Algemene bepalingen internationaal privaatrecht (Titel 1, Boek 10 B.W.)
Inleiding algemene bepalingen internationaal privaatrecht
Boek 10 Burgerlijk Wetboek geeft bepalingen van internationaal privaatrecht (afgekort: “IPR”). Het IPR geeft bij geschillen tussen partijen die in verschillende landen gevestigd zijn regels om vast te stellen:
– welk recht toepasselijk is (van welk land)
– in welk land de procedure gevoerd moet worden (rechtsmacht) en
– erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke uitspraken in een ander land.
De vraag naar het toepasselijk recht wordt het “materiële IPR” genoemd, de vraag naar de rechtsmacht en de erkenning en tenuitvoerlegging het “formele IPR”. IPR-vraagstukken zijn niet zelden ingewikkeld. In Boek 10 B.W. wordt het materiële IPR geregeld.
Het formele IPR is te vinden in het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering en in internationale verdragen en verordeningen. Zie de pagina Rechtsmacht van de Nederlandse rechter.
IPR-Verdragen, EU Verordeningen en nationaal recht
Het IPR is van oorsprong – paradoxaal genoeg – nationaal recht: ieder land heeft zijn eigen regels vastgesteld om de hierboven vermelde kwesties te beantwoorden. Gaandeweg zijn er echter verdragen gesloten om een gelijkschakeling en wederkerigheid van IPR-recht te bewerkstelligen. Binnen de EU zijn er verdergaande regelingen tot stand gekomen om het IPR te uniformeren en de wederzijdse erkenning van rechterlijke uitspraken vast te leggen.
Op het vlak van het materiële IPR (het bepalen van het toepasselijk recht) kent de EU twee Verordeningen: de zgn. Rome I (oftewel de EVO Verordening) inzake het toepasselijk recht bij internationale overeenkomsten. En de Rome II Verordening, die het toepasselijk recht regelt bij verbintenissen anders dan uit overeenkomst (zoals onrechtmatige daad). Zie de pagina EVO-Verordening (Rome I) en de pagina Verordening toepasselijk recht niet-contractuele verbintenissen (Rome II).
De EEX-Verordening regelt de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse rechterlijke uitspraken en andere executoriale titels binnen Europa. Zie hierover de pagina EEX-Verordening (ook wel bekend als “Brussel I-bis”).
Algemene bepalingen IPR
In Titel 1, Boek 10 B.W. geeft de wet allereerst algemene bepalingen van internationaal privaatrecht. Deze Titel omvat 17 bepalingen (art. 10:1 B.W. tot en met art. 10:17 B.W.).
Internationale en communautaire regelingen gaan vóór Boek 10 B.W.
In art. 10:1 B.W. wordt de toepasselijkheid van Boek 10 B.W. – en andere Nederlandse wettelijke bepalingen die regels van internationaal privaatrecht geven – afgebakend ten opzichte van voor Nederland bindende internationale en communautaire regelingen. Die regelingen worden door Boek 10 B.W. of andere nationale regelgeving niet ingeperkt.
Anders gezegd zijn voor Nederland bindende internationale en communautaire regelingen van een hogere orde dan de nationale regels van IPR. Daarmee vormen Boek 10 B.W. en andere nationale wettelijke regels van IPR een aanvulling op andere, reeds bestaande (of na invoering van Boek 10 B.W. ingevoerde) voor Nederland bindende internationale en communautaire regelingen.
