Pagina inhoud

    De wettelijke gemeenschap van goederen (Titel 7, Boek 1 B.W.)

    Inleiding wettelijke gemeenschap van goederen

    In Titel 7 van Boek 1 B.W. wordt een regeling gegeven van de wettelijke gemeenschap van goederen. Deze regels gelden voor echtgenoten en uiteraard ook voor geregistreerde partners, die voor de wet dezelfde status hebben als echtgenoten. Deze kent 4 Afdelingen:

    1. Algemene bepalingen wettelijke gemeenschap (art. 1:93 B.W. t/m art. 1:96b B.W.);

    2. Bestuur van de gemeenschap (art. 1:97 B.W.);

    3. Ontbinding van de gemeenschap (art. 1:99 B.W. t/m art. 1:108 B.W.);

    4. Opheffing van de gemeenschap bij beschikking (art. 1:109 B.W. t/m art. 1:113 B.W.).

    De wettelijke gemeenschap van goederen is een species van de gemeenschap van goederen geregeld in Titel 7, Boek 3 B.W. (zie de pagina Gemeenschap van goederen).

    Ingrijpende wijzigingen van de wettelijke gemeenschap van goederen

    Wijziging huwelijksvermogensrecht (2012)

    Per 1 januari 2012 heeft een eerste wijziging van het huwelijksvermogensrecht plaatsgevonden. Zie de Kamerstukken voor wetsvoorstel/dossier 28867. Daarbij is onder meer art. 1:95 B.W. gewijzigd. Zie Stb. 2011, 205 voor de inhoud van de wetswijzigingen per die datum.

    Wijziging huwelijksgoederenrecht (2018): algehele gemeenschap niet meer de norm

    Het huwelijksgoederenrecht is per 1 januari 2018 ingrijpend gewijzigd (zie “Wet tot wijziging van het B.W. en de Fw. teneinde de omvang van de wettelijke gemeenschap van goederen te beperken” Stb., 2017, 177 en Besluit datum in werking treding, Stb. 2017, 178). Voor deze wijziging was het uitgangspunt van de wet, dat alle bezittingen en schulden van de echtgenoten in de gemeenschap van goederen vielen. Ook alle bezittingen en schulden die zij bij aangaan van het huwelijk bezaten, vielen in de gemeenschap. Kortom uitgangspunt was dat hutje bij mutje gegooid werd.

    Alles was van beide echtgenoten, tenzij echtgenoten huwelijkse voorwaarden maakten, of wanneer bvb. een erflater in het testament bepaalde, dat de erfenis die hij aan een echtgenoot naliet, niet in de huwelijksgemeenschap viel. Vanaf 1 januari 2018 is dit principe gewijzigd voor de bezittingen en schulden die de echtelieden bij aangaan van het huwelijk hebben. Uitgangspunt van de wet is nu: alleen wat de echtgenoten voor het huwelijk al gezamenlijk bezaten, en alles wat zij staande huwelijk verwerven, valt in de gemeenschap. Voor de schulden geldt hetzelfde. Zie de MvT van Minister Donner (vergaderjaar 2002-2003) bij het wetsvoorstel nr. 28 867 waarop hieronder nader wordt ingegaan.

    Met het nieuwe wettelijke systeem van de huwelijksgoederengemeenschap – door de Minister aangeduid als “het hoofdstelsel” – waarvan bij huwelijkse voorwaarden kan worden afgeweken, beoogde de wetgever onder meer modernisering van de wet die stamde van net na WO II. Sindsdien waren de verhoudingen gewijzigd: emancipatie van de vrouw, meer werkende vrouwen en meer echtscheidingen. De wet moest meer passend worden voor de grootste gemene deler van de echtparen, die geen huwelijkse voorwaarden maken. En daarnaast was er behoefte een aantal weeffouten te herstellen. Het uitgangspunt bleef wel, dat het wettelijk systeem uitgaat van gemeenschap van goederen.

