Pagina inhoud

    Conservatoir beslag onder derden (Afd. 4, Titel 4, Boek III Rv.)

    Inleiding conservatoir derdenbeslag

    Een schuldeiser kan zich verhalen op alle vermogensbestanddelen van de schuldenaar, zo zegt art. 3:276 B.W. (zie de pagina Verhaalsrecht op goederen). Dat betekent, dat hij ook verhaal kan zoeken op hetgeen de schuldenaar van een derde te vorderen heeft. Ter verzekering van zijn verhaal op de vordering die de schuldenaar op een derde heeft kan de schuldeiser dus ook beslag leggen “onder de derde”. Dat noemen we “derdenbeslag”.

    De derde kan een gewone handelsdebiteur van de schuldenaar zijn, maar de schuldeiser kan ook beslag leggen op het banksaldo, dat zijn schuldenaar in verband met een bankrekening te vorderen heeft van een bank. Het conservatoir derdenbeslag is geregeld in Afd. 4, Titel 4 Boek III Rv.. De afdeling omvat 6 artikelen (art. 718 Rv. tot en met art. 723 Rv.).

    Indiening beslagrekest en bevoegde rechter

    Net als bij alle andere conservatoire beslagen moet deze regeling steeds ook worden bezien tegen de achtergrond van de algemene bepalingen inzake conservatoir beslag. Zie de pagina Algemene bepalingen conservatoir beslag. Daarnaast gelden de algemene beginselen voor procedures ook voor de procedure inzake conservatoir beslag (zie de pagina Algemene beginselen procedures). De waarheidsplicht geldt voor het conservatoir beslagrekest des te meer, zoals ook de Beslagsyllabus aanhaalt. Wordt geen volledige informatie gegeven bij het verzoek om verlof tot beslaglegging, dan kan dat reden zijn voor opheffing van een gelegd beslag. Zie naast de jurisprudentie vermeld op de pagina Algemene beginselen ook Hof Amsterdam 21 mei 2019 (Inmoves), waar was verzuimd te vermelden, dat de beslaglegger mede betrokken was bij het aandeelhoudersbesluit die rechtsgrond was voor een – volgens het beslagrekest Paulianeuze – betaling en verder was verzuimd te melden dat Inmoves de vordering van de beslaglegger betwistte.

    Het verlof voor het leggen van beslag (zie hierover hierna nader) wordt gedaan bij verzoekschrift. De beoordeling van het beslagrekest gebeurt “ex parte”: de wederpartij wordt niet gehoord. Alleen bij loonbeslag is horen wel een voorwaarde.

    Het verkrijgen van verlof is relatief eenvoudig. Het beslagrekest kan via het beslagportal aan de rechtbank (t.a.v. de Voorzieningenrechter) verstuurd worden. Wanneer dit ‘s ochtends bijtijds gebeurt, wordt het beslag in de middag al verleend (het getekende rekest wordt toegevoegd aan het digitale portal).

    Bevoegde rechter conservatoir beslag onder derden

    Op het conservatoir derdenbeslag is art. 700 Rv. van toepassing (vgl. art. 719 lid 1 Rv., waar naar het verlof wordt verwezen als bedoeld in art. 700 Rv.).

    Uit art. 700 lid 1 Rv. kan worden afgeleid, dat bij conservatoir derdenbeslag de bevoegde rechter de Voorzieningenrechter is in het arrondissement van hetzij:

    – de rechtbank van de woonplaats van de beslagdebiteur (de schuldenaar), of

    – de rechtbank van de woonplaats van de derde waaronder beslag wordt gelegd

    Vorderingen op een derde uit hoofde van een bestaande rechtsverhouding

    Het beslag kan volgens art. 718 Rv. worden gelegd op de goederen vermeld in art. 475 Rv. (waar het executoriaal derdenbeslag is geregeld). Dit beslag kan blijkens die bepaling worden gelegd op:

    – vorderingen die de geëxecuteerde op derden heeft of uit een ten tijde van het beslag reeds bestaande rechtsverhouding rechtstreeks zal verkrijgen, en

    – op hem toebehorende roerende zaken die onder derden berusten en geen registergoederen zijn

    Net als bij de regels krachtens pandrecht moet het dus gaan om een vordering op een derde, die op dat moment al bestaat, of op een toekomstige vordering, die rechtstreeks voortvloeit uit een rechtsverhouding, die op dat moment reeds bestaat.

    Beslag op een bankrekening

    Krachtens vaste jurisprudentie geldt daarom, dat het beslag “op een bankrekening” alleen het saldo treft, dat op dat moment op de rekening staat. De reden daarvan is, dat uit de rechtsverhouding tussen rekeninghouder en bank (de bankrekening) niet voortvloeit dat daar ook bedragen op zullen worden bijgeschreven. De bank kan bovendien verrekenen met vorderingen die zij (op dat moment) heeft op de rekeninghouder.

    Bij beslag op een bankrekening geldt inmiddels ook de “beslagvrije voet”, te weten een minimum bedrag dat niet door het beslag getroffen wordt, zodat de schuldenaar tenminste blijft beschikken over het minimum om van te kunnen leven. Net als eerder al gold bij beslag op bvb. loon of een uitkering van de schuldenaar (zie de pagina Executoriaal beslag onder derden).

