Pagina inhoud

    Overeenkomsten tussen handelaren en consumenten (Afd. 2B, Titel 5, Boek 6 B.W.)

    Inleiding bepalingen voor overeenkomsten tussen handelaren en consumenten

    In Afd. 2B, Titel 5, Boek 6 B.W. is – als onderdeel van het overeenkomstenrecht – een aantal  regels opgenomen met betrekking tot overeenkomsten tussen “handelaren en consumenten”. Deze afdeling is opgenomen met de Implementatiewet richtlijn consumentenrechten  van 12 maart 2014. (Stb. 2014, nr. 140)

    Zoals uit de benaming van de wet blijkt is deze ter implementatie van de Europese Richtlijn 2011/83/EU van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten (PbEU L 304/64). Met die Richtlijn zijn enkele eerdere richtlijnen gewijzigd resp. ingetrokken. De Richtlijn streeft de consumentenbescherming na, mede om de integratie van de interne markt van de EU te bevorderen.

    De civielrechtelijke regeling in Boek 6 B.W. wordt ook publiekrechtelijke bekrachtigd met art. 8.2a Wet Consumentenbescherming, waarin is bepaald dat de handelaar (en diens tussenpersoon) de bepalingen van deze Afdeling in acht dient te nemen.

    Met de invoering van deze regeling is de Colportagewet komen te vervallen. Deze strekte ook tot bescherming van de consument tegenover de handelaar, die de consument met deur aan deur verkoop probeerde te verleiden tot het kopen van goederen. De consument had volgens die wet ook een (kortere) bedenktijd, en de overeenkomst moest in een akte (dus op papier) worden vastgelegd.

    Geen reflexwerking t.b.v. kleine ondernemers

    De Hoge Raad besliste in het arrest HR 27 mei 2016 (lease LCD-scherm voor reclame) dat net als bij de Colportagewet de regeling geen bescherming biedt aan de “kleine ondernemer”, omdat de regeling expliciet uitsluitend bedoeld is ter bescherming van de consument. De Hoge Raad overweegt in r.o. 3.5 klip en klaar:

    “Bij de parlementaire behandeling van afdeling 6.5.2B BW is de vraag aan de orde geweest of de bescherming van deze afdeling ook zou moeten gelden voor ‘kleine ondernemers’, maar daarvan is uitdrukkelijk afgezien”.

    Voor de Parlementaire discussie op dit punt kan worden verwezen naar de conclusie van de P-G, die dit bespreekt in nrs. 3.22 tot en met 3.26. Daar komt ook aan de orde, dat de bescherming van de kleine ondernemer mede wordt beschouwd in het licht van de consumentenbescherming tegen oneerlijke handelspraktijken. Uiteindelijk wordt de ondernemer echter wel beschermd door art. 6:194 B.W. (zie ook de pagina Misleidende en vergelijkende reclame).

    In het arrest Hof Den Haag 13 november 2018 (keukenzaak/Proximedia) beslist het Hof dienovereenkomstig. De keukenzaak die als ZZP-er een overeenkomst heeft gesloten met Proximedia voor digitale promotiediensten wordt niet beschermd als consument. Ook het beroep op onredelijk bezwarende algemene voorwaarden wordt van de hand gewezen.

    Algemene bepalingen consumentenrechten (Par. 1)

    Afd. 2B, Titel 5, Boek 6 B.W. omvat 20 artikelen (art. 6:230g B.W. tot en met art. 6:230z B.W.) ingedeeld in zes paragrafen. Par. 1 geeft om te beginnen enkele algemene bepalingen.

    Definities regeling consumentenbescherming

    In art. 6:230g B.W. worden allereerst een aantal definities gegeven. De belangrijkste zijn uiteraard de twee partijen bij overeenkomsten tussen consumenten en commerciële partijen: wat verstaat de wet onder “consument” en wat onder “handelaar”.

    consument: iedere natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden die buiten zijn bedrijfsactiviteit of beroepsactiviteit vallen;

    handelaar: iedere natuurlijke of rechtspersoon die handelt in het kader van zijn handelsactiviteit, bedrijfsactiviteit, ambachtsactiviteit of beroepsactiviteit, al dan niet mede via een andere persoon die namens hem of voor zijn rekening optreedt;

    consumentenkoop: de overeenkomst gedefinieerd in art. 7:5 lid 1 B.W.: de koop met betrekking tot een roerende zaak die wordt gesloten door een verkoper die valt onder de bovenstaande definitie van “handelaar” en een koper die valt onder de bovenstaande definitie van “consument”; deze bepaling wordt per 1 januari 2022 gewijzigd conform de aanpassingen vanwege de Richtlijn digitale inhoud en de gewijzigde Richtlijn consumentenkoop (zie het blog Wetsvoorstel digitale inhoud en wijziging consumentenkoop).

    overeenkomst tot het verrichten van diensten: iedere andere overeenkomst dan een consumentenkoop, waarbij de handelaar zich jegens de consument verbindt een dienst te verrichten en de consument zich verbindt een prijs te betalen;

    Deze definitie van consument komt ook terug in de – eveneens aan EU-richtlijnen ontleende – regeling inzake pakketreizen en vakantie-arrangementen. We zien daar dat wanneer iemand een reis boekt die deels ook voor privé doeleinden is, de reiziger dan ook wordt aangemerkt als “consument”. Zie ook de pagina Pakketreizen.

    Toepassingsbereik regeling consumentenrechten

    Vervolgens wordt het toepassingsbereik van de regeling bepaald in art. 6:230h B.W.. Uitgangspunt is, dat de regeling toepasselijk is op alle overeenkomsten die door een consument worden gesloten met een handelaar, oftewel een bedrijfsmatig of beroepsmatig handelende partij (lid 1).

    In lid 2 wordt een opsomming gegeven van overeenkomsten, waarvoor de regeling niet geldt. Voor veel van die specifieke overeenkomsten gelden aparte wettelijke regelingen. Het gaat om:

    – overeenkomsten buiten de verkoopruimte waarbij de verbintenis van de consument tot betaling ten hoogste 50 euro bedraagt (sub a);

    – overeenkomsten betreffende financiële producten, financiële diensten en fondsvorming als bedoeld in artikel 230w lid 1, onderdeel c, met uitzondering van de paragrafen 1 en 6 van deze afdeling (sub b);

    – overeenkomsten betreffende sociale dienstverlening, met inbegrip van sociale huisvesting, kinderzorg en ondersteuning van gezinnen of personen in permanente of tijdelijke nood, waaronder langdurige zorg (sub c);

    – overeenkomsten betreffende gezondheidszorg zoals omschreven in artikel 3 onderdeel a van Richtlijn 2011/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg (Pb L 88/45), ongeacht of deze diensten al dan niet via gezondheidszorgfaciliteiten worden verleend (sub d);

    – overeenkomsten betreffende gokactiviteiten waarbij bij kansspelen een inzet met een waarde in geld wordt gedaan, met inbegrip van loterijen, casinospelen en weddenschappen (sub e);

    – overeenkomsten over het doen ontstaan, het verkrijgen of het overdragen van onroerende zaken of rechten op onroerende zaken (sub f);

    – overeenkomsten betreffende de constructie van nieuwe gebouwen, de ingrijpende verbouwing van bestaande gebouwen en de verhuur van woonruimte (sub g);

