Pagina inhoud

    Vereffening van de nalatenschap (Afd. 3, Titel 6, Boek 4 B.W.)

    Inleiding vereffening van de nalatenschap

    Afd. 3, Titel 6, Boek 4 B.W. geeft regels voor de wijze waarop een nalatenschap moet worden ‘vereffend’. De erfgenamen – of als die is aangewezen de executeur-testamentair – moeten de boedel inventariseren en vereffenen, schulden betalen en vervolgens de baten verdelen. Deze ‘vereffening’ vertoont gelijkenissen met de vereffening van een failliete boedel. De wet verwijst dan ook voor de vereffening van nalatenschappen naar de wettelijke regels voor de vereffening in faillissement, hoewel niet al die regels onverkort ook hier gelden (zie de pagina Vereffening boedel in faillissement).

    Deze Afdeling omvat 25 bepalingen (art. 4:202 B.W. tot en met art. 4:226 B.W.).

    Vereffening nalatenschap door de erfgenamen of door een vereffenaar

    Een nalatenschap wordt volgens art. 4:202 lid 1 B.W. in beginsel overeenkomstig de voorschriften van deze afdeling vereffend, wanneer een erfgenaam de nalatenschap onder voorrecht van boedelbeschrijving (beneficiair) heeft aanvaard, dan wel wanneer de rechtbank een vereffenaar heeft benoemd. De eerste situatie vloeit voort uit art. 4:195 B.W..

    Erfgenamen vereffenaar bij beneficiaire aanvaarding (lichte vereffening)

    Is een nalatenschap door een of meer erfgenamen beneficiair aanvaard en moet zij uit dien hoofde overeenkomstig de volgende afdeling van deze titel worden vereffend, dan zijn alle erfgenamen vereffenaar (art. 4:195 lid 1 B.W.). Zie de pagina Aanvaarding en verwerping van nalatenschappen en van legaten.

    De wettelijk vertegenwoordiger die voor een minderjarige beneficiair heeft aanvaard, kan de kantonrechter verzoeken om ontheffing van de verplichting om te vereffenen volgens de wet, als er sprake is van een positief saldo (art. 4:202 lid 2 B.W.).

    In geval van beneficiaire aanvaarding zijn de erfgenamen zelf vereffenaar, behalve wanneer de rechtbank een vereffenaar benoemt (art. 4:195 lid 1 B.W. en art. 4:203 lid 2 B.W.). Aan deze wijze van vereffening worden minder zware (formele) eisen gesteld, vandaar de naam ‘lichte vereffening’.

    De erfgenamen hoeven niet een formele uitdelingslijst met alle publicaties te doorlopen. Wel moeten zij een boedelbeschrijving maken. De verplichting van art. 4:218 lid 1 B.W. om een rekening en verantwoording en een uitdelingslijst neer te leggen geldt voor de beneficiaire erfgenamen slechts indien de kantonrechter dit bepaalt (art. 4:221 lid 2 BW.).

    Benoeming van een vereffenaar door de rechtbank (zware vereffening)

    Benoeming van een vereffenaar door de rechtbank kan onder meer plaatsvinden op verzoek van een schuldeiser van de nalatenschap (art. 4:204 lid 1 sub b B.W.).

    Benoeming van een vereffenaar (iemand van de erfgenamen, of een externe professionele vereffenaar, zoals een advocaat) kan volgens art. 4:204 B.W. plaatsvinden:

    a. op verzoek van een belanghebbende of van het openbaar ministerie, wanneer er geen erfgenamen zijn, wanneer het niet bekend is of er erfgenamen zijn, of wanneer de nalatenschap niet door een executeur wordt beheerd en de erfgenamen die bekend zijn haar geheel of ten dele onbeheerd laten;

    b. op verzoek van een schuldeiser van de nalatenschap, wanneer tot een verdeling van de nalatenschap wordt overgegaan voordat de opeisbare schulden daarvan zijn voldaan, of wanneer voor hem het gevaar bestaat dat hij niet ten volle of niet binnen redelijke tijd zal worden voldaan, hetzij omdat de nalatenschap niet toereikend is of niet behoorlijk beheerd en afgewikkeld wordt, hetzij omdat een schuldeiser zich op de goederen van de nalatenschap gaat verhalen;

    c. op verzoek van een of meer andere schuldeisers van een erfgenaam, wanneer hun belangen door een gedraging van de erfgenamen of van de executeur ernstig worden geschaad.

