Kantonzaken (Afd. 2, Titel 2, Boek 1 Rv.)
Inleiding Kantonzaken
De Kantonrechter behandelt als alleenzittende rechter “eenvoudige” zaken, met een belang tot EUR 25.000,= dan wel als die een bepaald in de wet genoemd onderwerp betreffen (de zgn. aardzaken). Dit zijn arbeidszaken, huurzaken en enkele andere specifiek in de wet genoemde zaken. In die procedures is geen verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat voorgeschreven.
De procesgang in dagvaardingszaken voor de Kantonrechter heeft een eigen regeling gevonden in Afd. 2, Titel 2, Boek 1 Rv.. De afdeling kent 6 artikelen (art. 93 Rv. tot en met art. 98 Rv.).
Bevoegdheid Kantonrechter
Maximum bedrag competentiegrens Kantonrechter: EUR 25.000,=
Bij de Kantonrechter dienen zaken te worden aangebracht (art. 93 Rv.):
– met een financieel belang van niet meer dan EUR 25.000,= (incl. de rente tot de dagvaarding);
– met een onbepaald belang, als er duidelijke aanwijzing is dat het belang EUR 25.000 niet overschrijdt.
Deze bovengrens voor de bevoegdheid (of competentie) van de Kantonrechter was aanvankelijk lager (het maximum was tot 2011 EUR 5.000,=, daarvoor was het nog lager). Om de toegang tot de rechter laagdrempeliger te maken (immers is bij de Kantonrechter niet vereist dat partijen worden vertegenwoordigd door een advocaat) is die competentiegrens verhoogd. Daardoor kunnen niet alleen partijen zelf, maar ook gemachtigden (zoals juristen die geen advocaat zijn, medewerkers van incassobureaus enz.) als gemachtigde voor een partij in de procedure bij de rechtbank (Afd. Kanton) optreden.
Zij dienen in dit geval met behulp van een schriftelijke volmacht aan te tonen dat zij hun cliënt in de desbetreffende zaak mogen vertegenwoordigen. Voor advocaten geldt dit vereiste niet.
Wanneer de rechtstitel waarover gestreden wordt – ongeacht dat de vordering minder bedraagt dan EUR 25.000,= – een hoger belang heeft dan EUR 25.000,=, dan moet de zaak worden verwezen naar de rechtbank (afd. handelszaken) indien de rechtstitel betwist wordt.
Verwijzing naar Handelskamer als competentiegrens Kanton wordt overschreden
Bij het formuleren van de vordering moet dus goed worden gelet op de competentiegrens. In Rb. Amsterdam 26 oktober 2020 heeft eiser dit goed gedaan: het incident tot verwijzing naar de handelskamer wordt afgewezen (de hoofdsom had ook EUR 25.000 mogen zijn). De rente vanaf de dagvaarding telt hierbij niet mee.
Wordt echter als hoofdsom het maximale bedrag gevorderd en daarnaast buitengerechtelijke kosten en/of rente die is vervallen vóór de dagvaarding, dan gaat het wel fout en wordt de competentiegrens overschreden. Hetzelfde geldt voor bepaling van het griffierecht: daarbij telt de rente vanaf de dagvaarding niet mee (zie de website van de Rechtspraak).
Zie ook de pagina Verbetering of aanvulling procesinleiding en verwijzing over de wijze waarop de verwijzing verloopt.
Aardzaken
En voorts worden voor de Kantonrechter gebracht – ongeacht het beloop of de waarde van de vordering – zaken die een betrekking hebben op een aantal in de wet genoemde specifieke overeenkomsten, de zgn. “aardzaken”:
– een arbeidsovereenkomst
– een CAO
– een VUT-overeenkomst
– een agentuurovereenkomst
– een huurovereenkomst
– een huurkoopovereenkomst
– een consumentenkoopovereenkomst
– een consumentenkrediet overeenkomst tot een bedrag van € 40.000,=
En tot slot nog: (andere) zaken waarvan de wet dit voorschrijft (lid 4). Een voorbeeld daarvan is het verzoek aan de Kantonrechter tot vernietiging van een besluit van een Vereniging van Eigenaren. Zie de pagina Vereniging van Eigenaren.
De gedachte achter de competentie van de Kantonrechter in aardzaken is dat de wetgever wil dat de rechter in die zaken laagdrempelig kan worden benaderd, zonder dat per se een advocaat nodig is.
Specifieke bepalingen aardzaken
Naast de in het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering opgenomen bepalingen over geschillen, die bij de Kantonrechter moeten worden aangebracht, zijn er ook nog specifieke bepalingen elders in de wet over dergelijke aardzaken.
