Wetsvoorstel huurbescherming ligplaats woonboten
Met het wetsvoorstel 35408 wordt de huurbescherming van ligplaatsen van woonboten gelijkgeschakeld met die van huurders van woningen ‘op de wal’. Blijkens de tekst van de Memorie van Toelichting wordt dit bereikt door (i) de overeenkomst tot huur van een ligplaats als huur van woonruimte te zien, (ii) te regelen dat koop geen huur «breekt», (iii) het huren van een ligplaats te beschermen tegen opzegging, (iv) te regelen dat bij overlijden van de huurder van een ligplaats de huur van de ligplaats overgaat op de erfgenamen en (v) dat bij verkoop van de woonboot de nieuwe eigenaar van de woonboot ook de huur van de ligplaats over kan nemen.
Tijdens de behandeling van de wet in de Tweede Kamer kwamen nog enkele omissies aan het licht. De bovenstaande link naar het wetsvoorstel is dan ook de tekst na aanpassing. In de Nota van wijziging van 11 januari 2022 wordt toegelicht, dat aan het wetsvoorstel nog zijn toegevoegd: (i) dat ook voor woonboten maximering van de jaarlijkse huurprijsverhoging voor geliberaliseerde huurovereenkomsten komt te gelden, (ii) toepassing van de regeling voor de minimumbijdrage in de verhuis- en inrichtingskosten voor huurders van ligplaatsen.
Geen huurbescherming voor huur van woonboten zelf
De wetgever beoogt niet om huurbescherming of huurprijsbescherming te bieden aan huurders van de woonboot zelf. Dit omdat deze vaak eigendom is en men de mogelijkheid van verhuur niet wil bemoeilijken. Ligplaatsen zijn zeer schaars. De gemiddelde prijs van een woonboot zonder ligplaats is EUR 137.000, terwijl dit voor een woonboot met ligplaats EUR 327.000 is. Dit geeft wel aan, dat er een groot gebrek is aan ligplaatsen. De huurder van de ligplaats heeft dus een groot economisch belang bij het behoud ervan. Van de ca. 12.000 ligplaatsen is zo’n 75% eigendom van overheden. Zo’n 5.000 daarvan worden gehuurd, de andere zijn hetzij eigendom of het gebruik wordt vergund via erfpacht of precariorechten.
Aanleiding huurbescherming voor de ligplaats van woonboten
Deze wetswijziging is ingegeven door een motie van 17 april 2012 uit de Tweede Kamer (van SP, D66 en GroenLinks), waarin is verzocht onderzoek te doen naar de mogelijkheid deze huurbescherming gelijk te schakelen. Bij de behandeling van de aanpassing van de regels van omgevingsrecht inzake woonboten is een nieuwe motie ingediend op 15 december 2016, waarin de regering is gevraagd voorstellen te doen waarmee de rechtszekerheid en rechtsbescherming voor eigenaren van drijvende woningen met betrekking tot ligplaatsen vergelijkbaar worden met de rechtszekerheid en rechtsbescherming voor eigenaren van grondgebonden woningen met betrekking tot bouwkavels.
Wat gaat er veranderen voor huur van ligplaatsen van woonboten?
Hierna wordt een overzicht gegeven van de wijzigingen in de wettelijke bepalingen in Titel 4 van Boek 7 B.W. (Huur).
‘Koop breekt geen huur’ ook voor huur ligplaats woonboten
Allereerst wordt de regel ‘Koop breekt geen huur’ uitgebreid tot woonboten door aanpassing van art. 7:226 lid 4 B.W.. Zie de pagina Overgang van huur bij overdracht en einde van de huur.
Procedure ontbinding wegens wanprestatie huurder ook voor ligplaats woonboten
Ook de mogelijkheid van art. 7:231 B.W. tot ontbinding door de rechter van de huurovereenkomst omdat dat de huurder tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen wordt toepasselijk op de huur van woonboten.
Definitie ligplaats huur ligplaats woonboot
Voor de gelijkschakeling van de huurbescherming voor huurders van woonboten wordt een nieuwe bepaling ingevoegd met de definitie van ligplaats in het kader van huur. Deze bepaling art. 7:236a B.W. komt te luiden:
“Onder ligplaats wordt verstaan een plaats in het water bestemd voor het afmeren van een voor bewoning bestemd drijvend object.”
Huurprijs geliberaliseerde huur ligplaats woonboten
Met de Wetswijziging huurbescherming woonboten wordt een art. 7:247a B.W. ingevoegd, dat – bijna – gelijkluidend is aan art. 7:247 B.W.. Het nieuwe artikel luidt:
“De volgende artikelen van deze onderafdeling zijn, behoudens de artikelen 248 leden 3 en 4, 251, 259, 261 lid 1, 262 en 264, niet van toepassing op een overeenkomst van huur en verhuur die betrekking heeft op een ligplaats.”
Het verschil schuilt in het ontbreken van art. 7:249 B.W. (verzoek tot aanpassing huurprijs binnen zes maanden na aangaan van de huur) en art. 7:255a B.W. (regeling huurverhoging wegens kosten van deze ingrepen, veranderingen of toevoegingen) in deze opsomming.
Zie ook de pagina Huurprijzen en andere vergoedingen over geliberaliseerde woonruimte.
