Geschillenregeling en recht van enquête (Titel 8, Boek 2 B.W.)
Inleiding geschillenregeling en recht van enquête
In Titel 8 van Boek 2 B.W. geeft de wet een regeling voor een aantal procedures, die specifiek zijn ontworpen met het oog op geschillen binnen de rechtspersoon die een onderneming drijft. Daarnaast is er een wettelijke regeling voor het openbaar bod inzake – kort gezegd – een op de beurs genoteerde vennootschap. De geschillenregeling is ingevoerd in 1989. De Titel kent 3 afdelingen.
Bij de invoering van Wet implementatie richtlijn grensoverschrijdende omzettingen, fusies en splitsingen is art. 2:335 B.W. vanwege de invoeging van een reeks nieuwe bepalingen per 1 september 2023 vernummerd naar art. 2:335q B.W..
Afd. 1 bevat een wettelijke regeling voor geschillen binnen de besloten vennootschap (en de N.V. die een besloten karakter heeft). Aandeelhouders kunnen via de daar gegeven procedures worden gedwongen uit te treden of de aandelen van de ander over te nemen. De afdeling bevat 14 bepalingen (art. 2:335q B.W. tot en met art. 2:343c B.W.).
In Afd. 2 is de enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer geregeld. Dit is een zeer effectieve procedure bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam, waarmee snel ingrijpende maatregelen genomen kunnen worden en onderzoek kan worden gedaan naar mogelijk wanbeleid binnen de onderneming. De regeling van het recht van enquête omvat 18 bepalingen (art. 2:344 B.W. tot en met art. 2:359 B.W.). Zie de pagina Recht van enquête.
Afd. 3 bevat de regeling van het openbaar bod op aandelen van een beursgenoteerde vennootschap. Deze afdeling omvat 4 bepalingen (art. 2:359a B.W. tot en met art. 2:359d B.W.).
Zie over de vraag, wat de Ondernemingskamer is, de pagina Wet op de rechterlijke organisatie.
Voorontwerp aanpassing geschillenregeling en recht van enquête
De Minister heeft een voorontwerp aanpassing geschillenregeling en recht van enquête opgesteld, dat openbaar is gemaakt via een internetconsultatie. Deze is gesloten op 22-11-2019. Het wachten is nu op een wetsontwerp. Zie ook het blog Geschillenregeling en recht van enquête, waar wordt ingegaan op de voorgestelde aanpassingen (zoals de Minister die in juni voorstonden, dus niet aangepast naar het ingediende wetsvoorstel).
Op 13 november 2023 heeft Minister Weerwind het nader rapport over het wetsvoorstel Wet aanpassing geschillenregeling en verduidelijking ontvankelijkheidseisen enquêteprocedure naar de Koning en de Tweede Kamer gestuurd. Het nader rapport gaat over het advies van de Raad van State (RvS) over dit wetsvoorstel. Zie de mededeling op de website van de overheid.
Zie ook het wetsvoorstel (Kamerdossier 36 469) zoals op 29 november 2023 ingediend bij de Tweede Kamer en de Memorie van toelichting daarbij. Het wetsvoorstel is vrij overzichtelijk (slechts 5 pagina’s).
Bijzondere procesregels rechtspersonen
In het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv.) zijn in enkele bijzondere procesregels opgenomen voor procedures inzake rechtspersonen. Deze procesrechtelijke bepalingen zijn te vinden in Titel 10, Boek 3 Rv.. Zie de pagina Procedures rechtspersonen.
Kort geding bij aandeelhoudersgeschillen
Eén van de mogelijkheden om de rechter snel te laten ingrijpen bij een aandeelhoudersgeschil (of een geschil rond een statutair bestuurder) is een kort geding. Die mogelijkheid bestaat naast het vragen van voorlopige voorzieningen in een enquêteprocedure. In sommige gevallen wordt een kort geding gevoerd in de aanloop naar een verzoek aan de Ondernemingskamer, en soms ook wel nadat de Ondernemingskamer een enquêteverzoek heeft afgewezen (waarbij eerder getroffen voorlopige voorzieningen zijn ingetrokken).