Een voorbeeld daarvan is art. 5:137 B.W., dat bepaalt dat geschillen over uitkeringen uit verzekeringspolissen die betrekking hebben op appartementsrechten bij verzoekschrift aan de Kantonrechter voorgelegd moeten worden. De beroepstermijn in deze zaak is uitzonderlijk kort: één maand. Zie ook de pagina Verzekeringsuitkeringen appartementsrechten.
Meerdere vorderingen en samenhang
Worden meerdere vorderingen bij dezelfde dagvaarding ingesteld, dan geldt de cumulatieve waarde (art. 94 lid 1 Rv.).
Worden meerdere vorderingen bij dezelfde dagvaarding ingesteld, en is daarbij sprake van aardzaken, dan worden deze tezamen door de Kantonrechter behandeld, als de samenhang tussen de vorderingen zich tegen afzonderlijke behandeling verzet (art. 94 lid 2 Rv.).
Ook een conventie en reconventie, en een hoofdzaak en vrijwaring worden tezamen door de Kantonrechter behandeld, als één van de vorderingen een aardzaak betreft.
Wordt de eis gewijzigd en daarmee het maximale bedrag waarover de Kantonrechter mag oordelen overschreden, dan moet ook worden verwezen naar de rechtbank afd. handelszaken (art. 95 Rv.).
Dwangsommen zijn niet van invloed op de competentiegrens. Zie Rb. Noord Holland (2022). Zie ook de pagina Dwangsom tot nakoming veroordeling. Een dwangsom kan overigens niet gevorderd worden ter versterking van de veroordeling tot betaling van een dwangsom.
Hoeveel is het griffierecht bij de Kantonrechter?
Voor geldvorderingen tot 5.000 Euro komt er een aangepaste tabel voor de griffierechten, om die beter te laten aansluiten bij de gevorderde bedragen. De Eerste kamer het wetsvoorstel tot aanpassing van de Wet Tarieven Burgerlijke Zaken (WGBZ) op 29 september 2021 aangenomen.
Deze wet is overigens in verband met de eenmaking van Rv. ook per 1 mei 2023 herzien. Zie voor de hoogte van het griffierecht de Bijlage bij de WGBZ. De griffierechten bedragen per 11-05-2023:
Aard c.q. hoogte van de vordering of het verzoek | Griffierecht voor niet-natuurlijke personen | Griffierecht voor natuurlijke personen | Griffierecht voor onvermogenden |
---|---|---|---|
Griffierechten voor kantonzaken bij de rechtbank | |||
Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek: – van onbepaalde waarde of – met een beloop van niet meer dan € 500 | € 128 | € 86 | € 86 |
Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 500 en niet meer dan € 1.500 | € 322 | € 214 | € 86 |
Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 1.500 en niet meer dan € 2.500 | € 365 | € 244 | € 86 |
Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 2.500 en niet meer dan € 5.000 | € 487 | € 244 | € 86 |
Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 5.000 en niet meer dan € 12.500 | € 514 | € 244 | € 86 |
Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 12.500 | € 1.384 | € 693 | € 86 |
Per 1 januari 2024 zijn de griffierechten verlaagd. Zie het blog Wettelijke rente verhoogd, griffierecht verlaagd.
Omgekeerde prorogatie
Wanneer partijen “agree to disagree” en het een rechtsbetrekking betreft, die te hunner vrije beschikking staat, dan kunnen zij hun geschil bij gezamenlijk verzoekschrift voorleggen aan de Kantonrechter op de voet van art. 96 lid 1 Rv. (onder het oude recht was deze mogelijkheid opgenomen in art. 43 Wet R.O. oud) Dit wordt ook wel “omgekeerde prorogatie” genoemd, omdat er niet een instantie wordt overgeslagen zoals bij prorogatie, maar in feite een niveau lager wordt ingestoken (hoewel tegenwoordig de Kantonrechter dus ook tot de rechtbank behoort).
De procesgang wordt door de Kantonrechter bepaald. Deze procedure is in wezen een soort arbitrage door de overheidsrechter.
Hoger beroep bij omgekeerde prorogatie
Partijen kunnen overeenkomen, dat hoger beroep mogelijk is. Wordt dit verzuimd, dan is dit de enige instantie, aldus art. 333 Rv. (tweede volzin). Een dergelijk beding moet expliciet worden overeengekomen.