    Hiermee wordt voorkomen, dat de schuldenaar alsnog niet kan voorzien in zijn levensonderhoud, doordat het beslag niet op zijn salaris, maar op zijn bankrekening wordt gelegd, net nadat het salaris daarop is bijgeschreven. Zie het blog Herziening beslag- en executierecht.

    Formaliteiten verbonden aan derdenbeslag

    Aan het derdenbeslag is een aantal formaliteiten verbonden. Het is steeds verstandig de Beslagsyllabus (meest recente versie: februari 2022) te raadplegen.

    Geen ‘vrees voor verduistering’ vereist bij conservatoir beslag onder derden

    Voor het conservatoire beslag is verlof van de Voorzieningenrechter nodig. Voor conservatoir beslag onder derden hoeft – anders dan bij beslag op roerende zaken en op aandelen – geen “vrees voor verduistering” gesteld te worden, maar het verzoek moet wel deugdelijk worden onderbouwd. Gebeurt dat niet, dan bestaat er gerede kans dat de Voorzieningenrechter het verzoek afwijst.

    Zie bvb. Rb. Noord Holland 21 augustus 2019 (bankbeslag huursom) – de enkele stelling, dat schuldeiser bang is dat de bankrekening door schuldenaar is leeggehaald tegen de tijd, dat de schuldeiser een vonnis heeft verkregen, is in het licht van art. 4 Beslagsyllabus ontoereikend voor het verlenen van verlof tot conservatoir bankbeslag. Hieraan liggen blijkens de Beslagsyllabus de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit ten grondslag.

    Uitzondering: wel ‘vrees voor verduistering’ stellen en aannemelijk maken bij maritaal beslag

    Voor maritaal beslag geldt een uitzondering: daar moet wel vrees voor verduistering gesteld worden. Zie blz 32/33 van de Beslagsyllabus (onderdeel Derdenbeslag).

    Het enkele argument, dat de schuldeiser bang is dat de bankrekeningen zijn leeggehaald tegen de tijd dat er een vonnis is verkregen, is onvoldoende. De Voorzieningenrechter Noord Holland wees om die reden een verzoek om verlof tot het leggen van bankbeslag af: zie Rb. Noord Holland 21 augustus 2019 (bankbeslag huursom).

    De Voorzieningenrechter wees daarbij op art. 4 van de Beslagsyllabus.

    Beslagsyllabus onder A.4 (aug. 2022)

    4. In het kader van proportionaliteit en subsidiariteit – welke aspecten in het kader van de bij de beoordeling van een beslagrekest te maken (summiere) afweging van de wederzijdse belangen zullen moeten worden betrokken – heeft het LOVCK in de vergadering van 20 juni 2011 de volgende “best practices” vastgesteld:

    In het beslagrekest zal moeten worden gemotiveerd waarom het beslag nodig is en waarom is gekozen voor beslag op de in het beslagrekest genoemde goederen en waarom niet een minder bezwarend beslagobject mogelijk is (bijvoorbeeld beslag op een onroerende zaak in plaats van derdenbeslag onder de bank).

    Als er meerdere beslagobjecten zijn waaronder objecten in het buitenland dient in het beslagrekest de bevoegdheid van de voorzieningenrechter gemotiveerd te worden. De voorzieningenrechter zal in het verlof de bevoegdheid vermelden en in beginsel kort motiveren (vastgesteld ter vergadering LOVCK&T van 25 juni 2019).

    Het beslagrekest moet verder het maximale bedrag van de vordering van de schuldeiser vermeld worden, waarvoor beslag gelegd mag worden. Gebruikelijk is voor de begroting van de vordering bovenop de vordering een opslag te doen van 30% voor rente en kosten.

    In het beslagexploot moet verder – op straffe van nietigheid van het beslag – vermeld worden, of er al een procedure loopt (en waar dan), dan wel moet er een termijn worden opgenomen waarbinnen de hoofdzaak zal worden aangebracht (art. 719 Rv.). Voor derdenbeslag hoeft (anders dan bij beslag op roerende zaken onder de schuldenaar, zie art. 711 Rv.) geen vrees voor verduistering gesteld te worden.

    Wanneer er een beslagexploot aan de derde wordt uitgebracht, dan weet de schuldenaar nog van niets. Het beslagexploot moet daarom ook aan de schuldenaar worden (over)betekend.

    Op het conservatoir derdenbeslag zijn (een aantal van) de regels van executoriaal derdenbeslag overeenkomstig van toepassing, zie art. 720 Rv..

    Wanneer vervolgens de hoofdzaak aanhangig gemaakt wordt, moet ook de derde-beslagene daarvan binnen 8 dagen in kennis gesteld worden, opnieuw op straffe van nietigheid (art. 721 Rv.). Zo is iedereen op de hoogte van het beslag en van het feit, dat er een hoofdzaak loopt en waar. Wordt de hoofdzaak niet tijdig aanhangig gemaakt, dan vervalt het beslag. Dat is ook de reden waarom de derde in kennis gesteld moet worden. Hoort hij binnen de termijn niets, dan kan hij er van uitgaan dat het beslag niet langer van kracht is, en kan hij bevrijdend aan de schuldenaar betalen. De beslaglegger kan wel verlenging van deze termijn vragen, maar zal die dan ook weer tijdig per exploot aan de derde-beslagene moeten mededelen.

