Pagina inhoud

    Zekerheidstelling proceskosten (Par. 6, Afd. 10, Titel 2, Boek 1 Rv.)

    Inleiding zekerheidstelling proceskosten buitenlandse wederpartij

    De gedaagde, die door een buitenlandse procespartij wordt gedagvaard, zal zich kunnen verweren met de eis, dat de eiser eerst zekerheid moet stellen voor de proceskosten. En ook voor overige schadevergoedingen verband houdend met de procedure. Dit geldt voor een eisende partij maar ook voor partijen die zich voegen of tussenkomen in een procedure.

    De fraaie Latijnse naam van deze tegenwerping is “cautio iudicatum solvi”. Dit incident wordt geregeld in art. 224 Rv.. De gedachte hierachter is, dat de gedaagde – wanneer hij de procedure wint en de eiser in de proceskosten veroordeeld wordt – niet genoodzaakt wordt om naar een ver buitenland te gaan om te proberen daar deze kosten te verhalen, waarbij ook de erkenning van het Nederlandse vonnis een probleem kan gaan vormen.

    Overigens is een zekerheidstelling voor proceskosten aantrekkelijk, omdat ook bij een wederpartij in Nederland het verhaal van een uiteindelijke proceskostenveroordeling soms lastig of zelfs onmogelijk kan zijn. Maar helaas houdt de wet daarmee geen rekening, met dien verstande dat een vordering tot zekerheidstelling voor de proceskosten – en ook de toewijzing van de hoofdvordering – als verweer tegen een vordering tot uitvoerbaar verklaring van het vonnis wel gevorderd kan worden (art. 233 lid 3 Rv. en art. 235 Rv.). Zie hieronder.

    Deze zekerheidstelling is een bijzondere vorm (species) van de algemene regeling van art. 6:51 B.W. inzake zekerheidstelling voor de nakoming van verbintenissen. Zie de pagina Nakoming van verbintenissen.

    Geschillen zekerheidstelling: bijzondere procedure

    De wet kent verder in art. 616 Rv. een specifieke bepaling over geschillen over zekerheidstelling. De competente rechter is in beginsel de Voorzieningenrechter. Ook regelt deze bepaling de relatieve competentie. Zie de pagina Zekerheidstelling.

    Incident zekerheidstelling proceskosten instellen voor alle weren

    Het incident zekerheidstelling proceskosten bij een buitenlandse wederpartij moet de verweerder instellen ‘voor alle weren’ (ten gronde) (art. 224 lid 3 Rv.).

    Incident zekerheidstelling proceskosten impliceert niet de erkenning van rechtsmacht

    Door dit incident wordt de eiser in het incident niet geacht de rechtsmacht van de rechter te hebben erkend; die betwisting blijft dus mogelijk (art. 224 lid 4 Rv.).

    Beloop en voorwaarden van de zekerheidstelling proceskosten

    De uitspraak waarbij het stellen van zekerheid wordt bevolen, drukt de som uit tot het beloop waarvan de zekerheid moet worden verstrekt (art. 224 lid 5 Rv.). De aangeboden zekerheid moet zodanig zijn, dat de vordering en, zo daartoe gronden zijn, de daarop vallende rente en kosten behoorlijk gedekt zijn en dat de schuldeiser daarop zonder moeite verhaal zal kunnen nemen (art. 6:51 lid 2 B.W.). Vgl. HR 9 september 2022 (Industrial Projects Management Iran) (r.o. 3.3).

    In laatstgenoemd arrest was ook een termijn verbonden aan het stellen van de zekerheid (in casu door storting van een depot bij een notaris). Het Hof had de voorwaarden echter niet uitgewerkt, en niet vermeld dat er een depotovereenkomst moest zijn. Het Hof had IPMI niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering wegens het niet tijdig sluiten van een depotovereenkomst, waardoor de verweerder ervan verzekerd was dat het depot ook zonder problemen uitgewonnen zou kunnen worden. Het bedrag was wel tijdig gestort maar de depotovereenkomst was niet tijdig tot stand gekomen. De eiser in het incident beriep zich dus op verval van de instantie. De Hoge Raad casseerde. De Hoge Raad nam aan dat de partij die het incident had opgeworpen op het depot zonder moeite verhaal kan nemen zoals bedoeld in art. 6:51 B.W., indien IPMI in de proceskosten in hoger beroep word veroordeeld, .

