Pagina inhoud

    Conservatoir beslag op onroerende zaken (Afd. 6, Titel 4, Boek III Rv.)

    Inleiding conservatoir beslag onroerende zaak

    De regeling van het conservatoir beslag op een onroerende zaak valt binnen het raamwerk van het conservatoir beslag van Titel 4 van Boek 3 Rv. inzake “Middelen tot bewaring van recht”.

    Daarom is de regeling die specifiek ziet op het conservatoir beslag op onroerende zaken betrekkelijk summier. Die staat in Afd. 6, Titel 4, Boek III Rv. en omvat slechts drie wettelijke bepalingen (art. 725 Rv. tot en met art. 727 Rv.).

    Net als bij alle andere conservatoire beslagen moet deze regeling steeds ook worden bezien tegen de achtergrond van de algemene bepalingen inzake conservatoir beslag. Zie de pagina Algemene bepalingen conservatoir beslag.

    Algemene eisen beslagrekest conservatoir beslag onroerende zaak

    Voor het leggen van beslagen is het raadplegen van de Beslagsyllabus (versie aug. 2023) nuttig. Deze vermeldt allereerst de algemene vereisten voor beslagrekesten, waaronder het vertrekpunt dat dit een verzoekschrift is in de zin van art. 278 Rv.. Zie de pagina Verloop van de verzoekschriftprocedure.

    Waarheidsplicht ook bij beslagrekest conservatoir beslag onroerende zaak

    Verder moet vanwege de waarheidsplicht (art. 21 Rv.) de rechtbank volledig geïnformeerd worden (zo is het indienen van beslagrekesten bij verschillende rechtbanken niet toegestaan zonder dit te vermelden) en het verzoek moet uiteraard de gronden van de vordering bevatten. Blz. 37 e.v. behandelen specifiek het conservatoir beslag onroerende zaken. Zie de pagina Algemene voorschriften procedures.

    Begroting van de vordering

    Omdat het beslag wordt gelegd tot zekerheid van verhaal van een bepaalde geldvordering, zal ook begroting van die vordering verzocht moeten worden. Zie in dit verband ook rechtbank Arnhem d.d. 12 juni 2007 (opheffing beslag, want niet strekkend tot voldoening van een geldsom).

    Vuistregel is dat de vordering incl. rente en kosten begroot wordt op de hoofdsom plus een opslag van 30%.

    Vrees voor verduistering bij conservatoir beslag onroerende zaak

    In het verzoek moet aan de hand van concrete feiten worden gemotiveerd dat er sprake is van vrees voor verduistering, d.w.z. onttrekking aan het verhaal van de schuldenaar. Bij voorbeeld omdat het huis te koop staat. Zie ook de pagina Conservatoir beslag (algemeen), en de hieronder vermelde rechtspraak.

    Hof Den Haag (zie onder) overwoog met betrekking tot de gestelde vrees:

    “Dat niet kan worden uitgesloten, dat [appellant] zich zal schuldig maken aan verhaalsonttrekking is in zijn algemeenheid niet onjuist, maar onvoldoende om in een concreet geval vrees voor verduistering aan te nemen.”

    Hof Den Haag 2 maart 2006 (beslag op onroerende zaak; onderbouwing van “gegrond”; de enkele kans op verhaalsonttrekking is niet voldoende, zie met name r.o. 4.2 laatste zin).

    Bevoegde rechter conservatoir beslag onroerende zaak

    De bevoegde rechter is de voorzieningenrechter van de rechtbank binnen welker rechtsgebied een of meer van de onroerende zaken zich bevinden.

    Bepaalde zaak of zaken conservatoir beslag onroerende zaak

    Art. 725 Rv. bepaalt, dat als aan de algemene vereisten voor conservatoir (verhaals)beslag van art. 711 lid 1 en 2 Rv. is voldaan, ook beslag gelegd kan worden op één of meer onroerende zaken. De wet spreekt van “bepaalde”, wat impliceert dat wel specifiek moet worden aangegeven op welke onroerende zaak of zaken het beslagrekest doelt.

    Dit vereiste strookt met art. 711 lid 3 Rv., dat eist dat het in beslag te nemen goed in het verzoekschrift moet worden omschreven. Volgens de Beslagsyllabus is vermelding van de kadastrale aanduiding niet noodzakelijk.

    Overeenkomstige toepassing bepalingen executoriaal beslag op onroerende zaken

    De bepalingen inzake executoriaal beslag op onroerende zaken zijn van overeenkomstige toepassing, aldus art. 726 lid 1 Rv.. Zie ook de pagina Executoriaal beslag onroerende zaken.

    In het bijzonder art. 504a lid 1 Rv. (beslag slechts mogelijk voor bepaalbare geldelijke vordering), art. 505 Rv. (inschrijving in registers en rechtsgevolg beslag), art. 506 Rv. (zorgplicht), art. 507a Rv. (beslag treft mede vervangende schadevergoeding), art. 507b Rv. (Vormerkung) en art. 513a Rv. (doorhaling).