In Rb. Amsterdam 6 mei 2015 (Nederlands Bureau Motorrijtuigverzekeraars/TIP) past de rechtbank deze regel toe: voor de vaststelling, welk recht op het geschil van toepassing is, overweegt de rechtbank in r.o. 4.4:
“De vraag naar de aansprakelijkheid van T.I.P voor de door de aanrijdingen veroorzaakte schade dient te worden beoordeeld naar Duits recht. Dit volgt uit artikel 10:1, 10:158 van het Burgerlijk Wetboek (BW) juncto de Verordening nr. 864/2007 van het Europees parlement en de Raad van 11 juli 2007, betreffende het recht dat van toepassing is op niet contractuele Verbintenissen (Rome II), artikel 28 lid 1, juncto artikel 3 van het “Verdrag inzake de wet welke van toepassing is op verkeersongevallen op de weg”, luidende
“(…) De van toepassing zijnde wet is de interne wet van de Staat op welks grondgebied het ongeval heeft plaatsgevonden (…)”.Dat dit hier niet het geval zou zijn op de door T.I.P aangevoerde gronden, namelijk dat regresvorderingen in artikel 2 van dit verdrag zijn uitgezonderd, gaat niet op, aangezien de eerste vraag die ter beantwoording voorligt de aansprakelijkheid van T.I.P betreft.”
Strijd buitenlands recht met Nederlandse openbare orde
Wanneer krachtens (Nederlands) IPR buitenlands recht van toepassing is op een rechtsverhouding, dan wordt dat vreemde recht in beginsel door de Nederlandse rechter toegepast.
Dit lijdt uitzondering, wanneer het vreemde recht ‘kennelijk onverenigbaar’ is met de Nederlandse openbare rechtsorde (art. 10:6 B.W.). Het moet dus gaan om een evidente, in het oog springende strijdigheid.
In HR 19 november 2021 (Iraanse huwelijkse voorwaarden) besliste de Hoge Raad, dat de tussen een van oorsprong Iraans echtpaar overeengekomen huwelijkse voorwaarden buiten toepassing dienen te blijven, als deze indruisen tegen de Nederlandse rechtsorde. In casu bepaalde deze voorwaarden, dat de vrouw geen aanspraak had op de helft van het huwelijksgoederengemeenschap, als de echtscheiding door haar werd aangevraagd.
Auteur & Last edit
[MdV, 10-06-2021; laatste bewerking 7-12-2021]
Algemene bepalingen internationaal privaatrecht (Titel 1, Boek 10 B.W.)
Inleiding algemene bepalingen internationaal privaatrecht
Boek 10 Burgerlijk Wetboek geeft bepalingen van internationaal privaatrecht (afgekort: “IPR”). Het IPR geeft bij geschillen tussen partijen die in verschillende landen gevestigd zijn regels om vast te stellen:
– welk recht toepasselijk is (van welk land)
– in welk land de procedure gevoerd moet worden (rechtsmacht) en
– erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke uitspraken in een ander land.
De vraag naar het toepasselijk recht wordt het “materiële IPR” genoemd, de vraag naar de rechtsmacht en de erkenning en tenuitvoerlegging het “formele IPR”. IPR-vraagstukken zijn niet zelden ingewikkeld. In Boek 10 B.W. wordt het materiële IPR geregeld.
Het formele IPR is te vinden in het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering en in internationale verdragen en verordeningen. Zie de pagina Rechtsmacht van de Nederlandse rechter.
IPR-Verdragen, EU Verordeningen en nationaal recht
Het IPR is van oorsprong – paradoxaal genoeg – nationaal recht: ieder land heeft zijn eigen regels vastgesteld om de hierboven vermelde kwesties te beantwoorden. Gaandeweg zijn er echter verdragen gesloten om een gelijkschakeling en wederkerigheid van IPR-recht te bewerkstelligen. Binnen de EU zijn er verdergaande regelingen tot stand gekomen om het IPR te uniformeren en de wederzijdse erkenning van rechterlijke uitspraken vast te leggen.
Op het vlak van het materiële IPR (het bepalen van het toepasselijk recht) kent de EU twee Verordeningen: de zgn. Rome I (oftewel de EVO Verordening) inzake het toepasselijk recht bij internationale overeenkomsten. En de Rome II Verordening, die het toepasselijk recht regelt bij verbintenissen anders dan uit overeenkomst (zoals onrechtmatige daad). Zie de pagina EVO-Verordening (Rome I) en de pagina Verordening toepasselijk recht niet-contractuele verbintenissen (Rome II).
