Pagina inhoud

    Voogdij door een der ouders opgedragen (Par. 2, Afd. 6, Titel 14, Boek 1 B.W.)

    Inleiding voogdij door een der ouders opgedragen

    In Par. 2, Afd. 6, Titel 14 van Boek 1 B.W. geeft de wet een regeling voor voogdij over minderjarigen, opgedragen door een van de ouders bij uiterste wilsbeschikking. De paragraaf omvat 3 artikelen (art. 1:292 B.W. tot en met art. 1:294 B.W.).

    Voogdij in het testament opgenomen

    Een ouder kan – als er geen andere ouder met gezag is – in zijn of haar testament één of twee personen aanwijzen, die de voogdij zullen uitoefenen (art. 1:292 lid 1 B.W.). Op het moment dat de ouder het testament opstelt en daarin de voogdij over de kinderen wil regelen, hoeft de ouder niet het gezag over de kinderen te hebben. Wel moet de ouder zodat het testament wordt uitgevoerd, op het moment van overlijden het gezag over de kinderen hebben.

    Aanwijzing voogd in Centraal Gezagsregister

    Deze aanwijzing kan in plaats van in een testament ook in het gezagsregister (art. 1:244 B.W.) worden opgenomen. Zie over het Centraal Gezagsregister nader de pagina Registers gezag minderjarigen.

    Beslissing rechter voogdij bij gelijktijdig overlijden beide ouders

    Naast de mogelijkheid dat één ouder overlijdt, kan het natuurlijk ook zo zijn dat beide ouders tegelijkertijd overlijden in bijvoorbeeld een auto-ongeluk. Beide ouders kunnen in dit geval gebruik gemaakt hebben van de bevoegdheid om een voogd bij testament aan te wijzen. Zijn zij allebei overleden zonder dat men kan weten wie als eerste is overleden, dan bepaalt de rechtbank ambtshalve wiens beschikking of aantekening wordt uitgevoerd (art. 1:292 lid 3 B.W.).

    Laatste aanwijzing voogd prevaleert

    Als er zowel in in het testament als in het gezagsregister aanwijzing is gedaan, maar daarin niet dezelfde personen als voogd worden aangewezen, dan is de laatste wijziging is doorslaggevend (art. 1:293 lid 4 B.W.).

    Geen testamentaire aanwijzing als voogd mogelijk van een rechtspersoon

    Aanwijzing van een rechtspersoon als voogd is in dit geval niet toegestaan (art. 1:292 lid 2 B.W.). Dit is alleen mogelijk als de rechter een voogd aanwijst (art. 1:302 B.W.). Zie de pagina Voogdij van rechtspersonen.

    Toewijzing gezag aan ouder zonder gezag

    De wet geeft er de voorkeur aan, dat de nog levende ouder zonder gezag na het overlijden van de andere ouder alsnog het gezag over de kinderen krijgt. Daartoe biedt art. 1:253h lid 3 B.W. de ouder zonder gezag de mogelijkheid om binnen een jaar na het in effect treden van de aanwijzing van de overleden ouder de rechter te verzoeken het gezag (dus niet de voogdij) aan hem of haar toe te wijzen. De rechter mag dit verzoek alleen afwijzen als het belang van de minderjarige(n) zich daartegen verzet. Zie ook de pagina Ouderlijk gezag minderjarige kinderen.

    Beperkingen van de voogdij in het testament opgenomen

    Er is een drietal beperkingen op de keuze van de ouder bij testament mogelijk (art. 1:293 B.W.):

    – de door de ouder getroffen regeling heeft geen gevolg of vervalt, als na zijn overlijden de andere ouder van rechtswege of krachtens rechterlijke beschikking het gezag over zijn kinderen uitoefent (art. 1:293 sub a B.W.). Als een ouder dus in zijn testament een individu als voogd aanwijst, maar er tegelijkertijd ook een andere ouder is die van rechtswege of krachtens een rechtelijke beschikking het gezag over de kinderen krijgt, dan heeft dit tweede voorrang boven de voogdij van het individu aangewezen in het testament.

    – de door de ouder getroffen regeling heeft geen gevolg of vervalt, als en voor zover hij op het tijdstip van zijn overlijden niet het gezag over zijn kinderen heeft (art. 1:293 sub b B.W.). Indien een ouder meerdere kinderen heeft maar niet over alle kinderen het gezag uitoefent, geldt de getroffen regeling alleen voor de kinderen waarover de ouder op het moment van overlijden het gezag had.

    – de door de ouder getroffen regeling heeft geen gevolg of vervalt, indien de ander die met de ouder gezamenlijk het gezag uitoefent van rechtswege de voogd over de kinderen wordt (art. 1:293 sub c B.W.). Het is in deze situatie wel zo dat de ouder die nog leeft maar het gezag niet heeft, de rechtbank kan verzoeken het gezag te krijgen (art. 1:253x lid 2 B.W.). In dit geval gaat het gezag van de ouder voor en vervalt de voogdij van de ander.

    Auteur & Last edit

    [MdV, 1-04-2022; laatste bewerking KvdV 1-05-2022]

    Voogdij door een der ouders opgedragen (Par. 2, Afd. 6, Titel 14, Boek 1 B.W.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Praktizijns

    Pagina inhoud

      Voogdij door een der ouders opgedragen (Par. 2, Afd. 6, Titel 14, Boek 1 B.W.)