    – overeenkomsten betreffende pakketreizen, als bedoeld in artikel 500 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, met uitzondering van de artikelen 230j230k en 230v lid 2, 3 en 6 van Boek 6 B.W. (sub h);

    – overeenkomsten betreffende gebruik in deeltijd, een vakantieproduct van lange duur, en betreffende bijstand bij verhandelen en uitwisseling, als bedoeld in artikel 50a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (sub i);

    – overeenkomsten waarbij de wet voor de totstandkoming van de overeenkomst de tussenkomst van een notaris voorschrijft (sub j);

    – overeenkomsten betreffende de levering van zaken die bestemd zijn voor dagelijkse huishoudelijke consumptie en die fysiek door een handelaar op basis van frequente en regelmatige rondes bij de woon- of verblijfplaats dan wel de arbeidsplaats van de consument worden afgeleverd (sub k);

    – overeenkomsten die wordt gesloten door middel van verkoopautomaten of geautomatiseerde handelsruimten (sub l);

    – overeenkomsten die wordt gesloten met telecommunicatie-exploitanten door middel van openbare betaaltelefoons met het oog op het gebruik ervan of die worden gesloten met het oog op het gebruik van één enkele internetverbinding, telefoonverbinding of faxverbinding gemaakt door de consument (sub m).

    Uitzondering overeenkomst van personenvervoer

    Op de overeenkomst van personenvervoer zijn slechts art. 6:230i lid 1 B.W. (dwingend recht jegens de consument), art. 6:230j B.W. (geen automatische afname extra diensten), art. 6:230k B.W. (kosten voor gebruik van betaalmiddel en telefoonkosten voor service) en art. 6:230v leden 2 en 3 B.W. (informatieverplichtingen handelaar bij aangaan overeenkomst op afstand, zie hierna Par. 5) van toepassing (art. 6:230h lid 5 B.W.). Zie ook de pagina Overeenkomst van personenvervoer en de pagina Overeenkomst van binnenlands openbaar personenvervoer.

    In de zaak Rb. Noord-Holland 24 augustus 2022 (incasso kortingkaart NS Reizigers) ging de NS nat op het onvoldoende verschaffen van de wettelijk verplichte informatie. De consument had dit wellicht niet aangevoerd, maar de rechter moet de nakoming van consumentenrechten ambtshalve toetsen.

    Rechtbank Noord-Holland is – vanwege de kleine incasso’s die zij moet behandelen, waarbij van rechtswege de consumentenrechten getoetst moeten worden – helemaal ingezoomd op de overeenkomsten en producten van NS Reizigers, zoals blijkt uit Rb. Noord-Holland 1 december 2022 (incasso kortingkaart NS Reizigers). In die zaak corrigeert de Kantonrechter NS Reizigers op basis van het feit dat de Kantonrechter er mede op basis van de algemene voorwaarden van de NS ambtshalve mee bekend is, dat de reisovereenkomst bij het Basisproduct van NS Flex niet op afstand tot stand komt, maar tot stand komt wanneer de reiziger instapt en eindigt wanneer deze uitstapt.

    Dwingend recht

    De regeling is uiteraard van dwingend recht. In art. 6:230i B.W. is bepaald, dat van de regeling niet ten nadele van de consument kan worden afgeweken.

    Slechts overeenkomst na uitdrukkelijk toestemming consument

    In art. 6:230j B.W. schrijft de wet voor, dat de consument pas is gebonden aan een overeenkomst na diens uitdrukkelijke toestemming. Uit het gebruik van standaardopties die de consument moet afwijzen, kan geen uitdrukkelijke instemming worden afgeleid.

    Zie in dit verband Rb. Noord-Holland 30 november 2022 (NS Reizigers/consument), waarin de Kantonrechter oordeelde dat hieraan was voldaan.

    Kosten van betaling en van telefonische service

    De vergoeding die de handelaar aan de consument vraagt voor het gebruik van een bepaald betaalmiddel bedraagt ten hoogste de kosten van het gebruik daarvan voor de handelaar (art. 6:230k lid 1 B.W.).

    De vergoeding die de handelaar bij de consument in rekening brengt voor telefonisch contact over de tussen hem en de consument gesloten overeenkomst bedraagt ten hoogste het basistarief. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels over de samenstelling en hoogte van het basistarief worden vastgesteld (art. 6:230k lid 2 B.W.).

    Overeenkomsten anders dan op afstand of buiten de verkoopruimte (Par. 2)

    Deugdelijke informatieverstrekking voorafgaand aan de overeenkomst

    Met art. 6:230l B.W. verplicht de wetgever de bedrijfsmatig optredende partij om de consument deugdelijk te informeren met betrekking tot de overeenkomst voordat de consument daaraan is gebonden. De bepaling geldt voor ‘een andere overeenkomst dan een overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte’. Anders gezegd gaat het hier dus om aanbiedingen binnen de verkoopruimte.

    In art. 6:230l aanhef en sub a) tot en met h) B.W. wordt een opsomming gegeven van het soort informatie dat verstrekt moet worden.

    a. de voornaamste kenmerken van de zaken of de diensten, in de mate waarin dit gezien de gebruikte drager en de zaken of diensten passend is;

    b. de identiteit van de handelaar, zoals zijn handelsnaam, het geografische adres waar hij gevestigd is en zijn telefoonnummer;

    c. de totale prijs van de zaken of diensten, met inbegrip van alle belastingen, of, als door de aard van de zaak of de dienst de prijs redelijkerwijs niet vooraf kan worden berekend, de manier waarop de prijs moet worden berekend, en, voor zover van toepassing, alle extra vracht-, leverings- of portokosten of, indien deze kosten redelijkerwijs niet vooraf kunnen worden berekend, in ieder geval het feit dat er eventueel dergelijke extra kosten verschuldigd kunnen zijn;

    d. voor zover van toepassing, de wijze van betaling, levering, nakoming, de termijn waarbinnen de handelaar zich verbindt de zaak te leveren of de dienst te verlenen, en het beleid van de handelaar inzake klachtenbehandeling;

    e. het bestaan en de voorwaarden van diensten na verkoop en van commerciële garanties, voor zover van toepassing; dit naast een herinnering aan het bestaan van de wettelijke regeling om een zaak of digitale inhoud te leveren of een digitale dienst te verrichten die beantwoordt aan de overeenkomst;

    f. voor zover van toepassing, de duur van de overeenkomst, of, wanneer de overeenkomst van onbepaalde duur is of automatisch verlengd wordt, de voorwaarden voor het opzeggen van de overeenkomst;

    g. voor zover van toepassing, de functionaliteit van een zaak met digitale elementen, digitale inhoud of een digitale dienst, met inbegrip van toepasselijke technische beveiligingsvoorzieningen;

    h. voor zover van toepassing, de relevante compatibiliteit en interoperabiliteit van een zaak met digitale elementen, digitale inhoud of een digitale dienst waarvan de handelaar op de hoogte is of redelijkerwijs kan worden verondersteld op de hoogte te zijn.

    Die informatie moet in een duidelijke en begrijpelijke vorm worden verstrekt. Deze bepaling geldt voor alle overeenkomsten die tot stand komen “anders dan op afstand” (dus niet online etc.). En verder voor overeenkomsten die in de verkoopruimte van het bedrijf worden gesloten. De wet maakt het wat ingewikkeld door een dubbele ontkenning (“anders dan buiten de verkoopruimte”). Dat komt dus neer op in de verkoopruimte.