    Beloning benoemde vereffenaar nalatenschap

    Een door de rechtbank benoemde vereffenaar heeft recht op het loon dat door de kantonrechter voor het opmaken van de uitdelingslijst wordt vastgesteld (art. 4:206 lid 3 B.W.).

    De rechtspraak gebruikt de ‘Richtlijnen Vereffening nalatenschappen’ (opgesteld door de Expertgroep Erfrecht van het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel, Kanton en Toezicht (LOVCK&T)) als uitgangspunt bij het vaststellen van het loon. In die richtlijnen wordt aangesloten bij de beloning van de curator in faillissementszaken, waarvoor in de rechtspraak eveneens richtlijnen zijn ontwikkeld, de zogenaamde Recofa-richtlijnen. De kantonrechter zal daarom beoordelen in hoeverre het verzoek voldoet aan de Richtlijnen Vereffening nalatenschappen en de Recofa-richtlijnen.

    Ktr. Den Haag 10 juni 2022 (vaststelling beloning vereffenaar) geeft een voorbeeld van de toetsing van het loon van de vereffenaar door de Kantonrechter aan de hand van deze richtlijnen.

    In Ktr. Rotterdam (vaststelling loon Uw Vereffenaar) gaat de Ktr. nader in op de maatstaven voor vaststelling van het loon van de vereffenaar van een nalatenschap. Eén van die maatstaven is, dat de vereffenaar werkzaamheden waar mogelijk moet delegeren aan een minder dure medewerker.

    Boedelbeschrijving en voorlopige staat van schulden nalatenschap door vereffenaar

    De vereffenaar heeft steeds tot taak de nalatenschap als een goed vereffenaar te beheren, een boedelbeschrijving met een voorlopige staat van de schulden van de nalatenschap op te maken en bekende schuldeisers op te roepen hun vorderingen in te dienen (art. 4:211 lid 1 en lid 3 B.W. en art. 4:214 lid 2 B.W.).

    Taken van de door de rechtbank aangewezen vereffenaar van een nalatenschap

    Vervolgens dient de vereffenaar te bepalen in hoeverre de ingediende schulden van de nalatenschap in aanmerking komen voor voldoening uit het actief van de nalatenschap, rekening en verantwoording te doen, en een na uitkering aan de schuldeisers eventueel resterend overschot uit te keren aan de erfgenamen of andere rechthebbenden (art. 4:214 lid 4 B.W.art. 4:218 B.W.art. 4:220 lid 1 B.W.art. 4:221 lid 3 B.W. en art. 4:226 lid 1 B.W.).

    Voor een door de rechtbank benoemde vereffenaar gelden, behoudens de mogelijkheid van vrijstelling op de voet van art. 4:221 lid 2 BW en het geval dat alle hem bekende schulden volledig worden voldaan, voorschriften ten aanzien van openbare oproeping van (onbekende) schuldeisers, terinzagelegging van een lijst van erkende en betwiste vorderingen en neerlegging van een rekening en verantwoording met uitdelingslijst, waartegen door schuldeisers verzet kan worden gedaan (art. 4:214 lid 1 B.W. en art. 4:214 lid 5 B.W. en art. 4:218 lid 1 t/m 3 B.W.).

    Deze voorschriften gelden voor erfgenamen die uit hoofde van beneficiaire aanvaarding als vereffenaar optreden slechts indien de kantonrechter dit bepaalt (art. 4:221 lid 1 B.W.). In de praktijk wordt in dit verband wel gesproken van een ‘zware vereffening’ respectievelijk een ‘lichte vereffening’. Uit de wetsgeschiedenis blijkt, dat de mogelijkheid van een ‘lichte vereffening’ is toegevoegd met het oog op het belang van erfgenamen bij een eenvoudige afwikkeling (MvA II, Parl. Gesch. Vaststellingswet Erfrecht, p. 957).

    Met de vereffening zijn zowel belangen van de schuldeisers van de nalatenschap als belangen van de beneficiaire erfgenamen gemoeid. Voor schuldeisers van de nalatenschap is het belang van de vereffening vooral erin gelegen dat hun vorderingen zoveel als mogelijk worden voldaan uit de nalatenschap en dat de overige schuldeisers van de erfgenamen zich pas daarna kunnen verhalen (art. 4:224 B.W.).

    Voor een beneficiaire erfgenaam is van belang dat hij – zolang hij niet verwijtbaar tekortschiet in zijn verplichtingen als vereffenaar of anderszins verwijtbaar handelt – niet verplicht is een schuld van de nalatenschap te voldoen ten laste van naast zijn erfdeel aanwezig ‘overig vermogen’ (art. 4:184 lid 2 B.W.). Zie de pagina Algemene bepalingen gevolgen erfopvolging.