    Met de wijziging zijn de volgende onderwerpen aangepast:

    1. De voorgestelde beperking van de gemeenschap van goederen impliceert het volgende:

    a. het uitzonderen van aangebrachte goederen en schulden, giften en erfrechtelijke verkrijgingen van boedelmenging (zie artikel 94 en paragraaf 9);

    b. het opnemen van een algemene bepaling over zaaksvervanging en een regeling van de vergoedingsvorderingen die ontstaan wanneer een echtgenoot zowel onder aanwending van gelden uit de gemeenschap als onder aanwending van privé-vermogen goederen aanschaft (artikel 95);

    c. het vervroegen van het moment waarop in geval van echtscheiding en scheiding van tafel en bed boedelmenging eindigt, namelijk op het moment van indiening van het verzoek tot echtscheiding;

    d. het beperken van de verhaalsmogelijkheden voor privéschuldeisers (artikel 96) en het afschaffen van de hoofdelijke aansprakelijkheid van artikel 102

    e. het in verband met het vorenstaande laten vervallen van de regeling van de twee beperkte gemeenschappen van winst en verlies en van vruchten en inkomsten.

    2. De bestuursregeling wordt in die zin gewijzigd dat elke echtgenoot afzonderlijk bestuursbevoegd is over de niet op naam staande goederen der gemeenschap; goederen op naam worden, evenals nu, bestuurd door degene op wiens naam zij staan (artikel 97).

    3. en verder:

    a. het opnemen van een wederkerig recht op informatie over het gevoerde bestuur en over de stand van ieders vermogen ongeacht de aard van het tussen echtgenoten geldende huwelijksgoederenregime (artikel 83);

    b. het opnemen van een bepaling inzake vergoedingsvorderingen die ontstaan wanneer de ene echtgenoot de andere echtgenoot gelden ter beschikking stelt voor de verwerving of verbetering van goederen; ook deze aanpassing geldt ongeacht de aard van het gekozen huwelijksgoederenregime (artikel 87).

    Auteur & Last edit

    [MdV, 21-04-2020; laatste bewerking 13-06-2021]

    Pagina inhoud

      De wettelijke gemeenschap van goederen (Titel 7, Boek 1 B.W.)

      Inleiding wettelijke gemeenschap van goederen

      In Titel 7 van Boek 1 B.W. wordt een regeling gegeven van de wettelijke gemeenschap van goederen. Deze regels gelden voor echtgenoten en uiteraard ook voor geregistreerde partners, die voor de wet dezelfde status hebben als echtgenoten. Deze kent 4 Afdelingen:

      1. Algemene bepalingen wettelijke gemeenschap (art. 1:93 B.W. t/m art. 1:96b B.W.);

      2. Bestuur van de gemeenschap (art. 1:97 B.W.);

      3. Ontbinding van de gemeenschap (art. 1:99 B.W. t/m art. 1:108 B.W.);

      4. Opheffing van de gemeenschap bij beschikking (art. 1:109 B.W. t/m art. 1:113 B.W.).

      De wettelijke gemeenschap van goederen is een species van de gemeenschap van goederen geregeld in Titel 7, Boek 3 B.W. (zie de pagina Gemeenschap van goederen).

      Ingrijpende wijzigingen van de wettelijke gemeenschap van goederen

      Wijziging huwelijksvermogensrecht (2012)

      Per 1 januari 2012 heeft een eerste wijziging van het huwelijksvermogensrecht plaatsgevonden. Zie de Kamerstukken voor wetsvoorstel/dossier 28867. Daarbij is onder meer art. 1:95 B.W. gewijzigd. Zie Stb. 2011, 205 voor de inhoud van de wetswijzigingen per die datum.

      Wijziging huwelijksgoederenrecht (2018): algehele gemeenschap niet meer de norm

      Het huwelijksgoederenrecht is per 1 januari 2018 ingrijpend gewijzigd (zie “Wet tot wijziging van het B.W. en de Fw. teneinde de omvang van de wettelijke gemeenschap van goederen te beperken” Stb., 2017, 177 en Besluit datum in werking treding, Stb. 2017, 178). Voor deze wijziging was het uitgangspunt van de wet, dat alle bezittingen en schulden van de echtgenoten in de gemeenschap van goederen vielen. Ook alle bezittingen en schulden die zij bij aangaan van het huwelijk bezaten, vielen in de gemeenschap. Kortom uitgangspunt was dat hutje bij mutje gegooid werd.