Zie HR 8 november 2002 (Olislagers/Otib) waarin verwarring was ontstaan omdat de Kantonrechter in een proces-verbaal had vermeld dat partijen zich wel de mogelijkheid van hoger beroep (destijds nog op de rechtbank) hadden voorbehouden. Zie de bespreking op Lawyrup (lees Rechtspraak).
Wanneer het voorbehoud in een overeenkomst is opgenomen, moet deze op dit punt geen ruimte voor misverstand open laten. Zie in dit kader Hof Den Bosch 9 september 2014 (samenlevingscontract). Het Hof overweegt:
“Blijkens het bepaalde in artikel 333 Rv staat in zaken als bedoeld in artikel 96 Rv hoger beroep slechts open indien partijen zich dat beroep, binnen de grenzen van artikel 332 Rv, uitdrukkelijk hebben voorbehouden (HR 8 november 2002 (Olislagers/Otib), NJ 2003, 15). Anders dan de vrouw meent, brengt de enkele omstandigheid dat partijen in (artikel 10 van) de samenlevingsovereenkomst op generlei wijze hebben opgenomen dat geen hoger beroep openstaat derhalve niet mee dat hoger beroep open staat; een uitdrukkelijk voorbehoud is daarvoor vereist, waarbij het hof nog opmerkt dat niet alleen bij het aangaan van de samenlevingsovereenkomst, maar ook later, bijvoorbeeld in de inleidende dagvaarding of bij de mondelinge behandeling bij de kantonrechter, niet is gebleken van het bedoelde uitdrukkelijke voorbehoud.”
Voordeel van negatieve prorogatie is dat de procesregels eenvoudiger zijn en partijen zelf kunnen procederen. Ook is een lager griffierecht verschuldigd. Het is dan ook zeker te overwegen negatieve prorogatie standaard op te nemen als wijze van geschillenbeslechting in overeenkomsten of algemene voorwaarden, in plaats van de vaak opgenomen, maar veel duurdere oplossing door arbitrage.
Een nadeel is, dat de omgekeerde prorogatie pas overeengekomen kan worden nadat een geschil gerezen is. Dit houdt in dat het niet vooraf (schriftelijk) overeengekomen kan worden in bijvoorbeeld overeenkomsten of algemene voorwaarden. Het is daarbij van belang dat sprake is van een verstandhouding tussen partijen waarbij de mogelijkheid om gezamenlijk een verzoekschrift op te stellen aanwezig is. Deze procedure is daarom niet geschikt voor geschillen waarin partijen lijnrecht tegenover elkaar staan.
Zie ook Hof Den Bosch 9 september 2014 (beding geschillen samenlevingscontract) – de vrouw is niet-ontvankelijk nu sprake is van een zaak als bedoeld in artikel 96 Rv en hoger beroep niet is voorbehouden.
Gezamenlijke behandeling reconventie en vrijwaring “rechtbankvorderingen” door Kantonrechter als samenhang dit gebiedt
Ook wanneer niet een van de zaken een aardzaak is, kan de Kantonrechter de reconventie of de vrijwaring in afwijking van art. 94 lid 3 c.q. lid 4 tezamen met de Kantonzaak behandelen, als de samenhang van de vorderingen dit gebiedt (art. 97 Rv.).
In de uitspraak Rb. Limburg 15 maart 2017 (Bisscheroux q.q. faillissement P3 Ruimte aan Mensen) wordt een voorbeeld gegeven hoe op de voet van art. 97 Rv. over de bevoegdheid van de kantonrechter besloten. De rechtbank overwoog:
“4.5 Artikel 97 Rv kan echter in afwijking van deze artikelen met zich meebrengen dat de kantonrechter – die immers bevoegd is in conventie – ook de vordering in reconventie behandelt en beslist. Daarvoor is beslissend of er zodanige samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie bestaat, dat deze zich tegen afzonderlijke behandeling verzet. Van dergelijke samenhang is in dit geval reeds sprake nu de eis in reconventie tevens het verweer vormt in conventie. Om proceseconomische redenen is het niet gewenst dat een andere rechter over de eis in reconventie komt te oordelen, terwijl daarover als verweer in conventie al door de kantonrechter is beslist. Het voorgaande brengt mee dat de kantonrechter absoluut bevoegd is van de vorderingen in reconventie kennis te nemen.”
Verwijzing naar de meervoudige kamer
De Kantonrechter kan de zaak – als hij vindt dat de zaak niet leent voor behandeling door slechts een rechter – verwijzen naar de meervoudige kamer van de rechtbank (art. 98 Rv.).