    Uitzonderingen op de mogelijkheid tot eisen zekerheidstelling proceskosten buitenlandse wederpartij

    Art. 224 lid 2 Rv. geeft een viertal uitzonderingen op de mogelijkheid tot het eisen van zekerheidstelling voor de proceskosten. De strekking daarvan is, dat ondanks het feit dat het een buitenlandse wederpartij betreft, verhaal van een eventuele proceskostenveroordeling toch gewaarborgd is.

    De 4e uitzondering ziet op de belemmering van de effectieve toegang van de wederpartij tot de rechter.

    Geen zekerheidstelling proceskosten mogelijk bij wederpartij uit de EU

    Het incident tot het doen stellen van zekerheid voor de proceskosten kan niet gevoerd worden tegen een wederpartij uit een andere lidstaat van de EU. Dat is logisch, omdat binnen de EU sprake is van erkenning van titels en er meer mogelijkheden zijn om tot tenuitvoerlegging van uitspraken over te gaan.

    Geen zekerheidstelling proceskosten mogelijk voor de overzeese gebiedsdelen

    Als een veroordeling tot betaling van proceskosten en schadevergoeding op grond van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden of een wet ten uitvoer zal kunnen worden gelegd ter plaatse waar degene van wie zekerheid gevorderd wordt, zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft, dan kan ook geen zekerheidstelling gevorderd worden voor de proceskosten en/of schadevergoeding voor de procedure.

    Geen zekerheidstelling proceskosten mogelijk wanneer er verdragsrechtelijke afspraken zijn

    Daarnaast kunnen er verdragsrechtelijke afspraken zijn, die de vordering tot zekerheidstelling uitsluiten. Zoals voor partijen in de USA (zie rechtbank Amsterdam d.d. 22 oktober 2014) en Israël (zie Hof Den Haag 6 juli 2020 (ingezetene Belgie met Israëlische nationaliteit/Jodaav Horeca B.V. (i.l.) r.o. 1 t/m 5). Het Hof overweegt:

    “… is artikel 17 van het Verdrag betreffende de burgerlijke rechtsvordering (‘Haags Rechtsvorderingsverdrag’) van toepassing, bij welk verdrag Nederland, België en Israël verdragsluitende staten zijn. Ingevolge dat artikel kan ter dekking van de gerechtskosten bij gemis van domicilie of verblijfplaats in het land (i.c. Nederland) geen zekerheidstelling worden opgelegd aan onderdanen van een van de verdragsluitende staten (i.c. Israël), die in een van die staten hun domicilie hebben (i.c. België).”

    Het feit dat het UK geen deel meer uitmaakt van de EU betekent niet, dat er bij een Britse wederpartij zekerheid voor de proceskosten gevorderd kan worden. Zie Rb. Overijssel 7 november 2018 – Brexit geen reden voor toewijzing cautio iudicatum solvi. Er is ook een bilateraal verdrag, dat in geval van uittreding van kracht is en zekerheidstelling eveneens uitsluit.

    In het arrest HR 25 november 2022 (Fuera Internacional SA/Greenway Finance BV c.s.) bevestigde de Hoge Raad het oordeel van het Hof, dat art. 14 van het Vriendschapsverdrag tussen Nederland en Colombia niet de mogelijkheid tot executie van een Nederlandse proceskostenveroordeling omvatte. De Hoge Raad legde die bepaling uit aan de hand van het WeensVerdragenverdrag (zie de pagina Weens Verdragenverdrag). Daarom was het incident tot zekerheidstelling terecht opgeworpen.

