Pagina inhoud

    Relatieve bevoegdheid verzoekschriftprocedures (Afd. 2, Titel 3, Boek 1 Rv.)

    Inleiding relatieve bevoegdheid verzoekschriftprocedures

    Afd. 2, Titel 3 Boek 1 Rv. geeft een afzonderlijke regeling voor relatieve bevoegdheid in verzoekschriftprocedures. De afdeling omvat 9 bepalingen (art. 262 Rv. tot en met art. 270 Rv.).

    Voor dagvaardingsprocedures zie de pagina Relatieve bevoegdheid dagvaardingsprocedures.

    Absolute bevoegdheid versus relatieve bevoegdheid

    Wat is het verschil tussen de absolute bevoegdheid van de rechter en relatieve bevoegdheid van de rechter?

    De absolute bevoegdheid bepaalt, welke soort rechter bevoegd is. Bij voorbeeld of een procedure moet worden ingeleid bij de rechtbank, of bij het Gerechtshof of bij de Hoge Raad. En bij welke instantie van die soort het rechtsmiddel (zoals verzet, hoger beroep of cassatie) moet worden ingesteld. De absolute bevoegdheid wordt afgeleid uit de aard van de ingestelde vordering.

    De absolute bevoegdheid is van dwingend recht: partijen kunnen daar niet bij overeenkomst van afwijken.

    De relatieve bevoegdheid van de rechter is de vraag, in welke plaats de procedure moet worden ingeleid. Als een procedure moet worden ingeleid bij de rechtbank moet dus worden nagegaan in welk van de elf arrondissementen het verzoek moet worden ingediend. Bij de Hoven, in welk van de vier Hofressorten. Daarbij moet ook worden gelet op de nevenzittingsplaatsen, zowel bij de rechtbanken als de Hoven. Zo kent Hof Arnhem-Leeuwarden twee zittingsplaatsen: Arnhem en Leeuwarden.

    Wanneer het gaat om een internationale aspecten, dan kan ook de vraag naar de rechtsmacht van de rechter aan de orde komen (zie onderstaand bij Rechtspraak. Zie ook de pagina Rechtsmacht.

    Hoofdregel relatieve bevoegdheid verzoekschriften: woonplaats verzoeker

    De hoofdregel van art. 262 aanhef en sub a Rv. is, dat de woonplaats van verzoeker (of als er meerdere zijn, één van hen) dan wel één van de in het verzoekschrift genoemde belanghebbenden bepalend is voor de relatieve bevoegdheid van de rechter. Ook kan de woonplaats van één van de belanghebbenden worden gekozen.

    Dit wijkt af van de hoofdregel in de dagvaardingsprocedure, die standaard uitgaat van de woonplaats van de verweerder (gedaagde) (zie de pagina relatieve bevoegdheid in dagvaardingsprocedures).

    Als deze woonplaats in Nederland niet bekend is, dan is bevoegd de rechter van het werkelijk verblijf van één van hen.

    Heeft het verzoek betrekking op een bij dagvaarding ingeleid of in te leiden geding, dan is relatief bevoegd de rechter die bevoegd is van dat geding kennis te nemen, tenzij het verzoek niet behoort tot diens absolute bevoegdheid (art. 262 aanhef en sub b Rv.)..

    Relatieve bevoegdheid zaken betreffende inschrijving burgerlijke stand: plaats waar de inschrijving gedaan moet worden

    Voor zaken die uitsluitend inschrijving in de Burgerlijke stand betreffen geeft art. 263 Rv. een specifieke regel. Verzoekschriften tot aanvulling van de registers van de burgerlijke stand of de inschrijving, doorhaling of wijziging van daarin in te schrijven of ingeschreven akten worden gebracht voor de rechtbank van de gemeente van het register waar de inschrijving plaats moet hebben (eerste volzin). Zie ook de pagina Recht op naam inzake de inschrijving van een kind na de geboorte.

