Pagina inhoud

    Inschrijvingen betreffende registergoederen (Afd. 2, Titel 1, Boek 3 B.W.)

    Inleiding inschrijvingen registergoederen

    Afd. 2. Titel 1 van Boek 3 B.W. is gewijd aan inschrijvingen met betrekking tot registergoederen. Deze afdeling omvat 16 artikelen (art. 3:16 B.W. t/m art. 3:31 B.W.).

    Openbare registers

    Art. 3:16 lid 1 B.W. bepaalt, dat er openbare registers worden bijgehouden, waarin feiten die van belang zijn voor de rechtstoestand van “registergoederen” worden bijgehouden.

    In lid 2 wordt bepaald, dat bij wet wordt bepaald welke registers dit zijn. Voorts wordt bij wet geregeld:

    – waar en op welke wijze een inschrijving in de registers kan worden verkregen;

    – welke stukken daartoe aan de bewaarder moeten worden aangeboden;

    – wat deze stukken moeten inhouden;

    – hoe de registers worden ingericht;

    – hoe de inschrijvingen daarin geschieden, en

    – hoe de registers kunnen worden geraadpleegd.

    Uitleg van notariële akten inzake registergoederen

    Bij de uitleg van notariele akten met betrekking tot inschrijvingen inzake registergoederen is een objectieve uitleg voorgeschreven. Zie nader de pagina Akten en vonnissen over deze uitlegmethode.

    Kadasterwet

    Eén van de belangrijkste registers is het Kadaster. De inrichting en registratie in het Kadaster is geregeld in de Kadasterwet. In art. 8 lid 1 aanhef en sub a Kadasterwet is bepaald, dat er een register wordt bijgehouden van onroerende zaken, schepen en luchtvaartuigen.

    De Dienst stelt nadere regels voor de registratie. In art. 46 lid 1 Kadasterwet is bepaald, dat ook algemene voorwaarden, modelreglementen en andere stukken die betrekking hebben op ingeschreven registergoederen, kunnen worden ingeschreven.

    In Titel 1, Hoofdstuk 3 Kadasterwet wordt de basisregistratie met betrekking tot onroerende zaken – en de eigendomsrelatie daarvan – geregeld. De registratie voor schepen is geregeld in Hoofdstuk 5 Kadasterwet. En die voor luchtvaartuigen in Hoofdstuk 6 Kadasterwet.

    In te schrijven feiten m.b.t. de rechtstoestand

    Art. 3:17 B.W. bepaalt nader, welke (andere) feiten er kunnen worden ingeschreven. De bewaarder verstrekt de aanbieder van in te schrijven stukken een ontvangstbewijs (art. 3:18 B.W.).

    Gang van zaken inschrijving

    In art. 3:19 B.W. en art. 3:20 B.W. wordt de verdere gang van zaken rond de inschrijving uitgewerkt. Als de stukken compleet zijn, schrijft de bewaarder deze direct in. Hij kan incomplete stukken weigeren en aanvulling vragen.

    Rangorde van inschrijving

    Voor de rechtsgevolgen van de inschrijving kan de rangorde in de praktijk groot verschil uitmaken. In art. 3:21 B.W. wordt nader ingegaan op de rangorde. In beginsel wordt de rangorde van inschrijving bepaald door de volgorde der tijdstippen van inschrijving (lid 1). Bij gelijktijdige aanbieding is datum en tijdstip van de in te schrijven akte bepalend (lid 2).

    Betwisting ingeschreven feit

    Eenmaal ingeschreven kan het ingeschreven feit niet meer worden betwist door de procedure van inschrijving te betwisten (art. 3:22 B.W.).

    Goede trouw verkrijger registergoed

    Een verkrijger kan zich niet op goede trouw beroepen als uit raadpleging van het register zou zijn gebleken dat de rechtstoestand in de weg stond aan de verkrijging (art. 3:23 B.W.).

    Procedures rond inschrijving

    In de art. 3:24 B.W. tot en met art. 3:29 B.W. zijn enkele regels gegeven inzake de betwisting van de juistheid van inschrijvingen.