    Greenway Finance c.s. vorderden een zekerheidstelling van EUR 180.000 – mede voor een eventueel deskundigenbericht – maar het Hof besliste dat Fuera Internacional een bankgarantie van EUR 27.000 moest stellen. De klacht in cassatie, dat het Hof ten onrechte die beslissing niet had herzien na het verzoek van Fuera Internacional – nadat het haar niet was gelukt om een bankgarantie te verkrijgen – om een bedrag te storten in plaats van een bankgarantie te stellen honoreerde de Hoge Raad wel.

    De rechter kan in de uitspraak waarbij hij zekerheidstelling beveelt, bepalen welke vorm van zekerheidstelling in elk geval voldoet aan de eisen van art. 6:51 lid 2 B.W.. Als de desbetreffende partij een andere vorm van zekerheid stelt of aanbiedt, zal de rechter moeten onderzoeken of die vorm van zekerheid in overeenstemming is met die eisen. Dat had het Hof nagelaten. Het Hof had in dat kader zelfs terug kunnen komen op de eerdere beslissing.

    De zekerheidstelling voor proceskosten kan ook gevorderd worden bij een insolventieprocedure

    HR 11 januari 2019 (derde uit VAE/mr. Dekker q.q. curator LCG Canada Financial Products 1 B.V.) – zekerheidstelling proceskosten buitenlandse procespartij geldt ook voor derde die in verzet komt tegen faillietverklaring.

    Zekerheidstelling t.b.v. derde in verklaringsprocedure

    In een procedure waarin de verklaring van een derde-beslagene door de executant wordt betwist, kan de derde ook zekerheidstelling vorderen voor de proceskosten. Zie de pagina Executoriaal derdenbeslag.

    Zekerheidstelling bij uitvoerbaar bij voorraad verklaring

    Wanneer de eisende (of verzoekende) partij vordert het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren – wat een standaard vordering is – dan kan de gedaagde wél zekerheid vorderen voor de proceskosten (en voor de overige veroordelingen zoals betaling van een geldsom). Zie de pagina Algemene bepalingen vonnis.

    Auteur & Last edit

    [Mdv, 24-02-2016; bijgewerkt 23-05-2023]

    Zekerheidstelling proceskosten (Par. 6, Afd. 10, Titel 2, Boek 1 Rv.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Praktizijns

    Pagina inhoud

      Zekerheidstelling proceskosten (Par. 6, Afd. 10, Titel 2, Boek 1 Rv.)

      Inleiding zekerheidstelling proceskosten buitenlandse wederpartij

      De gedaagde, die door een buitenlandse procespartij wordt gedagvaard, zal zich kunnen verweren met de eis, dat de eiser eerst zekerheid moet stellen voor de proceskosten. En ook voor overige schadevergoedingen verband houdend met de procedure. Dit geldt voor een eisende partij maar ook voor partijen die zich voegen of tussenkomen in een procedure.

      De fraaie Latijnse naam van deze tegenwerping is “cautio iudicatum solvi”. Dit incident wordt geregeld in art. 224 Rv.. De gedachte hierachter is, dat de gedaagde – wanneer hij de procedure wint en de eiser in de proceskosten veroordeeld wordt – niet genoodzaakt wordt om naar een ver buitenland te gaan om te proberen daar deze kosten te verhalen, waarbij ook de erkenning van het Nederlandse vonnis een probleem kan gaan vormen.

      Overigens is een zekerheidstelling voor proceskosten aantrekkelijk, omdat ook bij een wederpartij in Nederland het verhaal van een uiteindelijke proceskostenveroordeling soms lastig of zelfs onmogelijk kan zijn. Maar helaas houdt de wet daarmee geen rekening, met dien verstande dat een vordering tot zekerheidstelling voor de proceskosten – en ook de toewijzing van de hoofdvordering – als verweer tegen een vordering tot uitvoerbaar verklaring van het vonnis wel gevorderd kan worden (art. 233 lid 3 Rv. en art. 235 Rv.). Zie hieronder.

      Deze zekerheidstelling is een bijzondere vorm (species) van de algemene regeling van art. 6:51 B.W. inzake zekerheidstelling voor de nakoming van verbintenissen. Zie de pagina Nakoming van verbintenissen.