    Wanneer een beneficiaire erfgenaam tijdens of na de vereffening uit de nalatenschap een uitkering heeft ontvangen, kunnen bij de vereffening onvoldaan gebleven schuldeisers van de nalatenschap zich tot het bedrag van die uitkering wel verhalen op het zojuist bedoelde overig vermogen (art. 4:184 lid 3 B.W.).

    In de wetsgeschiedenis is vermeld dat de bepalingen van afdeling 4.6.3 BW en de regels voor de vereffening van een failliete boedel een sterke gelijkenis vertonen, omdat bij de vereffening de belangen van de schuldeisers op de voorgrond staan (MvA II, Parl. Gesch. Vaststellingswet Erfrecht, p. 844).

    Deponering rekening en verantwoording door vereffenaar nalatenschap

    De vereffenaar van een nalatenschap moet binnen zes maanden nadat de voor het indienen van vorderingen gestelde tijd is verstreken, een rekening en verantwoording en een uitdelingslijst ten kantore van de boedelnotaris of, indien deze ontbreekt, ter griffie van de rechtbank ter kennisneming van een ieder neer te leggen. De kantonrechter kan deze termijn verlengen (art. 4:218 lid 1 B.W.).

    Deze bepaling geldt voor een door de rechtbank benoemde vereffenaar, behoudens vrijstelling en het geval dat alle hem bekende schulden volledig worden voldaan, en voor erfgenamen die uit hoofde van beneficiaire aanvaarding als vereffenaar optreden, indien de kantonrechter dit bepaalt.

    Bekendmaking deponering rekening en verantwoording nalatenschap

    De vereffenaar maakt de neerlegging op dezelfde wijze openlijk bekend als de oproep tot aanmelding van vorderingen en bovendien per brief aan de erfgenamen, de legatarissen en allen die zich als schuldeiser hebben aangemeld (art. 4:218 lid 2 B.W.).

    Verzet tegen de rekening en verantwoording of uitdelingslijst nalatenschap

    Binnen een maand na deze openlijke bekendmaking kan iedere belanghebbende tegen de rekening en verantwoording of tegen de uitdelingslijst bij de kantonrechter of, indien een rechter-commissaris is benoemd, bij de rechtbank in verzet komen (art. 4:218 lid 3 B.W.).

    Deponering uitdelingslijst nalatenschap niet vereist bij positieve boedel

    Als er sprake is van een positieve nalatenschap, rust op een benoemde vereffenaar niet de verplichting van artikel 4:218 lid 1 B.W. om een rekening en verantwoording en een uitdelingslijst neer te leggen (art. 4:221 lid 2 BW.).

    Dat betekent echter niet dat een benoemde vereffenaar geen rekening en verantwoording en uitdelingslijst hoeft op te maken. De benoemde vereffenaar is dan gehouden om rekening en verantwoording af te leggen aan de erfgenamen van de overledene (art. 4:221 lid 3 B.W.). Daarin zal het loon van de benoemde vereffenaar terugkomen. Als de erfgenamen van de overledene zich niet kunnen verenigen met die rekening en verantwoording, kunnen zij hun geschil voorleggen aan de kantonrechter (art. 4:161 lid 4 B.W. – inzake testamentair bewind – in samenhang met art. 1:374 lid 2 B.W.).

    Intrekking gedeponeerde uitdelingslijst

    De vereffenaar kan in de opvatting van de P-G in diens conclusie PHR 3 juni 2022 een uitdelingslijst of tussentijdse uitdelingslijst ook intrekken, als daar gegronde redenen voor zijn. Zoals fouten in de uitdelingslijst of gewijzigde omstandigheden waardoor de uitdelingslijst moet worden aangepast. Het wachten is op de beslissing van de Hoge Raad.

    De P-G citeert twee uitspraken van de Rb. Amsterdam:

    “Uit de feitenrechtspraak is in ieder geval één ander voorbeeld van een tussentijdse uitdeling in het kader van vereffening van een nalatenschap bekend. In twee uitspraken van de rechtbank Amsterdam van 12 december 2019 wordt door twee verschillende schuldeisers tegen deze tussentijdse uitdelingslijst ingesteld verzet behandeld. In beide zaken was verzet ingesteld omdat de gestelde vorderingen niet door de vereffenaar zijn erkend en niet op de tussentijdse uitdelingslijst zijn geplaatst.