    Informatieverstrekking voorafgaand aan de opdracht door een advocaat

    In het arrest van Hof Amsterdam 21 februari 2023 (maatschap Familierecht Advocaten/cliënt) verweerde de cliënt zich tegen de incassovordering van de advocaat met de stelling, dat niet was voldaan aan de deugdelijke voorlichting van art. 6:230l B.W.. Het Hof bespreekt de daaraan te stellen eisen, daarbij verwijzend naar het arrest HvJEU 12 januari 2023 (prejudiciële vragen van Lietuvos Aukščiausiasis Teismas). Dit betrof een zaak over de informatieverplichtingen van de advocaat in een geschil tussen een advocaat en diens cliënt in Litouwen.

    Het HvJ EU had daarin – blijkens het citaat van het Hof Amsterdam in r.o. 2.8 overwogen:

    “Het HvJEU heeft geoordeeld dat het enkel noemen van een uurtarief de gemiddelde, normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende consument niet in staat stelt om alle financiële consequenties in te schatten die voor hem uit het beding voortvloeien, namelijk het totale bedrag dat hij voor de diensten zal moeten betalen (rov. 40). Volgens het HvJEU dient de advocaat de consument, vóórdat de overeenkomst wordt gesloten, informatie te verstrekken die de consument in staat stelt om met de nodige voorzichtigheid zijn beslissing te nemen (rov. 43). Die informatie dient aanwijzingen te bevatten die de consument in staat stelt bij benadering de totale kosten van die diensten te ramen, zoals een raming van het voorzienbare of minimale aantal uren dat nodig is om een bepaalde dienst te verlenen of een verbintenis om met redelijke tussenpozen tussentijdse facturen of verslagen te bezorgen waarin het aantal reeds gepresteerde werkuren wordt vermeld.”

    Of de advocaat in een bepaalde zaak heeft voldaan aan de informatieverplichtingen aan de cliënt voorafgaand aan het verstrekken van de opdracht is volgens het HvJ EU aan de nationale rechter om te beslissen aan de hand van de feiten van de casus. Het Hof betrok hierin ook artikel 4 lid 2 van Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.

    Hof Amsterdam komt in r.o. 2.9 tot de conclusie, dat de advocaat in deze zaak voldoende informatie had verstrekt voorafgaand aan het aangaan van de overeenkomst, zodat de cliënt op basis van toereikende informatie tot het verstrekken van de opdracht had kunnen beslissen.

    Overeenkomsten op afstand en overeenkomsten buiten de verkoopruimte (Par. 3)

    Deugdelijke informatieverstrekking voorafgaand aan online overeenkomst

    Ook voorafgaand aan het sluiten van overeenkomsten die met de consument op afstand (bvb. online) worden gesloten moet deugdelijke informatie worden verstrekt. In art. 6:230m lid 1 B.W. wordt in de aanhef en sub a) tot en met u) de opsomming van art. 6:230l B.W. uitgebreid met een reeks aanvullende eisen. Recent toegevoegd is sub u), ‘dat de prijs is gepersonaliseerd op basis van geautomatiseerde besluitvorming’.

    Deze bepaling ziet ook op overeenkomsten die tot stand komen (d.w.z. voorafgaand daaraan) buiten de vaste verkoopruimte van het bedrijf. In lid 2 wordt nog bepaald, dat de informatie bij veilingverkoop via de veilingmeester kan worden verstrekt.

    Arrest Hoge Raad Arvato I

    De Hoge Raad heeft met de beantwoording van prejudiciële vragen in het arrest HR 12 november 2021 (Arvato I) een belangrijke handleiding gegeven, hoe de rechter moet omgaan met de toetsing van de informatieverplichtingen van de handelaar in het kader van de bescherming van de consument. De uitspraak bevat tabellen voor sanctiebeleid (en voor welke bepalingen). Lees de bespreking van Arvato I op Lawyrup (lees Rechtspraak).

    Ook adviseerde de Hoge Raad beleidsregels op te stellen. De rechtbanken hebben op 15 december 2021 naar aanleiding van de prejudiciële beslissing de ‘Richtlijn Sanctiemodel essentiële informatieplichten’ vastgesteld. Daarin zijn twee categorieën van sancties bepaald:

    1. Eén tot en met drie voldoende ernstige schendingen van de essentiële informatieplichten worden gesanctioneerd met een vermindering van 25% van de hoofdsom.

    2. Meer dan drie voldoende ernstige schendingen van de essentiële informatieplichten worden gesanctioneerd met een vermindering van 50% van de hoofdsom.

    De Richtlijn besluit met: “Dit is een landelijke richtlijn. Het is geen richtlijn die de rechters bindt, afwijkingen naar boven of beneden zullen worden gemotiveerd.”

    Let ook op art. 6:230v B.W., waarin regels gegeven worden voor het moment en de wijze waarop deze informatie aan de consument moet worden verstrekt.

    Kwalificatie als ‘oneerlijke handelspraktijk’

    Het niet verstrekken van de voorgeschreven informatie kan ook kwalificeren als een misleidende omissie (zie de pagina Oneerlijke handelspraktijken). In het hierboven al vermelde arrest HR 12 november 2021 (Arvato I) zegt de Hoge Raad hierover (r.o. 3.1.4):

    “Art. 6:193b lid 1 BW bepaalt dat een handelaar onrechtmatig handelt jegens een consument indien hij een handelspraktijk verricht die oneerlijk is. Een handelspraktijk is onder meer oneerlijk indien daarbij essentiële informatie wordt weggelaten die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen, waardoor de gemiddelde consument een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen dat hij anders niet had genomen (art. 6:193b leden 2 en 3 BW in verbinding met art. 6:193d leden 1 en 2 BW). Indien het gaat om commerciële communicatie is ingevolge art. 6:193f, aanhef en onder b, BW in ieder geval als essentiële informatie aan te merken de informatie genoemd in art. 6:230m lid 1, onder a, b en c, e tot en met h, o en p, BW en art. 6:230v, leden 1 tot en met 3, lid 5, lid 6, eerste zin, en lid 7 BW.”

    Arrest Arvato II

    De Kantonrechter in Leeuwarden vond het toch nog niet helemaal duidelijk en heeft de Hoge Raad om nadere uitleg gevraagd. In het bijzonder of voor de sancties – ingevolge art. 6:193b B.W. – voorwaarde is dat de consument vermogensschade heeft geleden. De Hoge Raad heeft hier geen antwoord op gegeven gelet op art. 393 lid 8 Rv. (vraag onvoldoende belangrijk) maar eigenlijk toch wel door te zeggen dat uit Arvato I al bleek dat die voorwaarde NIET geldt. Het afstraffen van het niet nakomen door de handelaar van de informatieverplichtingen richting de consument staat voorop. Zie HR 10 juni 2022 (Arvato II).

    Het is verder aan de feitenrechter om na te gaan, welke sanctie de rechter in de gegeven omstandigheden doeltreffend, evenredig en afschrikkend acht. De rechter die over de feiten oordeelt is bij uitstek in staat die beoordeling te verrichten en daarvan in de motivering van zijn uitspraak te doen blijken.

    Recht van ontbinding binnen veertien dagen (herroepingsrecht)

    Een belangrijke bevoegdheid van de consument bij de totstandkoming van overeenkomsten op afstand of buiten de verkoopruimte is het recht om de overeenkomst zonder opgaaf van redenen binnen veertien dagen na het sluiten te ontbinden (art. 6:230o B.W.).

