Onbevoegdheid tot de voogdij (Par. 6, Afd. 6, Titel 14, Boek 1 B.W.)
Inleiding onbevoegdheid tot de voogdij
In Par. 6, Afd. 6, Titel 14 van Boek 1 B.W. geeft de wet een regeling voor de onbevoegdheid tot de voogdij over minderjarigen. De paragraaf omvat slechts 1 artikel (art. 1:324 B.W.). Art. 1:325 B.W. is vervallen per 2 november 1995.
Ontslag voogd wegens onbevoegdheid
De rechtbank kan een voogd op grond van bepaalde gronden onbevoegd verklaren (art. 1:324 lid 1 B.W.). Een voogd kan op de volgende gronden vermeld in art. 1:246 B.W. onbevoegd verklaard worden:
– indien hij minderjarig is;
– indien hij onder curatele is gesteld;
– of indien hij zodanig in zijn geestvermogens is gestoord dat het onmogelijk is om het gezag uit te oefenen, tenzij de stoornis van een tijdelijke aard is.
Zie ook de pagina Algemene bepalingen gezag over minderjarige kinderen.
Wanneer één van deze gronden zich voordoet, dan ontslaat de rechtbank de voogd en vervangt hem door een andere voogd (art. 1:324 lid 1 B.W.). Is de voogd slechts tijdelijk in zijn geestvermogens gestoord dan bestaat de mogelijkheid om een tijdelijke voogd te benoemen (art. 1:297 lid 1 sub a B.W.).
Wie kan het verzoek tot onbevoegdheid van een voogd indienen?
De rechtbank kan een voogd onbevoegd verklaren op verzoek van (art. 1:324 lid 2 B.W.):
– de voogd zelf;
– bloed- en aanverwanten van de minderjarige (art. 1:3 lid 1 B.W. en art. 1:3 lid 2 B.W.);
– de raad voor de kinderbescherming (art. 1:238 B.W.);
– schuldeisers;
– andere belanghebbenden.
De rechtbank kan de onbevoegdheid van de voogd ook ambtshalve uitspreken.
Ratio mogelijkheid tot verzoek schuldeiser tot ontslag voogd
De gedachte achter de mogelijkheid van een verzoek van een schuldeiser om een voogd onbevoegd te laten verklaren is het feit dat de voogd bewind voert over het vermogen van het kind (art. 1:337 lid 2 B.W.).
Onbevoegdheid bij gezamenlijke voogdij
Het is ook mogelijk om gezamenlijk de voogdij over een kind uit te oefenen (art. 1:282 B.W.). Mocht een van de voogden dan onbevoegd verklaard worden als voogd, dan voert de andere voogd het gezag over het kind alleen verder uit (art. 1:324 lid 3 B.W.). De grond van onbevoegdheid van de voogd kan ook weer vervallen, in dit geval herleeft de gezamenlijke voogdij (art. 1:324 lid 4 B.W.).
Relatieve bevoegdheid verzoek onbevoegdverklaring voogd
Welke rechter relatief competent is om kennis te nemen van het verzoek tot onbevoegdverklaring van een voogd is afhankelijk van de woonplaats van het kind in Nederland of de plaats waar het kind feitelijk verblijft (art. 265 Rv). Zie de pagina Relatieve bevoegdheid verzoekschriftprocedures.
Op het moment dat de voogd de voogdij uitoefent, neemt het kind de woonplaats van de voogd aan (art. 1:12 lid 1 B.W.). Zie ook de pagina Woonplaats.
Hoger beroep tegen onbevoegdverklaring voogd
Het is mogelijk om tegen de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep te gaan (art. 806 Rv.). Hierbij geldt een iets afwijkende regeling voor de beroepstermijn, voor zover het niet in de procedure verschenen belanghebbenden betreft, aan wie door de rechtbank wel een afschrift van de beschikking gestuurd is. Zie de pagina Rechtspleging in andere dan scheidingszaken.
Auteur & Last edit
[MdV, 1-04-2022; laatste bewerking KvdV 7-05-2022]
Onbevoegdheid tot de voogdij (Par. 6, Afd. 6, Titel 14, Boek 1 B.W.)