MdV, 25-04-2022; bewerkt 3 mei 2022
Wetsvoorstel huurbescherming ligplaats woonboten
Met het wetsvoorstel 35408 wordt de huurbescherming van ligplaatsen van woonboten gelijkgeschakeld met die van huurders van woningen ‘op de wal’. Blijkens de tekst van de Memorie van Toelichting wordt dit bereikt door (i) de overeenkomst tot huur van een ligplaats als huur van woonruimte te zien, (ii) te regelen dat koop geen huur «breekt», (iii) het huren van een ligplaats te beschermen tegen opzegging, (iv) te regelen dat bij overlijden van de huurder van een ligplaats de huur van de ligplaats overgaat op de erfgenamen en (v) dat bij verkoop van de woonboot de nieuwe eigenaar van de woonboot ook de huur van de ligplaats over kan nemen.
Tijdens de behandeling van de wet in de Tweede Kamer kwamen nog enkele omissies aan het licht. De bovenstaande link naar het wetsvoorstel is dan ook de tekst na aanpassing. In de Nota van wijziging van 11 januari 2022 wordt toegelicht, dat aan het wetsvoorstel nog zijn toegevoegd: (i) dat ook voor woonboten maximering van de jaarlijkse huurprijsverhoging voor geliberaliseerde huurovereenkomsten komt te gelden, (ii) toepassing van de regeling voor de minimumbijdrage in de verhuis- en inrichtingskosten voor huurders van ligplaatsen.
Geen huurbescherming voor huur van woonboten zelf
De wetgever beoogt niet om huurbescherming of huurprijsbescherming te bieden aan huurders van de woonboot zelf. Dit omdat deze vaak eigendom is en men de mogelijkheid van verhuur niet wil bemoeilijken. Ligplaatsen zijn zeer schaars. De gemiddelde prijs van een woonboot zonder ligplaats is EUR 137.000, terwijl dit voor een woonboot met ligplaats EUR 327.000 is. Dit geeft wel aan, dat er een groot gebrek is aan ligplaatsen. De huurder van de ligplaats heeft dus een groot economisch belang bij het behoud ervan. Van de ca. 12.000 ligplaatsen is zo’n 75% eigendom van overheden. Zo’n 5.000 daarvan worden gehuurd, de andere zijn hetzij eigendom of het gebruik wordt vergund via erfpacht of precariorechten.
Aanleiding huurbescherming voor de ligplaats van woonboten
Deze wetswijziging is ingegeven door een motie van 17 april 2012 uit de Tweede Kamer (van SP, D66 en GroenLinks), waarin is verzocht onderzoek te doen naar de mogelijkheid deze huurbescherming gelijk te schakelen. Bij de behandeling van de aanpassing van de regels van omgevingsrecht inzake woonboten is een nieuwe motie ingediend op 15 december 2016, waarin de regering is gevraagd voorstellen te doen waarmee de rechtszekerheid en rechtsbescherming voor eigenaren van drijvende woningen met betrekking tot ligplaatsen vergelijkbaar worden met de rechtszekerheid en rechtsbescherming voor eigenaren van grondgebonden woningen met betrekking tot bouwkavels.
Wat gaat er veranderen voor huur van ligplaatsen van woonboten?
Hierna wordt een overzicht gegeven van de wijzigingen in de wettelijke bepalingen in Titel 4 van Boek 7 B.W. (Huur).
‘Koop breekt geen huur’ ook voor huur ligplaats woonboten
Allereerst wordt de regel ‘Koop breekt geen huur’ uitgebreid tot woonboten door aanpassing van art. 7:226 lid 4 B.W.. Zie de pagina Overgang van huur bij overdracht en einde van de huur.
Procedure ontbinding wegens wanprestatie huurder ook voor ligplaats woonboten
Ook de mogelijkheid van art. 7:231 B.W. tot ontbinding door de rechter van de huurovereenkomst omdat dat de huurder tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen wordt toepasselijk op de huur van woonboten.
Definitie ligplaats huur ligplaats woonboot
Voor de gelijkschakeling van de huurbescherming voor huurders van woonboten wordt een nieuwe bepaling ingevoegd met de definitie van ligplaats in het kader van huur. Deze bepaling art. 7:236a B.W. komt te luiden:
“Onder ligplaats wordt verstaan een plaats in het water bestemd voor het afmeren van een voor bewoning bestemd drijvend object.”
Huurprijs geliberaliseerde huur ligplaats woonboten
Met de Wetswijziging huurbescherming woonboten wordt een art. 7:247a B.W. ingevoegd, dat – bijna – gelijkluidend is aan art. 7:247 B.W.. Het nieuwe artikel luidt:
“De volgende artikelen van deze onderafdeling zijn, behoudens de artikelen 248 leden 3 en 4, 251, 259, 261 lid 1, 262 en 264, niet van toepassing op een overeenkomst van huur en verhuur die betrekking heeft op een ligplaats.”
Het verschil schuilt in het ontbreken van art. 7:249 B.W. (verzoek tot aanpassing huurprijs binnen zes maanden na aangaan van de huur) en art. 7:255a B.W. (regeling huurverhoging wegens kosten van deze ingrepen, veranderingen of toevoegingen) in deze opsomming.
Zie ook de pagina Huurprijzen en andere vergoedingen over geliberaliseerde woonruimte.
MdV, 25-04-2022; bewerkt 3 mei 2022