    In een Oostenrijkse zaak heeft het HvJ EU in het arrest HvJ EU 5 oktober 2023 (Verein für Konsumenteninformation/Sofatutor) (ECLI:EU:C:2023:735) uitgemaakt, dat het herroepingsrecht slechts éénmaal geldt: het geldt niet opnieuw bij (automatische) verlenging van de overeenkomst. Het Hof overwoog:

    “51. Gelet op een en ander dient op de gestelde vraag te worden geantwoord dat artikel 9, lid 1, van richtlijn 2011/83 aldus moet worden uitgelegd dat het recht van de consument om een op afstand gesloten overeenkomst te herroepen één keer wordt gewaarborgd ten aanzien van een dienstverleningsovereenkomst waarin is bepaald dat de consument niet hoeft te betalen gedurende een eerste periode die – indien de consument deze overeenkomst tijdens die periode niet opzegt of herroept – wordt gevolgd door een betaalde periode die, indien die overeenkomst niet wordt opgezegd, automatisch voor een bepaalde duur wordt verlengd, op voorwaarde dat de consument er bij de sluiting van die overeenkomst op duidelijke, begrijpelijke en ondubbelzinnige wijze door de handelaar over wordt geïnformeerd dat na die eerste periode waarin die dienstverlening gratis was, voor die betreffende dienstverlening moet worden betaald.”

    Uitzonderingen recht tot ontbinding

    In art. 6:230p B.W. worden een aantal uitzonderingen geformuleerd op het ontbindingsrecht.

    Herroeping aanbod van de consument aan de ondernemer

    De consument kan – in afwijking van de normale regeling inzake aanbod en aanvaarding – een aanbod aan de ondernemer te allen tijde zonder opgaaf van redenen herroepen (oftewel intrekken) (art. 6:230q lid 1 B.W.).

    Gevolgen ontbinding

    Aanvullende overeenkomsten

    Door de ontbinding van de overeenkomst worden ook aanvullende overeenkomsten ontbonden, die gerelateerd zijn aan de oorspronkelijke overeenkomst (art. 6:230q lid 2 B.W.).

    Ongedaanmaking

    Net als bij de algemene regeling van ontbinding van overeenkomsten (zie de pagina Ontbinding overeenkomsten) leidt de ontbinding door de consument tot de verplichting tot ongedaanmaking van reeds verrichte prestaties. In art. 6:230r B.W. wordt uitgewerkt, hoe de ongedaanmaking moet worden uitgevoerd.

    Terugbetaling

    De ondernemer moet onverwijld, maar uiterlijk binnen veertien dagen na ontvangst van de ontbindingsverklaring, alle door de consument gedane betalingen terugbetalen (lid 1). Zie echter onderstaand lid 4.

    De terugbetaling moet via dezelfde weg plaatsvinden als waarlangs de consument betaald heeft. Tenzij de consument uitdrukkelijk met een andere betaalwijze ingestemd heeft. De consument mag niet met extra kosten worden opgezadeld (lid 2).

    Ook de leveringskosten moeten gerestitueerd worden, tenzij de consument uitdrukkelijk voor een andere wijze dan de door de handelaar aangeboden minst kostbare wijze van standaardlevering heeft gekozen (lid 3).

    Terugzending voorwaarde restitutie

    De consument kan echter niet eerder aanspraak maken op restitutie dan nadat de handelaar de zaken retour heeft ontvangen of de consument kan aantonen dat hij de geleverde zaken heeft teruggezonden (art. 6:230r lid 4 B.W.). Dit lijdt weer uitzondering in het geval de handelaar heeft aangeboden de zaken zelf op te komen halen.

    Terugzending geleverde zaken

    De consument moet van zijn kant de geleverde zaken terugsturen aan de handelaar (art. 6:230s B.W.). Dit moet ook onverwijld en tenminste binnen veertien dagen na het uitbrengen van de ontbindingsverklaring gebeuren (lid 1). Dit tenzij de handelaar heeft aangeboden de zaken af te komen halen.

    De kosten van terugzending komen in beginsel voor rekening van de consument (lid 2).

    Waardevermindering van de zaak en inspectie

    De consument slechts aansprakelijk is voor de waardevermindering van de zaak als de behandeling van de zaak door de consument verder is gegaan dan noodzakelijk om de aard, de kenmerken en de werking van de zaak vast te stellen. Dit houdt in dat een consument thuis de zaak op dezelfde manier mag inspecteren en hanteren zoals in een winkel gedaan wordt, aldus Rb. Rotterdam 4 april 2019 (hair-extensions).

    Aanvullende bepalingen voor overeenkomsten buiten de verkoopruimte (Par. 4)

    Par. 4 geeft nog enkele aanvullingen voor overeenkomsten die worden gesloten buiten de verkoopruimte.

    Wijze van informatieverstrekking buiten de verkoopruimte

    In art. 6:230t B.W. worden enkele nadere bepalingen gegeven voor de manier, waarop de informatie aan de consument moet worden verstrekt.

    Onvoldoende draagkrachtige consument

    In art. 6:230u B.W. is bepaald, dat de ondernemer de consument geen overeenkomst zal aanbieden, als hij weet of dient te weten dat deze niet draagkrachtig genoeg is om die na te komen.

    Aanvullende bepalingen voor overeenkomsten op afstand (Par. 5)

    In Par. 5 stelt art. 6:230v B.W. nadere regels over de wijze en het moment waarop de handelaar de in art. 6:230m lid 1 BW genoemde informatie moet verstrekken voorafgaand aan het tot stand komen van overeenkomsten die worden gesloten op afstand.

    Specifieke bepalingen voor overeenkomsten op afstand en buiten de verkoopruimte inzake financiële producten en financiële diensten (Par. 6)

    In Par. 6 worden vier bepalingen opgenomen die specifiek gelden voor overeenkomsten op afstand en buiten de verkoopruimte van de ondernemer met betrekking tot financiële diensten of producten. Het toepassingsbereik wordt gedefinieerd in art. 6:230w B.W..

    Rechtspraak

    Rb. Amsterdam 29 mei 2020 (Eneco/consument) – de Kantonrechter wijst de vordering tegen de – niet verschenen – consument af. De Ktr. verlengt de wettelijke bedenktijd tot 12 maanden wegens ontoereikende informatieverstrekking en het niet overhandigen van de overeenkomst aan de consument. Deze heeft binnen die termijn laten weten van de overeenkomst af te willen. Voor een goede afweging voor aangaan van de overeenkomst moet de consument bij deur-aan-deur verkoop alle informatie worden gegeven. Verwijzing naar een website waar de consument die informatie zelf moet gaan opzoeken is niet voldoende.

    Rb. Rotterdam 4 april 2019 (hair-extensions) – de consument is op grond van art. 6:230s B.W. slechts aansprakelijk is voor de waardevermindering van de zaak als de behandeling ervan door de consument verder is gegaan dan noodzakelijk om de aard, de kenmerken en de werking van de zaak vast te stellen. Dit houdt in dat een consument thuis de zaak op dezelfde manier mag inspecteren en hanteren zoals in een winkel gedaan wordt.

    Auteur & Last edit

    [MdV, 16-09-2018; laatste bewerking 8-11-2023]

    Overeenkomsten tussen handelaren en consumenten (Afd. 2B, Titel 5, Boek 6 B.W.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Praktizijns

    Pagina inhoud

      Overeenkomsten tussen handelaren en consumenten (Afd. 2B, Titel 5, Boek 6 B.W.)