      Inleiding voogdij door een der ouders opgedragen

      In Par. 2, Afd. 6, Titel 14 van Boek 1 B.W. geeft de wet een regeling voor voogdij over minderjarigen, opgedragen door een van de ouders bij uiterste wilsbeschikking. De paragraaf omvat 3 artikelen (art. 1:292 B.W. tot en met art. 1:294 B.W.).

      Voogdij in het testament opgenomen

      Een ouder kan – als er geen andere ouder met gezag is – in zijn of haar testament één of twee personen aanwijzen, die de voogdij zullen uitoefenen (art. 1:292 lid 1 B.W.). Op het moment dat de ouder het testament opstelt en daarin de voogdij over de kinderen wil regelen, hoeft de ouder niet het gezag over de kinderen te hebben. Wel moet de ouder zodat het testament wordt uitgevoerd, op het moment van overlijden het gezag over de kinderen hebben.

      Aanwijzing voogd in Centraal Gezagsregister

      Deze aanwijzing kan in plaats van in een testament ook in het gezagsregister (art. 1:244 B.W.) worden opgenomen. Zie over het Centraal Gezagsregister nader de pagina Registers gezag minderjarigen.

      Beslissing rechter voogdij bij gelijktijdig overlijden beide ouders

      Naast de mogelijkheid dat één ouder overlijdt, kan het natuurlijk ook zo zijn dat beide ouders tegelijkertijd overlijden in bijvoorbeeld een auto-ongeluk. Beide ouders kunnen in dit geval gebruik gemaakt hebben van de bevoegdheid om een voogd bij testament aan te wijzen. Zijn zij allebei overleden zonder dat men kan weten wie als eerste is overleden, dan bepaalt de rechtbank ambtshalve wiens beschikking of aantekening wordt uitgevoerd (art. 1:292 lid 3 B.W.).

      Laatste aanwijzing voogd prevaleert

      Als er zowel in in het testament als in het gezagsregister aanwijzing is gedaan, maar daarin niet dezelfde personen als voogd worden aangewezen, dan is de laatste wijziging is doorslaggevend (art. 1:293 lid 4 B.W.).

      Geen testamentaire aanwijzing als voogd mogelijk van een rechtspersoon

      Aanwijzing van een rechtspersoon als voogd is in dit geval niet toegestaan (art. 1:292 lid 2 B.W.). Dit is alleen mogelijk als de rechter een voogd aanwijst (art. 1:302 B.W.). Zie de pagina Voogdij van rechtspersonen.

      Toewijzing gezag aan ouder zonder gezag

      De wet geeft er de voorkeur aan, dat de nog levende ouder zonder gezag na het overlijden van de andere ouder alsnog het gezag over de kinderen krijgt. Daartoe biedt art. 1:253h lid 3 B.W. de ouder zonder gezag de mogelijkheid om binnen een jaar na het in effect treden van de aanwijzing van de overleden ouder de rechter te verzoeken het gezag (dus niet de voogdij) aan hem of haar toe te wijzen. De rechter mag dit verzoek alleen afwijzen als het belang van de minderjarige(n) zich daartegen verzet. Zie ook de pagina Ouderlijk gezag minderjarige kinderen.

      Beperkingen van de voogdij in het testament opgenomen

      Er is een drietal beperkingen op de keuze van de ouder bij testament mogelijk (art. 1:293 B.W.):

      – de door de ouder getroffen regeling heeft geen gevolg of vervalt, als na zijn overlijden de andere ouder van rechtswege of krachtens rechterlijke beschikking het gezag over zijn kinderen uitoefent (art. 1:293 sub a B.W.). Als een ouder dus in zijn testament een individu als voogd aanwijst, maar er tegelijkertijd ook een andere ouder is die van rechtswege of krachtens een rechtelijke beschikking het gezag over de kinderen krijgt, dan heeft dit tweede voorrang boven de voogdij van het individu aangewezen in het testament.

      – de door de ouder getroffen regeling heeft geen gevolg of vervalt, als en voor zover hij op het tijdstip van zijn overlijden niet het gezag over zijn kinderen heeft (art. 1:293 sub b B.W.). Indien een ouder meerdere kinderen heeft maar niet over alle kinderen het gezag uitoefent, geldt de getroffen regeling alleen voor de kinderen waarover de ouder op het moment van overlijden het gezag had.

      – de door de ouder getroffen regeling heeft geen gevolg of vervalt, indien de ander die met de ouder gezamenlijk het gezag uitoefent van rechtswege de voogd over de kinderen wordt (art. 1:293 sub c B.W.). Het is in deze situatie wel zo dat de ouder die nog leeft maar het gezag niet heeft, de rechtbank kan verzoeken het gezag te krijgen (art. 1:253x lid 2 B.W.). In dit geval gaat het gezag van de ouder voor en vervalt de voogdij van de ander.

      Auteur & Last edit

      [MdV, 1-04-2022; laatste bewerking KvdV 1-05-2022]

      Voogdij door een der ouders opgedragen (Par. 2, Afd. 6, Titel 14, Boek 1 B.W.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!