    Niet ingeschreven rechtsfeit kan niet worden tegengeworpen aan een wel ingeschreven rechtshandeling

    Indien op het tijdstip waarop een rechtshandeling tot verkrijging van een recht op een registergoed onder bijzondere titel in de registers wordt ingeschreven, een eveneens voor inschrijving in de registers vatbaar feit niet met betrekking tot dat registergoed ingeschreven was, kan dit feit aan de verkrijger niet worden tegengeworpen, tenzij hij het kende (art. 3:24 lid 1 B.W.).

    Het bepaalde in lid 1 geldt niet in de volgende gevallen (art. 3:24 lid 2 B.W.):

    a. feiten die naar hun aard vatbaar zijn voor inschrijving in een register van de burgerlijke stand, een huwelijksgoederenregister of een boedelregister, ook indien het feit in een gegeven geval daarin niet kan worden ingeschreven, omdat daarop de Nederlandse wet niet van toepassing is;

    b. in het curateleregister en bewindregister ingeschreven ondercuratelestelling en opheffing van curatele;

    c. in het faillissementsregister, het surséanceregister en het register schuldsaneringsregeling natuurlijke personen ingeschreven rechterlijke uitspraken;

    d. aanvaarding en verwerping van een nalatenschap;

    e. verjaring.

    Inschrijving uiterste wilsbeschikkingen en erfopvolgingen binnen drie maanden

    Het eerste lid is evenmin van toepassing ten aanzien van erfopvolgingen en uiterste wilsbeschikkingen die op het tijdstip van de inschrijving van de rechtshandeling nog niet ingeschreven waren, doch daarna, mits binnen drie maanden na de dood van de erflater, alsnog in de registers zijn ingeschreven (art. 3:24 lid 3 B.W.).

    Inroepen onjuistheid eerder ingeschreven feit jegens latere verkrijger registergoed

    Indien op het tijdstip waarop een rechtshandeling ter verkrijging van een recht op een registergoed onder bijzondere titel wordt ingeschreven, een feit met betrekking tot dat registergoed in de registers was ingeschreven krachtens een authentieke akte waarin het feit door een ambtenaar met kracht van authenticiteit werd vastgesteld, kan de onjuistheid van dit feit aan de verkrijger niet worden tegengeworpen, tenzij hij deze onjuistheid kende of door raadpleging van de registers de mogelijkheid daarvan had kunnen kennen (art. 3:25 B.W.).

    Indien op het tijdstip waarop een rechtshandeling ter verkrijging van een recht op een registergoed onder bijzondere titel wordt ingeschreven, met betrekking tot dat registergoed een onjuist feit in de registers ingeschreven was, kan de onjuistheid van dit feit door hem die redelijkerwijze voor overeenstemming van de registers met de werkelijkheid had kunnen zorgdragen, aan de verkrijger niet worden tegengeworpen, tenzij deze de onjuistheid kende of door raadpleging van de registers de mogelijkheid daarvan had kunnen kennen (art. 3:26 B.W.).

    Verklaring vorderen inzake recht op een registergoed

    Degeen die beweert een recht op een registergoed te hebben, kan alle belanghebbenden bij openbare oproeping, en daarnaast hen die als rechthebbende of beslaglegger op dat goed ingeschreven staan, ieder bij name dagvaarden om te horen verklaren dat hem het recht waarop hij aanspraak maakt, toekomt. Alvorens een zodanige eis toe te wijzen, kan de rechter de maatregelen bevelen en de bewijsopdrachten doen, welke hij in het belang van mogelijke niet-verschenen rechthebbenden nuttig oordeelt (art. 3:27 lid 1 B.W.).

    Een krachtens dit artikel verkregen verklaring wordt niet in de registers ingeschreven, voordat het vonnis (vgl. art. 3:301 lid 1 B.W.) in kracht van gewijsde is gegaan (zie ook de pagina Rechtsvorderingen).