      Inleiding bepalingen voor overeenkomsten tussen handelaren en consumenten

      In Afd. 2B, Titel 5, Boek 6 B.W. is – als onderdeel van het overeenkomstenrecht – een aantal  regels opgenomen met betrekking tot overeenkomsten tussen “handelaren en consumenten”. Deze afdeling is opgenomen met de Implementatiewet richtlijn consumentenrechten  van 12 maart 2014. (Stb. 2014, nr. 140)

      Zoals uit de benaming van de wet blijkt is deze ter implementatie van de Europese Richtlijn 2011/83/EU van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten (PbEU L 304/64). Met die Richtlijn zijn enkele eerdere richtlijnen gewijzigd resp. ingetrokken. De Richtlijn streeft de consumentenbescherming na, mede om de integratie van de interne markt van de EU te bevorderen.

      De civielrechtelijke regeling in Boek 6 B.W. wordt ook publiekrechtelijke bekrachtigd met art. 8.2a Wet Consumentenbescherming, waarin is bepaald dat de handelaar (en diens tussenpersoon) de bepalingen van deze Afdeling in acht dient te nemen.

      Met de invoering van deze regeling is de Colportagewet komen te vervallen. Deze strekte ook tot bescherming van de consument tegenover de handelaar, die de consument met deur aan deur verkoop probeerde te verleiden tot het kopen van goederen. De consument had volgens die wet ook een (kortere) bedenktijd, en de overeenkomst moest in een akte (dus op papier) worden vastgelegd.

      Geen reflexwerking t.b.v. kleine ondernemers

      De Hoge Raad besliste in het arrest HR 27 mei 2016 (lease LCD-scherm voor reclame) dat net als bij de Colportagewet de regeling geen bescherming biedt aan de “kleine ondernemer”, omdat de regeling expliciet uitsluitend bedoeld is ter bescherming van de consument. De Hoge Raad overweegt in r.o. 3.5 klip en klaar:

      “Bij de parlementaire behandeling van afdeling 6.5.2B BW is de vraag aan de orde geweest of de bescherming van deze afdeling ook zou moeten gelden voor ‘kleine ondernemers’, maar daarvan is uitdrukkelijk afgezien”.

      Voor de Parlementaire discussie op dit punt kan worden verwezen naar de conclusie van de P-G, die dit bespreekt in nrs. 3.22 tot en met 3.26. Daar komt ook aan de orde, dat de bescherming van de kleine ondernemer mede wordt beschouwd in het licht van de consumentenbescherming tegen oneerlijke handelspraktijken. Uiteindelijk wordt de ondernemer echter wel beschermd door art. 6:194 B.W. (zie ook de pagina Misleidende en vergelijkende reclame).

      In het arrest Hof Den Haag 13 november 2018 (keukenzaak/Proximedia) beslist het Hof dienovereenkomstig. De keukenzaak die als ZZP-er een overeenkomst heeft gesloten met Proximedia voor digitale promotiediensten wordt niet beschermd als consument. Ook het beroep op onredelijk bezwarende algemene voorwaarden wordt van de hand gewezen.

      Algemene bepalingen consumentenrechten (Par. 1)

      Afd. 2B, Titel 5, Boek 6 B.W. omvat 20 artikelen (art. 6:230g B.W. tot en met art. 6:230z B.W.) ingedeeld in zes paragrafen. Par. 1 geeft om te beginnen enkele algemene bepalingen.

      Definities regeling consumentenbescherming

      In art. 6:230g B.W. worden allereerst een aantal definities gegeven. De belangrijkste zijn uiteraard de twee partijen bij overeenkomsten tussen consumenten en commerciële partijen: wat verstaat de wet onder “consument” en wat onder “handelaar”.

      consument: iedere natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden die buiten zijn bedrijfsactiviteit of beroepsactiviteit vallen;

      handelaar: iedere natuurlijke of rechtspersoon die handelt in het kader van zijn handelsactiviteit, bedrijfsactiviteit, ambachtsactiviteit of beroepsactiviteit, al dan niet mede via een andere persoon die namens hem of voor zijn rekening optreedt;

      consumentenkoop: de overeenkomst gedefinieerd in art. 7:5 lid 1 B.W.: de koop met betrekking tot een roerende zaak die wordt gesloten door een verkoper die valt onder de bovenstaande definitie van “handelaar” en een koper die valt onder de bovenstaande definitie van “consument”; deze bepaling wordt per 1 januari 2022 gewijzigd conform de aanpassingen vanwege de Richtlijn digitale inhoud en de gewijzigde Richtlijn consumentenkoop (zie het blog Wetsvoorstel digitale inhoud en wijziging consumentenkoop).

      overeenkomst tot het verrichten van diensten: iedere andere overeenkomst dan een consumentenkoop, waarbij de handelaar zich jegens de consument verbindt een dienst te verrichten en de consument zich verbindt een prijs te betalen;

      Deze definitie van consument komt ook terug in de – eveneens aan EU-richtlijnen ontleende – regeling inzake pakketreizen en vakantie-arrangementen. We zien daar dat wanneer iemand een reis boekt die deels ook voor privé doeleinden is, de reiziger dan ook wordt aangemerkt als “consument”. Zie ook de pagina Pakketreizen.

      Toepassingsbereik regeling consumentenrechten

      Vervolgens wordt het toepassingsbereik van de regeling bepaald in art. 6:230h B.W.. Uitgangspunt is, dat de regeling toepasselijk is op alle overeenkomsten die door een consument worden gesloten met een handelaar, oftewel een bedrijfsmatig of beroepsmatig handelende partij (lid 1).

      In lid 2 wordt een opsomming gegeven van overeenkomsten, waarvoor de regeling niet geldt. Voor veel van die specifieke overeenkomsten gelden aparte wettelijke regelingen. Het gaat om:

      – overeenkomsten buiten de verkoopruimte waarbij de verbintenis van de consument tot betaling ten hoogste 50 euro bedraagt (sub a);

      – overeenkomsten betreffende financiële producten, financiële diensten en fondsvorming als bedoeld in artikel 230w lid 1, onderdeel c, met uitzondering van de paragrafen 1 en 6 van deze afdeling (sub b);

      – overeenkomsten betreffende sociale dienstverlening, met inbegrip van sociale huisvesting, kinderzorg en ondersteuning van gezinnen of personen in permanente of tijdelijke nood, waaronder langdurige zorg (sub c);

      – overeenkomsten betreffende gezondheidszorg zoals omschreven in artikel 3 onderdeel a van Richtlijn 2011/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg (Pb L 88/45), ongeacht of deze diensten al dan niet via gezondheidszorgfaciliteiten worden verleend (sub d);

      – overeenkomsten betreffende gokactiviteiten waarbij bij kansspelen een inzet met een waarde in geld wordt gedaan, met inbegrip van loterijen, casinospelen en weddenschappen (sub e);

      – overeenkomsten over het doen ontstaan, het verkrijgen of het overdragen van onroerende zaken of rechten op onroerende zaken (sub f);

      – overeenkomsten betreffende de constructie van nieuwe gebouwen, de ingrijpende verbouwing van bestaande gebouwen en de verhuur van woonruimte (sub g);

