde is betekend en nadat vervolgens daarna (3) nog eens vier weken zijn verstreken.
In een recente uitspraak van rechtbank Limburg d.d. 21 juni 2017 heeft de rechtbank beslist, dat de beslaglegger er in de conservatoire fase belang bij kan hebben, dat de derde-beslagene wel reeds in de conservatoire fase verklaart wat het beslag getroffen heeft. De eiser in die zaak had de vordering gebaseerd op onrechtmatige daad. Of die uitspraak stand zal houden is niet zeker, maar het is wel een opmerkelijke en interessante beslissing. Dat het mogelijk is om in kort geding al in de conservatoire fase een (onderbouwde) verklaring te eisen komt o.a. aan de orde in het arrest van Gerechtshof Amsterdam d.d. 15-08-2008 inzake Fortis Bank/Alba Aktiengesellschaft.
Een strafrechtelijk conservatoir beslag ex art. 94a Sv. heeft ook te gelden als een beslag waarop de regels van conservatoir beslag van toepassing zijn (aldus arrest HR d.d. 13-09-2005).
Zie voor meer informatie over de aan de verklaring te stellen eisen en de gang van zaken rond de verklaringsprocedure de pagina executoriaal derdenbeslag.
Auteur & Last edit
[MdV, 22-06-2017; laatste bewerking 24-09-2020]
Conservatoir beslag onder derden (Afd. 4, Titel 4, Boek 3 Rv.)
Inleiding conservatoir derdenbeslag
Een schuldeiser kan zich verhalen op alle vermogensbestanddelen van de schuldenaar, zo zegt art. 3:276 B.W. (zie de pagina Verhaalsrecht op goederen). Dat betekent, dat hij ook verhaal kan zoeken op hetgeen de schuldenaar van een derde te vorderen heeft. Ter verzekering van zijn verhaal op de vordering die de schuldenaar op een derde heeft kan de schuldeiser dus ook beslag leggen “onder de derde”. Dat noemen we “derdenbeslag”.
De derde kan een gewone handelsdebiteur van de schuldenaar zijn, maar de schuldeiser kan ook beslag leggen op het banksaldo, dat zijn schuldenaar in verband met een bankrekening te vorderen heeft van een bank. Het conservatoir derdenbeslag is geregeld in Afd, 4, Titel 4, Boek 3 Rv.. De afdeling omvat 6 artikelen (art. 718 Rv. tot en met art. 723 Rv.).
NB De links naar wetten.overheid worden voortaan gemaakt naar niet-digitaal, maar het kan zijn dat er nog links voorkomen naar digitaal. Let dus op naar welke je wordt verwezen.
Indiening beslagrekest en bevoegde rechter
Net als bij alle andere conservatoire beslagen moet deze regeling steeds ook worden bezien tegen de achtergrond van de algemene bepalingen inzake conservatoir beslag. Zie de pagina Algemene bepalingen conservatoir beslag. Daarnaast gelden de algemene beginselen voor procedures ook voor de procedure inzake conservatoir beslag (zie de pagina Algemene beginselen procedures). De waarheidsplicht geldt voor het conservatoir beslagrekest des te meer, zoals ook de Beslagsyllabus aanhaalt. Wordt geen volledige informatie gegeven bij het verzoek om verlof tot beslaglegging, dan kan dat reden zijn voor opheffing van een gelegd beslag. Zie naast de jurisprudentie vermeld op de pagina Algemene beginselen ook Hof Amsterdam 21 mei 2019 (Inmoves), waar was verzuimd te vermelden, dat de beslaglegger mede betrokken was bij het aandeelhoudersbesluit die rechtsgrond was voor een – volgens het beslagrekest Paulianeuze – betaling en verder was verzuimd te melden dat Inmoves de vordering van de beslaglegger betwistte.
Het verlof voor het leggen van beslag (zie hierover hierna nader) wordt gedaan bij verzoekschrift. De beoordeling van het beslagrekest gebeurt “ex parte”: de wederpartij wordt niet gehoord. Alleen bij loonbeslag is horen wel een voorwaarde.
Het verkrijgen van verlof is relatief eenvoudig. Het beslagrekest kan aan de rechtbank (t.a.v. de Voorzieningenrechter) gefaxt worden. Wanneer dit ‘s ochtends bijtijds gebeurt, wordt het beslag in de middag al verleend (het getekende rekest komt weer per fax terug).