Verwijzing naar de meervoudige kamer van de rechtbank is echter slechts mogelijk bij zaken waarbij meerdere vorderingen zijn ingesteld, inclusief een vordering in een ‘aardzaak’ als bedoeld in art. 94 lid 2 Rv. jo. art. 93 aanhef en sub c Rv. en wanneer er sprake is van reconventie of vrijwaring, waarbij ook een aardzaak speelt. En naast complexere zaken waarin ook een aardzaak speelt verder in ‘andere zaken waarin de wet dit bepaalt’ (art. 94 lid 2 Rv. jo. art. 93 aanhef en sub d Rv.).
In andere zaken – dus alleen een aardzaak zonder andere vorderingen, of een vordering niet zijnde een aardzaak met een beloop tot max. EUR 25.000 (art. 93 lid 1 en lid 2 Rv.) – is de Kantonrechter dus wettelijk gehouden de zaak alleen te behandelen. Een uitspraak die is gedaan door niet het juiste aantal rechters is nietig.
De Kantonrechter in Rotterdam was hiermee in de arbeidszaak (aardzaak) Ktr. Rotterdam 7 juli 2022 (werkgeversaansprakelijkheid Du Pont Nemours) niet onverdeeld gelukkig (zie r.o. 2.1). De Kantonrechter verzon een list, door een tussenvonnis te wijzen en tussentijds hoger beroep toe te staan, waardoor de zaak in hoger beroep wel door de meervoudige kamer van het Hof behandeld kon worden (als partijen dit zouden willen).
De ratio achter deze beperking is, dat in Kantonzaken geen verplichte procesvertegenwoordiging is voorgeschreven. De wetgever wil dat de laagdrempelige toegang tot de rechter in eenvoudige zaken en in aardzaken bewaard blijft.
Oude artikel 98 Rv. (voor 2002)
Vóór de wetswijziging van 2002 ging art. 98 (oud) Rv. over andere onderwerpen. Lid 3 van art. 98 (oud) Rv. is beland in art. 101 Rv.. Die bepaling regelt een extra relatieve bevoegdheid in consumentenzaken en is gelijkluidend aan het toenmalige artikel 98, derde lid, Rv, dat was geïnspireerd door de artikelen 13 tot en met 15 EEX/EVEX opgevolgd (Kamerstukken II, 1999–2000, 26855, nr. 3, p. 93).
Forumkeuze voor andere rechter dan Kantonrechter of andere woonplaats
In art. 108 lid 2 Rv. wordt in Kantonzaken een forumkeuze terzijde geschoven, tenzij de overeenkomst is gesloten nadat het geschil is gerezen of de zwakkere partij de procedure aanspant. De particulier zal dus gedaagd moeten worden voor de rechter van zijn woonplaats, een forumkeuze voor een andere rechter (bvb. in algemene voorwaarden of overeenkomst) gaat niet op.
Geschiedenis Kantongerecht
Voor de herziening van de rechterlijke organisatie was de Kantonrechter een afzonderlijke rechterlijke instantie, die onder de rechtbank stond in hiërarchie. Er waren voor de reorganisatie decentraal 60 Kantongerechten, binnen de 18 arrondissementen van rechtbanken. Dit aantal is gereduceerd naar 32, waarbij de gehandhaafde decentrale zittingslocaties worden aangeduid als “nevenzittingsplaats” van de rechtbank waarin het Kantongerecht is geïntegreerd.
De organisatie van het Kantongerecht is ineen geschoven met die van de rechtbank, en vormt daarin een enkelvoudige – Kamer voor Kantonzaken (art. 47 Wet RO). De functie is dezelfde gebleven. Zie ook de pagina Enkelvoudige en meervoudige kamers.
Zie artikel III van de Evaluatiewet modernisering rechterlijke organisatie d.d. 19 mei 2011 (i.w.tr. 1 juli 2011, zie Besluit van 27 juni 2011) en de MvA 1e Kamer Wet reorganisatie rechterlijke organisatie. De verhoging van de competentiegrens in art. 93 Rv. is te vinden in artikel III, sub C (die krachtens het Besluit ook effect heeft vanaf 1 juli 2011).
De wetswijziging gaat uit van zgn. “eerbiedigende werking”. Dat houdt in, dat krachtens het overgangsrecht de regels zoals die golden voor zaken, aanhangig voor de reorganisatie/wetswijziging, van kracht blijven.
Auteur & Last edit
[MdV, 21-07-2018; laatste bewerking 31-03-2024]
Kantonzaken (Afd. 2, Titel 2, Boek 1 Rv.)