      – overeenkomsten betreffende pakketreizen, als bedoeld in artikel 500 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, met uitzondering van de artikelen 230j230k en 230v lid 2, 3 en 6 van Boek 6 B.W. (sub h);

      – overeenkomsten betreffende gebruik in deeltijd, een vakantieproduct van lange duur, en betreffende bijstand bij verhandelen en uitwisseling, als bedoeld in artikel 50a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (sub i);

      – overeenkomsten waarbij de wet voor de totstandkoming van de overeenkomst de tussenkomst van een notaris voorschrijft (sub j);

      – overeenkomsten betreffende de levering van zaken die bestemd zijn voor dagelijkse huishoudelijke consumptie en die fysiek door een handelaar op basis van frequente en regelmatige rondes bij de woon- of verblijfplaats dan wel de arbeidsplaats van de consument worden afgeleverd (sub k);

      – overeenkomsten die wordt gesloten door middel van verkoopautomaten of geautomatiseerde handelsruimten (sub l);

      – overeenkomsten die wordt gesloten met telecommunicatie-exploitanten door middel van openbare betaaltelefoons met het oog op het gebruik ervan of die worden gesloten met het oog op het gebruik van één enkele internetverbinding, telefoonverbinding of faxverbinding gemaakt door de consument (sub m).

      Uitzondering overeenkomst van personenvervoer

      Op de overeenkomst van personenvervoer zijn slechts art. 6:230i lid 1 B.W. (dwingend recht jegens de consument), art. 6:230j B.W. (geen automatische afname extra diensten), art. 6:230k B.W. (kosten voor gebruik van betaalmiddel en telefoonkosten voor service) en art. 6:230v leden 2 en 3 B.W. (informatieverplichtingen handelaar bij aangaan overeenkomst op afstand, zie hierna Par. 5) van toepassing (art. 6:230h lid 5 B.W.). Zie ook de pagina Overeenkomst van personenvervoer en de pagina Overeenkomst van binnenlands openbaar personenvervoer.

      In de zaak Rb. Noord-Holland 24 augustus 2022 (incasso kortingkaart NS Reizigers) ging de NS nat op het onvoldoende verschaffen van de wettelijk verplichte informatie. De consument had dit wellicht niet aangevoerd, maar de rechter moet de nakoming van consumentenrechten ambtshalve toetsen.

      Rechtbank Noord-Holland is – vanwege de kleine incasso’s die zij moet behandelen, waarbij van rechtswege de consumentenrechten getoetst moeten worden – helemaal ingezoomd op de overeenkomsten en producten van NS Reizigers, zoals blijkt uit Rb. Noord-Holland 1 december 2022 (incasso kortingkaart NS Reizigers). In die zaak corrigeert de Kantonrechter NS Reizigers op basis van het feit dat de Kantonrechter er mede op basis van de algemene voorwaarden van de NS ambtshalve mee bekend is, dat de reisovereenkomst bij het Basisproduct van NS Flex niet op afstand tot stand komt, maar tot stand komt wanneer de reiziger instapt en eindigt wanneer deze uitstapt.

      Dwingend recht

      De regeling is uiteraard van dwingend recht. In art. 6:230i B.W. is bepaald, dat van de regeling niet ten nadele van de consument kan worden afgeweken.

      Slechts overeenkomst na uitdrukkelijk toestemming consument

      In art. 6:230j B.W. schrijft de wet voor, dat de consument pas is gebonden aan een overeenkomst na diens uitdrukkelijke toestemming. Uit het gebruik van standaardopties die de consument moet afwijzen, kan geen uitdrukkelijke instemming worden afgeleid.

      Zie in dit verband Rb. Noord-Holland 30 november 2022 (NS Reizigers/consument), waarin de Kantonrechter oordeelde dat hieraan was voldaan.

      Kosten van betaling en van telefonische service

      De vergoeding die de handelaar aan de consument vraagt voor het gebruik van een bepaald betaalmiddel bedraagt ten hoogste de kosten van het gebruik daarvan voor de handelaar (art. 6:230k lid 1 B.W.).

      De vergoeding die de handelaar bij de consument in rekening brengt voor telefonisch contact over de tussen hem en de consument gesloten overeenkomst bedraagt ten hoogste het basistarief. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels over de samenstelling en hoogte van het basistarief worden vastgesteld (art. 6:230k lid 2 B.W.).

      Overeenkomsten anders dan op afstand of buiten de verkoopruimte (Par. 2)

      Deugdelijke informatieverstrekking voorafgaand aan de overeenkomst

      Met art. 6:230l B.W. verplicht de wetgever de bedrijfsmatig optredende partij om de consument deugdelijk te informeren met betrekking tot de overeenkomst voordat de consument daaraan is gebonden. De bepaling geldt voor ‘een andere overeenkomst dan een overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte’. Anders gezegd gaat het hier dus om aanbiedingen binnen de verkoopruimte.

      In art. 6:230l aanhef en sub a) tot en met h) B.W. wordt een opsomming gegeven van het soort informatie dat verstrekt moet worden.

      a. de voornaamste kenmerken van de zaken of de diensten, in de mate waarin dit gezien de gebruikte drager en de zaken of diensten passend is;

      b. de identiteit van de handelaar, zoals zijn handelsnaam, het geografische adres waar hij gevestigd is en zijn telefoonnummer;

      c. de totale prijs van de zaken of diensten, met inbegrip van alle belastingen, of, als door de aard van de zaak of de dienst de prijs redelijkerwijs niet vooraf kan worden berekend, de manier waarop de prijs moet worden berekend, en, voor zover van toepassing, alle extra vracht-, leverings- of portokosten of, indien deze kosten redelijkerwijs niet vooraf kunnen worden berekend, in ieder geval het feit dat er eventueel dergelijke extra kosten verschuldigd kunnen zijn;

      d. voor zover van toepassing, de wijze van betaling, levering, nakoming, de termijn waarbinnen de handelaar zich verbindt de zaak te leveren of de dienst te verlenen, en het beleid van de handelaar inzake klachtenbehandeling;

      e. het bestaan en de voorwaarden van diensten na verkoop en van commerciële garanties, voor zover van toepassing; dit naast een herinnering aan het bestaan van de wettelijke regeling om een zaak of digitale inhoud te leveren of een digitale dienst te verrichten die beantwoordt aan de overeenkomst;

      f. voor zover van toepassing, de duur van de overeenkomst, of, wanneer de overeenkomst van onbepaalde duur is of automatisch verlengd wordt, de voorwaarden voor het opzeggen van de overeenkomst;

      g. voor zover van toepassing, de functionaliteit van een zaak met digitale elementen, digitale inhoud of een digitale dienst, met inbegrip van toepasselijke technische beveiligingsvoorzieningen;

      h. voor zover van toepassing, de relevante compatibiliteit en interoperabiliteit van een zaak met digitale elementen, digitale inhoud of een digitale dienst waarvan de handelaar op de hoogte is of redelijkerwijs kan worden verondersteld op de hoogte te zijn.

      Die informatie moet in een duidelijke en begrijpelijke vorm worden verstrekt. Deze bepaling geldt voor alle overeenkomsten die tot stand komen “anders dan op afstand” (dus niet online etc.). En verder voor overeenkomsten die in de verkoopruimte van het bedrijf worden gesloten. De wet maakt het wat ingewikkeld door een dubbele ontkenning (“anders dan buiten de verkoopruimte”). Dat komt dus neer op in de verkoopruimte.