Bevoegde rechter conservatoir beslag onder derden
Op het conservatoir derdenbeslag is art. 700 Rv. van toepassing (vgl. art. 719 lid 1 Rv., waar naar het verlof wordt verwezen als bedoeld in art. 700 Rv.).
Uit art. 700 lid 1 Rv. kan worden afgeleid, dat bij conservatoir derdenbeslag de bevoegde rechter de Voorzieningenrechter is in het arrondissement van hetzij:
– de rechtbank van de woonplaats van de beslagdebiteur (de schuldenaar), of
– de rechtbank van de woonplaats van de derde waaronder beslag wordt gelegd
Vorderingen op een derde uit hoofde van een bestaande rechtsverhouding
Het beslag kan volgens art. 718 Rv. worden gelegd op de goederen vermeld in art. 475 Rv. (waarin het executoriaal derdenbeslag is geregeld). Dit beslag kan blijkens die bepaling worden gelegd op:
– vorderingen die de geëxecuteerde op derden heeft of uit een ten tijde van het beslag reeds bestaande rechtsverhouding rechtstreeks zal verkrijgen, en
– op hem toebehorende roerende zaken die onder derden berusten en geen registergoederen zijn
Net als bij de regels krachtens pandrecht moet het dus gaan om een vordering op een derde, die op dat moment al bestaat, of op een toekomstige vordering, die rechtstreeks voortvloeit uit een rechtsverhouding, die op dat moment reeds bestaat.
Beslag op een bankrekening
Krachtens vaste jurisprudentie geldt daarom, dat het beslag “op een bankrekening” alleen het saldo treft, dat op dat moment op de rekening staat. De reden daarvan is, dat uit de rechtsverhouding tussen rekeninghouder en bank (de bankrekening) niet voortvloeit dat daar ook bedragen op zullen worden bijgeschreven. De bank kan bovendien verrekenen met vorderingen die zij (op dat moment) heeft op de rekeninghouder.
Bij beslag op een bankrekening geldt – tot nu toe – geen “beslagvrije voet”, te weten een minimum bedrag dat niet door het beslag getroffen wordt, zodat de schuldenaar tenminste blijft beschikken over het minimum om van te kunnen leven. Bij beslag op bvb. loon of een uitkering van de schuldenaar geldt dit wel (zie de pagina Executoriaal beslag onder derden). Dit heeft tot gevolg, dat wanneer geen beslag wordt gelegd op loon of uitkering bij de werkgever of het UWV, maar op onder de bank op de bankrekening, op die wijze de beslagvrije voet kan worden ontlopen en de beslaglegger zich toch verhaalt op het gehele loon of de gehele uitkering, en de schuldenaar alsnog geen geld heeft voor de minimale levensbehoeften. Om dit te voorkomen is in het wetsvoorstel Herziening beslag- en executierecht opgenomen dat de beslagvrije voet ook bij bankbeslag in acht genomen moet worden.
Formaliteiten verbonden aan derdenbeslag
Aan het derdenbeslag is een aantal formaliteiten verbonden. Het is steeds verstandig de Beslagsyllabus (meest recente versie: februari 2020) te raadplegen.
Geen ‘vrees voor verduistering’ vereist bij conservatoir beslag onder derden
Voor het conservatoire beslag is verlof van de Voorzieningenrechter nodig. Voor conservatoir beslag onder derden hoeft – anders dan bij beslag op roerende zaken en op aandelen – geen “vrees voor verduistering” gesteld te worden, maar het verzoek moet wel deugdelijk worden onderbouwd. Gebeurt dat niet, dan bestaat er gerede kans dat de Voorzieningenrechter het verzoek afwijst.
Zie bvb. Rb. Noord Holland 21 augustus 2019 (bankbeslag huursom) – de enkele stelling, dat schuldeiser bang is dat de bankrekening door schuldenaar is leeggehaald tegen de tijd, dat de schuldeiser een vonnis heeft verkregen, is in het licht van art. 4 Beslagsyllabus ontoereikend voor het verlenen van verlof tot conservatoir bankbeslag. Hieraan liggen blijkens de Beslagsyllabus de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit ten grondslag.
Uitzondering: wel ‘vrees voor verduistering’ stellen en aannemelijk maken bij maritaal beslag
Voor maritaal beslag geldt een uitzondering: daar moet wel vrees voor verduistering gesteld worden. Zie blz 32/33 van de Beslagsyllabus (onderdeel Derdenbeslag).