Inleiding Kantonzaken
De Kantonrechter behandelt als alleenzittende rechter “eenvoudige” zaken, met een belang tot EUR 25.000,= dan wel als die een bepaald in de wet genoemd onderwerp betreffen (de zgn. aardzaken). Dit zijn arbeidszaken, huurzaken en enkele andere specifiek in de wet genoemde zaken. In die procedures is geen verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat voorgeschreven.
De procesgang in dagvaardingszaken voor de Kantonrechter heeft een eigen regeling gevonden in Afd. 2, Titel 2, Boek 1 Rv.. De afdeling kent 6 artikelen (art. 93 Rv. tot en met art. 98 Rv.).
Bevoegdheid Kantonrechter
Maximum bedrag competentiegrens Kantonrechter: EUR 25.000,=
Bij de Kantonrechter dienen zaken te worden aangebracht (art. 93 Rv.):
– met een financieel belang van niet meer dan EUR 25.000,= (incl. de rente tot de dagvaarding);
– met een onbepaald belang, als er duidelijke aanwijzing is dat het belang EUR 25.000 niet overschrijdt.
Deze bovengrens voor de bevoegdheid (of competentie) van de Kantonrechter was aanvankelijk lager (het maximum was tot 2011 EUR 5.000,=, daarvoor was het nog lager). Om de toegang tot de rechter laagdrempeliger te maken (immers is bij de Kantonrechter niet vereist dat partijen worden vertegenwoordigd door een advocaat) is die competentiegrens verhoogd. Daardoor kunnen niet alleen partijen zelf, maar ook gemachtigden (zoals juristen die geen advocaat zijn, medewerkers van incassobureaus enz.) als gemachtigde voor een partij in de procedure bij de rechtbank (Afd. Kanton) optreden.
Zij dienen in dit geval met behulp van een schriftelijke volmacht aan te tonen dat zij hun cliënt in de desbetreffende zaak mogen vertegenwoordigen. Voor advocaten geldt dit vereiste niet.
Wanneer de rechtstitel waarover gestreden wordt – ongeacht dat de vordering minder bedraagt dan EUR 25.000,= – een hoger belang heeft dan EUR 25.000,=, dan moet de zaak worden verwezen naar de rechtbank (afd. handelszaken) indien de rechtstitel betwist wordt.
Verwijzing naar Handelskamer als competentiegrens Kanton wordt overschreden
Bij het formuleren van de vordering moet dus goed worden gelet op de competentiegrens. In Rb. Amsterdam 26 oktober 2020 heeft eiser dit goed gedaan: het incident tot verwijzing naar de handelskamer wordt afgewezen (de hoofdsom had ook EUR 25.000 mogen zijn). De rente vanaf de dagvaarding telt hierbij niet mee.
Wordt echter als hoofdsom het maximale bedrag gevorderd en daarnaast buitengerechtelijke kosten en/of rente die is vervallen vóór de dagvaarding, dan gaat het wel fout en wordt de competentiegrens overschreden. Hetzelfde geldt voor bepaling van het griffierecht: daarbij telt de rente vanaf de dagvaarding niet mee (zie de website van de Rechtspraak).
Zie ook de pagina Verbetering of aanvulling procesinleiding en verwijzing over de wijze waarop de verwijzing verloopt.
Aardzaken
En voorts worden voor de Kantonrechter gebracht – ongeacht het beloop of de waarde van de vordering – zaken die een betrekking hebben op een aantal in de wet genoemde specifieke overeenkomsten, de zgn. “aardzaken”:
– een arbeidsovereenkomst
– een CAO
– een VUT-overeenkomst
– een agentuurovereenkomst
– een huurovereenkomst
– een huurkoopovereenkomst
– een consumentenkoopovereenkomst
– een consumentenkrediet overeenkomst tot een bedrag van € 40.000,=
En tot slot nog: (andere) zaken waarvan de wet dit voorschrijft (lid 4). Een voorbeeld daarvan is het verzoek aan de Kantonrechter tot vernietiging van een besluit van een Vereniging van Eigenaren. Zie de pagina Vereniging van Eigenaren.
De gedachte achter de competentie van de Kantonrechter in aardzaken is dat de wetgever wil dat de rechter in die zaken laagdrempelig kan worden benaderd, zonder dat per se een advocaat nodig is.
Specifieke bepalingen aardzaken
Naast de in het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering opgenomen bepalingen over geschillen, die bij de Kantonrechter moeten worden aangebracht, zijn er ook nog specifieke bepalingen elders in de wet over dergelijke aardzaken.