      Alles was van beide echtgenoten, tenzij echtgenoten huwelijkse voorwaarden maakten, of wanneer bvb. een erflater in het testament bepaalde, dat de erfenis die hij aan een echtgenoot naliet, niet in de huwelijksgemeenschap viel. Vanaf 1 januari 2018 is dit principe gewijzigd voor de bezittingen en schulden die de echtelieden bij aangaan van het huwelijk hebben. Uitgangspunt van de wet is nu: alleen wat de echtgenoten voor het huwelijk al gezamenlijk bezaten, en alles wat zij staande huwelijk verwerven, valt in de gemeenschap. Voor de schulden geldt hetzelfde. Zie de MvT van Minister Donner (vergaderjaar 2002-2003) bij het wetsvoorstel nr. 28 867 waarop hieronder nader wordt ingegaan.

      Met het nieuwe wettelijke systeem van de huwelijksgoederengemeenschap – door de Minister aangeduid als “het hoofdstelsel” – waarvan bij huwelijkse voorwaarden kan worden afgeweken, beoogde de wetgever onder meer modernisering van de wet die stamde van net na WO II. Sindsdien waren de verhoudingen gewijzigd: emancipatie van de vrouw, meer werkende vrouwen en meer echtscheidingen. De wet moest meer passend worden voor de grootste gemene deler van de echtparen, die geen huwelijkse voorwaarden maken. En daarnaast was er behoefte een aantal weeffouten te herstellen. Het uitgangspunt bleef wel, dat het wettelijk systeem uitgaat van gemeenschap van goederen.

      Met de wijziging zijn de volgende onderwerpen aangepast:

      1. De voorgestelde beperking van de gemeenschap van goederen impliceert het volgende:

      a. het uitzonderen van aangebrachte goederen en schulden, giften en erfrechtelijke verkrijgingen van boedelmenging (zie artikel 94 en paragraaf 9);

      b. het opnemen van een algemene bepaling over zaaksvervanging en een regeling van de vergoedingsvorderingen die ontstaan wanneer een echtgenoot zowel onder aanwending van gelden uit de gemeenschap als onder aanwending van privé-vermogen goederen aanschaft (artikel 95);

      c. het vervroegen van het moment waarop in geval van echtscheiding en scheiding van tafel en bed boedelmenging eindigt, namelijk op het moment van indiening van het verzoek tot echtscheiding;

      d. het beperken van de verhaalsmogelijkheden voor privéschuldeisers (artikel 96) en het afschaffen van de hoofdelijke aansprakelijkheid van artikel 102

      e. het in verband met het vorenstaande laten vervallen van de regeling van de twee beperkte gemeenschappen van winst en verlies en van vruchten en inkomsten.

      2. De bestuursregeling wordt in die zin gewijzigd dat elke echtgenoot afzonderlijk bestuursbevoegd is over de niet op naam staande goederen der gemeenschap; goederen op naam worden, evenals nu, bestuurd door degene op wiens naam zij staan (artikel 97).

      3. en verder:

      a. het opnemen van een wederkerig recht op informatie over het gevoerde bestuur en over de stand van ieders vermogen ongeacht de aard van het tussen echtgenoten geldende huwelijksgoederenregime (artikel 83);

      b. het opnemen van een bepaling inzake vergoedingsvorderingen die ontstaan wanneer de ene echtgenoot de andere echtgenoot gelden ter beschikking stelt voor de verwerving of verbetering van goederen; ook deze aanpassing geldt ongeacht de aard van het gekozen huwelijksgoederenregime (artikel 87).

      Auteur & Last edit

      [MdV, 21-04-2020; laatste bewerking 13-06-2021]

      De wettelijke gemeenschap van goederen (Titel 7, Boek 1 B.W.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!