    Voor inschrijvingen ingevolge Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek BES met betrekking tot de ingezetenen van de BES-eilanden (de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba) in het Caribisch gebied in het Koninkrijk is uitsluitend de rechtbank te ‘s-Gravenhage bevoegd (tweede volzin). Bij voorbeeld een procedure over de inschrijving van een voornaam (zie art. 4 Boek 1 lid 2 B.W. BES) of de inschrijving van een achternaam (zie art. 5 Boek 1 B.W. BES).

    Voor de regels inzake een dergelijk verzoek zie Burgerlijk wetboek BES Boek 1, Titel 4, Afd. 9 inzake de aanvulling van de registers van de burgerlijke stand en de verbetering van de daarin voorkomende akten en latere vermeldingen.

    Relatieve bevoegdheid zaken betreffende huur onroerend goed: locus rei

    Voor zaken die betrekking hebben op de huur van gebouwde onroerende zaken is uitsluitend bevoegd de rechter binnen wiens rechtsgebied het gehuurde of het grootste gedeelte daarvan is gelegen (art. 264 Rv.).

    Ook wanneer het de huur van een gedeelte daarvan betreft. Voor onbebouwd onroerende zaken geldt deze bepaling dus niet.

    Uitzonderingen relatieve bevoegdheid in familiezaken en erfrecht

    De wet geeft vervolgens een aantal specifieke regels – met uitzonderingen op de hoofdregel – voor de relatieve bevoegdheid in zaken betreffende het personen- en familierecht en erfrecht. Het betreft de volgende soorten zaken.

    Zaken betreffende minderjarigen

    Voor zaken die betrekking hebben op minderjarigen bepaalt art. 265 Rv. dat bevoegd is de rechtbank van de woonplaats van de minderjarige. Of als er geen woonplaats in Nederland is, de rechtbank van de werkelijke verblijfplaats in Nederland.

    In internationale alimentatiezaken is de primaire vraag niet zozeer welke rechter in Nederland bevoegd is, maar of de Nederlandse rechter bevoegd is (rechtsmacht heeft), en zo nee, welke rechter dan wel. De vraag naar de relatieve bevoegdheid komt dan pas aan de orde als de conclusie getrokken kan worden dat de Nederlandse rechter bevoegd is. Zie ook de pagina Alimentatieverordening.

    De Hoge Raad kwam in HR 2 mei 2014 (verzoek wijziging alimentatie onderhoudsgerechtigde in Caribisch gebied) tot dezelfde slotsom: een verzoekschrift met betrekking tot wijziging van alimentatie ten behoeve van een ingezetene van het Caribisch gebied van het Koninkrijk is niet een vraag naar relatieve bevoegdheid maar naar rechtsmacht van de Nederlandse rechter. Zie voor de verdere bespreking van dit arrest de pagina Alimentatieverordening.

    Curatele voor meerderjarigen en soortgelijke zaken

    Eenzelfde regel geeft art. 266 Rv. voor zaken betreffende curatele, onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen of mentorschap ten behoeve van meerderjarigen. In die zaken is bevoegd de rechter van de woonplaats van degene wiens curatele onderscheidenlijk goederen of mentorschap het betreft. Is er geen woonplaats in Nederland, van het werkelijk verblijf.

    Zaken betreffende vermissing en doodverklaring vermiste

    In dit stramien bepaalt art. 267 Rv. voor zaken betreffende vermisten, dat de woonplaats – c.q. laatst bekende verblijfplaats in Nederland – van de vermiste bepalend is. Uitzondering geldt echter de doodverklaring: in die zaken is uitsluitend de rechtbank te ‘s-Gravenhage bevoegd. Zie ook de pagina Personen wier bestaan onzeker is en de pagina Vaststelling van overlijden in bepaalde gevallen.

    Zaken betreffende nalatenschappen

    Ook art. 268 lid 1 Rv. bepaalt dat verzoekschriften betreffende nalatenschappen moeten worden ingediend bij de rechtbank van de laatste woonplaats van de overledene. Hier speelt de werkelijke verblijfplaats – logischerwijs – geen rol.