    Tegen het vonnis is geen verzet toegelaten (art. 3:27 lid 2 B.W.). Hoger beroep en cassatie staan volgens de gewone regels open, behoudens de volgende uitzonderingen. Art, 335 Rv. is niet van toepassing. De termijn voor hoger beroep begint voor niet-verschenen belanghebbenden te lopen vanaf de betekening van de uitspraak aan hen bij name, voor zover zij ingeschreven waren, of bij openbaar exploit, zo zij niet ingeschreven waren. Cassatie staat alleen open voor verschenen belanghebbenden.

    Belangrijk is er op te letten, dat een rechtsmiddel tegen een dergelijk vonnis – op straffe van niet-ontvankelijkheid – binnen 8 dagen moet worden ingeschreven in het rechtsmiddelenregister als bedoeld in art. 433 Rv. (zie de pagina Algemene regels tenuitvoerlegging), op straffe van niet-ontvankelijkheid (zie de pagina Rechtsvorderingen). Zie over het belang van het rechtsmiddelenregister ook het blog ‘Vergeet het rechtsmiddelenregister niet’, van Renze Streng.

    De krachtens lid 1 ingeschreven verklaring wordt ten aanzien van niet-verschenen belanghebbenden die niet bij name zijn gedagvaard, vermoed juist te zijn, zolang het tegendeel niet bewezen is (art. 3:27 lid 3 B.W.). Op de onjuistheid kan echter geen beroep worden gedaan ten nadele van hen die, daarmee onbekend, de verkrijger van het vonnis onder bijzondere titel zijn opgevolgd.

    Openbare betekening

    Een openbare oproeping als bedoeld in lid 1 geschiedt overeenkomstig artikel 54, tweede en derde lid Rv.. Een openbaar exploot als bedoeld in lid 2 geschiedt op dezelfde wijze, tenzij de rechter nadere maatregelen voorschrijft als bedoeld in lid 1. De in lid 1 bedoelde maatregelen kunnen bestaan in het voorschrijven van al of niet herhaalde aankondigingen van een door de rechter vast te stellen inhoud in één of meer binnen- of buitenlandse dagbladen. Zie ook de pagina Exploten over de openbare betekening.

    Verklaring van waardeloosheid inschrijving

    Is een inschrijving waardeloos, dan zijn degenen te wier behoeve zij anders zou hebben gestrekt, verplicht van deze waardeloosheid aan hem die daarbij een onmiddellijk belang heeft, op diens verzoek een schriftelijke verklaring af te geven. De verklaringen vermelden de feiten waarop de waardeloosheid berust, tenzij de inschrijving een hypotheek of een beslag betreft (art. 3:28 lid 1 B.W.).

    Inschrijving verklaring van waardeloosheid

    Verklaringen als in lid 1 bedoeld kunnen in de registers worden ingeschreven. Indien de inschrijving een hypotheek of een beslag betreft, machtigen deze verklaringen na inschrijving gezamenlijk de bewaarder tot doorhaling daarvan (art. 3:28 lid 2 B.W.).

    Vordering waardeloosverklaring inschrijving Kadaster

    Wanneer de betrokkenen die verklaring niet willen geven, kan de waardeloos verklaring worden gevorderd voor de rechter (art. 3:29 lid 1 B.W.). Belangrijk is ook hier om er op te letten, dat een rechtsmiddel tegen een dergelijk vonnis binnen 8 dagen moet worden ingeschreven, op straffe van niet-ontvankelijkheid (zie de pagina Rechtsvorderingen).

    Alvorens een zodanige verklaring uit te spreken kan de rechter de maatregelen bevelen en de bewijsopdrachten doen, die hij in het belang van mogelijk niet-verschenen rechthebbenden nuttig oordeelt (art. 3:29 lid 2 B.W.).

    Ook hier geldt – volgens het bepaalde in art. 3:29 lid 3 B.W. – dat verzet, hoger beroep en cassatie moeten op straffe van niet- ontvankelijkheid binnen acht dagen na het instellen van het rechtsmiddel worden ingeschreven in de registers, bedoeld in art. 433 Rv.. Als voor een ingeschreven verweerder geen verzet, maar hoger beroep openstaat, geldt hetzelfde voor zijn rechtverkrijgenden die geen nieuwe inschrijving hebben genomen.