Een voorbeeld daarvan is art. 5:137 B.W., dat bepaalt dat geschillen over uitkeringen uit verzekeringspolissen die betrekking hebben op appartementsrechten bij verzoekschrift aan de Kantonrechter voorgelegd moeten worden. De beroepstermijn in deze zaak is uitzonderlijk kort: één maand. Zie ook de pagina Verzekeringsuitkeringen appartementsrechten.
Meerdere vorderingen en samenhang
Worden meerdere vorderingen bij dezelfde dagvaarding ingesteld, dan geldt de cumulatieve waarde (art. 94 lid 1 Rv.).
Worden meerdere vorderingen bij dezelfde dagvaarding ingesteld, en is daarbij sprake van aardzaken, dan worden deze tezamen door de Kantonrechter behandeld, als de samenhang tussen de vorderingen zich tegen afzonderlijke behandeling verzet (art. 94 lid 2 Rv.).
Ook een conventie en reconventie, en een hoofdzaak en vrijwaring worden tezamen door de Kantonrechter behandeld, als één van de vorderingen een aardzaak betreft.
Wordt de eis gewijzigd en daarmee het maximale bedrag waarover de Kantonrechter mag oordelen overschreden, dan moet ook worden verwezen naar de rechtbank afd. handelszaken (art. 95 Rv.).
Dwangsommen zijn niet van invloed op de competentiegrens. Zie Rb. Noord Holland (2022). Zie ook de pagina Dwangsom tot nakoming veroordeling. Een dwangsom kan overigens niet gevorderd worden ter versterking van de veroordeling tot betaling van een dwangsom.
Hoeveel is het griffierecht bij de Kantonrechter?
Voor geldvorderingen tot 5.000 Euro komt er een aangepaste tabel voor de griffierechten, om die beter te laten aansluiten bij de gevorderde bedragen. De Eerste kamer het wetsvoorstel tot aanpassing van de Wet Tarieven Burgerlijke Zaken (WGBZ) op 29 september 2021 aangenomen.
Deze wet is overigens in verband met de eenmaking van Rv. ook per 1 mei 2023 herzien. Zie voor de hoogte van het griffierecht de Bijlage bij de WGBZ. De griffierechten bedragen per 11-05-2023:
Aard c.q. hoogte van de vordering of het verzoek | Griffierecht voor niet-natuurlijke personen | Griffierecht voor natuurlijke personen | Griffierecht voor onvermogenden |
---|---|---|---|
Griffierechten voor kantonzaken bij de rechtbank | |||
Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek: – van onbepaalde waarde of – met een beloop van niet meer dan € 500 | € 128 | € 86 | € 86 |
Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 500 en niet meer dan € 1.500 | € 322 | € 214 | € 86 |
Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 1.500 en niet meer dan € 2.500 | € 365 | € 244 | € 86 |
Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 2.500 en niet meer dan € 5.000 | € 487 | € 244 | € 86 |
Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 5.000 en niet meer dan € 12.500 | € 514 | € 244 | € 86 |
Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 12.500 | € 1.384 | € 693 | € 86 |
Per 1 januari 2024 zijn de griffierechten verlaagd. Zie het blog Wettelijke rente verhoogd, griffierecht verlaagd.
Omgekeerde prorogatie
Wanneer partijen “agree to disagree” en het een rechtsbetrekking betreft, die te hunner vrije beschikking staat, dan kunnen zij hun geschil bij gezamenlijk verzoekschrift voorleggen aan de Kantonrechter op de voet van art. 96 lid 1 Rv. (onder het oude recht was deze mogelijkheid opgenomen in art. 43 Wet R.O. oud) Dit wordt ook wel “omgekeerde prorogatie” genoemd, omdat er niet een instantie wordt overgeslagen zoals bij prorogatie, maar in feite een niveau lager wordt ingestoken (hoewel tegenwoordig de Kantonrechter dus ook tot de rechtbank behoort).
De procesgang wordt door de Kantonrechter bepaald. Deze procedure is in wezen een soort arbitrage door de overheidsrechter.
Hoger beroep bij omgekeerde prorogatie
Partijen kunnen overeenkomen, dat hoger beroep mogelijk is. Wordt dit verzuimd, dan is dit de enige instantie, aldus art. 333 Rv. (tweede volzin). Een dergelijk beding moet expliciet worden overeengekomen.