In het blog Ruzie in de tent. Wat nu? analyseert mr. Maarten de Vries negen uitspraken in kort geding, waarbij de aandeelhouder-bestuurder die in een minderheidspositie verkeert en zich verweert tegen ontslag en uitstoting. Deze uitspraken passeren hierna de revue, met links naar het onderdeel Rechtspraak waar ze meer in detail worden besproken.
Kekk/Delfino
In Rb. Amsterdam 16 januari 2014 (Kekk/Delfino c.s.) was een geschil ontstaan tussen de aandeelhouders van Redblue IT Professionals B.V.. Kekk wist in kort geding een stokje te steken tegen haar ontslag. Lees in het onderdeel Rechtspraak op Lawyrup meer over Rb. Amsterdam 16 januari 2014 (Kekk/Delfino) (lees Rechtspraak).
GBHI Holding
Een wat atypische zaak deed zich voor in Rb. Rotterdam 13 mei 2015 (GHBI Holding). De gedaagden wilden als meerderheid het ontslag van de zittende bestuurder bewerkstelligen. Dit mondde uit in het kort geding, waarbij de eisende aandeelhouders een verbod vorderden de bestuurder (niet zijnde zijzelf) te ontslaan.
De Voorzieningenrechter wees de vordering tot het verbieden van het ontslag van de bestuurder toe. Lees meer over Rb. Rotterdam 13 mei 2016 (GHBI Holding) in de Rechtspraak bespreking op Lawyrup (lees Rechtspraak).
Omcar Investments N.V.
Deze zaak betreft het vonnis van kort geding rechter over een Antilliaanse N.V., gewezen door het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao 7 september 2017 (Omcar Investments N.V.). De vennootschap waarover werd gestreden was Omcar Investments N.V., een tussenholding. Doordat de certificaathouders ieder de helft van de certificaten van Omcar hadden, was er een patstelling ontstaan. De Voorzieningenrechter treft een ordemaatregel door de aandelen in beheer te plaatsen.
Lees in de bespreking Rechtspraak op Lawyrup meer over Gerecht 1e aanleg Curaçao 7 september 2017 (Omcar Investments N.V.) (lees Rechtspraak).
Eolia & Avinco/Avinco Group Holding N.V.
Uit het kort geding vonnis van Rb. Amsterdam 20 februari 2018 (Eolia & Avinco/Avinco Group Holding) komt de volgende casuspositie naar voren. Een in Nederland gevestigde vennootschap is stuurloos vanwege verschillende conflicten tussen de in het buitenland gevestigde aandeelhouders, een vader en zoon. De OK had een enquêteverzoek inzake Avinco B.V. afgewezen, omdat de problemen met name scholen in het conflict tussen de bestuurders en de jurisdictie in het geschil vermoedelijk niet in Nederland lag.
Ook hier grijpt de Voorzieningenrechter in met redelijk vergaande ordemaatregelen, teneinde de rust in de omstreden vennootschap terug te brengen, met inachtneming van de belangen van beide aandeelhouders. De minderheidsaandeelhouder (met als UBO de vader) wordt in bescherming genomen.
Lees meer in de bespreking op Lawyrup over Rb. Amsterdam 20 februari 2018 (Eolia & Avinco/Avinco Group Holding) (lees Rechtspraak).
Equity Fonds
In het kort geding vonnis van Rb. Amsterdam 20 november 2020 (Equity Fonds) was onenigheid ontstaan tussen de drie “founding fathers” van de onderneming, bestaande uit een Topholding en (tenminste één) werkmaatschappij, waarin men doende was een private equity fonds (met een toegezegd vermogen van 90 mio Euro) op te zetten.
In een gesprek en een brief van 29 oktober 2020 hebben bestuurders B en C aan bestuurder A laten weten dat zij de samenwerking willen beëindigen. Nadat verder overleg nergens toe leidde schreven de beide andere aandeelhouder-bestuurders een AVA uit met als onderwerp het ontslag van Anderson als bestuurder van de Topholding. Anderson vordert daarom in kort geding, dat die vergadering geen doorgang vindt en de andere twee aandeelhouders wordt verboden hem te ontslaan.
Men had overlegd over een ADHO, maar daarover was geen overeenstemming bereikt. In het concept stond dat voor ontslag van een bestuurder unanimiteit vereist was. Doordat die overeenkomst niet gefinaliseerd was, kon Anderson zich daar niet op beroepen. Maar de Voorzieningenrechter acht het handelen van de andere bestuurders niettemin in strijd met art. 2:8 B.W. en verbiedt het ontslag.