      Geschillen zekerheidstelling: bijzondere procedure

      De wet kent verder in art. 616 Rv. een specifieke bepaling over geschillen over zekerheidstelling. De competente rechter is in beginsel de Voorzieningenrechter. Ook regelt deze bepaling de relatieve competentie. Zie de pagina Zekerheidstelling.

      Incident zekerheidstelling proceskosten instellen voor alle weren

      Het incident zekerheidstelling proceskosten bij een buitenlandse wederpartij moet de verweerder instellen ‘voor alle weren’ (ten gronde) (art. 224 lid 3 Rv.).

      Incident zekerheidstelling proceskosten impliceert niet de erkenning van rechtsmacht

      Door dit incident wordt de eiser in het incident niet geacht de rechtsmacht van de rechter te hebben erkend; die betwisting blijft dus mogelijk (art. 224 lid 4 Rv.).

      Beloop en voorwaarden van de zekerheidstelling proceskosten

      De uitspraak waarbij het stellen van zekerheid wordt bevolen, drukt de som uit tot het beloop waarvan de zekerheid moet worden verstrekt (art. 224 lid 5 Rv.). De aangeboden zekerheid moet zodanig zijn, dat de vordering en, zo daartoe gronden zijn, de daarop vallende rente en kosten behoorlijk gedekt zijn en dat de schuldeiser daarop zonder moeite verhaal zal kunnen nemen (art. 6:51 lid 2 B.W.). Vgl. HR 9 september 2022 (Industrial Projects Management Iran) (r.o. 3.3).

      In laatstgenoemd arrest was ook een termijn verbonden aan het stellen van de zekerheid (in casu door storting van een depot bij een notaris). Het Hof had de voorwaarden echter niet uitgewerkt, en niet vermeld dat er een depotovereenkomst moest zijn. Het Hof had IPMI niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering wegens het niet tijdig sluiten van een depotovereenkomst, waardoor de verweerder ervan verzekerd was dat het depot ook zonder problemen uitgewonnen zou kunnen worden. Het bedrag was wel tijdig gestort maar de depotovereenkomst was niet tijdig tot stand gekomen. De eiser in het incident beriep zich dus op verval van de instantie. De Hoge Raad casseerde. De Hoge Raad nam aan dat de partij die het incident had opgeworpen op het depot zonder moeite verhaal kan nemen zoals bedoeld in art. 6:51 B.W., indien IPMI in de proceskosten in hoger beroep word veroordeeld, .

      Uitzonderingen op de mogelijkheid tot eisen zekerheidstelling proceskosten buitenlandse wederpartij

      Art. 224 lid 2 Rv. geeft een viertal uitzonderingen op de mogelijkheid tot het eisen van zekerheidstelling voor de proceskosten. De strekking daarvan is, dat ondanks het feit dat het een buitenlandse wederpartij betreft, verhaal van een eventuele proceskostenveroordeling toch gewaarborgd is.

      De 4e uitzondering ziet op de belemmering van de effectieve toegang van de wederpartij tot de rechter.

      Geen zekerheidstelling proceskosten mogelijk bij wederpartij uit de EU

      Het incident tot het doen stellen van zekerheid voor de proceskosten kan niet gevoerd worden tegen een wederpartij uit een andere lidstaat van de EU. Dat is logisch, omdat binnen de EU sprake is van erkenning van titels en er meer mogelijkheden zijn om tot tenuitvoerlegging van uitspraken over te gaan.

      Geen zekerheidstelling proceskosten mogelijk voor de overzeese gebiedsdelen

      Als een veroordeling tot betaling van proceskosten en schadevergoeding op grond van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden of een wet ten uitvoer zal kunnen worden gelegd ter plaatse waar degene van wie zekerheid gevorderd wordt, zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft, dan kan ook geen zekerheidstelling gevorderd worden voor de proceskosten en/of schadevergoeding voor de procedure.