Zie HR 8 november 2002 (Olislagers/Otib) waarin verwarring was ontstaan omdat de Kantonrechter in een proces-verbaal had vermeld dat partijen zich wel de mogelijkheid van hoger beroep (destijds nog op de rechtbank) hadden voorbehouden. Zie de bespreking op Lawyrup (lees Rechtspraak).
Wanneer het voorbehoud in een overeenkomst is opgenomen, moet deze op dit punt geen ruimte voor misverstand open laten. Zie in dit kader Hof Den Bosch 9 september 2014 (samenlevingscontract). Het Hof overweegt:
“Blijkens het bepaalde in artikel 333 Rv staat in zaken als bedoeld in artikel 96 Rv hoger beroep slechts open indien partijen zich dat beroep, binnen de grenzen van artikel 332 Rv, uitdrukkelijk hebben voorbehouden (HR 8 november 2002 (Olislagers/Otib), NJ 2003, 15). Anders dan de vrouw meent, brengt de enkele omstandigheid dat partijen in (artikel 10 van) de samenlevingsovereenkomst op generlei wijze hebben opgenomen dat geen hoger beroep openstaat derhalve niet mee dat hoger beroep open staat; een uitdrukkelijk voorbehoud is daarvoor vereist, waarbij het hof nog opmerkt dat niet alleen bij het aangaan van de samenlevingsovereenkomst, maar ook later, bijvoorbeeld in de inleidende dagvaarding of bij de mondelinge behandeling bij de kantonrechter, niet is gebleken van het bedoelde uitdrukkelijke voorbehoud.”
Voordeel van negatieve prorogatie is dat de procesregels eenvoudiger zijn en partijen zelf kunnen procederen. Ook is een lager griffierecht verschuldigd. Het is dan ook zeker te overwegen negatieve prorogatie standaard op te nemen als wijze van geschillenbeslechting in overeenkomsten of algemene voorwaarden, in plaats van de vaak opgenomen, maar veel duurdere oplossing door arbitrage.
Een nadeel is, dat de omgekeerde prorogatie pas overeengekomen kan worden nadat een geschil gerezen is. Dit houdt in dat het niet vooraf (schriftelijk) overeengekomen kan worden in bijvoorbeeld overeenkomsten of algemene voorwaarden. Het is daarbij van belang dat sprake is van een verstandhouding tussen partijen waarbij de mogelijkheid om gezamenlijk een verzoekschrift op te stellen aanwezig is. Deze procedure is daarom niet geschikt voor geschillen waarin partijen lijnrecht tegenover elkaar staan.
Zie ook Hof Den Bosch 9 september 2014 (beding geschillen samenlevingscontract) – de vrouw is niet-ontvankelijk nu sprake is van een zaak als bedoeld in artikel 96 Rv en hoger beroep niet is voorbehouden.
Gezamenlijke behandeling reconventie en vrijwaring “rechtbankvorderingen” door Kantonrechter als samenhang dit gebiedt
Ook wanneer niet een van de zaken een aardzaak is, kan de Kantonrechter de reconventie of de vrijwaring in afwijking van art. 94 lid 3 c.q. lid 4 tezamen met de Kantonzaak behandelen, als de samenhang van de vorderingen dit gebiedt (art. 97 Rv.).
In de uitspraak Rb. Limburg 15 maart 2017 (Bisscheroux q.q. faillissement P3 Ruimte aan Mensen) wordt een voorbeeld gegeven hoe op de voet van art. 97 Rv. over de bevoegdheid van de kantonrechter besloten. De rechtbank overwoog:
“4.5 Artikel 97 Rv kan echter in afwijking van deze artikelen met zich meebrengen dat de kantonrechter – die immers bevoegd is in conventie – ook de vordering in reconventie behandelt en beslist. Daarvoor is beslissend of er zodanige samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie bestaat, dat deze zich tegen afzonderlijke behandeling verzet. Van dergelijke samenhang is in dit geval reeds sprake nu de eis in reconventie tevens het verweer vormt in conventie. Om proceseconomische redenen is het niet gewenst dat een andere rechter over de eis in reconventie komt te oordelen, terwijl daarover als verweer in conventie al door de kantonrechter is beslist. Het voorgaande brengt mee dat de kantonrechter absoluut bevoegd is van de vorderingen in reconventie kennis te nemen.”
Verwijzing naar de meervoudige kamer
De Kantonrechter kan de zaak – als hij vindt dat de zaak niet leent voor behandeling door slechts een rechter – verwijzen naar de meervoudige kamer van de rechtbank (art. 98 Rv.).