De schorsing wordt echter niet opgeheven. De verstoorde verhoudingen maken dus dat de minderheidsaandeelhouder toch op een zijspoor raakt. Partijen worden wel veroordeeld om met elkaar in overleg te treden over een oplossing.
Lees meer over Rb. Amsterdam 20 november 2020 (Equity Fonds) in de Rechtspraak bespreking op Lawyrup (lees Rechtspraak).
Milo Finance
In weer een ander internationaal geschil, de zaak Rb. Amsterdam 3 december 2009 (Berycan Limited & Nasmarin Limited/Milo Finance B.V. & OAO Alfa-Bank c.s. was het volgende aan de hand. Deze zaak draait met name om formele gebreken in het ontslagbesluit.
Berycan had 290 mio USD geleend van Alfa-Bank (in Moskou) voor de aankoop van de metallurgische fabriek Donetsk (in de gelijknamige plaats in Oekraïne). Deze fabriek was 49 mio USD waard. De aankoop werd gedaan door Milo Finance B.V., waarvan Berycan en Nasmarin de aandeelhouders waren.
Alfa-Bank had op de aandelen van Milo Finance een pandrecht naar Nederlands recht gevestigd tot zekerheid van de lening. Daarin was bepaald, dat Alfa-Bank bij uitoefening van haar pandrecht ook het stemrecht op de aandelen kon uitoefenen. Omdat Berycan niet betaalde, maakte Alfa-Bank gebruik van haar stemrecht. Zij ontsloeg de zittende bestuurder en verving die door drie andere bestuurders. Ook besloot zij de fabriek te verkopen tegen een door haar aangewezen taxateur vast te stellen prijs. Die taxateur bepaalde de waarde op nul Euro.
De aandeelhouders kwamen hier in kort geding tegen op. De Voorzieningenrechter steekt een stokje voor de verkoop en wijst ook de gevorderde dwangsom van 50 mio Euro per overtreding tot een maximum van 350 mio Euro toe. Formeel was het besluit het bestuur te ontslaan nietig, omdat dit niet kon gelet op art. 2:198 lid 4 B.W.. Bovendien oordeelt de rechtbank dat aan de handelwijze van Alfa-Bank een luchtje zit omdat een bedrijf niet ineens van bijna 50 mio USD niets meer waard kan zijn. Haar handelwijze is dus ook strijdig met art. 2:8 B.W..
Lees in de bespreking Rechtspraak op Lawyrup meer over Rb. Amsterdam 3 december 2009 (Berycan & Nasmarin/Milo Finance & Alfa-Bank) (lees Rechtspraak).
Maneschijn Holding
Het vonnis van Rb. Noord-Holland (locatie Alkmaar) 11 april 2013 (Maneschijn Holding B.V.) gaat over een geschil tussen drie oogartsen, die een stichting hebben opgericht – Stichting Oog voor Zorg – welke stichting beschikt over de benodigde vergunning onder de Wet Toelating Zorginstellingen om rechtsgeldig medisch specialistische zorg in dagbehandelingen aan te bieden. De stichting heeft de zorg via een uitbestedingsovereenkomst uitbesteed aan de door hen opgerichte vennootschap Oogcentrum Noord-Holland B.V. (‘OCN’). De aandelen van OCN worden gehouden door een holding Maneschijn Holding B.V., waarvan zij 99,9% van de aandelen ieder in gelijke verhouding houden via personal holdings (o.a. Make My Day B.V.). De resterende aandelen houden zij in gelijke delen in privé. De oogartsen zijn in loondienst van Maneschijn.
Maneschijn, de drie oogartsen en hun PH’s hebben een ADHO gesloten, die onder meer een non-concurrentiebeding en een geheimhoudingsbeding bevat. Ook moet in geval van verkoop van de aandelen sprake zijn van unanimiteit. De oogartsen worden hierna gemakshalve weer aangeduid met een (verzonnen) naam: Alkemade, Bekker en Cleveringa. Zoals hierna zal blijken, was hun samenwerking anders dan de naam van de holding zou doen vermoeden niet helemaal vol rozengeur en maneschijn.