    In afwijking van art. 143 Rv. begint de termijn van verzet in elk geval te lopen vanaf de betekening van het vonnis aan de ingeschreven verweerder, ook als de betekening niet aan hem in persoon geschiedt, zulks mede ten opzichte van zijn rechtverkrijgenden die geen nieuwe inschrijving hebben genomen, tenzij de rechter hiertoe nadere maatregelen heeft bevolen en aan dat bevel niet is voldaan. Cassatie staat alleen open voor verschenen belanghebbenden.

    Het vonnis dat de verklaring bevat, kan niet worden ingeschreven, voordat het in kracht van gewijsde is gegaan. Indien de waardeloze inschrijving een hypotheek of beslag betreft, machtigt het vonnis na inschrijving de bewaarder tot doorhaling daarvan art. 3:29 lid 4 B.W..

    In de zaak Rb. Noord Holland 15 januari 2014 oordeelde de rechtbank, dat eiser als derde niet was benadeeld door onjuiste inschrijving. De vorderingen tegen notaris en Kadaster werden afgewezen.

    Staat aansprakelijk voor onjuiste inschrijving in Kadaster

    Als iemand zijn recht verliest door een verkeerde inschrijving in de zin van art. 3:30 B.W., dan is de Staat aansprakelijk. Dit onverminderd de aansprakelijkheden van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers, bedoeld in art. 117, eerste en tweede lid Kadasterwet

    Wettelijk verplichte notariële akte: uitsluitend Nederlandse notaris

    Als de wet een notariële akte of notariële verklaring voorschrijft, dan wordt bedoeld een Nederlandse notaris art. 3:31 B.W..

    Auteur & last edit

    [MdV, 19-07-2018; laatste bewerking 13-09-2022]

    Inschrijvingen betreffende registergoederen (Afd. 2, Titel 1, Boek 3 B.W.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      Inschrijvingen betreffende registergoederen (Afd. 2, Titel 1, Boek 3 B.W.)

      Inleiding inschrijvingen registergoederen

      Afd. 2. Titel 1 van Boek 3 B.W. is gewijd aan inschrijvingen met betrekking tot registergoederen. Deze afdeling omvat 16 artikelen (art. 3:16 B.W. t/m art. 3:31 B.W.).

      Openbare registers

      Art. 3:16 lid 1 B.W. bepaalt, dat er openbare registers worden bijgehouden, waarin feiten die van belang zijn voor de rechtstoestand van “registergoederen” worden bijgehouden.

      In lid 2 wordt bepaald, dat bij wet wordt bepaald welke registers dit zijn. Voorts wordt bij wet geregeld:

      – waar en op welke wijze een inschrijving in de registers kan worden verkregen;

      – welke stukken daartoe aan de bewaarder moeten worden aangeboden;

      – wat deze stukken moeten inhouden;

      – hoe de registers worden ingericht;

      – hoe de inschrijvingen daarin geschieden, en

      – hoe de registers kunnen worden geraadpleegd.

      Uitleg van notariële akten inzake registergoederen

      Bij de uitleg van notariele akten met betrekking tot inschrijvingen inzake registergoederen is een objectieve uitleg voorgeschreven. Zie nader de pagina Akten en vonnissen over deze uitlegmethode.

      Kadasterwet

      Eén van de belangrijkste registers is het Kadaster. De inrichting en registratie in het Kadaster is geregeld in de Kadasterwet. In art. 8 lid 1 aanhef en sub a Kadasterwet is bepaald, dat er een register wordt bijgehouden van onroerende zaken, schepen en luchtvaartuigen.

      De Dienst stelt nadere regels voor de registratie. In art. 46 lid 1 Kadasterwet is bepaald, dat ook algemene voorwaarden, modelreglementen en andere stukken die betrekking hebben op ingeschreven registergoederen, kunnen worden ingeschreven.