    Overgang van conservatoir naar executoriaal

    Met het conservatoir beslag is de schuldeiser er nog niet. Hij moet goed opletten wat de vervolgstappen zijn, nadat hij een executoriale titel heeft verkregen. Meestal is dat een vonnis dat uitvoerbaar bij voorraad verklaard is.

    Op grond van de Algemene regels inzake conservatoir beslag moet de beslaglegger het vonnis aan de beslagene laten betekenen, waarna het conservatoire beslag executoriaal wordt (art. 704 Rv.). Eerder kan de executie (openbare verkoop of uitwinning) niet plaatsvinden (zie ook art. 430 lid 3 Rv.).

    Wanneer beslag gelegd is onder een derde, dan moet ook aan de derde betekend worden. Art. 722 Rv. bepaalt, dat dit binnen een maand moet gebeuren:

    “De betekening aan de derde, voorgeschreven in art. 704 lid 1 Rv., dient te geschieden binnen één maand nadat ter zake van de hoofdvordering een executoriale titel is verkregen en deze voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden; blijft betekening binnen deze termijn uit, dan zullen de betalingen door de derde gedaan, van waarde zijn.”

    Gebeurt dit niet tijdig, dan zijn betalingen door de derde aan de schuldenaar gedaan geldig.

    Derde-beslagene mag niet betalen zo lang er conservatoir beslag ligt

    Uit de jurisprudentie (zie Hoge Raad d.d. 9 mei 2003, WEL Accountancy/Anova, waarin de Hoge Raad verwijst naar eerdere arresten) blijkt, dat deze regel inhoudt, dat:

    – de derde vanaf het moment dat (alsnog) betekend wordt niet meer mag betalen, en dat

    – betalingen in weerwil van het beslag gedaan gedurende de conservatoire fase (dus totdat er een uitvoerbaar vonnis was) ook strijdig zijn met het beslag.

    Betaalt de derde-beslagene in weerwil van het conservatoire beslag, dan kan de derde-beslagene daarvoor aansprakelijk gehouden worden en worden gedwongen nogmaals te betalen. Bovendien is onttrekking van goederen aan een beslag een strafbaar feit. Hij moet op grond van art. 475h Rv. jo. art. 475 lid 1 Rv. jo. art. 720 Rv. de beslagen gelden onder zich houden (d.w.z. hij mag de vordering niet voldoen voordat er een titel is). De strekking is dat de derde-beslagene moet afwachten totdat duidelijkheid is verkregen over de geldigheid (en hoogte) van de vordering waarvoor beslag gelegd is. Dit behoudens toestemming van de beslagdebiteur.

    Zie in dit verband ook Rb. Utrecht 14 mei 2008 (Rabobank/BOAS) (r.o. 4.19). De rechtbank oordeelt, dat:

    – de derde-beslagene de vorderingen niet ten behoeve van een eventuele pandhouder onder zich dient te houden;

    – een in weerwil van het beslag aan de schuldeiser van de derde-beslagene (dus aan de beslagene/geëxecuteerde) gedane betaling weliswaar geldig is;

    – maar die betaling niet aan de beslaglegger kan worden tegengeworpen (zodat die alsnog betaling kan eisen van de derde-beslagene nadat de executoriale titel is verkregen).

    Ook premature betaling aan beslagleggende deurwaarder is ongeldig

    De derde-beslagene mag dus óók niet alvast betalen aan de deurwaarder, die het conservatoir beslag gelegd heeft. Eerst moet de rechter immers vaststellen, of het beslag terecht is en tot welk bedrag. Pas daarna wordt aangezegd te verklaren en daarna pas moet de derde-beslagene afdragen conform art. 477 lid 1 Rv.. Vgl. PHR 30 november 2001 (Carnifour Company VOF). De P-G merkt onder 2.12 op:

    “2.12 Voor zover de beslaglegger zijn verklaring accepteert, dient de derde ingevolge art. 477 lid 1 Rv. hetgeen hij volgens die verklaring aan de debiteur is verschuldigd, af te dragen aan de deurwaarder die daarna voor de verdere executie zorg draagt (art. 477 lid 5 Rv.). Gaat het, zoals hier, om een verklaring die is afgelegd naar aanleiding van een conservatoir beslag, dan ontstaat deze verplichting niet onmiddellijk maar eerst vier weken nadat het beslag op de voet van art. 704 Rv. in verbinding met art. 722 Rv. is overgegaan in een executoriaal beslag (art. 723 Rv.).”

    Beslagene gaat failliet nadat derde-beslagene ten onrechte al aan de deurwaarder betaald heeft

    Wanneer de beslagene in de tussentijd failliet gaat, voordat er een vonnis is gewezen en het beslag de executoriale fase in is gegaan, vervalt het beslag ex art. 33 Fw.. Strict genomen moet de curator de derde-beslagene dan nogmaals aanspreken tot betaling en kan de derde-beslagene de betaling van de deurwaarder terugvorderen als onverschuldigd betaald (zie ook hierna over onjuiste verklaringen). Als de derde-beslagene niet goed is voor zijn geld, zou onder de deurwaarder beslag gelegd kunnen worden op de vordering op de deurwaarder uit onverschuldigde betaling die de derde-beslagene heeft. Een praktische oplossing is, dat de deurwaarder aan wie is betaald – met instemming van de derde-beslagene – het bedrag dat onder hem berust afdraagt aan de curator.