Er ontstaat verschil van inzicht wanneer Bergman Clinics interesse toont om OCN over te nemen. Alkemade is daarop tegen. Tijdens zijn vakantie sluiten de anderen achter zijn rug om een Letter of Intent (‘LOI’) met Bergman en verstrekken in weerwil van het geheimhoudingsbeding informatie over OCN. Bekker en Cleveringa sturen vervolgens aan op ontslag van Alkemade.
Die verweert zich echter en vordert in kort geding een verbod van het ontslag als bestuurder en een verbod om het dienstverband met Alkemade te beëindigen. De rechtbank wijst deze vorderingen toe. De Voorzieningenrechter kan niet een vervangende onafhankelijke bestuurder aanwijzen, want dat is niet gevorderd. Maar hij raadt dat wel aan partijen aan, omdat het geen rozengeur en maneschijn meer is tussen hen en zij integendeel elkaar het licht niet meer in de ogen gunnen.
Lees meer over Rb. Noord-Holland 11 april 2013 (Maneschijn Holding) (lees Rechtspraak).
Verzachtende maatregelen
In twee andere uitspraken komt de beknelde aandeelhouder-bestuurder niet ongeschonden uit de strijd, maar treft de Voorzieningenrechter wel verzachtende maatregelen.
Aneva/Aardappelkweek
In Rb. Zwolle-Lelystad 3 december 2008 (Aneva/Aardappelkweek- en Selectiebedrijf IJsselmeerpolders) deed zich het volgende voor. De onderneming is opgericht door de heer Den Hartigh, de vader van de bestuurder van Aneva. In 1988 is er een samenwerking aangegaan met een Duits bedrijf in aardappelen, Saka. Daarbij is – voor zover uit de uitspraak is op te maken – een holding opgericht, waarin Saka aanvankelijk 50% van de aandelen hield en later 85%.
Sinds 2007 verslechterde de relatie tussen Aneva en Saka, wat uitmondde in het ontslag van Aneva als bestuurder van de holding en van Aardappelkweek. Een enquêteverzoek van Aneva wordt door de Ondernemingskamer bij beschikking d.d. 13 oktober 2008 afgewezen. De OK acht het ontslag gelet op de verslechterde verhoudingen niet onredelijk.
Het oordeel van de kort geding rechter beperkt zich daarmee tot de opzegtermijn van deze overeenkomst en het non-concurrentiebeding van twee jaar. De Voorzieningenrechter wijst een voorschot op de gevorderde schadevergoeding wegens de opzegging toe van zes maanden managementfee, waarbij wordt aangesloten bij de opzeggingsregeling in de managementovereenkomst.
Lees meer over Rb. Zwolle-Lelystad 3 december 2008 (Aneva/Aardappelkweek) (lees Rechtspraak).
Simarc Beheer/Securion Vastgoed
In de uitspraak van Rb. Overijssel 22 juni 2017 (Simarc Beheer/Securion Vastgoed)gaat het om twee DGA’s in de beveiligingsbranche, die de onderneming van Securion hebben opgericht. Zij namen daarin deel via hun PH’s resp. Simarc en Archimedes. In 2017 kwam daar een derde aandeelhouder-bestuurder bij, met diens PH Rebo B.V.. De PH’s hebben een managementovereenkomst met Securion.
Vervolgens werken twee van de bestuurders (één van de oprichters met de nieuwkomer) Simarc eruit. De Voorzieningenrechter verbiedt het ontslag om formele redenen, maar de schorsing blijft overeind. Dat is een rechtsgeldig meerderheidsbesluit, aldus de rechtbank.
Lees meer over Rb. Overijssel 22 juni 2017 (Simarc Beheer/Securion Vastgoed) (lees Rechtspraak).
Rb. Oost-Brabant 28 januari 2021 (Smartrepair en Unit17)
Zie verder de zaak Rb. Oost-Brabant 28 januari 2021, waarin de Vz. rechter de vorderingen afwees bij gebrek aan belang. Niet was komen vast te staan dat er sprake was van wanbeleid van de bestuurder.
Auteur & Last edit
[MdV, 9-06-2020; 29-11-2023]
Geschillenregeling en recht van enquête (Titel 8, Boek 2 B.W.)