      Informatieverstrekking voorafgaand aan de opdracht door een advocaat

      In het arrest van Hof Amsterdam 21 februari 2023 (maatschap Familierecht Advocaten/cliënt) verweerde de cliënt zich tegen de incassovordering van de advocaat met de stelling, dat niet was voldaan aan de deugdelijke voorlichting van art. 6:230l B.W.. Het Hof bespreekt de daaraan te stellen eisen, daarbij verwijzend naar het arrest HvJEU 12 januari 2023 (prejudiciële vragen van Lietuvos Aukščiausiasis Teismas). Dit betrof een zaak over de informatieverplichtingen van de advocaat in een geschil tussen een advocaat en diens cliënt in Litouwen.

      Het HvJ EU had daarin – blijkens het citaat van het Hof Amsterdam in r.o. 2.8 overwogen:

      “Het HvJEU heeft geoordeeld dat het enkel noemen van een uurtarief de gemiddelde, normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende consument niet in staat stelt om alle financiële consequenties in te schatten die voor hem uit het beding voortvloeien, namelijk het totale bedrag dat hij voor de diensten zal moeten betalen (rov. 40). Volgens het HvJEU dient de advocaat de consument, vóórdat de overeenkomst wordt gesloten, informatie te verstrekken die de consument in staat stelt om met de nodige voorzichtigheid zijn beslissing te nemen (rov. 43). Die informatie dient aanwijzingen te bevatten die de consument in staat stelt bij benadering de totale kosten van die diensten te ramen, zoals een raming van het voorzienbare of minimale aantal uren dat nodig is om een bepaalde dienst te verlenen of een verbintenis om met redelijke tussenpozen tussentijdse facturen of verslagen te bezorgen waarin het aantal reeds gepresteerde werkuren wordt vermeld.”

      Of de advocaat in een bepaalde zaak heeft voldaan aan de informatieverplichtingen aan de cliënt voorafgaand aan het verstrekken van de opdracht is volgens het HvJ EU aan de nationale rechter om te beslissen aan de hand van de feiten van de casus. Het Hof betrok hierin ook artikel 4 lid 2 van Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.

      Hof Amsterdam komt in r.o. 2.9 tot de conclusie, dat de advocaat in deze zaak voldoende informatie had verstrekt voorafgaand aan het aangaan van de overeenkomst, zodat de cliënt op basis van toereikende informatie tot het verstrekken van de opdracht had kunnen beslissen.

      Overeenkomsten op afstand en overeenkomsten buiten de verkoopruimte (Par. 3)

      Deugdelijke informatieverstrekking voorafgaand aan online overeenkomst

      Ook voorafgaand aan het sluiten van overeenkomsten die met de consument op afstand (bvb. online) worden gesloten moet deugdelijke informatie worden verstrekt. In art. 6:230m lid 1 B.W. wordt in de aanhef en sub a) tot en met u) de opsomming van art. 6:230l B.W. uitgebreid met een reeks aanvullende eisen. Recent toegevoegd is sub u), ‘dat de prijs is gepersonaliseerd op basis van geautomatiseerde besluitvorming’.

      Deze bepaling ziet ook op overeenkomsten die tot stand komen (d.w.z. voorafgaand daaraan) buiten de vaste verkoopruimte van het bedrijf. In lid 2 wordt nog bepaald, dat de informatie bij veilingverkoop via de veilingmeester kan worden verstrekt.

      Arrest Hoge Raad Arvato I

      De Hoge Raad heeft met de beantwoording van prejudiciële vragen in het arrest HR 12 november 2021 (Arvato I) een belangrijke handleiding gegeven, hoe de rechter moet omgaan met de toetsing van de informatieverplichtingen van de handelaar in het kader van de bescherming van de consument. De uitspraak bevat tabellen voor sanctiebeleid (en voor welke bepalingen). Lees de bespreking van Arvato I op Lawyrup (lees Rechtspraak).

      Ook adviseerde de Hoge Raad beleidsregels op te stellen. De rechtbanken hebben op 15 december 2021 naar aanleiding van de prejudiciële beslissing de ‘Richtlijn Sanctiemodel essentiële informatieplichten’ vastgesteld. Daarin zijn twee categorieën van sancties bepaald:

      1. Eén tot en met drie voldoende ernstige schendingen van de essentiële informatieplichten worden gesanctioneerd met een vermindering van 25% van de hoofdsom.

      2. Meer dan drie voldoende ernstige schendingen van de essentiële informatieplichten worden gesanctioneerd met een vermindering van 50% van de hoofdsom.

      De Richtlijn besluit met: “Dit is een landelijke richtlijn. Het is geen richtlijn die de rechters bindt, afwijkingen naar boven of beneden zullen worden gemotiveerd.”

      Let ook op art. 6:230v B.W., waarin regels gegeven worden voor het moment en de wijze waarop deze informatie aan de consument moet worden verstrekt.

      Kwalificatie als ‘oneerlijke handelspraktijk’

      Het niet verstrekken van de voorgeschreven informatie kan ook kwalificeren als een misleidende omissie (zie de pagina Oneerlijke handelspraktijken). In het hierboven al vermelde arrest HR 12 november 2021 (Arvato I) zegt de Hoge Raad hierover (r.o. 3.1.4):

      “Art. 6:193b lid 1 BW bepaalt dat een handelaar onrechtmatig handelt jegens een consument indien hij een handelspraktijk verricht die oneerlijk is. Een handelspraktijk is onder meer oneerlijk indien daarbij essentiële informatie wordt weggelaten die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen, waardoor de gemiddelde consument een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen dat hij anders niet had genomen (art. 6:193b leden 2 en 3 BW in verbinding met art. 6:193d leden 1 en 2 BW). Indien het gaat om commerciële communicatie is ingevolge art. 6:193f, aanhef en onder b, BW in ieder geval als essentiële informatie aan te merken de informatie genoemd in art. 6:230m lid 1, onder a, b en c, e tot en met h, o en p, BW en art. 6:230v, leden 1 tot en met 3, lid 5, lid 6, eerste zin, en lid 7 BW.”

      Arrest Arvato II

      De Kantonrechter in Leeuwarden vond het toch nog niet helemaal duidelijk en heeft de Hoge Raad om nadere uitleg gevraagd. In het bijzonder of voor de sancties – ingevolge art. 6:193b B.W. – voorwaarde is dat de consument vermogensschade heeft geleden. De Hoge Raad heeft hier geen antwoord op gegeven gelet op art. 393 lid 8 Rv. (vraag onvoldoende belangrijk) maar eigenlijk toch wel door te zeggen dat uit Arvato I al bleek dat die voorwaarde NIET geldt. Het afstraffen van het niet nakomen door de handelaar van de informatieverplichtingen richting de consument staat voorop. Zie HR 10 juni 2022 (Arvato II).

      Het is verder aan de feitenrechter om na te gaan, welke sanctie de rechter in de gegeven omstandigheden doeltreffend, evenredig en afschrikkend acht. De rechter die over de feiten oordeelt is bij uitstek in staat die beoordeling te verrichten en daarvan in de motivering van zijn uitspraak te doen blijken.

      Recht van ontbinding binnen veertien dagen (herroepingsrecht)

      Een belangrijke bevoegdheid van de consument bij de totstandkoming van overeenkomsten op afstand of buiten de verkoopruimte is het recht om de overeenkomst zonder opgaaf van redenen binnen veertien dagen na het sluiten te ontbinden (art. 6:230o B.W.).