    De situatie ligt anders wanneer er wel een vonnis is uitgesproken en de derde aan de deurwaarder heeft betaald op de voet van art. 477 Rv.. Wordt de geëxecuteerde dan failliet verklaard, dan behoort het bedrag dat onder de deurwaarder berust niet meer tot het vermogen van de gefailleerde. Art. 33 Fw. geldt in dat geval niet. De curator kan dan alleen aanspraak maken op een eventueel surplus (HR Ontvanger/Eijking NJ 2011/372).

    Zie ook de pagina Gevolgen faillissement voor verjaring en executie.

    Betaling aan beslagene in weerwil van conservatoir derdenbeslag, gevolgd door faillissement van de beslagene: derde-beslagene niet aansprakelijk

    Volgens Rb. Rotterdam 16 januari 2008 (TU/Imtech) kan de beslaglegger de derde-beslagene niet aanspreken om (nogmaals) aan haar te betalen, als in weerwil van het conservatoir beslag – maar voordat de beslaglegger een executoriale titel heeft verkregen, is betaald aan de beslagene, en die failliet gaat. Dan is het beslag – behoudens jegens de beslaglegger – als gevolg van art. 33 Fw. vervallen, maar de beslaglegger lijdt volgens de rechtbank geen schade want het faillissement zou de invordering sowieso doorkruist hebben.

    In gelijke zin Rb. Rotterdam 10 maart 2010 (Art Expo/Fortis), ten aanzien van de vordering van Art Expo tot het doen van verklaring (art. 477a Rv.). Het belang bij die vordering was door het faillissement van beslagene (met als gevolg verval van het beslag ex art. 33 Fw.) komen te ontbreken.

    Betaling in weerwil conservatoir beslag gevolgd door faillissement: curator kan niet vorderen

    De curator kan in de situatie die zich voordeed bij Rb. Rotterdam 16 januari 2008 (TU/Imtech) evenmin van de derde-beslagene vorderen de boedel schadeloos te stellen voor het afnemen van de vordering c.q. het saldo bij de bank als de bank de derde-beslagene is. Aldus Hof Amsterdam 13 september 2009 (Van Dijk q.q./ABN AMRO bank). De bepalingen van art. 475h Rv. jo. art. 475 lid 1 Rv. jo. art. 720 Rv. strekken tot bescherming van de beslaglegger: ten aanzien van alleen hem zijn de betalingen van onwaarde. Cessie van die vordering aan de curator had ook geen zin, gelet op het feit dat de beslaglegger door het faillissement geen vorderingsrecht meer heeft omdat het beslag is vervallen.

    Verklaring van de derde

    De derde onder wie beslag gelegd is, zal een verklaring moeten afleggen over hetgeen hij voor de schuldenaar onder zich houdt. De regels inzake de verklaring zijn pas aan de orde, nadat het beslag executoriaal geworden is.

    De verplichting voor de derde om verklaring af te leggen gaat pas in nadat er vier weken verstreken zijn sinds de betekening van het vonnis aan de derde op grond van art. 721 Rv. (aldus art. 722 Rv.). Dat betekent, dat de verklaring moet worden afgelegd nadat (1) de termijn voor de schuldenaar om het vonnis na te komen is verstreken (tenminste 2 dagen), en (2) het vonnis vervolgens binnen een maand daarna aan de  derde is betekend en nadat vervolgens daarna (3) nog eens vier weken zijn verstreken.

    In een recente uitspraak van rechtbank Limburg d.d. 21 juni 2017 heeft de rechtbank beslist, dat de beslaglegger er in de conservatoire fase belang bij kan hebben, dat de derde-beslagene wel reeds in de conservatoire fase verklaart wat het beslag getroffen heeft. De eiser in die zaak had de vordering gebaseerd op onrechtmatige daad. Of die uitspraak stand zal houden is niet zeker, maar het is wel een opmerkelijke en interessante beslissing. Dat het mogelijk is om in kort geding al in de conservatoire fase een (onderbouwde) verklaring te eisen komt o.a. aan de orde in het arrest van Gerechtshof Amsterdam d.d. 15-08-2008 inzake Fortis Bank/Alba Aktiengesellschaft.

    Een strafrechtelijk conservatoir beslag ex art. 94a Sv. heeft ook te gelden als een beslag waarop de regels van conservatoir beslag van toepassing zijn (aldus arrest HR d.d. 13-09-2005).

    Zie voor meer informatie over de aan de verklaring te stellen eisen en de gang van zaken rond de verklaringsprocedure de pagina executoriaal derdenbeslag.

    Derde hoeft niet eerder verplicht dan na 4 weken na betekening executoriale titel te verklaren; executie kan pas daarna aanvangen

    De in art. 477 Rv. bedoelde verplichting van de derde om te verklaren, wat het beslag heeft getroffen, en de mogelijkheid tot het vorderen van veroordeling van de derde als bedoeld in art. 477a Rv. als deze niet verklaart, gaan niet in voordat vier weken sedert de in het vorige artikel bedoelde betekening zijn verstreken (art. 723 Rv.).

    Auteur & Last edit

    [MdV, 22-06-2017; laatste bewerking 31-07-2023]

    Conservatoir beslag onder derden (Afd. 4, Titel 4, Boek III Rv.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      Conservatoir beslag onder derden (Afd. 4, Titel 4, Boek III Rv.)