    Art. 726 lid 2 Rv. bepaalt dat de termijn van art. 508 Rv. (betekening beslag aan hypotheekhouder) pas begint te lopen vanaf het moment waarop een executoriale titel is verkregen en deze voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden èn aan de schuldenaar is betekend. Die betekening leidt de executoriale verkoop in. Daarbij heeft de hypotheekhouder in beginsel het voortouw te nemen.

    Instellen van de eis in hoofdzaak; verval beslag

    In het verzoekschrift moet gevraagd worden om een termijn te bepalen voor het instellen van de hoofdzaak (tenzij er al een procedure loopt, dan moet die zo concreet mogelijk vermeld worden, liefst met rol- en zaaknummer). In de regel wordt een termijn van 14 dagen gesteld, maar verzocht kan worden om een langere termijn te vergunnen.

    Als de beslaglegger de eis in de hoofdzaak niet tijdig binnen de daarvoor door de Voorzieningenrechter gestelde termijn instelt, komt het beslag te vervallen. De beslaglegger dient het beslag op straffe van schadeplichtigheid dan onverwijld te doen doorhalen (art. 727 Rv.).

    Vormerkung bij conservatoir beslag onroerende zaak

    Zie over beslag op een reeds verkochte onroerende zaak, welke verkoop in de registers is ingeschreven (Vormerkung, art. 7:3 B.W.Hoge Raad 6 februari 2009. Het beslag kan niet tegen de koper worden vervolgd, en rust niet automatisch op de koopsom. De notaris mocht aan de verkoper doorbetalen. 

    NB de regeling van art. 507b Rv. waarmee het beslag alsdan komt te rusten op de koopsom, is pas ingevoerd per 1-1-2016 (Stb. 2015, 396). Vandaar dat de eiser in deze zaak leidend tot bovenstaand arrest er naast greep.

    Zie over de Vormerkung ook de pagina Algemene bepalingen koopovereenkomst.

    En voorts Rechtbank Amsterdam 4 oktober 2017, waar leveringsbeslag was gelegd maar als gevolg van de Vormerkung levering niet meer toewijsbaar was. Conversie in geldvordering kon niet meer doordat de eis daar niet op was ingericht.

    Auteur & Last edit

    [MdV, 24-05-2018; laatste bewerking 3-08-2023]

    Conservatoir beslag op onroerende zaken (Afd. 6, Titel 4, Boek III Rv.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      Conservatoir beslag op onroerende zaken (Afd. 6, Titel 4, Boek III Rv.)

      Inleiding conservatoir beslag onroerende zaak

      De regeling van het conservatoir beslag op een onroerende zaak valt binnen het raamwerk van het conservatoir beslag van Titel 4 van Boek 3 Rv. inzake “Middelen tot bewaring van recht”.

      Daarom is de regeling die specifiek ziet op het conservatoir beslag op onroerende zaken betrekkelijk summier. Die staat in Afd. 6, Titel 4, Boek III Rv. en omvat slechts drie wettelijke bepalingen (art. 725 Rv. tot en met art. 727 Rv.).

      Net als bij alle andere conservatoire beslagen moet deze regeling steeds ook worden bezien tegen de achtergrond van de algemene bepalingen inzake conservatoir beslag. Zie de pagina Algemene bepalingen conservatoir beslag.

      Algemene eisen beslagrekest conservatoir beslag onroerende zaak

      Voor het leggen van beslagen is het raadplegen van de Beslagsyllabus (versie aug. 2023) nuttig. Deze vermeldt allereerst de algemene vereisten voor beslagrekesten, waaronder het vertrekpunt dat dit een verzoekschrift is in de zin van art. 278 Rv.. Zie de pagina Verloop van de verzoekschriftprocedure.

      Waarheidsplicht ook bij beslagrekest conservatoir beslag onroerende zaak

      Verder moet vanwege de waarheidsplicht (art. 21 Rv.) de rechtbank volledig geïnformeerd worden (zo is het indienen van beslagrekesten bij verschillende rechtbanken niet toegestaan zonder dit te vermelden) en het verzoek moet uiteraard de gronden van de vordering bevatten. Blz. 37 e.v. behandelen specifiek het conservatoir beslag onroerende zaken. Zie de pagina Algemene voorschriften procedures.

      Begroting van de vordering

      Omdat het beslag wordt gelegd tot zekerheid van verhaal van een bepaalde geldvordering, zal ook begroting van die vordering verzocht moeten worden. Zie in dit verband ook rechtbank Arnhem d.d. 12 juni 2007 (opheffing beslag, want niet strekkend tot voldoening van een geldsom).

      Vuistregel is dat de vordering incl. rente en kosten begroot wordt op de hoofdsom plus een opslag van 30%.