Inleiding geschillenregeling en recht van enquête
In Titel 8 van Boek 2 B.W. geeft de wet een regeling voor een aantal procedures, die specifiek zijn ontworpen met het oog op geschillen binnen de rechtspersoon die een onderneming drijft. Daarnaast is er een wettelijke regeling voor het openbaar bod inzake – kort gezegd – een op de beurs genoteerde vennootschap. De geschillenregeling is ingevoerd in 1989. De Titel kent 3 afdelingen.
Bij de invoering van Wet implementatie richtlijn grensoverschrijdende omzettingen, fusies en splitsingen is art. 2:335 B.W. vanwege de invoeging van een reeks nieuwe bepalingen per 1 september 2023 vernummerd naar art. 2:335q B.W..
Afd. 1 bevat een wettelijke regeling voor geschillen binnen de besloten vennootschap (en de N.V. die een besloten karakter heeft). Aandeelhouders kunnen via de daar gegeven procedures worden gedwongen uit te treden of de aandelen van de ander over te nemen. De afdeling bevat 14 bepalingen (art. 2:335q B.W. tot en met art. 2:343c B.W.).
In Afd. 2 is de enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer geregeld. Dit is een zeer effectieve procedure bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam, waarmee snel ingrijpende maatregelen genomen kunnen worden en onderzoek kan worden gedaan naar mogelijk wanbeleid binnen de onderneming. De regeling van het recht van enquête omvat 18 bepalingen (art. 2:344 B.W. tot en met art. 2:359 B.W.). Zie de pagina Recht van enquête.
Afd. 3 bevat de regeling van het openbaar bod op aandelen van een beursgenoteerde vennootschap. Deze afdeling omvat 4 bepalingen (art. 2:359a B.W. tot en met art. 2:359d B.W.).
Zie over de vraag, wat de Ondernemingskamer is, de pagina Wet op de rechterlijke organisatie.
Voorontwerp aanpassing geschillenregeling en recht van enquête
De Minister heeft een voorontwerp aanpassing geschillenregeling en recht van enquête opgesteld, dat openbaar is gemaakt via een internetconsultatie. Deze is gesloten op 22-11-2019. Het wachten is nu op een wetsontwerp. Zie ook het blog Geschillenregeling en recht van enquête, waar wordt ingegaan op de voorgestelde aanpassingen (zoals de Minister die in juni voorstonden, dus niet aangepast naar het ingediende wetsvoorstel).
Op 13 november 2023 heeft Minister Weerwind het nader rapport over het wetsvoorstel Wet aanpassing geschillenregeling en verduidelijking ontvankelijkheidseisen enquêteprocedure naar de Koning en de Tweede Kamer gestuurd. Het nader rapport gaat over het advies van de Raad van State (RvS) over dit wetsvoorstel. Zie de mededeling op de website van de overheid.
Zie ook het wetsvoorstel (Kamerdossier 36 469) zoals op 29 november 2023 ingediend bij de Tweede Kamer en de Memorie van toelichting daarbij. Het wetsvoorstel is vrij overzichtelijk (slechts 5 pagina’s).
Bijzondere procesregels rechtspersonen
In het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv.) zijn in enkele bijzondere procesregels opgenomen voor procedures inzake rechtspersonen. Deze procesrechtelijke bepalingen zijn te vinden in Titel 10, Boek 3 Rv.. Zie de pagina Procedures rechtspersonen.
Kort geding bij aandeelhoudersgeschillen
Eén van de mogelijkheden om de rechter snel te laten ingrijpen bij een aandeelhoudersgeschil (of een geschil rond een statutair bestuurder) is een kort geding. Die mogelijkheid bestaat naast het vragen van voorlopige voorzieningen in een enquêteprocedure. In sommige gevallen wordt een kort geding gevoerd in de aanloop naar een verzoek aan de Ondernemingskamer, en soms ook wel nadat de Ondernemingskamer een enquêteverzoek heeft afgewezen (waarbij eerder getroffen voorlopige voorzieningen zijn ingetrokken).
In het blog Ruzie in de tent. Wat nu? analyseert mr. Maarten de Vries negen uitspraken in kort geding, waarbij de aandeelhouder-bestuurder die in een minderheidspositie verkeert en zich verweert tegen ontslag en uitstoting. Deze uitspraken passeren hierna de revue, met links naar het onderdeel Rechtspraak waar ze meer in detail worden besproken.