      Inleiding conservatoir derdenbeslag

      Een schuldeiser kan zich verhalen op alle vermogensbestanddelen van de schuldenaar, zo zegt art. 3:276 B.W. (zie de pagina Verhaalsrecht op goederen). Dat betekent, dat hij ook verhaal kan zoeken op hetgeen de schuldenaar van een derde te vorderen heeft. Ter verzekering van zijn verhaal op de vordering die de schuldenaar op een derde heeft kan de schuldeiser dus ook beslag leggen “onder de derde”. Dat noemen we “derdenbeslag”.

      De derde kan een gewone handelsdebiteur van de schuldenaar zijn, maar de schuldeiser kan ook beslag leggen op het banksaldo, dat zijn schuldenaar in verband met een bankrekening te vorderen heeft van een bank. Het conservatoir derdenbeslag is geregeld in Afd. 4, Titel 4 Boek III Rv.. De afdeling omvat 6 artikelen (art. 718 Rv. tot en met art. 723 Rv.).

      Indiening beslagrekest en bevoegde rechter

      Net als bij alle andere conservatoire beslagen moet deze regeling steeds ook worden bezien tegen de achtergrond van de algemene bepalingen inzake conservatoir beslag. Zie de pagina Algemene bepalingen conservatoir beslag. Daarnaast gelden de algemene beginselen voor procedures ook voor de procedure inzake conservatoir beslag (zie de pagina Algemene beginselen procedures). De waarheidsplicht geldt voor het conservatoir beslagrekest des te meer, zoals ook de Beslagsyllabus aanhaalt. Wordt geen volledige informatie gegeven bij het verzoek om verlof tot beslaglegging, dan kan dat reden zijn voor opheffing van een gelegd beslag. Zie naast de jurisprudentie vermeld op de pagina Algemene beginselen ook Hof Amsterdam 21 mei 2019 (Inmoves), waar was verzuimd te vermelden, dat de beslaglegger mede betrokken was bij het aandeelhoudersbesluit die rechtsgrond was voor een – volgens het beslagrekest Paulianeuze – betaling en verder was verzuimd te melden dat Inmoves de vordering van de beslaglegger betwistte.

      Het verlof voor het leggen van beslag (zie hierover hierna nader) wordt gedaan bij verzoekschrift. De beoordeling van het beslagrekest gebeurt “ex parte”: de wederpartij wordt niet gehoord. Alleen bij loonbeslag is horen wel een voorwaarde.

      Het verkrijgen van verlof is relatief eenvoudig. Het beslagrekest kan via het beslagportal aan de rechtbank (t.a.v. de Voorzieningenrechter) verstuurd worden. Wanneer dit ‘s ochtends bijtijds gebeurt, wordt het beslag in de middag al verleend (het getekende rekest wordt toegevoegd aan het digitale portal).

      Bevoegde rechter conservatoir beslag onder derden

      Op het conservatoir derdenbeslag is art. 700 Rv. van toepassing (vgl. art. 719 lid 1 Rv., waar naar het verlof wordt verwezen als bedoeld in art. 700 Rv.).

      Uit art. 700 lid 1 Rv. kan worden afgeleid, dat bij conservatoir derdenbeslag de bevoegde rechter de Voorzieningenrechter is in het arrondissement van hetzij:

      – de rechtbank van de woonplaats van de beslagdebiteur (de schuldenaar), of

      – de rechtbank van de woonplaats van de derde waaronder beslag wordt gelegd

      Vorderingen op een derde uit hoofde van een bestaande rechtsverhouding

      Het beslag kan volgens art. 718 Rv. worden gelegd op de goederen vermeld in art. 475 Rv. (waar het executoriaal derdenbeslag is geregeld). Dit beslag kan blijkens die bepaling worden gelegd op:

      – vorderingen die de geëxecuteerde op derden heeft of uit een ten tijde van het beslag reeds bestaande rechtsverhouding rechtstreeks zal verkrijgen, en

      – op hem toebehorende roerende zaken die onder derden berusten en geen registergoederen zijn

      Net als bij de regels krachtens pandrecht moet het dus gaan om een vordering op een derde, die op dat moment al bestaat, of op een toekomstige vordering, die rechtstreeks voortvloeit uit een rechtsverhouding, die op dat moment reeds bestaat.

      Beslag op een bankrekening

      Krachtens vaste jurisprudentie geldt daarom, dat het beslag “op een bankrekening” alleen het saldo treft, dat op dat moment op de rekening staat. De reden daarvan is, dat uit de rechtsverhouding tussen rekeninghouder en bank (de bankrekening) niet voortvloeit dat daar ook bedragen op zullen worden bijgeschreven. De bank kan bovendien verrekenen met vorderingen die zij (op dat moment) heeft op de rekeninghouder.

      Bij beslag op een bankrekening geldt inmiddels ook de “beslagvrije voet”, te weten een minimum bedrag dat niet door het beslag getroffen wordt, zodat de schuldenaar tenminste blijft beschikken over het minimum om van te kunnen leven. Net als eerder al gold bij beslag op bvb. loon of een uitkering van de schuldenaar (zie de pagina Executoriaal beslag onder derden).

