Ontruiming afgewezen: huurachterstand niet gemeld
Per 1 januari 2021 is het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening (Stb. 2020, 240) van kracht geworden. Deze is gebaseerd op de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. Volgens art. 2 BGS moet een verhuurder een huurachterstand bij de gemeente melden. Ktr. Limburg heeft een vordering in kort geding tot ontruiming afgewezen, omdat de woningcorporatie de schuld niet had gemeld.
Artikel 2 BGS bepaalt, dat de verhuurder van een woning de gemeente moet inlichten, als er achterstand is in het betalen van de huur. Hij moet de contactgegevens van de huurder en de hoogte van de achterstand melden bij het college voor schuldhulpverlening, als (nadat) hij:
a. zich heeft ingespannen om in persoonlijk contact te treden met de huurder om deze te wijzen op mogelijkheden om betalingsachterstanden te voorkomen en te beëindigen;
b. de huurder gewezen heeft op de mogelijkheden voor schuldhulpverlening;
c. de huurder ten minste eenmaal een schriftelijke herinnering heeft gestuurd over de betalingsachterstand; en
d. daarbij heeft aangeboden om met schriftelijke toestemming van de huurder zijn contactgegevens aan het college te verstrekken en de huurder daarop niet afwijzend heeft gereageerd.
Vordering tot ontruiming in kort geding
Vaak wordt bij huurachterstand in kort geding ontruiming gevorderd, wat leidt tot de situatie dat de huurovereenkomst weliswaar formeel niet is beëindigd, maar de huurder wel op straat gezet wordt en er daardoor een de facto einde komt aan de huur. Zie ook de pagina Gedwongen ontruiming en de pagina Eindigen van de huur van woonruimte.
In het geval van Ktr. Limburg 4 april 2022 (Stichting Woonwenz/huurder) had de verhuurder van een sociale woning in een kort geding bij de Kantonrechter ontruiming gevorderd wegens huurachterstand. De huurder was een slachtoffer van de Toeslagenaffaire en had een achterstand van EUR 4.651 toen de dagvaarding werd uitgebracht. Deze liep tijdens de procedure nog verder op.
De huurder verwachtte een bedrag van ruim dertigduizend Euro van de Belastingdienst als compensatie, en wilde daarmee de huurschuld betalen. Weliswaar gold een zgn. ‘afkoelingsperiode’ voor de schulden van de huurder, maar dit moratorium gold niet voor de huurschuld. De verhuurder had wel een bodemprocedure ingeleid om tot ontbinding van de huurovereenkomst te komen, maar vorderde ook in kort geding alvast ontruiming, omdat er veel anderen op de wachtlijst stonden.
De Kantonrechter wilde de vordering tot ontruiming in kort geding niet toewijzen, omdat het niet vast stond dat de vordering tot ontbinding in de bodemprocedure zou worden toegewezen. De Kantonrechter wees in dit verband op de meldplicht van het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening; de verhuurder had niet aan de eisen van art. 2 BGS voldaan.
De rechter overwoog, dat het Besluit weliswaar geen sanctie stelt op het niet melden. De verhuurder houdt de mogelijkheid om aan de rechter om ontbinding van de huurovereenkomst te vragen. Maar de rechter zal de vroegsignalering van schulden wel kunnen betrekken bij de afweging of huisuitzetting te rechtvaardigen is, aldus de Kantonrechter, verwijzend naar het artikel C.L.J.M. de Waal, ‘Huurincassoprocedures en het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening’, WR 2022/2, waarin wordt verwezen naar de Nota van Toelichting bij het BGS.
Aangezien Woonwenz zich niet had ingespannen om aan het bepaalde van art. 2 BGS te voldoen, en pas de ochtend van de zitting met de gemeente had gebeld, terwijl van haar als sociale verhuurder wel verwacht moest worden dat zij wel pogingen in het werk zou stellen om de huurder met schuldhulp in verbinding te stellen, wees de Kantonrechter de vordering tot ontruiming af.