    Uitzondering op deze bevoegdheidsbepaling wordt gemaakt voor procedures die betrekking hebben op testamentair bewind (Afd. 7, Titel 5, Boek 4 B.W.). In die zaken is de rechtbank van de woonplaats van de rechthebbende relatief bevoegd.

    Toezending beschikking aan als bevoegde aangewezen Kantonrechter

    In art. 268 lid 2 Rv. wordt nog bepaald, dat de beschikking als bedoeld in art. 1:12 lid 4 B.W. wordt toegezonden aan de betreffende rechter en de betrokken belanghebbenden.

    Vangnetbepaling relatieve bevoegdheid

    Wijst geen van de voorgaande bepalingen een bevoegde rechter aan, dan is in ieder geval de rechtbank in ‘s-Gravenhage bevoegd (art. 269 Rv.).

    Verwijzing naar andere rechter op grond van relatieve bevoegdheid

    Wanneer de rechter beslist, dat niet hij maar een andere rechter van gelijke rang relatief bevoegd is, dan verwijst hij de zaak – in de stand waarin deze zich bevindt – naar die andere rechter (art. 270 lid 1 Rv.). De rechter naar wie de zaak is verwezen, is aan die verwijzing gebonden.

    Tegen de beslissing tot verwijzing staat voor partijen geen hoger beroep open (lid 3), en evenmin tegen de beslissing om niet te verwijzen na betwisting van de bevoegdheid. Dit tenzij de rechter zich tevens absoluut onbevoegd verklaart en de zaak verwijst naar een hogere rechter.

    In zaken betreffende echtscheiding etc. – inclusief voorlopige voorzieningen – vindt verwijzing op grond van relatieve bevoegdheid alleen plaats als één van de partijen de relatieve bevoegdheid betwist (lid 2).

    Auteur & Last edit

    [MdV, 29-12-2019; laatste bewerking 6-09-2023]

    Relatieve bevoegdheid verzoekschriftprocedures (Afd. 2, Titel 3, Boek 1 Rv.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      Relatieve bevoegdheid verzoekschriftprocedures (Afd. 2, Titel 3, Boek 1 Rv.)

      Inleiding relatieve bevoegdheid verzoekschriftprocedures

      Afd. 2, Titel 3 Boek 1 Rv. geeft een afzonderlijke regeling voor relatieve bevoegdheid in verzoekschriftprocedures. De afdeling omvat 9 bepalingen (art. 262 Rv. tot en met art. 270 Rv.).

      Voor dagvaardingsprocedures zie de pagina Relatieve bevoegdheid dagvaardingsprocedures.

      Absolute bevoegdheid versus relatieve bevoegdheid

      Wat is het verschil tussen de absolute bevoegdheid van de rechter en relatieve bevoegdheid van de rechter?

      De absolute bevoegdheid bepaalt, welke soort rechter bevoegd is. Bij voorbeeld of een procedure moet worden ingeleid bij de rechtbank, of bij het Gerechtshof of bij de Hoge Raad. En bij welke instantie van die soort het rechtsmiddel (zoals verzet, hoger beroep of cassatie) moet worden ingesteld. De absolute bevoegdheid wordt afgeleid uit de aard van de ingestelde vordering.

      De absolute bevoegdheid is van dwingend recht: partijen kunnen daar niet bij overeenkomst van afwijken.

      De relatieve bevoegdheid van de rechter is de vraag, in welke plaats de procedure moet worden ingeleid. Als een procedure moet worden ingeleid bij de rechtbank moet dus worden nagegaan in welk van de elf arrondissementen het verzoek moet worden ingediend. Bij de Hoven, in welk van de vier Hofressorten. Daarbij moet ook worden gelet op de nevenzittingsplaatsen, zowel bij de rechtbanken als de Hoven. Zo kent Hof Arnhem-Leeuwarden twee zittingsplaatsen: Arnhem en Leeuwarden.