      Hiermee wordt voorkomen, dat de schuldenaar alsnog niet kan voorzien in zijn levensonderhoud, doordat het beslag niet op zijn salaris, maar op zijn bankrekening wordt gelegd, net nadat het salaris daarop is bijgeschreven. Zie het blog Herziening beslag- en executierecht.

      Formaliteiten verbonden aan derdenbeslag

      Aan het derdenbeslag is een aantal formaliteiten verbonden. Het is steeds verstandig de Beslagsyllabus (meest recente versie: februari 2022) te raadplegen.

      Geen ‘vrees voor verduistering’ vereist bij conservatoir beslag onder derden

      Voor het conservatoire beslag is verlof van de Voorzieningenrechter nodig. Voor conservatoir beslag onder derden hoeft – anders dan bij beslag op roerende zaken en op aandelen – geen “vrees voor verduistering” gesteld te worden, maar het verzoek moet wel deugdelijk worden onderbouwd. Gebeurt dat niet, dan bestaat er gerede kans dat de Voorzieningenrechter het verzoek afwijst.

      Zie bvb. Rb. Noord Holland 21 augustus 2019 (bankbeslag huursom) – de enkele stelling, dat schuldeiser bang is dat de bankrekening door schuldenaar is leeggehaald tegen de tijd, dat de schuldeiser een vonnis heeft verkregen, is in het licht van art. 4 Beslagsyllabus ontoereikend voor het verlenen van verlof tot conservatoir bankbeslag. Hieraan liggen blijkens de Beslagsyllabus de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit ten grondslag.

      Uitzondering: wel ‘vrees voor verduistering’ stellen en aannemelijk maken bij maritaal beslag

      Voor maritaal beslag geldt een uitzondering: daar moet wel vrees voor verduistering gesteld worden. Zie blz 32/33 van de Beslagsyllabus (onderdeel Derdenbeslag).

      Het enkele argument, dat de schuldeiser bang is dat de bankrekeningen zijn leeggehaald tegen de tijd dat er een vonnis is verkregen, is onvoldoende. De Voorzieningenrechter Noord Holland wees om die reden een verzoek om verlof tot het leggen van bankbeslag af: zie Rb. Noord Holland 21 augustus 2019 (bankbeslag huursom).

      De Voorzieningenrechter wees daarbij op art. 4 van de Beslagsyllabus.

      Beslagsyllabus onder A.4 (aug. 2022)

      4. In het kader van proportionaliteit en subsidiariteit – welke aspecten in het kader van de bij de beoordeling van een beslagrekest te maken (summiere) afweging van de wederzijdse belangen zullen moeten worden betrokken – heeft het LOVCK in de vergadering van 20 juni 2011 de volgende “best practices” vastgesteld:

      In het beslagrekest zal moeten worden gemotiveerd waarom het beslag nodig is en waarom is gekozen voor beslag op de in het beslagrekest genoemde goederen en waarom niet een minder bezwarend beslagobject mogelijk is (bijvoorbeeld beslag op een onroerende zaak in plaats van derdenbeslag onder de bank).

      Als er meerdere beslagobjecten zijn waaronder objecten in het buitenland dient in het beslagrekest de bevoegdheid van de voorzieningenrechter gemotiveerd te worden. De voorzieningenrechter zal in het verlof de bevoegdheid vermelden en in beginsel kort motiveren (vastgesteld ter vergadering LOVCK&T van 25 juni 2019).

      Het beslagrekest moet verder het maximale bedrag van de vordering van de schuldeiser vermeld worden, waarvoor beslag gelegd mag worden. Gebruikelijk is voor de begroting van de vordering bovenop de vordering een opslag te doen van 30% voor rente en kosten.

      In het beslagexploot moet verder – op straffe van nietigheid van het beslag – vermeld worden, of er al een procedure loopt (en waar dan), dan wel moet er een termijn worden opgenomen waarbinnen de hoofdzaak zal worden aangebracht (art. 719 Rv.). Voor derdenbeslag hoeft (anders dan bij beslag op roerende zaken onder de schuldenaar, zie art. 711 Rv.) geen vrees voor verduistering gesteld te worden.

      Wanneer er een beslagexploot aan de derde wordt uitgebracht, dan weet de schuldenaar nog van niets. Het beslagexploot moet daarom ook aan de schuldenaar worden (over)betekend.

      Op het conservatoir derdenbeslag zijn (een aantal van) de regels van executoriaal derdenbeslag overeenkomstig van toepassing, zie art. 720 Rv..

      Wanneer vervolgens de hoofdzaak aanhangig gemaakt wordt, moet ook de derde-beslagene daarvan binnen 8 dagen in kennis gesteld worden, opnieuw op straffe van nietigheid (art. 721 Rv.). Zo is iedereen op de hoogte van het beslag en van het feit, dat er een hoofdzaak loopt en waar. Wordt de hoofdzaak niet tijdig aanhangig gemaakt, dan vervalt het beslag. Dat is ook de reden waarom de derde in kennis gesteld moet worden. Hoort hij binnen de termijn niets, dan kan hij er van uitgaan dat het beslag niet langer van kracht is, en kan hij bevrijdend aan de schuldenaar betalen. De beslaglegger kan wel verlenging van deze termijn vragen, maar zal die dan ook weer tijdig per exploot aan de derde-beslagene moeten mededelen.