      In Titel 1, Hoofdstuk 3 Kadasterwet wordt de basisregistratie met betrekking tot onroerende zaken – en de eigendomsrelatie daarvan – geregeld. De registratie voor schepen is geregeld in Hoofdstuk 5 Kadasterwet. En die voor luchtvaartuigen in Hoofdstuk 6 Kadasterwet.

      In te schrijven feiten m.b.t. de rechtstoestand

      Art. 3:17 B.W. bepaalt nader, welke (andere) feiten er kunnen worden ingeschreven. De bewaarder verstrekt de aanbieder van in te schrijven stukken een ontvangstbewijs (art. 3:18 B.W.).

      Gang van zaken inschrijving

      In art. 3:19 B.W. en art. 3:20 B.W. wordt de verdere gang van zaken rond de inschrijving uitgewerkt. Als de stukken compleet zijn, schrijft de bewaarder deze direct in. Hij kan incomplete stukken weigeren en aanvulling vragen.

      Rangorde van inschrijving

      Voor de rechtsgevolgen van de inschrijving kan de rangorde in de praktijk groot verschil uitmaken. In art. 3:21 B.W. wordt nader ingegaan op de rangorde. In beginsel wordt de rangorde van inschrijving bepaald door de volgorde der tijdstippen van inschrijving (lid 1). Bij gelijktijdige aanbieding is datum en tijdstip van de in te schrijven akte bepalend (lid 2).

      Betwisting ingeschreven feit

      Eenmaal ingeschreven kan het ingeschreven feit niet meer worden betwist door de procedure van inschrijving te betwisten (art. 3:22 B.W.).

      Goede trouw verkrijger registergoed

      Een verkrijger kan zich niet op goede trouw beroepen als uit raadpleging van het register zou zijn gebleken dat de rechtstoestand in de weg stond aan de verkrijging (art. 3:23 B.W.).

      Procedures rond inschrijving

      In de art. 3:24 B.W. tot en met art. 3:29 B.W. zijn enkele regels gegeven inzake de betwisting van de juistheid van inschrijvingen.

      Niet ingeschreven rechtsfeit kan niet worden tegengeworpen aan een wel ingeschreven rechtshandeling

      Indien op het tijdstip waarop een rechtshandeling tot verkrijging van een recht op een registergoed onder bijzondere titel in de registers wordt ingeschreven, een eveneens voor inschrijving in de registers vatbaar feit niet met betrekking tot dat registergoed ingeschreven was, kan dit feit aan de verkrijger niet worden tegengeworpen, tenzij hij het kende (art. 3:24 lid 1 B.W.).

      Het bepaalde in lid 1 geldt niet in de volgende gevallen (art. 3:24 lid 2 B.W.):

      a. feiten die naar hun aard vatbaar zijn voor inschrijving in een register van de burgerlijke stand, een huwelijksgoederenregister of een boedelregister, ook indien het feit in een gegeven geval daarin niet kan worden ingeschreven, omdat daarop de Nederlandse wet niet van toepassing is;

      b. in het curateleregister en bewindregister ingeschreven ondercuratelestelling en opheffing van curatele;

      c. in het faillissementsregister, het surséanceregister en het register schuldsaneringsregeling natuurlijke personen ingeschreven rechterlijke uitspraken;

      d. aanvaarding en verwerping van een nalatenschap;

      e. verjaring.

      Inschrijving uiterste wilsbeschikkingen en erfopvolgingen binnen drie maanden

      Het eerste lid is evenmin van toepassing ten aanzien van erfopvolgingen en uiterste wilsbeschikkingen die op het tijdstip van de inschrijving van de rechtshandeling nog niet ingeschreven waren, doch daarna, mits binnen drie maanden na de dood van de erflater, alsnog in de registers zijn ingeschreven (art. 3:24 lid 3 B.W.).