    Over de mogelijkheid van een tussentijdse uitdeling heeft de rechtbank in ECLI:NL:RBAMS:2019:9518 het volgende overwogen:

    ‘4.1. (…) Hoewel een wettelijke regeling ten aanzien van een tussentijdse uitdeling en/of tussentijdse rekening en verantwoording ontbreekt, laat de wet daartoe wel de mogelijkheid open. Daarbij zal voor zoveel mogelijk aansluiting dienen te worden gezocht bij de wijze waarop de vereffening van een nalatenschap in de wet is geregeld. Dat betekent dat tegen de tussentijdse uitdeling en rekening en verantwoording ook de mogelijkheid van verzet, zoals is bepaald in artikel 4:218 lid 3 BW, dient te worden opengesteld.’ “

    De P-G verwijst hierbij ook naar het arrest HR 25 juni 1999 (nog niet op ECLI; NJ 1999/667 m.nt. P. van Schilfgaarde, JOR 2000/14 m.nt. W.J.M. van Andel (Credit Suisse/Slijper c.s.), rov. 3.5.2-3.5.3.) over intrekking van al gedeponeerde uitdelingslijsten in het faillissement van de Fokker-vennootschappen. Ook daar werd intrekking mogelijk geacht. De opvatting van de rechtbank in de zaak over de intrekking van de tussentijdse uitkeringslijst in de nalatenschap, dat intrekking alleen mogelijk zou zijn in geval van fouten, wijst de P-G in zijn hiervoor vermelde conclusie van 3 juni 2022 van de hand.

    Verbintenissen tot levering goed uit nalatenschap

    Verbintenissen die tot levering van een goed der nalatenschap of tot vestiging van een beperkt recht op een zodanig goed verplichten, worden in een geldschuld omgezet, voor zover een tekort dit nodig maakt. Andere verbintenissen die niet in geld luiden, en verbintenissen onder een opschortende voorwaarde worden in de uitdelingslijst slechts op verzoek van de schuldeiser opgenomen; in dat geval worden zij omgezet in een geldschuld. De vordering van een legitimaris wordt, indien zij ingevolge artikel 81 lid 2, een voorwaarde als bedoeld in artikel 82 of een beschikking als bedoeld in artikel 83 niet opeisbaar is, niet in de uitdelingslijst opgenomen (art. 4:218 lid 4 B.W.).

    Overeenkomstige toepassing regels Faillissementswet op verdeling nalatenschap

    Voor het overige vinden bij de berekening van ieders vordering, het opmaken van de uitdelingslijst en het verzet daartegen de dienaangaande in de Faillissementswet voorkomende voorschriften zoveel mogelijk overeenkomstige toepassing (art. 4:218 lid 5 B.W.).

    De fixatie van rente geldt echter niet bij nalatenschappen

    De Hoge Raad heeft in het arrest HR 17 september 2021 (geen fixatie rente nalatenschap) prejudiciële vragen over deze laatste bepaling beantwoord. Deze zaak gaat over de vraag of bij vereffening van een nalatenschap de rente over schulden van de nalatenschap buiten beschouwing dient te blijven op grond van overeenkomstige toepassing van art. 128 Fw.. Zie over deze bepaling de pagina Verificatie (in faillissement).

    De Hoge Raad beantwoordt de vraag van de Kantonrechter aldus, dat de fixatie van de rente over schulden, zoals die in faillissement geldt, niet van toepassing is bij nalatenschappen. De aard van de vereffening van een nalatenschap verschilt in dat opzicht van dat van een faillissement, waarin een tekort doorgaans gegeven is. Wanneer er toch baten resteren, dan is een tweede faillissement nodig. De Hoge Raad acht het niet wenselijk dat dit bij een nalatenschap gebeurt.

    Lees de bespreking op Lawyrup van het arrest HR 17 september 2021 (geen fixatie rente nalatenschap) (lees Rechtspraak).

    Hoger beroep tegen beschikkingen R-C over verdeling nalatenschap binnen 5 dagen

    Van de beschikkingen van de rechter-commissaris op grond van Afd. 3, Titel 6, Boek 4 B.W. (de verdeling van de nalatenschap) is gedurende vijf dagen hoger beroep op de rechtbank toegelaten (art. 676b Rv.). Zie de pagina Rechtsmiddelen tegen beschikkingen in procedures nalatenschap in Boek III Rv..

    Dit behoudens voor zover het beschikkingen betreft waartegen, indien zij door de kantonrechter waren gegeven, geen hogere voorziening is toegelaten.

    Auteur & Last edit

    [MdV, 9-10-2021; laatste bewerking 13-04-2024]

    Vereffening van de nalatenschap (Afd. 3, Titel 6, Boek 4 B.W.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Praktizijns

    Pagina inhoud

      Vereffening van de nalatenschap (Afd. 3, Titel 6, Boek 4 B.W.)