De EEX-Verordening regelt de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse rechterlijke uitspraken en andere executoriale titels binnen Europa. Zie hierover de pagina EEX-Verordening (ook wel bekend als “Brussel I-bis”).
Algemene bepalingen IPR
In Titel 1, Boek 10 B.W. geeft de wet allereerst algemene bepalingen van internationaal privaatrecht. Deze Titel omvat 17 bepalingen (art. 10:1 B.W. tot en met art. 10:17 B.W.).
Internationale en communautaire regelingen gaan vóór Boek 10 B.W.
In art. 10:1 B.W. wordt de toepasselijkheid van Boek 10 B.W. – en andere Nederlandse wettelijke bepalingen die regels van internationaal privaatrecht geven – afgebakend ten opzichte van voor Nederland bindende internationale en communautaire regelingen. Die regelingen worden door Boek 10 B.W. of andere nationale regelgeving niet ingeperkt.
Anders gezegd zijn voor Nederland bindende internationale en communautaire regelingen van een hogere orde dan de nationale regels van IPR. Daarmee vormen Boek 10 B.W. en andere nationale wettelijke regels van IPR een aanvulling op andere, reeds bestaande (of na invoering van Boek 10 B.W. ingevoerde) voor Nederland bindende internationale en communautaire regelingen.
In Rb. Amsterdam 6 mei 2015 (Nederlands Bureau Motorrijtuigverzekeraars/TIP) past de rechtbank deze regel toe: voor de vaststelling, welk recht op het geschil van toepassing is, overweegt de rechtbank in r.o. 4.4:
“De vraag naar de aansprakelijkheid van T.I.P voor de door de aanrijdingen veroorzaakte schade dient te worden beoordeeld naar Duits recht. Dit volgt uit artikel 10:1, 10:158 van het Burgerlijk Wetboek (BW) juncto de Verordening nr. 864/2007 van het Europees parlement en de Raad van 11 juli 2007, betreffende het recht dat van toepassing is op niet contractuele Verbintenissen (Rome II), artikel 28 lid 1, juncto artikel 3 van het “Verdrag inzake de wet welke van toepassing is op verkeersongevallen op de weg”, luidende
“(…) De van toepassing zijnde wet is de interne wet van de Staat op welks grondgebied het ongeval heeft plaatsgevonden (…)”.Dat dit hier niet het geval zou zijn op de door T.I.P aangevoerde gronden, namelijk dat regresvorderingen in artikel 2 van dit verdrag zijn uitgezonderd, gaat niet op, aangezien de eerste vraag die ter beantwoording voorligt de aansprakelijkheid van T.I.P betreft.”
Strijd buitenlands recht met Nederlandse openbare orde
Wanneer krachtens (Nederlands) IPR buitenlands recht van toepassing is op een rechtsverhouding, dan wordt dat vreemde recht in beginsel door de Nederlandse rechter toegepast.
Dit lijdt uitzondering, wanneer het vreemde recht ‘kennelijk onverenigbaar’ is met de Nederlandse openbare rechtsorde (art. 10:6 B.W.). Het moet dus gaan om een evidente, in het oog springende strijdigheid.
In HR 19 november 2021 (Iraanse huwelijkse voorwaarden) besliste de Hoge Raad, dat de tussen een van oorsprong Iraans echtpaar overeengekomen huwelijkse voorwaarden buiten toepassing dienen te blijven, als deze indruisen tegen de Nederlandse rechtsorde. In casu bepaalde deze voorwaarden, dat de vrouw geen aanspraak had op de helft van het huwelijksgoederengemeenschap, als de echtscheiding door haar werd aangevraagd.
Auteur & Last edit
[MdV, 10-06-2021; laatste bewerking 7-12-2021]
Algemene bepalingen internationaal privaatrecht (Titel 1, Boek 10 B.W.)
Zoeken binnen de kennisbank
Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!