      Inroepen onjuistheid eerder ingeschreven feit jegens latere verkrijger registergoed

      Indien op het tijdstip waarop een rechtshandeling ter verkrijging van een recht op een registergoed onder bijzondere titel wordt ingeschreven, een feit met betrekking tot dat registergoed in de registers was ingeschreven krachtens een authentieke akte waarin het feit door een ambtenaar met kracht van authenticiteit werd vastgesteld, kan de onjuistheid van dit feit aan de verkrijger niet worden tegengeworpen, tenzij hij deze onjuistheid kende of door raadpleging van de registers de mogelijkheid daarvan had kunnen kennen (art. 3:25 B.W.).

      Indien op het tijdstip waarop een rechtshandeling ter verkrijging van een recht op een registergoed onder bijzondere titel wordt ingeschreven, met betrekking tot dat registergoed een onjuist feit in de registers ingeschreven was, kan de onjuistheid van dit feit door hem die redelijkerwijze voor overeenstemming van de registers met de werkelijkheid had kunnen zorgdragen, aan de verkrijger niet worden tegengeworpen, tenzij deze de onjuistheid kende of door raadpleging van de registers de mogelijkheid daarvan had kunnen kennen (art. 3:26 B.W.).

      Verklaring vorderen inzake recht op een registergoed

      Degeen die beweert een recht op een registergoed te hebben, kan alle belanghebbenden bij openbare oproeping, en daarnaast hen die als rechthebbende of beslaglegger op dat goed ingeschreven staan, ieder bij name dagvaarden om te horen verklaren dat hem het recht waarop hij aanspraak maakt, toekomt. Alvorens een zodanige eis toe te wijzen, kan de rechter de maatregelen bevelen en de bewijsopdrachten doen, welke hij in het belang van mogelijke niet-verschenen rechthebbenden nuttig oordeelt (art. 3:27 lid 1 B.W.).

      Een krachtens dit artikel verkregen verklaring wordt niet in de registers ingeschreven, voordat het vonnis (vgl. art. 3:301 lid 1 B.W.) in kracht van gewijsde is gegaan (zie ook de pagina Rechtsvorderingen).

      Tegen het vonnis is geen verzet toegelaten (art. 3:27 lid 2 B.W.). Hoger beroep en cassatie staan volgens de gewone regels open, behoudens de volgende uitzonderingen. Art, 335 Rv. is niet van toepassing. De termijn voor hoger beroep begint voor niet-verschenen belanghebbenden te lopen vanaf de betekening van de uitspraak aan hen bij name, voor zover zij ingeschreven waren, of bij openbaar exploit, zo zij niet ingeschreven waren. Cassatie staat alleen open voor verschenen belanghebbenden.

      Belangrijk is er op te letten, dat een rechtsmiddel tegen een dergelijk vonnis – op straffe van niet-ontvankelijkheid – binnen 8 dagen moet worden ingeschreven in het rechtsmiddelenregister als bedoeld in art. 433 Rv. (zie de pagina Algemene regels tenuitvoerlegging), op straffe van niet-ontvankelijkheid (zie de pagina Rechtsvorderingen). Zie over het belang van het rechtsmiddelenregister ook het blog ‘Vergeet het rechtsmiddelenregister niet’, van Renze Streng.

      De krachtens lid 1 ingeschreven verklaring wordt ten aanzien van niet-verschenen belanghebbenden die niet bij name zijn gedagvaard, vermoed juist te zijn, zolang het tegendeel niet bewezen is (art. 3:27 lid 3 B.W.). Op de onjuistheid kan echter geen beroep worden gedaan ten nadele van hen die, daarmee onbekend, de verkrijger van het vonnis onder bijzondere titel zijn opgevolgd.

      Openbare betekening

      Een openbare oproeping als bedoeld in lid 1 geschiedt overeenkomstig artikel 54, tweede en derde lid Rv.. Een openbaar exploot als bedoeld in lid 2 geschiedt op dezelfde wijze, tenzij de rechter nadere maatregelen voorschrijft als bedoeld in lid 1. De in lid 1 bedoelde maatregelen kunnen bestaan in het voorschrijven van al of niet herhaalde aankondigingen van een door de rechter vast te stellen inhoud in één of meer binnen- of buitenlandse dagbladen. Zie ook de pagina Exploten over de openbare betekening.