      Inleiding vereffening van de nalatenschap

      Afd. 3, Titel 6, Boek 4 B.W. geeft regels voor de wijze waarop een nalatenschap moet worden ‘vereffend’. De erfgenamen – of als die is aangewezen de executeur-testamentair – moeten de boedel inventariseren en vereffenen, schulden betalen en vervolgens de baten verdelen. Deze ‘vereffening’ vertoont gelijkenissen met de vereffening van een failliete boedel. De wet verwijst dan ook voor de vereffening van nalatenschappen naar de wettelijke regels voor de vereffening in faillissement, hoewel niet al die regels onverkort ook hier gelden (zie de pagina Vereffening boedel in faillissement).

      Deze Afdeling omvat 25 bepalingen (art. 4:202 B.W. tot en met art. 4:226 B.W.).

      Vereffening nalatenschap door de erfgenamen of door een vereffenaar

      Een nalatenschap wordt volgens art. 4:202 lid 1 B.W. in beginsel overeenkomstig de voorschriften van deze afdeling vereffend, wanneer een erfgenaam de nalatenschap onder voorrecht van boedelbeschrijving (beneficiair) heeft aanvaard, dan wel wanneer de rechtbank een vereffenaar heeft benoemd. De eerste situatie vloeit voort uit art. 4:195 B.W..

      Erfgenamen vereffenaar bij beneficiaire aanvaarding (lichte vereffening)

      Is een nalatenschap door een of meer erfgenamen beneficiair aanvaard en moet zij uit dien hoofde overeenkomstig de volgende afdeling van deze titel worden vereffend, dan zijn alle erfgenamen vereffenaar (art. 4:195 lid 1 B.W.). Zie de pagina Aanvaarding en verwerping van nalatenschappen en van legaten.

      De wettelijk vertegenwoordiger die voor een minderjarige beneficiair heeft aanvaard, kan de kantonrechter verzoeken om ontheffing van de verplichting om te vereffenen volgens de wet, als er sprake is van een positief saldo (art. 4:202 lid 2 B.W.).

      In geval van beneficiaire aanvaarding zijn de erfgenamen zelf vereffenaar, behalve wanneer de rechtbank een vereffenaar benoemt (art. 4:195 lid 1 B.W. en art. 4:203 lid 2 B.W.). Aan deze wijze van vereffening worden minder zware (formele) eisen gesteld, vandaar de naam ‘lichte vereffening’.

      De erfgenamen hoeven niet een formele uitdelingslijst met alle publicaties te doorlopen. Wel moeten zij een boedelbeschrijving maken. De verplichting van art. 4:218 lid 1 B.W. om een rekening en verantwoording en een uitdelingslijst neer te leggen geldt voor de beneficiaire erfgenamen slechts indien de kantonrechter dit bepaalt (art. 4:221 lid 2 BW.).

      Benoeming van een vereffenaar door de rechtbank (zware vereffening)

      Benoeming van een vereffenaar door de rechtbank kan onder meer plaatsvinden op verzoek van een schuldeiser van de nalatenschap (art. 4:204 lid 1 sub b B.W.).

      Benoeming van een vereffenaar (iemand van de erfgenamen, of een externe professionele vereffenaar, zoals een advocaat) kan volgens art. 4:204 B.W. plaatsvinden:

      a. op verzoek van een belanghebbende of van het openbaar ministerie, wanneer er geen erfgenamen zijn, wanneer het niet bekend is of er erfgenamen zijn, of wanneer de nalatenschap niet door een executeur wordt beheerd en de erfgenamen die bekend zijn haar geheel of ten dele onbeheerd laten;

      b. op verzoek van een schuldeiser van de nalatenschap, wanneer tot een verdeling van de nalatenschap wordt overgegaan voordat de opeisbare schulden daarvan zijn voldaan, of wanneer voor hem het gevaar bestaat dat hij niet ten volle of niet binnen redelijke tijd zal worden voldaan, hetzij omdat de nalatenschap niet toereikend is of niet behoorlijk beheerd en afgewikkeld wordt, hetzij omdat een schuldeiser zich op de goederen van de nalatenschap gaat verhalen;

      c. op verzoek van een of meer andere schuldeisers van een erfgenaam, wanneer hun belangen door een gedraging van de erfgenamen of van de executeur ernstig worden geschaad.