DV Advocatuur, 29-09-2022
Ontruiming afgewezen: huurachterstand niet gemeld
Per 1 januari 2021 is het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening (Stb. 2020, 240) van kracht geworden. Deze is gebaseerd op de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. Volgens art. 2 BGS moet een verhuurder een huurachterstand bij de gemeente melden. Ktr. Limburg heeft een vordering in kort geding tot ontruiming afgewezen, omdat de woningcorporatie de schuld niet had gemeld.
Artikel 2 BGS bepaalt, dat de verhuurder van een woning de gemeente moet inlichten, als er achterstand is in het betalen van de huur. Hij moet de contactgegevens van de huurder en de hoogte van de achterstand melden bij het college voor schuldhulpverlening, als (nadat) hij:
a. zich heeft ingespannen om in persoonlijk contact te treden met de huurder om deze te wijzen op mogelijkheden om betalingsachterstanden te voorkomen en te beëindigen;
b. de huurder gewezen heeft op de mogelijkheden voor schuldhulpverlening;
c. de huurder ten minste eenmaal een schriftelijke herinnering heeft gestuurd over de betalingsachterstand; en
d. daarbij heeft aangeboden om met schriftelijke toestemming van de huurder zijn contactgegevens aan het college te verstrekken en de huurder daarop niet afwijzend heeft gereageerd.
Vordering tot ontruiming in kort geding
Vaak wordt bij huurachterstand in kort geding ontruiming gevorderd, wat leidt tot de situatie dat de huurovereenkomst weliswaar formeel niet is beëindigd, maar de huurder wel op straat gezet wordt en er daardoor een de facto einde komt aan de huur. Zie ook de pagina Gedwongen ontruiming en de pagina Eindigen van de huur van woonruimte.
In het geval van Ktr. Limburg 4 april 2022 (Stichting Woonwenz/huurder) had de verhuurder van een sociale woning in een kort geding bij de Kantonrechter ontruiming gevorderd wegens huurachterstand. De huurder was een slachtoffer van de Toeslagenaffaire en had een achterstand van EUR 4.651 toen de dagvaarding werd uitgebracht. Deze liep tijdens de procedure nog verder op.
De huurder verwachtte een bedrag van ruim dertigduizend Euro van de Belastingdienst als compensatie, en wilde daarmee de huurschuld betalen. Weliswaar gold een zgn. ‘afkoelingsperiode’ voor de schulden van de huurder, maar dit moratorium gold niet voor de huurschuld. De verhuurder had wel een bodemprocedure ingeleid om tot ontbinding van de huurovereenkomst te komen, maar vorderde ook in kort geding alvast ontruiming, omdat er veel anderen op de wachtlijst stonden.
De Kantonrechter wilde de vordering tot ontruiming in kort geding niet toewijzen, omdat het niet vast stond dat de vordering tot ontbinding in de bodemprocedure zou worden toegewezen. De Kantonrechter wees in dit verband op de meldplicht van het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening; de verhuurder had niet aan de eisen van art. 2 BGS voldaan.
De rechter overwoog, dat het Besluit weliswaar geen sanctie stelt op het niet melden. De verhuurder houdt de mogelijkheid om aan de rechter om ontbinding van de huurovereenkomst te vragen. Maar de rechter zal de vroegsignalering van schulden wel kunnen betrekken bij de afweging of huisuitzetting te rechtvaardigen is, aldus de Kantonrechter, verwijzend naar het artikel C.L.J.M. de Waal, ‘Huurincassoprocedures en het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening’, WR 2022/2, waarin wordt verwezen naar de Nota van Toelichting bij het BGS.
Aangezien Woonwenz zich niet had ingespannen om aan het bepaalde van art. 2 BGS te voldoen, en pas de ochtend van de zitting met de gemeente had gebeld, terwijl van haar als sociale verhuurder wel verwacht moest worden dat zij wel pogingen in het werk zou stellen om de huurder met schuldhulp in verbinding te stellen, wees de Kantonrechter de vordering tot ontruiming af.
DV Advocatuur, 29-09-2022