      In een Oostenrijkse zaak heeft het HvJ EU in het arrest HvJ EU 5 oktober 2023 (Verein für Konsumenteninformation/Sofatutor) (ECLI:EU:C:2023:735) uitgemaakt, dat het herroepingsrecht slechts éénmaal geldt: het geldt niet opnieuw bij (automatische) verlenging van de overeenkomst. Het Hof overwoog:

      “51. Gelet op een en ander dient op de gestelde vraag te worden geantwoord dat artikel 9, lid 1, van richtlijn 2011/83 aldus moet worden uitgelegd dat het recht van de consument om een op afstand gesloten overeenkomst te herroepen één keer wordt gewaarborgd ten aanzien van een dienstverleningsovereenkomst waarin is bepaald dat de consument niet hoeft te betalen gedurende een eerste periode die – indien de consument deze overeenkomst tijdens die periode niet opzegt of herroept – wordt gevolgd door een betaalde periode die, indien die overeenkomst niet wordt opgezegd, automatisch voor een bepaalde duur wordt verlengd, op voorwaarde dat de consument er bij de sluiting van die overeenkomst op duidelijke, begrijpelijke en ondubbelzinnige wijze door de handelaar over wordt geïnformeerd dat na die eerste periode waarin die dienstverlening gratis was, voor die betreffende dienstverlening moet worden betaald.”

      Uitzonderingen recht tot ontbinding

      In art. 6:230p B.W. worden een aantal uitzonderingen geformuleerd op het ontbindingsrecht.

      Herroeping aanbod van de consument aan de ondernemer

      De consument kan – in afwijking van de normale regeling inzake aanbod en aanvaarding – een aanbod aan de ondernemer te allen tijde zonder opgaaf van redenen herroepen (oftewel intrekken) (art. 6:230q lid 1 B.W.).

      Gevolgen ontbinding

      Aanvullende overeenkomsten

      Door de ontbinding van de overeenkomst worden ook aanvullende overeenkomsten ontbonden, die gerelateerd zijn aan de oorspronkelijke overeenkomst (art. 6:230q lid 2 B.W.).

      Ongedaanmaking

      Net als bij de algemene regeling van ontbinding van overeenkomsten (zie de pagina Ontbinding overeenkomsten) leidt de ontbinding door de consument tot de verplichting tot ongedaanmaking van reeds verrichte prestaties. In art. 6:230r B.W. wordt uitgewerkt, hoe de ongedaanmaking moet worden uitgevoerd.

      Terugbetaling

      De ondernemer moet onverwijld, maar uiterlijk binnen veertien dagen na ontvangst van de ontbindingsverklaring, alle door de consument gedane betalingen terugbetalen (lid 1). Zie echter onderstaand lid 4.

      De terugbetaling moet via dezelfde weg plaatsvinden als waarlangs de consument betaald heeft. Tenzij de consument uitdrukkelijk met een andere betaalwijze ingestemd heeft. De consument mag niet met extra kosten worden opgezadeld (lid 2).

      Ook de leveringskosten moeten gerestitueerd worden, tenzij de consument uitdrukkelijk voor een andere wijze dan de door de handelaar aangeboden minst kostbare wijze van standaardlevering heeft gekozen (lid 3).

      Terugzending voorwaarde restitutie

      De consument kan echter niet eerder aanspraak maken op restitutie dan nadat de handelaar de zaken retour heeft ontvangen of de consument kan aantonen dat hij de geleverde zaken heeft teruggezonden (art. 6:230r lid 4 B.W.). Dit lijdt weer uitzondering in het geval de handelaar heeft aangeboden de zaken zelf op te komen halen.

      Terugzending geleverde zaken

      De consument moet van zijn kant de geleverde zaken terugsturen aan de handelaar (art. 6:230s B.W.). Dit moet ook onverwijld en tenminste binnen veertien dagen na het uitbrengen van de ontbindingsverklaring gebeuren (lid 1). Dit tenzij de handelaar heeft aangeboden de zaken af te komen halen.

      De kosten van terugzending komen in beginsel voor rekening van de consument (lid 2).

      Waardevermindering van de zaak en inspectie

      De consument slechts aansprakelijk is voor de waardevermindering van de zaak als de behandeling van de zaak door de consument verder is gegaan dan noodzakelijk om de aard, de kenmerken en de werking van de zaak vast te stellen. Dit houdt in dat een consument thuis de zaak op dezelfde manier mag inspecteren en hanteren zoals in een winkel gedaan wordt, aldus Rb. Rotterdam 4 april 2019 (hair-extensions).

      Aanvullende bepalingen voor overeenkomsten buiten de verkoopruimte (Par. 4)

      Par. 4 geeft nog enkele aanvullingen voor overeenkomsten die worden gesloten buiten de verkoopruimte.

      Wijze van informatieverstrekking buiten de verkoopruimte

      In art. 6:230t B.W. worden enkele nadere bepalingen gegeven voor de manier, waarop de informatie aan de consument moet worden verstrekt.

      Onvoldoende draagkrachtige consument

      In art. 6:230u B.W. is bepaald, dat de ondernemer de consument geen overeenkomst zal aanbieden, als hij weet of dient te weten dat deze niet draagkrachtig genoeg is om die na te komen.

      Aanvullende bepalingen voor overeenkomsten op afstand (Par. 5)

      In Par. 5 stelt art. 6:230v B.W. nadere regels over de wijze en het moment waarop de handelaar de in art. 6:230m lid 1 BW genoemde informatie moet verstrekken voorafgaand aan het tot stand komen van overeenkomsten die worden gesloten op afstand.

      Specifieke bepalingen voor overeenkomsten op afstand en buiten de verkoopruimte inzake financiële producten en financiële diensten (Par. 6)

      In Par. 6 worden vier bepalingen opgenomen die specifiek gelden voor overeenkomsten op afstand en buiten de verkoopruimte van de ondernemer met betrekking tot financiële diensten of producten. Het toepassingsbereik wordt gedefinieerd in art. 6:230w B.W..

      Rechtspraak

      Rb. Amsterdam 29 mei 2020 (Eneco/consument) – de Kantonrechter wijst de vordering tegen de – niet verschenen – consument af. De Ktr. verlengt de wettelijke bedenktijd tot 12 maanden wegens ontoereikende informatieverstrekking en het niet overhandigen van de overeenkomst aan de consument. Deze heeft binnen die termijn laten weten van de overeenkomst af te willen. Voor een goede afweging voor aangaan van de overeenkomst moet de consument bij deur-aan-deur verkoop alle informatie worden gegeven. Verwijzing naar een website waar de consument die informatie zelf moet gaan opzoeken is niet voldoende.

      Rb. Rotterdam 4 april 2019 (hair-extensions) – de consument is op grond van art. 6:230s B.W. slechts aansprakelijk is voor de waardevermindering van de zaak als de behandeling ervan door de consument verder is gegaan dan noodzakelijk om de aard, de kenmerken en de werking van de zaak vast te stellen. Dit houdt in dat een consument thuis de zaak op dezelfde manier mag inspecteren en hanteren zoals in een winkel gedaan wordt.

      Auteur & Last edit

      [MdV, 16-09-2018; laatste bewerking 8-11-2023]

      Overeenkomsten tussen handelaren en consumenten (Afd. 2B, Titel 5, Boek 6 B.W.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!