      Beloning benoemde vereffenaar nalatenschap

      Een door de rechtbank benoemde vereffenaar heeft recht op het loon dat door de kantonrechter voor het opmaken van de uitdelingslijst wordt vastgesteld (art. 4:206 lid 3 B.W.).

      De rechtspraak gebruikt de ‘Richtlijnen Vereffening nalatenschappen’ (opgesteld door de Expertgroep Erfrecht van het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel, Kanton en Toezicht (LOVCK&T)) als uitgangspunt bij het vaststellen van het loon. In die richtlijnen wordt aangesloten bij de beloning van de curator in faillissementszaken, waarvoor in de rechtspraak eveneens richtlijnen zijn ontwikkeld, de zogenaamde Recofa-richtlijnen. De kantonrechter zal daarom beoordelen in hoeverre het verzoek voldoet aan de Richtlijnen Vereffening nalatenschappen en de Recofa-richtlijnen.

      Ktr. Den Haag 10 juni 2022 (vaststelling beloning vereffenaar) geeft een voorbeeld van de toetsing van het loon van de vereffenaar door de Kantonrechter aan de hand van deze richtlijnen.

      In Ktr. Rotterdam (vaststelling loon Uw Vereffenaar) gaat de Ktr. nader in op de maatstaven voor vaststelling van het loon van de vereffenaar van een nalatenschap. Eén van die maatstaven is, dat de vereffenaar werkzaamheden waar mogelijk moet delegeren aan een minder dure medewerker.

      Boedelbeschrijving en voorlopige staat van schulden nalatenschap door vereffenaar

      De vereffenaar heeft steeds tot taak de nalatenschap als een goed vereffenaar te beheren, een boedelbeschrijving met een voorlopige staat van de schulden van de nalatenschap op te maken en bekende schuldeisers op te roepen hun vorderingen in te dienen (art. 4:211 lid 1 en lid 3 B.W. en art. 4:214 lid 2 B.W.).

      Taken van de door de rechtbank aangewezen vereffenaar van een nalatenschap

      Vervolgens dient de vereffenaar te bepalen in hoeverre de ingediende schulden van de nalatenschap in aanmerking komen voor voldoening uit het actief van de nalatenschap, rekening en verantwoording te doen, en een na uitkering aan de schuldeisers eventueel resterend overschot uit te keren aan de erfgenamen of andere rechthebbenden (art. 4:214 lid 4 B.W.art. 4:218 B.W.art. 4:220 lid 1 B.W.art. 4:221 lid 3 B.W. en art. 4:226 lid 1 B.W.).

      Voor een door de rechtbank benoemde vereffenaar gelden, behoudens de mogelijkheid van vrijstelling op de voet van art. 4:221 lid 2 BW en het geval dat alle hem bekende schulden volledig worden voldaan, voorschriften ten aanzien van openbare oproeping van (onbekende) schuldeisers, terinzagelegging van een lijst van erkende en betwiste vorderingen en neerlegging van een rekening en verantwoording met uitdelingslijst, waartegen door schuldeisers verzet kan worden gedaan (art. 4:214 lid 1 B.W. en art. 4:214 lid 5 B.W. en art. 4:218 lid 1 t/m 3 B.W.).

      Deze voorschriften gelden voor erfgenamen die uit hoofde van beneficiaire aanvaarding als vereffenaar optreden slechts indien de kantonrechter dit bepaalt (art. 4:221 lid 1 B.W.). In de praktijk wordt in dit verband wel gesproken van een ‘zware vereffening’ respectievelijk een ‘lichte vereffening’. Uit de wetsgeschiedenis blijkt, dat de mogelijkheid van een ‘lichte vereffening’ is toegevoegd met het oog op het belang van erfgenamen bij een eenvoudige afwikkeling (MvA II, Parl. Gesch. Vaststellingswet Erfrecht, p. 957).

      Met de vereffening zijn zowel belangen van de schuldeisers van de nalatenschap als belangen van de beneficiaire erfgenamen gemoeid. Voor schuldeisers van de nalatenschap is het belang van de vereffening vooral erin gelegen dat hun vorderingen zoveel als mogelijk worden voldaan uit de nalatenschap en dat de overige schuldeisers van de erfgenamen zich pas daarna kunnen verhalen (art. 4:224 B.W.).

      Voor een beneficiaire erfgenaam is van belang dat hij – zolang hij niet verwijtbaar tekortschiet in zijn verplichtingen als vereffenaar of anderszins verwijtbaar handelt – niet verplicht is een schuld van de nalatenschap te voldoen ten laste van naast zijn erfdeel aanwezig ‘overig vermogen’ (art. 4:184 lid 2 B.W.). Zie de pagina Algemene bepalingen gevolgen erfopvolging.