      Overgang van conservatoir naar executoriaal

      Met het conservatoir beslag is de schuldeiser er nog niet. Hij moet goed opletten wat de vervolgstappen zijn, nadat hij een executoriale titel heeft verkregen. Meestal is dat een vonnis dat uitvoerbaar bij voorraad verklaard is.

      Op grond van de Algemene regels inzake conservatoir beslag moet de beslaglegger het vonnis aan de beslagene laten betekenen, waarna het conservatoire beslag executoriaal wordt (art. 704 Rv.). Eerder kan de executie (openbare verkoop of uitwinning) niet plaatsvinden (zie ook art. 430 lid 3 Rv.).

      Wanneer beslag gelegd is onder een derde, dan moet ook aan de derde betekend worden. Art. 722 Rv. bepaalt, dat dit binnen een maand moet gebeuren:

      “De betekening aan de derde, voorgeschreven in art. 704 lid 1 Rv., dient te geschieden binnen één maand nadat ter zake van de hoofdvordering een executoriale titel is verkregen en deze voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden; blijft betekening binnen deze termijn uit, dan zullen de betalingen door de derde gedaan, van waarde zijn.”

      Gebeurt dit niet tijdig, dan zijn betalingen door de derde aan de schuldenaar gedaan geldig.

      Derde-beslagene mag niet betalen zo lang er conservatoir beslag ligt

      Uit de jurisprudentie (zie Hoge Raad d.d. 9 mei 2003, WEL Accountancy/Anova, waarin de Hoge Raad verwijst naar eerdere arresten) blijkt, dat deze regel inhoudt, dat:

      – de derde vanaf het moment dat (alsnog) betekend wordt niet meer mag betalen, en dat

      – betalingen in weerwil van het beslag gedaan gedurende de conservatoire fase (dus totdat er een uitvoerbaar vonnis was) ook strijdig zijn met het beslag.

      Betaalt de derde-beslagene in weerwil van het conservatoire beslag, dan kan de derde-beslagene daarvoor aansprakelijk gehouden worden en worden gedwongen nogmaals te betalen. Bovendien is onttrekking van goederen aan een beslag een strafbaar feit. Hij moet op grond van art. 475h Rv. jo. art. 475 lid 1 Rv. jo. art. 720 Rv. de beslagen gelden onder zich houden (d.w.z. hij mag de vordering niet voldoen voordat er een titel is). De strekking is dat de derde-beslagene moet afwachten totdat duidelijkheid is verkregen over de geldigheid (en hoogte) van de vordering waarvoor beslag gelegd is. Dit behoudens toestemming van de beslagdebiteur.

      Zie in dit verband ook Rb. Utrecht 14 mei 2008 (Rabobank/BOAS) (r.o. 4.19). De rechtbank oordeelt, dat:

      – de derde-beslagene de vorderingen niet ten behoeve van een eventuele pandhouder onder zich dient te houden;

      – een in weerwil van het beslag aan de schuldeiser van de derde-beslagene (dus aan de beslagene/geëxecuteerde) gedane betaling weliswaar geldig is;

      – maar die betaling niet aan de beslaglegger kan worden tegengeworpen (zodat die alsnog betaling kan eisen van de derde-beslagene nadat de executoriale titel is verkregen).

      Ook premature betaling aan beslagleggende deurwaarder is ongeldig

      De derde-beslagene mag dus óók niet alvast betalen aan de deurwaarder, die het conservatoir beslag gelegd heeft. Eerst moet de rechter immers vaststellen, of het beslag terecht is en tot welk bedrag. Pas daarna wordt aangezegd te verklaren en daarna pas moet de derde-beslagene afdragen conform art. 477 lid 1 Rv.. Vgl. PHR 30 november 2001 (Carnifour Company VOF). De P-G merkt onder 2.12 op:

      “2.12 Voor zover de beslaglegger zijn verklaring accepteert, dient de derde ingevolge art. 477 lid 1 Rv. hetgeen hij volgens die verklaring aan de debiteur is verschuldigd, af te dragen aan de deurwaarder die daarna voor de verdere executie zorg draagt (art. 477 lid 5 Rv.). Gaat het, zoals hier, om een verklaring die is afgelegd naar aanleiding van een conservatoir beslag, dan ontstaat deze verplichting niet onmiddellijk maar eerst vier weken nadat het beslag op de voet van art. 704 Rv. in verbinding met art. 722 Rv. is overgegaan in een executoriaal beslag (art. 723 Rv.).”

      Beslagene gaat failliet nadat derde-beslagene ten onrechte al aan de deurwaarder betaald heeft

      Wanneer de beslagene in de tussentijd failliet gaat, voordat er een vonnis is gewezen en het beslag de executoriale fase in is gegaan, vervalt het beslag ex art. 33 Fw.. Strict genomen moet de curator de derde-beslagene dan nogmaals aanspreken tot betaling en kan de derde-beslagene de betaling van de deurwaarder terugvorderen als onverschuldigd betaald (zie ook hierna over onjuiste verklaringen). Als de derde-beslagene niet goed is voor zijn geld, zou onder de deurwaarder beslag gelegd kunnen worden op de vordering op de deurwaarder uit onverschuldigde betaling die de derde-beslagene heeft. Een praktische oplossing is, dat de deurwaarder aan wie is betaald – met instemming van de derde-beslagene – het bedrag dat onder hem berust afdraagt aan de curator.