      Wanneer het gaat om een internationale aspecten, dan kan ook de vraag naar de rechtsmacht van de rechter aan de orde komen (zie onderstaand bij Rechtspraak. Zie ook de pagina Rechtsmacht.

      Hoofdregel relatieve bevoegdheid verzoekschriften: woonplaats verzoeker

      De hoofdregel van art. 262 aanhef en sub a Rv. is, dat de woonplaats van verzoeker (of als er meerdere zijn, één van hen) dan wel één van de in het verzoekschrift genoemde belanghebbenden bepalend is voor de relatieve bevoegdheid van de rechter. Ook kan de woonplaats van één van de belanghebbenden worden gekozen.

      Dit wijkt af van de hoofdregel in de dagvaardingsprocedure, die standaard uitgaat van de woonplaats van de verweerder (gedaagde) (zie de pagina relatieve bevoegdheid in dagvaardingsprocedures).

      Als deze woonplaats in Nederland niet bekend is, dan is bevoegd de rechter van het werkelijk verblijf van één van hen.

      Heeft het verzoek betrekking op een bij dagvaarding ingeleid of in te leiden geding, dan is relatief bevoegd de rechter die bevoegd is van dat geding kennis te nemen, tenzij het verzoek niet behoort tot diens absolute bevoegdheid (art. 262 aanhef en sub b Rv.)..

      Relatieve bevoegdheid zaken betreffende inschrijving burgerlijke stand: plaats waar de inschrijving gedaan moet worden

      Voor zaken die uitsluitend inschrijving in de Burgerlijke stand betreffen geeft art. 263 Rv. een specifieke regel. Verzoekschriften tot aanvulling van de registers van de burgerlijke stand of de inschrijving, doorhaling of wijziging van daarin in te schrijven of ingeschreven akten worden gebracht voor de rechtbank van de gemeente van het register waar de inschrijving plaats moet hebben (eerste volzin). Zie ook de pagina Recht op naam inzake de inschrijving van een kind na de geboorte.

      Voor inschrijvingen ingevolge Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek BES met betrekking tot de ingezetenen van de BES-eilanden (de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba) in het Caribisch gebied in het Koninkrijk is uitsluitend de rechtbank te ‘s-Gravenhage bevoegd (tweede volzin). Bij voorbeeld een procedure over de inschrijving van een voornaam (zie art. 4 Boek 1 lid 2 B.W. BES) of de inschrijving van een achternaam (zie art. 5 Boek 1 B.W. BES).

      Voor de regels inzake een dergelijk verzoek zie Burgerlijk wetboek BES Boek 1, Titel 4, Afd. 9 inzake de aanvulling van de registers van de burgerlijke stand en de verbetering van de daarin voorkomende akten en latere vermeldingen.

      Relatieve bevoegdheid zaken betreffende huur onroerend goed: locus rei

      Voor zaken die betrekking hebben op de huur van gebouwde onroerende zaken is uitsluitend bevoegd de rechter binnen wiens rechtsgebied het gehuurde of het grootste gedeelte daarvan is gelegen (art. 264 Rv.).

      Ook wanneer het de huur van een gedeelte daarvan betreft. Voor onbebouwd onroerende zaken geldt deze bepaling dus niet.

      Uitzonderingen relatieve bevoegdheid in familiezaken en erfrecht

      De wet geeft vervolgens een aantal specifieke regels – met uitzonderingen op de hoofdregel – voor de relatieve bevoegdheid in zaken betreffende het personen- en familierecht en erfrecht. Het betreft de volgende soorten zaken.

      Zaken betreffende minderjarigen

      Voor zaken die betrekking hebben op minderjarigen bepaalt art. 265 Rv. dat bevoegd is de rechtbank van de woonplaats van de minderjarige. Of als er geen woonplaats in Nederland is, de rechtbank van de werkelijke verblijfplaats in Nederland.

      In internationale alimentatiezaken is de primaire vraag niet zozeer welke rechter in Nederland bevoegd is, maar of de Nederlandse rechter bevoegd is (rechtsmacht heeft), en zo nee, welke rechter dan wel. De vraag naar de relatieve bevoegdheid komt dan pas aan de orde als de conclusie getrokken kan worden dat de Nederlandse rechter bevoegd is. Zie ook de pagina Alimentatieverordening.