      Wanneer een beneficiaire erfgenaam tijdens of na de vereffening uit de nalatenschap een uitkering heeft ontvangen, kunnen bij de vereffening onvoldaan gebleven schuldeisers van de nalatenschap zich tot het bedrag van die uitkering wel verhalen op het zojuist bedoelde overig vermogen (art. 4:184 lid 3 B.W.).

      In de wetsgeschiedenis is vermeld dat de bepalingen van afdeling 4.6.3 BW en de regels voor de vereffening van een failliete boedel een sterke gelijkenis vertonen, omdat bij de vereffening de belangen van de schuldeisers op de voorgrond staan (MvA II, Parl. Gesch. Vaststellingswet Erfrecht, p. 844).

      Deponering rekening en verantwoording door vereffenaar nalatenschap

      De vereffenaar van een nalatenschap moet binnen zes maanden nadat de voor het indienen van vorderingen gestelde tijd is verstreken, een rekening en verantwoording en een uitdelingslijst ten kantore van de boedelnotaris of, indien deze ontbreekt, ter griffie van de rechtbank ter kennisneming van een ieder neer te leggen. De kantonrechter kan deze termijn verlengen (art. 4:218 lid 1 B.W.).

      Deze bepaling geldt voor een door de rechtbank benoemde vereffenaar, behoudens vrijstelling en het geval dat alle hem bekende schulden volledig worden voldaan, en voor erfgenamen die uit hoofde van beneficiaire aanvaarding als vereffenaar optreden, indien de kantonrechter dit bepaalt.

      Bekendmaking deponering rekening en verantwoording nalatenschap

      De vereffenaar maakt de neerlegging op dezelfde wijze openlijk bekend als de oproep tot aanmelding van vorderingen en bovendien per brief aan de erfgenamen, de legatarissen en allen die zich als schuldeiser hebben aangemeld (art. 4:218 lid 2 B.W.).

      Verzet tegen de rekening en verantwoording of uitdelingslijst nalatenschap

      Binnen een maand na deze openlijke bekendmaking kan iedere belanghebbende tegen de rekening en verantwoording of tegen de uitdelingslijst bij de kantonrechter of, indien een rechter-commissaris is benoemd, bij de rechtbank in verzet komen (art. 4:218 lid 3 B.W.).

      Deponering uitdelingslijst nalatenschap niet vereist bij positieve boedel

      Als er sprake is van een positieve nalatenschap, rust op een benoemde vereffenaar niet de verplichting van artikel 4:218 lid 1 B.W. om een rekening en verantwoording en een uitdelingslijst neer te leggen (art. 4:221 lid 2 BW.).

      Dat betekent echter niet dat een benoemde vereffenaar geen rekening en verantwoording en uitdelingslijst hoeft op te maken. De benoemde vereffenaar is dan gehouden om rekening en verantwoording af te leggen aan de erfgenamen van de overledene (art. 4:221 lid 3 B.W.). Daarin zal het loon van de benoemde vereffenaar terugkomen. Als de erfgenamen van de overledene zich niet kunnen verenigen met die rekening en verantwoording, kunnen zij hun geschil voorleggen aan de kantonrechter (art. 4:161 lid 4 B.W. – inzake testamentair bewind – in samenhang met art. 1:374 lid 2 B.W.).

      Intrekking gedeponeerde uitdelingslijst

      De vereffenaar kan in de opvatting van de P-G in diens conclusie PHR 3 juni 2022 een uitdelingslijst of tussentijdse uitdelingslijst ook intrekken, als daar gegronde redenen voor zijn. Zoals fouten in de uitdelingslijst of gewijzigde omstandigheden waardoor de uitdelingslijst moet worden aangepast. Het wachten is op de beslissing van de Hoge Raad.

      De P-G citeert twee uitspraken van de Rb. Amsterdam:

      “Uit de feitenrechtspraak is in ieder geval één ander voorbeeld van een tussentijdse uitdeling in het kader van vereffening van een nalatenschap bekend. In twee uitspraken van de rechtbank Amsterdam van 12 december 2019 wordt door twee verschillende schuldeisers tegen deze tussentijdse uitdelingslijst ingesteld verzet behandeld. In beide zaken was verzet ingesteld omdat de gestelde vorderingen niet door de vereffenaar zijn erkend en niet op de tussentijdse uitdelingslijst zijn geplaatst.