      Vrees voor verduistering bij conservatoir beslag onroerende zaak

      In het verzoek moet aan de hand van concrete feiten worden gemotiveerd dat er sprake is van vrees voor verduistering, d.w.z. onttrekking aan het verhaal van de schuldenaar. Bij voorbeeld omdat het huis te koop staat. Zie ook de pagina Conservatoir beslag (algemeen), en de hieronder vermelde rechtspraak.

      Hof Den Haag (zie onder) overwoog met betrekking tot de gestelde vrees:

      “Dat niet kan worden uitgesloten, dat [appellant] zich zal schuldig maken aan verhaalsonttrekking is in zijn algemeenheid niet onjuist, maar onvoldoende om in een concreet geval vrees voor verduistering aan te nemen.”

      Hof Den Haag 2 maart 2006 (beslag op onroerende zaak; onderbouwing van “gegrond”; de enkele kans op verhaalsonttrekking is niet voldoende, zie met name r.o. 4.2 laatste zin).

      Bevoegde rechter conservatoir beslag onroerende zaak

      De bevoegde rechter is de voorzieningenrechter van de rechtbank binnen welker rechtsgebied een of meer van de onroerende zaken zich bevinden.

      Bepaalde zaak of zaken conservatoir beslag onroerende zaak

      Art. 725 Rv. bepaalt, dat als aan de algemene vereisten voor conservatoir (verhaals)beslag van art. 711 lid 1 en 2 Rv. is voldaan, ook beslag gelegd kan worden op één of meer onroerende zaken. De wet spreekt van “bepaalde”, wat impliceert dat wel specifiek moet worden aangegeven op welke onroerende zaak of zaken het beslagrekest doelt.

      Dit vereiste strookt met art. 711 lid 3 Rv., dat eist dat het in beslag te nemen goed in het verzoekschrift moet worden omschreven. Volgens de Beslagsyllabus is vermelding van de kadastrale aanduiding niet noodzakelijk.

      Overeenkomstige toepassing bepalingen executoriaal beslag op onroerende zaken

      De bepalingen inzake executoriaal beslag op onroerende zaken zijn van overeenkomstige toepassing, aldus art. 726 lid 1 Rv.. Zie ook de pagina Executoriaal beslag onroerende zaken.

      In het bijzonder art. 504a lid 1 Rv. (beslag slechts mogelijk voor bepaalbare geldelijke vordering), art. 505 Rv. (inschrijving in registers en rechtsgevolg beslag), art. 506 Rv. (zorgplicht), art. 507a Rv. (beslag treft mede vervangende schadevergoeding), art. 507b Rv. (Vormerkung) en art. 513a Rv. (doorhaling).

      Art. 726 lid 2 Rv. bepaalt dat de termijn van art. 508 Rv. (betekening beslag aan hypotheekhouder) pas begint te lopen vanaf het moment waarop een executoriale titel is verkregen en deze voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden èn aan de schuldenaar is betekend. Die betekening leidt de executoriale verkoop in. Daarbij heeft de hypotheekhouder in beginsel het voortouw te nemen.

      Instellen van de eis in hoofdzaak; verval beslag

      In het verzoekschrift moet gevraagd worden om een termijn te bepalen voor het instellen van de hoofdzaak (tenzij er al een procedure loopt, dan moet die zo concreet mogelijk vermeld worden, liefst met rol- en zaaknummer). In de regel wordt een termijn van 14 dagen gesteld, maar verzocht kan worden om een langere termijn te vergunnen.

      Als de beslaglegger de eis in de hoofdzaak niet tijdig binnen de daarvoor door de Voorzieningenrechter gestelde termijn instelt, komt het beslag te vervallen. De beslaglegger dient het beslag op straffe van schadeplichtigheid dan onverwijld te doen doorhalen (art. 727 Rv.).

      Vormerkung bij conservatoir beslag onroerende zaak

      Zie over beslag op een reeds verkochte onroerende zaak, welke verkoop in de registers is ingeschreven (Vormerkung, art. 7:3 B.W.Hoge Raad 6 februari 2009. Het beslag kan niet tegen de koper worden vervolgd, en rust niet automatisch op de koopsom. De notaris mocht aan de verkoper doorbetalen. 

      NB de regeling van art. 507b Rv. waarmee het beslag alsdan komt te rusten op de koopsom, is pas ingevoerd per 1-1-2016 (Stb. 2015, 396). Vandaar dat de eiser in deze zaak leidend tot bovenstaand arrest er naast greep.

      Zie over de Vormerkung ook de pagina Algemene bepalingen koopovereenkomst.

      En voorts Rechtbank Amsterdam 4 oktober 2017, waar leveringsbeslag was gelegd maar als gevolg van de Vormerkung levering niet meer toewijsbaar was. Conversie in geldvordering kon niet meer doordat de eis daar niet op was ingericht.

      Auteur & Last edit

      [MdV, 24-05-2018; laatste bewerking 3-08-2023]

      Conservatoir beslag op onroerende zaken (Afd. 6, Titel 4, Boek III Rv.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!