      De Hoge Raad kwam in HR 2 mei 2014 (verzoek wijziging alimentatie onderhoudsgerechtigde in Caribisch gebied) tot dezelfde slotsom: een verzoekschrift met betrekking tot wijziging van alimentatie ten behoeve van een ingezetene van het Caribisch gebied van het Koninkrijk is niet een vraag naar relatieve bevoegdheid maar naar rechtsmacht van de Nederlandse rechter. Zie voor de verdere bespreking van dit arrest de pagina Alimentatieverordening.

      Curatele voor meerderjarigen en soortgelijke zaken

      Eenzelfde regel geeft art. 266 Rv. voor zaken betreffende curatele, onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen of mentorschap ten behoeve van meerderjarigen. In die zaken is bevoegd de rechter van de woonplaats van degene wiens curatele onderscheidenlijk goederen of mentorschap het betreft. Is er geen woonplaats in Nederland, van het werkelijk verblijf.

      Zaken betreffende vermissing en doodverklaring vermiste

      In dit stramien bepaalt art. 267 Rv. voor zaken betreffende vermisten, dat de woonplaats – c.q. laatst bekende verblijfplaats in Nederland – van de vermiste bepalend is. Uitzondering geldt echter de doodverklaring: in die zaken is uitsluitend de rechtbank te ‘s-Gravenhage bevoegd. Zie ook de pagina Personen wier bestaan onzeker is en de pagina Vaststelling van overlijden in bepaalde gevallen.

      Zaken betreffende nalatenschappen

      Ook art. 268 lid 1 Rv. bepaalt dat verzoekschriften betreffende nalatenschappen moeten worden ingediend bij de rechtbank van de laatste woonplaats van de overledene. Hier speelt de werkelijke verblijfplaats – logischerwijs – geen rol.

      Uitzondering op deze bevoegdheidsbepaling wordt gemaakt voor procedures die betrekking hebben op testamentair bewind (Afd. 7, Titel 5, Boek 4 B.W.). In die zaken is de rechtbank van de woonplaats van de rechthebbende relatief bevoegd.

      Toezending beschikking aan als bevoegde aangewezen Kantonrechter

      In art. 268 lid 2 Rv. wordt nog bepaald, dat de beschikking als bedoeld in art. 1:12 lid 4 B.W. wordt toegezonden aan de betreffende rechter en de betrokken belanghebbenden.

      Vangnetbepaling relatieve bevoegdheid

      Wijst geen van de voorgaande bepalingen een bevoegde rechter aan, dan is in ieder geval de rechtbank in ‘s-Gravenhage bevoegd (art. 269 Rv.).

      Verwijzing naar andere rechter op grond van relatieve bevoegdheid

      Wanneer de rechter beslist, dat niet hij maar een andere rechter van gelijke rang relatief bevoegd is, dan verwijst hij de zaak – in de stand waarin deze zich bevindt – naar die andere rechter (art. 270 lid 1 Rv.). De rechter naar wie de zaak is verwezen, is aan die verwijzing gebonden.

      Tegen de beslissing tot verwijzing staat voor partijen geen hoger beroep open (lid 3), en evenmin tegen de beslissing om niet te verwijzen na betwisting van de bevoegdheid. Dit tenzij de rechter zich tevens absoluut onbevoegd verklaart en de zaak verwijst naar een hogere rechter.

      In zaken betreffende echtscheiding etc. – inclusief voorlopige voorzieningen – vindt verwijzing op grond van relatieve bevoegdheid alleen plaats als één van de partijen de relatieve bevoegdheid betwist (lid 2).

      Auteur & Last edit

      [MdV, 29-12-2019; laatste bewerking 6-09-2023]

      Relatieve bevoegdheid verzoekschriftprocedures (Afd. 2, Titel 3, Boek 1 Rv.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!