      Over de mogelijkheid van een tussentijdse uitdeling heeft de rechtbank in ECLI:NL:RBAMS:2019:9518 het volgende overwogen:

      ‘4.1. (…) Hoewel een wettelijke regeling ten aanzien van een tussentijdse uitdeling en/of tussentijdse rekening en verantwoording ontbreekt, laat de wet daartoe wel de mogelijkheid open. Daarbij zal voor zoveel mogelijk aansluiting dienen te worden gezocht bij de wijze waarop de vereffening van een nalatenschap in de wet is geregeld. Dat betekent dat tegen de tussentijdse uitdeling en rekening en verantwoording ook de mogelijkheid van verzet, zoals is bepaald in artikel 4:218 lid 3 BW, dient te worden opengesteld.’ “

      De P-G verwijst hierbij ook naar het arrest HR 25 juni 1999 (nog niet op ECLI; NJ 1999/667 m.nt. P. van Schilfgaarde, JOR 2000/14 m.nt. W.J.M. van Andel (Credit Suisse/Slijper c.s.), rov. 3.5.2-3.5.3.) over intrekking van al gedeponeerde uitdelingslijsten in het faillissement van de Fokker-vennootschappen. Ook daar werd intrekking mogelijk geacht. De opvatting van de rechtbank in de zaak over de intrekking van de tussentijdse uitkeringslijst in de nalatenschap, dat intrekking alleen mogelijk zou zijn in geval van fouten, wijst de P-G in zijn hiervoor vermelde conclusie van 3 juni 2022 van de hand.

      Verbintenissen tot levering goed uit nalatenschap

      Verbintenissen die tot levering van een goed der nalatenschap of tot vestiging van een beperkt recht op een zodanig goed verplichten, worden in een geldschuld omgezet, voor zover een tekort dit nodig maakt. Andere verbintenissen die niet in geld luiden, en verbintenissen onder een opschortende voorwaarde worden in de uitdelingslijst slechts op verzoek van de schuldeiser opgenomen; in dat geval worden zij omgezet in een geldschuld. De vordering van een legitimaris wordt, indien zij ingevolge artikel 81 lid 2, een voorwaarde als bedoeld in artikel 82 of een beschikking als bedoeld in artikel 83 niet opeisbaar is, niet in de uitdelingslijst opgenomen (art. 4:218 lid 4 B.W.).

      Overeenkomstige toepassing regels Faillissementswet op verdeling nalatenschap

      Voor het overige vinden bij de berekening van ieders vordering, het opmaken van de uitdelingslijst en het verzet daartegen de dienaangaande in de Faillissementswet voorkomende voorschriften zoveel mogelijk overeenkomstige toepassing (art. 4:218 lid 5 B.W.).

      De fixatie van rente geldt echter niet bij nalatenschappen

      De Hoge Raad heeft in het arrest HR 17 september 2021 (geen fixatie rente nalatenschap) prejudiciële vragen over deze laatste bepaling beantwoord. Deze zaak gaat over de vraag of bij vereffening van een nalatenschap de rente over schulden van de nalatenschap buiten beschouwing dient te blijven op grond van overeenkomstige toepassing van art. 128 Fw.. Zie over deze bepaling de pagina Verificatie (in faillissement).

      De Hoge Raad beantwoordt de vraag van de Kantonrechter aldus, dat de fixatie van de rente over schulden, zoals die in faillissement geldt, niet van toepassing is bij nalatenschappen. De aard van de vereffening van een nalatenschap verschilt in dat opzicht van dat van een faillissement, waarin een tekort doorgaans gegeven is. Wanneer er toch baten resteren, dan is een tweede faillissement nodig. De Hoge Raad acht het niet wenselijk dat dit bij een nalatenschap gebeurt.

      Lees de bespreking op Lawyrup van het arrest HR 17 september 2021 (geen fixatie rente nalatenschap) (lees Rechtspraak).

      Hoger beroep tegen beschikkingen R-C over verdeling nalatenschap binnen 5 dagen

      Van de beschikkingen van de rechter-commissaris op grond van Afd. 3, Titel 6, Boek 4 B.W. (de verdeling van de nalatenschap) is gedurende vijf dagen hoger beroep op de rechtbank toegelaten (art. 676b Rv.). Zie de pagina Rechtsmiddelen tegen beschikkingen in procedures nalatenschap in Boek III Rv..

      Dit behoudens voor zover het beschikkingen betreft waartegen, indien zij door de kantonrechter waren gegeven, geen hogere voorziening is toegelaten.

      Auteur & Last edit

      [MdV, 9-10-2021; laatste bewerking 13-04-2024]

      Vereffening van de nalatenschap (Afd. 3, Titel 6, Boek 4 B.W.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!