Kekk/Delfino
In Rb. Amsterdam 16 januari 2014 (Kekk/Delfino c.s.) was een geschil ontstaan tussen de aandeelhouders van Redblue IT Professionals B.V.. Kekk wist in kort geding een stokje te steken tegen haar ontslag. Lees in het onderdeel Rechtspraak op Lawyrup meer over Rb. Amsterdam 16 januari 2014 (Kekk/Delfino) (lees Rechtspraak).
GBHI Holding
Een wat atypische zaak deed zich voor in Rb. Rotterdam 13 mei 2015 (GHBI Holding). De gedaagden wilden als meerderheid het ontslag van de zittende bestuurder bewerkstelligen. Dit mondde uit in het kort geding, waarbij de eisende aandeelhouders een verbod vorderden de bestuurder (niet zijnde zijzelf) te ontslaan.
De Voorzieningenrechter wees de vordering tot het verbieden van het ontslag van de bestuurder toe. Lees meer over Rb. Rotterdam 13 mei 2016 (GHBI Holding) in de Rechtspraak bespreking op Lawyrup (lees Rechtspraak).
Omcar Investments N.V.
Deze zaak betreft het vonnis van kort geding rechter over een Antilliaanse N.V., gewezen door het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao 7 september 2017 (Omcar Investments N.V.). De vennootschap waarover werd gestreden was Omcar Investments N.V., een tussenholding. Doordat de certificaathouders ieder de helft van de certificaten van Omcar hadden, was er een patstelling ontstaan. De Voorzieningenrechter treft een ordemaatregel door de aandelen in beheer te plaatsen.
Lees in de bespreking Rechtspraak op Lawyrup meer over Gerecht 1e aanleg Curaçao 7 september 2017 (Omcar Investments N.V.) (lees Rechtspraak).
Eolia & Avinco/Avinco Group Holding N.V.
Uit het kort geding vonnis van Rb. Amsterdam 20 februari 2018 (Eolia & Avinco/Avinco Group Holding) komt de volgende casuspositie naar voren. Een in Nederland gevestigde vennootschap is stuurloos vanwege verschillende conflicten tussen de in het buitenland gevestigde aandeelhouders, een vader en zoon. De OK had een enquêteverzoek inzake Avinco B.V. afgewezen, omdat de problemen met name scholen in het conflict tussen de bestuurders en de jurisdictie in het geschil vermoedelijk niet in Nederland lag.
Ook hier grijpt de Voorzieningenrechter in met redelijk vergaande ordemaatregelen, teneinde de rust in de omstreden vennootschap terug te brengen, met inachtneming van de belangen van beide aandeelhouders. De minderheidsaandeelhouder (met als UBO de vader) wordt in bescherming genomen.
Lees meer in de bespreking op Lawyrup over Rb. Amsterdam 20 februari 2018 (Eolia & Avinco/Avinco Group Holding) (lees Rechtspraak).
Equity Fonds
In het kort geding vonnis van Rb. Amsterdam 20 november 2020 (Equity Fonds) was onenigheid ontstaan tussen de drie “founding fathers” van de onderneming, bestaande uit een Topholding en (tenminste één) werkmaatschappij, waarin men doende was een private equity fonds (met een toegezegd vermogen van 90 mio Euro) op te zetten.
In een gesprek en een brief van 29 oktober 2020 hebben bestuurders B en C aan bestuurder A laten weten dat zij de samenwerking willen beëindigen. Nadat verder overleg nergens toe leidde schreven de beide andere aandeelhouder-bestuurders een AVA uit met als onderwerp het ontslag van Anderson als bestuurder van de Topholding. Anderson vordert daarom in kort geding, dat die vergadering geen doorgang vindt en de andere twee aandeelhouders wordt verboden hem te ontslaan.
Men had overlegd over een ADHO, maar daarover was geen overeenstemming bereikt. In het concept stond dat voor ontslag van een bestuurder unanimiteit vereist was. Doordat die overeenkomst niet gefinaliseerd was, kon Anderson zich daar niet op beroepen. Maar de Voorzieningenrechter acht het handelen van de andere bestuurders niettemin in strijd met art. 2:8 B.W. en verbiedt het ontslag.