Inleiding onbevoegdheid tot de voogdij
In Par. 6, Afd. 6, Titel 14 van Boek 1 B.W. geeft de wet een regeling voor de onbevoegdheid tot de voogdij over minderjarigen. De paragraaf omvat slechts 1 artikel (art. 1:324 B.W.). Art. 1:325 B.W. is vervallen per 2 november 1995.
Ontslag voogd wegens onbevoegdheid
De rechtbank kan een voogd op grond van bepaalde gronden onbevoegd verklaren (art. 1:324 lid 1 B.W.). Een voogd kan op de volgende gronden vermeld in art. 1:246 B.W. onbevoegd verklaard worden:
– indien hij minderjarig is;
– indien hij onder curatele is gesteld;
– of indien hij zodanig in zijn geestvermogens is gestoord dat het onmogelijk is om het gezag uit te oefenen, tenzij de stoornis van een tijdelijke aard is.
Zie ook de pagina Algemene bepalingen gezag over minderjarige kinderen.
Wanneer één van deze gronden zich voordoet, dan ontslaat de rechtbank de voogd en vervangt hem door een andere voogd (art. 1:324 lid 1 B.W.). Is de voogd slechts tijdelijk in zijn geestvermogens gestoord dan bestaat de mogelijkheid om een tijdelijke voogd te benoemen (art. 1:297 lid 1 sub a B.W.).
Wie kan het verzoek tot onbevoegdheid van een voogd indienen?
De rechtbank kan een voogd onbevoegd verklaren op verzoek van (art. 1:324 lid 2 B.W.):
– de voogd zelf;
– bloed- en aanverwanten van de minderjarige (art. 1:3 lid 1 B.W. en art. 1:3 lid 2 B.W.);
– de raad voor de kinderbescherming (art. 1:238 B.W.);
– schuldeisers;
– andere belanghebbenden.
De rechtbank kan de onbevoegdheid van de voogd ook ambtshalve uitspreken.
Ratio mogelijkheid tot verzoek schuldeiser tot ontslag voogd
De gedachte achter de mogelijkheid van een verzoek van een schuldeiser om een voogd onbevoegd te laten verklaren is het feit dat de voogd bewind voert over het vermogen van het kind (art. 1:337 lid 2 B.W.).
Onbevoegdheid bij gezamenlijke voogdij
Het is ook mogelijk om gezamenlijk de voogdij over een kind uit te oefenen (art. 1:282 B.W.). Mocht een van de voogden dan onbevoegd verklaard worden als voogd, dan voert de andere voogd het gezag over het kind alleen verder uit (art. 1:324 lid 3 B.W.). De grond van onbevoegdheid van de voogd kan ook weer vervallen, in dit geval herleeft de gezamenlijke voogdij (art. 1:324 lid 4 B.W.).
Relatieve bevoegdheid verzoek onbevoegdverklaring voogd
Welke rechter relatief competent is om kennis te nemen van het verzoek tot onbevoegdverklaring van een voogd is afhankelijk van de woonplaats van het kind in Nederland of de plaats waar het kind feitelijk verblijft (art. 265 Rv). Zie de pagina Relatieve bevoegdheid verzoekschriftprocedures.
Op het moment dat de voogd de voogdij uitoefent, neemt het kind de woonplaats van de voogd aan (art. 1:12 lid 1 B.W.). Zie ook de pagina Woonplaats.
Hoger beroep tegen onbevoegdverklaring voogd
Het is mogelijk om tegen de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep te gaan (art. 806 Rv.). Hierbij geldt een iets afwijkende regeling voor de beroepstermijn, voor zover het niet in de procedure verschenen belanghebbenden betreft, aan wie door de rechtbank wel een afschrift van de beschikking gestuurd is. Zie de pagina Rechtspleging in andere dan scheidingszaken.
Auteur & Last edit
[MdV, 1-04-2022; laatste bewerking KvdV 7-05-2022]
Onbevoegdheid tot de voogdij (Par. 6, Afd. 6, Titel 14, Boek 1 B.W.)
Zoeken binnen de kennisbank
Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!