      Geen zekerheidstelling proceskosten mogelijk wanneer er verdragsrechtelijke afspraken zijn

      Daarnaast kunnen er verdragsrechtelijke afspraken zijn, die de vordering tot zekerheidstelling uitsluiten. Zoals voor partijen in de USA (zie rechtbank Amsterdam d.d. 22 oktober 2014) en Israël (zie Hof Den Haag 6 juli 2020 (ingezetene Belgie met Israëlische nationaliteit/Jodaav Horeca B.V. (i.l.) r.o. 1 t/m 5). Het Hof overweegt:

      “… is artikel 17 van het Verdrag betreffende de burgerlijke rechtsvordering (‘Haags Rechtsvorderingsverdrag’) van toepassing, bij welk verdrag Nederland, België en Israël verdragsluitende staten zijn. Ingevolge dat artikel kan ter dekking van de gerechtskosten bij gemis van domicilie of verblijfplaats in het land (i.c. Nederland) geen zekerheidstelling worden opgelegd aan onderdanen van een van de verdragsluitende staten (i.c. Israël), die in een van die staten hun domicilie hebben (i.c. België).”

      Het feit dat het UK geen deel meer uitmaakt van de EU betekent niet, dat er bij een Britse wederpartij zekerheid voor de proceskosten gevorderd kan worden. Zie Rb. Overijssel 7 november 2018 – Brexit geen reden voor toewijzing cautio iudicatum solvi. Er is ook een bilateraal verdrag, dat in geval van uittreding van kracht is en zekerheidstelling eveneens uitsluit.

      In het arrest HR 25 november 2022 (Fuera Internacional SA/Greenway Finance BV c.s.) bevestigde de Hoge Raad het oordeel van het Hof, dat art. 14 van het Vriendschapsverdrag tussen Nederland en Colombia niet de mogelijkheid tot executie van een Nederlandse proceskostenveroordeling omvatte. De Hoge Raad legde die bepaling uit aan de hand van het WeensVerdragenverdrag (zie de pagina Weens Verdragenverdrag). Daarom was het incident tot zekerheidstelling terecht opgeworpen.

      Greenway Finance c.s. vorderden een zekerheidstelling van EUR 180.000 – mede voor een eventueel deskundigenbericht – maar het Hof besliste dat Fuera Internacional een bankgarantie van EUR 27.000 moest stellen. De klacht in cassatie, dat het Hof ten onrechte die beslissing niet had herzien na het verzoek van Fuera Internacional – nadat het haar niet was gelukt om een bankgarantie te verkrijgen – om een bedrag te storten in plaats van een bankgarantie te stellen honoreerde de Hoge Raad wel.

      De rechter kan in de uitspraak waarbij hij zekerheidstelling beveelt, bepalen welke vorm van zekerheidstelling in elk geval voldoet aan de eisen van art. 6:51 lid 2 B.W.. Als de desbetreffende partij een andere vorm van zekerheid stelt of aanbiedt, zal de rechter moeten onderzoeken of die vorm van zekerheid in overeenstemming is met die eisen. Dat had het Hof nagelaten. Het Hof had in dat kader zelfs terug kunnen komen op de eerdere beslissing.

      De zekerheidstelling voor proceskosten kan ook gevorderd worden bij een insolventieprocedure

      HR 11 januari 2019 (derde uit VAE/mr. Dekker q.q. curator LCG Canada Financial Products 1 B.V.) – zekerheidstelling proceskosten buitenlandse procespartij geldt ook voor derde die in verzet komt tegen faillietverklaring.

      Zekerheidstelling t.b.v. derde in verklaringsprocedure

      In een procedure waarin de verklaring van een derde-beslagene door de executant wordt betwist, kan de derde ook zekerheidstelling vorderen voor de proceskosten. Zie de pagina Executoriaal derdenbeslag.

      Zekerheidstelling bij uitvoerbaar bij voorraad verklaring

      Wanneer de eisende (of verzoekende) partij vordert het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren – wat een standaard vordering is – dan kan de gedaagde wél zekerheid vorderen voor de proceskosten (en voor de overige veroordelingen zoals betaling van een geldsom). Zie de pagina Algemene bepalingen vonnis.

      Auteur & Last edit

      [Mdv, 24-02-2016; bijgewerkt 23-05-2023]

      Zekerheidstelling proceskosten (Par. 6, Afd. 10, Titel 2, Boek 1 Rv.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!