De schorsing wordt echter niet opgeheven. De verstoorde verhoudingen maken dus dat de minderheidsaandeelhouder toch op een zijspoor raakt. Partijen worden wel veroordeeld om met elkaar in overleg te treden over een oplossing.
Lees meer over Rb. Amsterdam 20 november 2020 (Equity Fonds) in de Rechtspraak bespreking op Lawyrup (lees Rechtspraak).
Milo Finance
In weer een ander internationaal geschil, de zaak Rb. Amsterdam 3 december 2009 (Berycan Limited & Nasmarin Limited/Milo Finance B.V. & OAO Alfa-Bank c.s. was het volgende aan de hand. Deze zaak draait met name om formele gebreken in het ontslagbesluit.
Berycan had 290 mio USD geleend van Alfa-Bank (in Moskou) voor de aankoop van de metallurgische fabriek Donetsk (in de gelijknamige plaats in Oekraïne). Deze fabriek was 49 mio USD waard. De aankoop werd gedaan door Milo Finance B.V., waarvan Berycan en Nasmarin de aandeelhouders waren.
Alfa-Bank had op de aandelen van Milo Finance een pandrecht naar Nederlands recht gevestigd tot zekerheid van de lening. Daarin was bepaald, dat Alfa-Bank bij uitoefening van haar pandrecht ook het stemrecht op de aandelen kon uitoefenen. Omdat Berycan niet betaalde, maakte Alfa-Bank gebruik van haar stemrecht. Zij ontsloeg de zittende bestuurder en verving die door drie andere bestuurders. Ook besloot zij de fabriek te verkopen tegen een door haar aangewezen taxateur vast te stellen prijs. Die taxateur bepaalde de waarde op nul Euro.
De aandeelhouders kwamen hier in kort geding tegen op. De Voorzieningenrechter steekt een stokje voor de verkoop en wijst ook de gevorderde dwangsom van 50 mio Euro per overtreding tot een maximum van 350 mio Euro toe. Formeel was het besluit het bestuur te ontslaan nietig, omdat dit niet kon gelet op art. 2:198 lid 4 B.W.. Bovendien oordeelt de rechtbank dat aan de handelwijze van Alfa-Bank een luchtje zit omdat een bedrijf niet ineens van bijna 50 mio USD niets meer waard kan zijn. Haar handelwijze is dus ook strijdig met art. 2:8 B.W..
Lees in de bespreking Rechtspraak op Lawyrup meer over Rb. Amsterdam 3 december 2009 (Berycan & Nasmarin/Milo Finance & Alfa-Bank) (lees Rechtspraak).
Maneschijn Holding
Het vonnis van Rb. Noord-Holland (locatie Alkmaar) 11 april 2013 (Maneschijn Holding B.V.) gaat over een geschil tussen drie oogartsen, die een stichting hebben opgericht – Stichting Oog voor Zorg – welke stichting beschikt over de benodigde vergunning onder de Wet Toelating Zorginstellingen om rechtsgeldig medisch specialistische zorg in dagbehandelingen aan te bieden. De stichting heeft de zorg via een uitbestedingsovereenkomst uitbesteed aan de door hen opgerichte vennootschap Oogcentrum Noord-Holland B.V. (‘OCN’). De aandelen van OCN worden gehouden door een holding Maneschijn Holding B.V., waarvan zij 99,9% van de aandelen ieder in gelijke verhouding houden via personal holdings (o.a. Make My Day B.V.). De resterende aandelen houden zij in gelijke delen in privé. De oogartsen zijn in loondienst van Maneschijn.
Maneschijn, de drie oogartsen en hun PH’s hebben een ADHO gesloten, die onder meer een non-concurrentiebeding en een geheimhoudingsbeding bevat. Ook moet in geval van verkoop van de aandelen sprake zijn van unanimiteit. De oogartsen worden hierna gemakshalve weer aangeduid met een (verzonnen) naam: Alkemade, Bekker en Cleveringa. Zoals hierna zal blijken, was hun samenwerking anders dan de naam van de holding zou doen vermoeden niet helemaal vol rozengeur en maneschijn.