Het enkele argument, dat de schuldeiser bang is dat de bankrekeningen zijn leeggehaald tegen de tijd dat er een vonnis is verkregen, is onvoldoende. De Voorzieningenrechter Noord Holland wees om die reden een verzoek om verlof tot het leggen van bankbeslag af: zie Rb. Noord Holland 21 augustus 2019 (bankbeslag huursom).
De Voorzieningenrechter wees daarbij op art. 4 van de Beslagsyllabus.
Art. 4 Beslagsyllabus (febr. 2020)
4. In het kader van proportionaliteit en subsidiariteit – welke aspecten in het kader van de bij de beoordeling van een beslagrekest te maken (summiere) afweging van de wederzijdse belangen zullen moeten worden betrokken – heeft het LOVCK in de vergadering van 20 juni 2011 de volgende “best practices” vastgesteld:In het beslagrekest zal moeten worden gemotiveerd waarom het beslag nodig is en waarom is gekozen voor beslag op de in het beslagrekest genoemde goederen en waarom niet een minder bezwarend beslagobject mogelijk is (bijvoorbeeld beslag op een onroerende zaak in plaats van derdenbeslag onder de bank).Als er meerdere beslagobjecten zijn waaronder objecten in het buitenland dient in het beslagrekest de bevoegdheid van de voorzieningenrechter gemotiveerd te worden. De voorzieningenrechter zal in het verlof de bevoegdheid vermelden en in beginsel kort motiveren (vastgesteld ter vergadering LOVCK&T van 25 juni 2019).
Het beslagrekest moet verder het maximale bedrag van de vordering van de schuldeiser vermeld worden, waarvoor beslag gelegd mag worden. Gebruikelijk is voor de begroting van de vordering bovenop de vordering een opslag te doen van 30% voor rente en kosten.
In het beslagexploot moet verder – op straffe van nietigheid van het beslag – vermeld worden, of er al een procedure loopt (en waar dan), dan wel moet er een termijn worden opgenomen waarbinnen de hoofdzaak zal worden aangebracht (art. 719 Rv.). Voor derdenbeslag hoeft (anders dan bij beslag op roerende zaken onder de schuldenaar, zie art. 711 Rv.) geen vrees voor verduistering gesteld te worden.
Wanneer er een beslagexploot aan de derde wordt uitgebracht, dan weet de schuldenaar nog van niets. Het beslagexploot moet daarom ook aan de schuldenaar worden (over)betekend.
Op het conservatoir derdenbeslag zijn (een aantal van) de regels van executoriaal derdenbeslag overeenkomstig van toepassing, zie (art. 720 Rv.).
Wanneer vervolgens de hoofdzaak aanhangig gemaakt wordt, moet ook de derde-beslagene daarvan binnen 8 dagen in kennis gesteld worden, opnieuw op straffe van nietigheid (art. 721 Rv.). Zo is iedereen op de hoogte van het beslag en van het feit, dat er een hoofdzaak loopt en waar. Wordt de hoofdzaak niet tijdig aanhangig gemaakt, dan vervalt het beslag. Dat is ook de reden waarom de derde in kennis gesteld moet worden. Hoort hij binnen de termijn niets, dan kan hij er van uitgaan dat het beslag niet langer van kracht is, en kan hij bevrijdend aan de schuldenaar betalen. De beslaglegger kan wel verlenging van deze termijn vragen, maar zal die dan ook weer tijdig per exploot aan de derde-beslagene moeten mededelen.
Overgang van conservatoir naar executoriaal
Met het conservatoir beslag is de schuldeiser er nog niet. Hij moet goed opletten wat de vervolgstappen zijn, nadat hij een executoriale titel heeft verkregen. Meestal is dat een vonnis dat uitvoerbaar bij voorraad verklaard is.
Op grond van de Algemene regels inzake conservatoir beslag moet de beslaglegger het vonnis aan de beslagene laten betekenen, waarna het conservatoire beslag executoriaal wordt (art. 704 Rv.). Eerder kan de executie (openbare verkoop of uitwinning) niet plaatsvinden (zie ook art. 430 lid 3 Rv.).
Wanneer beslag gelegd is onder een derde, dan moet ook aan de derde betekend worden. Art. 722 Rv. bepaalt, dat dit binnen een maand moet gebeuren:
“De betekening aan de derde, in het eerste lid van artikel 704 voorgeschreven, dient te geschieden binnen één maand nadat ter zake van de hoofdvordering een executoriale titel is verkregen en deze voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden; blijft betekening binnen deze termijn uit, dan zullen de betalingen door de derde gedaan, van waarde zijn.”