      De situatie ligt anders wanneer er wel een vonnis is uitgesproken en de derde aan de deurwaarder heeft betaald op de voet van art. 477 Rv.. Wordt de geëxecuteerde dan failliet verklaard, dan behoort het bedrag dat onder de deurwaarder berust niet meer tot het vermogen van de gefailleerde. Art. 33 Fw. geldt in dat geval niet. De curator kan dan alleen aanspraak maken op een eventueel surplus (HR Ontvanger/Eijking NJ 2011/372).

      Zie ook de pagina Gevolgen faillissement voor verjaring en executie.

      Betaling aan beslagene in weerwil van conservatoir derdenbeslag, gevolgd door faillissement van de beslagene: derde-beslagene niet aansprakelijk

      Volgens Rb. Rotterdam 16 januari 2008 (TU/Imtech) kan de beslaglegger de derde-beslagene niet aanspreken om (nogmaals) aan haar te betalen, als in weerwil van het conservatoir beslag – maar voordat de beslaglegger een executoriale titel heeft verkregen, is betaald aan de beslagene, en die failliet gaat. Dan is het beslag – behoudens jegens de beslaglegger – als gevolg van art. 33 Fw. vervallen, maar de beslaglegger lijdt volgens de rechtbank geen schade want het faillissement zou de invordering sowieso doorkruist hebben.

      In gelijke zin Rb. Rotterdam 10 maart 2010 (Art Expo/Fortis), ten aanzien van de vordering van Art Expo tot het doen van verklaring (art. 477a Rv.). Het belang bij die vordering was door het faillissement van beslagene (met als gevolg verval van het beslag ex art. 33 Fw.) komen te ontbreken.

      Betaling in weerwil conservatoir beslag gevolgd door faillissement: curator kan niet vorderen

      De curator kan in de situatie die zich voordeed bij Rb. Rotterdam 16 januari 2008 (TU/Imtech) evenmin van de derde-beslagene vorderen de boedel schadeloos te stellen voor het afnemen van de vordering c.q. het saldo bij de bank als de bank de derde-beslagene is. Aldus Hof Amsterdam 13 september 2009 (Van Dijk q.q./ABN AMRO bank). De bepalingen van art. 475h Rv. jo. art. 475 lid 1 Rv. jo. art. 720 Rv. strekken tot bescherming van de beslaglegger: ten aanzien van alleen hem zijn de betalingen van onwaarde. Cessie van die vordering aan de curator had ook geen zin, gelet op het feit dat de beslaglegger door het faillissement geen vorderingsrecht meer heeft omdat het beslag is vervallen.

      Verklaring van de derde

      De derde onder wie beslag gelegd is, zal een verklaring moeten afleggen over hetgeen hij voor de schuldenaar onder zich houdt. De regels inzake de verklaring zijn pas aan de orde, nadat het beslag executoriaal geworden is.

      De verplichting voor de derde om verklaring af te leggen gaat pas in nadat er vier weken verstreken zijn sinds de betekening van het vonnis aan de derde op grond van art. 721 Rv. (aldus art. 722 Rv.). Dat betekent, dat de verklaring moet worden afgelegd nadat (1) de termijn voor de schuldenaar om het vonnis na te komen is verstreken (tenminste 2 dagen), en (2) het vonnis vervolgens binnen een maand daarna aan de  derde is betekend en nadat vervolgens daarna (3) nog eens vier weken zijn verstreken.

      In een recente uitspraak van rechtbank Limburg d.d. 21 juni 2017 heeft de rechtbank beslist, dat de beslaglegger er in de conservatoire fase belang bij kan hebben, dat de derde-beslagene wel reeds in de conservatoire fase verklaart wat het beslag getroffen heeft. De eiser in die zaak had de vordering gebaseerd op onrechtmatige daad. Of die uitspraak stand zal houden is niet zeker, maar het is wel een opmerkelijke en interessante beslissing. Dat het mogelijk is om in kort geding al in de conservatoire fase een (onderbouwde) verklaring te eisen komt o.a. aan de orde in het arrest van Gerechtshof Amsterdam d.d. 15-08-2008 inzake Fortis Bank/Alba Aktiengesellschaft.

      Een strafrechtelijk conservatoir beslag ex art. 94a Sv. heeft ook te gelden als een beslag waarop de regels van conservatoir beslag van toepassing zijn (aldus arrest HR d.d. 13-09-2005).

      Zie voor meer informatie over de aan de verklaring te stellen eisen en de gang van zaken rond de verklaringsprocedure de pagina executoriaal derdenbeslag.

      Derde hoeft niet eerder verplicht dan na 4 weken na betekening executoriale titel te verklaren; executie kan pas daarna aanvangen

      De in art. 477 Rv. bedoelde verplichting van de derde om te verklaren, wat het beslag heeft getroffen, en de mogelijkheid tot het vorderen van veroordeling van de derde als bedoeld in art. 477a Rv. als deze niet verklaart, gaan niet in voordat vier weken sedert de in het vorige artikel bedoelde betekening zijn verstreken (art. 723 Rv.).

      Auteur & Last edit

      [MdV, 22-06-2017; laatste bewerking 31-07-2023]

      Conservatoir beslag onder derden (Afd. 4, Titel 4, Boek III Rv.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!