Er ontstaat verschil van inzicht wanneer Bergman Clinics interesse toont om OCN over te nemen. Alkemade is daarop tegen. Tijdens zijn vakantie sluiten de anderen achter zijn rug om een Letter of Intent (‘LOI’) met Bergman en verstrekken in weerwil van het geheimhoudingsbeding informatie over OCN. Bekker en Cleveringa sturen vervolgens aan op ontslag van Alkemade.
Die verweert zich echter en vordert in kort geding een verbod van het ontslag als bestuurder en een verbod om het dienstverband met Alkemade te beëindigen. De rechtbank wijst deze vorderingen toe. De Voorzieningenrechter kan niet een vervangende onafhankelijke bestuurder aanwijzen, want dat is niet gevorderd. Maar hij raadt dat wel aan partijen aan, omdat het geen rozengeur en maneschijn meer is tussen hen en zij integendeel elkaar het licht niet meer in de ogen gunnen.
Lees meer over Rb. Noord-Holland 11 april 2013 (Maneschijn Holding) (lees Rechtspraak).
Verzachtende maatregelen
In twee andere uitspraken komt de beknelde aandeelhouder-bestuurder niet ongeschonden uit de strijd, maar treft de Voorzieningenrechter wel verzachtende maatregelen.
Aneva/Aardappelkweek
In Rb. Zwolle-Lelystad 3 december 2008 (Aneva/Aardappelkweek- en Selectiebedrijf IJsselmeerpolders) deed zich het volgende voor. De onderneming is opgericht door de heer Den Hartigh, de vader van de bestuurder van Aneva. In 1988 is er een samenwerking aangegaan met een Duits bedrijf in aardappelen, Saka. Daarbij is – voor zover uit de uitspraak is op te maken – een holding opgericht, waarin Saka aanvankelijk 50% van de aandelen hield en later 85%.
Sinds 2007 verslechterde de relatie tussen Aneva en Saka, wat uitmondde in het ontslag van Aneva als bestuurder van de holding en van Aardappelkweek. Een enquêteverzoek van Aneva wordt door de Ondernemingskamer bij beschikking d.d. 13 oktober 2008 afgewezen. De OK acht het ontslag gelet op de verslechterde verhoudingen niet onredelijk.
Het oordeel van de kort geding rechter beperkt zich daarmee tot de opzegtermijn van deze overeenkomst en het non-concurrentiebeding van twee jaar. De Voorzieningenrechter wijst een voorschot op de gevorderde schadevergoeding wegens de opzegging toe van zes maanden managementfee, waarbij wordt aangesloten bij de opzeggingsregeling in de managementovereenkomst.
Lees meer over Rb. Zwolle-Lelystad 3 december 2008 (Aneva/Aardappelkweek) (lees Rechtspraak).
Simarc Beheer/Securion Vastgoed
In de uitspraak van Rb. Overijssel 22 juni 2017 (Simarc Beheer/Securion Vastgoed)gaat het om twee DGA’s in de beveiligingsbranche, die de onderneming van Securion hebben opgericht. Zij namen daarin deel via hun PH’s resp. Simarc en Archimedes. In 2017 kwam daar een derde aandeelhouder-bestuurder bij, met diens PH Rebo B.V.. De PH’s hebben een managementovereenkomst met Securion.
Vervolgens werken twee van de bestuurders (één van de oprichters met de nieuwkomer) Simarc eruit. De Voorzieningenrechter verbiedt het ontslag om formele redenen, maar de schorsing blijft overeind. Dat is een rechtsgeldig meerderheidsbesluit, aldus de rechtbank.
Lees meer over Rb. Overijssel 22 juni 2017 (Simarc Beheer/Securion Vastgoed) (lees Rechtspraak).
Rb. Oost-Brabant 28 januari 2021 (Smartrepair en Unit17)
Zie verder de zaak Rb. Oost-Brabant 28 januari 2021, waarin de Vz. rechter de vorderingen afwees bij gebrek aan belang. Niet was komen vast te staan dat er sprake was van wanbeleid van de bestuurder.
Auteur & Last edit
[MdV, 9-06-2020; 29-11-2023]
Geschillenregeling en recht van enquête (Titel 8, Boek 2 B.W.)
Zoeken binnen de kennisbank
Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!