Gebeurt dit niet tijdig, dan zijn betalingen door de derde aan de schuldenaar gedaan geldig.
Derde-beslagene mag niet betalen zo lang er conservatoir beslag ligt
Uit de jurisprudentie (zie Hoge Raad d.d. 9 mei 2003, WEL Accountancy/Anova, waarin de Hoge Raad verwijst naar eerdere arresten) blijkt, dat deze regel inhoudt, dat:
– de derde vanaf het moment dat (alsnog) betekend wordt niet meer mag betalen, en dat
– betalingen in weerwil van het beslag gedaan gedurende de conservatoire fase (dus totdat er een uitvoerbaar vonnis was) ook strijdig zijn met het beslag.
Betaalt de derde-beslagene in weerwil van het conservatoire beslag, dan kan de derde-beslagene daarvoor aansprakelijk gehouden worden en worden gedwongen nogmaals te betalen. Bovendien is onttrekking van goederen aan een beslag een strafbaar feit. Hij moet op grond van art. 475h Rv. jo. art. 475 lid 1 Rv. jo. art. 720 Rv. de beslagen gelden onder zich houden (d.w.z. hij mag de vordering niet voldoen voordat er een titel is). De strekking is dat de derde-beslagene moet afwachten totdat duidelijkheid is verkregen over de geldigheid (en hoogte) van de vordering waarvoor beslag gelegd is. Dit behoudens toestemming van de beslagdebiteur.
Zie in dit verband ook Rb. Utrecht 14 mei 2008 (Rabobank/BOAS) (r.o. 4.19). De rechtbank oordeelt, dat:
– de derde-beslagene de vorderingen niet ten behoeve van een eventuele pandhouder onder zich dient te houden;
– een in weerwil van het beslag aan de schuldeiser van de derde-beslagene (dus aan de beslagene/geëxecuteerde) gedane betaling weliswaar geldig is;
– maar die betaling niet aan de beslaglegger kan worden tegengeworpen (zodat die alsnog betaling kan eisen van de derde-beslagene nadat de executoriale titel is verkregen).
Verklaring van de derde
De derde onder wie beslag gelegd is, zal een verklaring moeten afleggen over hetgeen hij voor de schuldenaar onder zich houdt. De regels inzake de verklaring zijn pas aan de orde, nadat het beslag executoriaal geworden is.
De verplichting voor de derde om verklaring af te leggen gaat pas in nadat er vier weken verstreken zijn sinds de betekening van het vonnis aan de derde op grond van art. 721 Rv. (aldus art. 722 Rv.). Dat betekent, dat de verklaring moet worden afgelegd nadat (1) de termijn voor de schuldenaar om het vonnis na te komen is verstreken (tenminste 2 dagen), en (2) het vonnis vervolgens binnen een maand daarna aan de derde is betekend en nadat vervolgens daarna (3) nog eens vier weken zijn verstreken.
In een recente uitspraak van rechtbank Limburg d.d. 21 juni 2017 heeft de rechtbank beslist, dat de beslaglegger er in de conservatoire fase belang bij kan hebben, dat de derde-beslagene wel reeds in de conservatoire fase verklaart wat het beslag getroffen heeft. De eiser in die zaak had de vordering gebaseerd op onrechtmatige daad. Of die uitspraak stand zal houden is niet zeker, maar het is wel een opmerkelijke en interessante beslissing. Dat het mogelijk is om in kort geding al in de conservatoire fase een (onderbouwde) verklaring te eisen komt o.a. aan de orde in het arrest van Gerechtshof Amsterdam d.d. 15-08-2008 inzake Fortis Bank/Alba Aktiengesellschaft.
Een strafrechtelijk conservatoir beslag ex art. 94a Sv. heeft ook te gelden als een beslag waarop de regels van conservatoir beslag van toepassing zijn (aldus arrest HR d.d. 13-09-2005).
Zie voor meer informatie over de aan de verklaring te stellen eisen en de gang van zaken rond de verklaringsprocedure de pagina executoriaal derdenbeslag.
Auteur & Last edit
[MdV, 22-06-2017; laatste bewerking 24-09-2020]
Conservatoir beslag onder derden (Afd. 4, Titel 4, Boek 3 Rv.)
Zoeken binnen de kennisbank
Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!