      Verklaring van waardeloosheid inschrijving

      Is een inschrijving waardeloos, dan zijn degenen te wier behoeve zij anders zou hebben gestrekt, verplicht van deze waardeloosheid aan hem die daarbij een onmiddellijk belang heeft, op diens verzoek een schriftelijke verklaring af te geven. De verklaringen vermelden de feiten waarop de waardeloosheid berust, tenzij de inschrijving een hypotheek of een beslag betreft (art. 3:28 lid 1 B.W.).

      Inschrijving verklaring van waardeloosheid

      Verklaringen als in lid 1 bedoeld kunnen in de registers worden ingeschreven. Indien de inschrijving een hypotheek of een beslag betreft, machtigen deze verklaringen na inschrijving gezamenlijk de bewaarder tot doorhaling daarvan (art. 3:28 lid 2 B.W.).

      Vordering waardeloosverklaring inschrijving Kadaster

      Wanneer de betrokkenen die verklaring niet willen geven, kan de waardeloos verklaring worden gevorderd voor de rechter (art. 3:29 lid 1 B.W.). Belangrijk is ook hier om er op te letten, dat een rechtsmiddel tegen een dergelijk vonnis binnen 8 dagen moet worden ingeschreven, op straffe van niet-ontvankelijkheid (zie de pagina Rechtsvorderingen).

      Alvorens een zodanige verklaring uit te spreken kan de rechter de maatregelen bevelen en de bewijsopdrachten doen, die hij in het belang van mogelijk niet-verschenen rechthebbenden nuttig oordeelt (art. 3:29 lid 2 B.W.).

      Ook hier geldt – volgens het bepaalde in art. 3:29 lid 3 B.W. – dat verzet, hoger beroep en cassatie moeten op straffe van niet- ontvankelijkheid binnen acht dagen na het instellen van het rechtsmiddel worden ingeschreven in de registers, bedoeld in art. 433 Rv.. Als voor een ingeschreven verweerder geen verzet, maar hoger beroep openstaat, geldt hetzelfde voor zijn rechtverkrijgenden die geen nieuwe inschrijving hebben genomen.

      In afwijking van art. 143 Rv. begint de termijn van verzet in elk geval te lopen vanaf de betekening van het vonnis aan de ingeschreven verweerder, ook als de betekening niet aan hem in persoon geschiedt, zulks mede ten opzichte van zijn rechtverkrijgenden die geen nieuwe inschrijving hebben genomen, tenzij de rechter hiertoe nadere maatregelen heeft bevolen en aan dat bevel niet is voldaan. Cassatie staat alleen open voor verschenen belanghebbenden.

      Het vonnis dat de verklaring bevat, kan niet worden ingeschreven, voordat het in kracht van gewijsde is gegaan. Indien de waardeloze inschrijving een hypotheek of beslag betreft, machtigt het vonnis na inschrijving de bewaarder tot doorhaling daarvan art. 3:29 lid 4 B.W..

      In de zaak Rb. Noord Holland 15 januari 2014 oordeelde de rechtbank, dat eiser als derde niet was benadeeld door onjuiste inschrijving. De vorderingen tegen notaris en Kadaster werden afgewezen.

      Staat aansprakelijk voor onjuiste inschrijving in Kadaster

      Als iemand zijn recht verliest door een verkeerde inschrijving in de zin van art. 3:30 B.W., dan is de Staat aansprakelijk. Dit onverminderd de aansprakelijkheden van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers, bedoeld in art. 117, eerste en tweede lid Kadasterwet

      Wettelijk verplichte notariële akte: uitsluitend Nederlandse notaris

      Als de wet een notariële akte of notariële verklaring voorschrijft, dan wordt bedoeld een Nederlandse notaris art. 3:31 B.W..

      Auteur & last edit

      [MdV, 19-07-2018; laatste bewerking 13-09-2022]

      Inschrijvingen betreffende registergoederen (Afd. 2, Titel 1, Boek 3 B.W.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!