Verwijzing naar de meervoudige kamer van de rechtbank is echter slechts mogelijk bij zaken waarbij meerdere vorderingen zijn ingesteld, inclusief een vordering in een ‘aardzaak’ als bedoeld in art. 94 lid 2 Rv. jo. art. 93 aanhef en sub c Rv. en wanneer er sprake is van reconventie of vrijwaring, waarbij ook een aardzaak speelt. En naast complexere zaken waarin ook een aardzaak speelt verder in ‘andere zaken waarin de wet dit bepaalt’ (art. 94 lid 2 Rv. jo. art. 93 aanhef en sub d Rv.).
In andere zaken – dus alleen een aardzaak zonder andere vorderingen, of een vordering niet zijnde een aardzaak met een beloop tot max. EUR 25.000 (art. 93 lid 1 en lid 2 Rv.) – is de Kantonrechter dus wettelijk gehouden de zaak alleen te behandelen. Een uitspraak die is gedaan door niet het juiste aantal rechters is nietig.
De Kantonrechter in Rotterdam was hiermee in de arbeidszaak (aardzaak) Ktr. Rotterdam 7 juli 2022 (werkgeversaansprakelijkheid Du Pont Nemours) niet onverdeeld gelukkig (zie r.o. 2.1). De Kantonrechter verzon een list, door een tussenvonnis te wijzen en tussentijds hoger beroep toe te staan, waardoor de zaak in hoger beroep wel door de meervoudige kamer van het Hof behandeld kon worden (als partijen dit zouden willen).
De ratio achter deze beperking is, dat in Kantonzaken geen verplichte procesvertegenwoordiging is voorgeschreven. De wetgever wil dat de laagdrempelige toegang tot de rechter in eenvoudige zaken en in aardzaken bewaard blijft.
Oude artikel 98 Rv. (voor 2002)
Vóór de wetswijziging van 2002 ging art. 98 (oud) Rv. over andere onderwerpen. Lid 3 van art. 98 (oud) Rv. is beland in art. 101 Rv.. Die bepaling regelt een extra relatieve bevoegdheid in consumentenzaken en is gelijkluidend aan het toenmalige artikel 98, derde lid, Rv, dat was geïnspireerd door de artikelen 13 tot en met 15 EEX/EVEX opgevolgd (Kamerstukken II, 1999–2000, 26855, nr. 3, p. 93).
Forumkeuze voor andere rechter dan Kantonrechter of andere woonplaats
In art. 108 lid 2 Rv. wordt in Kantonzaken een forumkeuze terzijde geschoven, tenzij de overeenkomst is gesloten nadat het geschil is gerezen of de zwakkere partij de procedure aanspant. De particulier zal dus gedaagd moeten worden voor de rechter van zijn woonplaats, een forumkeuze voor een andere rechter (bvb. in algemene voorwaarden of overeenkomst) gaat niet op.
Geschiedenis Kantongerecht
Voor de herziening van de rechterlijke organisatie was de Kantonrechter een afzonderlijke rechterlijke instantie, die onder de rechtbank stond in hiërarchie. Er waren voor de reorganisatie decentraal 60 Kantongerechten, binnen de 18 arrondissementen van rechtbanken. Dit aantal is gereduceerd naar 32, waarbij de gehandhaafde decentrale zittingslocaties worden aangeduid als “nevenzittingsplaats” van de rechtbank waarin het Kantongerecht is geïntegreerd.
De organisatie van het Kantongerecht is ineen geschoven met die van de rechtbank, en vormt daarin een enkelvoudige – Kamer voor Kantonzaken (art. 47 Wet RO). De functie is dezelfde gebleven. Zie ook de pagina Enkelvoudige en meervoudige kamers.
Zie artikel III van de Evaluatiewet modernisering rechterlijke organisatie d.d. 19 mei 2011 (i.w.tr. 1 juli 2011, zie Besluit van 27 juni 2011) en de MvA 1e Kamer Wet reorganisatie rechterlijke organisatie. De verhoging van de competentiegrens in art. 93 Rv. is te vinden in artikel III, sub C (die krachtens het Besluit ook effect heeft vanaf 1 juli 2011).
De wetswijziging gaat uit van zgn. “eerbiedigende werking”. Dat houdt in, dat krachtens het overgangsrecht de regels zoals die golden voor zaken, aanhangig voor de reorganisatie/wetswijziging, van kracht blijven.
Auteur & Last edit
[MdV, 21-07-2018; laatste bewerking 31-03-2024]
Kantonzaken (Afd. 2, Titel 2, Boek 1 Rv.)
Zoeken binnen de kennisbank
Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!