Pagina inhoud

    Lijfsdwang tot nakoming veroordeling (Afd. 1, Titel 5, Boek 2 Rv.)

    Inleiding lijfsdwang tot nakoming veroordeling

    In Afd. 1, Titel 5 Boek II Rv. is de wettelijke regeling van de lijfsdwang nader uitgewerkt. De afdeling omvat effectief 6 artikelen (art. 585 Rv. tot en met art. 590 Rv.). Art. 589a Rv. is in 2002 vervallen. De regeling van de lijfsdwang is bij de herziening van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering in 2002 drastisch gewijzigd (waarbij een groot aantal bepalingen in Afd. 2 geschrapt is). Zie hierover nader de (hoofd)pagina over Titel 5.

    Wanneer kan lijfsdwang worden toegepast?

    De rechter kan – wanneer de veroordeelde zijn verplichtingen uit een rechterlijke uitspraak niet nakomt – bevelen dat lijfsdwang wordt toegepast: de weigerachtige veroordeelde wordt gevangen gezet om zo medewerking af te dwingen.

    Lijfsdwang kan worden toegepast bij een verplichting waartoe de schuldenaar is veroordeeld door de rechter om iets te doen, zo lang die verplichting niet bestaat uit betaling van een geldsom (art. 585 aanhef en sub a Rv.). Het kan ook gaan om een verplichting tot nalaten van bepaald handelen (zie ook hierna art. 589 lid 1 Rv.).

    In Hof Arnhem 12 januari 2010 (gijzeling wegens overtreden straatverbod) werd de partij, die telkens – in weerwil van een opgelegd straatverbod met dwangsommen – die veroordeling overtrad, in hoger beroep alsnog veroordeeld tot lijfsdwang (oftewel gijzeling). Voor elk verbod moest de partij die een straatverbod had drie dagen de cel in. De partij die dit mocht afdwingen moest wel de kosten van het Huis van Bewaring voldoen à raison van EUR 339,= (conform art. 597 lid 1 Rv. jo. art. 3 Besluit tarieven in burgerlijke zaken). Zie de pagina Tenuitvoerlegging en ontslag lijfsdwang.

    Lijfsdwang (gijzeling) als dwangmiddel betalen alimentatie

    Als uitzondering op die hoofdregel kan lijfsdwang wel worden toegepast als het gaat om een verplichting tot betaling van een onderhoudsverplichting (alimentatie) (art. 585 aanhef en sub b Rv.). Het kan daarbij gaan om een onderhoudsverplichting jegens de echtgenoot, jegens minderjarige kinderen of meerderjarige studerende kinderen tot 21 jaar. En verder om de verhaalsvordering van alimentatie op grond van de Participatiewet.

    Bij alimentatie kan de rechter niet alleen lijfsdwang bevelen wanneer de schuldenaar eerst door een (andere) rechter tot het betalen van de alimentatie is veroordeeld, maar lijfsdwang kan ook worden bevolen op basis van een authentieke akte waarin die onderhoudsverplichting is vastgelegd (zie over authentieke akten de pagina Akten en vonnissen).

    Lijfsdwang bij alimentatieverplichting (art. 585 aanhef en sub b)

    Hof Den Bosch 14 juni 2016 (gijzeling man wegens alimentatieverplichting) – de man erkent dat hij wel in staat is te betalen, maar verwijt de vrouw dat ze nooit met hem overlegd heeft. Na de dreiging van lijfsdwang heeft hij ineens wel betaald. Mede gezien de overige omstandigheden (auto op andere naam gezet e.d.) toch lijfsdwang opgelegd met maximale duur van een jaar.

    Hoe kan lijfsdwang gevorderd worden?

    Lijfsdwang kan net als een dwangsom als nevenvordering – als dwangmiddel ter verzekering van de nakoming van een gevraagde veroordeling – worden opgenomen in het petitum (art. 586 Rv.).

    Is dit niet gebeurd, dan kan bij afzonderlijke vordering bij de Voorzieningenrechter de toepassing van lijfsdwang gevorderd worden. De vordering wordt ingesteld en behandeld als een kort geding.

    Wanneer mag de rechter lijfsdwang bevelen?

    De rechter wijst het dwangmiddel van lijfsdwang, slechts onder twee voorwaarden toe (art. 587 Rv.):

    1. wanneer aannemelijk is dat toepassing van een ander dwangmiddel onvoldoende uitkomst zal bieden, én

    2. het belang van de schuldeiser toepassing van lijfsdwang rechtvaardigt.

    De rechter moet dus de proportionaliteit van de maatregel toetsen evenals de subsidiariteit: is het middel niet te zwaar en zijn er alternatieven. De Memorie van Toelichting bij de wetswijziging in 2002 zegt hierover:

    “Gezien de zwaarte van het dwangmiddel lijfsdwang is bepaald dat dit slechts mag worden toegepast als aannemelijk is dat alle andere dwangmiddelen – zowel directe als indirecte – niet zullen baten. Hierbij zij aangetekend dat om toepassing van sommige dwangmiddelen, bij voorbeeld dwangsom, moet worden gevraagd. Is dat niet gebeurd, dan moet de rechter uiteraard de vrijheid hebben de hier bedoelde afweging ten aanzien van dat middel toch te maken. De schuldeiser moet niet menen dat hij, door geen dwangsom te vragen, de schuldenaar gemakkelijker kan laten gijzelen.

    Naast het beginsel van subsidiariteit is in dit artikel ook het beginsel van proportionaliteit uitgedrukt. De rechter zal het belang van de schuldeiser bij gijzeling moeten afwegen tegen het belang van de schuldenaar bij niet-toepassing daarvan. Vergelijk HR 2 december 1983, NJ 1984, 306 en HR 22 juli 1991, NJ 1991, 766 met betrekking tot faillissementsgijzeling.”

    Geen lijfsdwang als nakoming onmogelijk is

    Net als bij de dwangsom mag geen lijfsdwang worden toegepast, als de schuldenaar niet in staat is de veroordeling (of de onderhoudsverplichting uit de authentieke akte) na te komen (art. 588 Rv.). Immers is een dwangmiddel zinledig als nakomen feitelijk onmogelijk is. Dan dient het dwangmiddel geen redelijk doel.

    De Memorie van Toelichting bij de wetswijziging in 2002 zegt hierover:

    “Aan die bepalingen <de oude wettelijke bepalingen inzake lijfsdwang bij niet-nakomen van alimentatieverplichtingen> is het karakter van strafmaatregel ontnomen doordat ingevolge het voorgestelde artikel lijfsdwang niet mogelijk is als de te verrichten prestatie onmogelijk is (geworden), zelfs al heeft de schuldenaar die onmogelijkheid zelf veroorzaakt. Lijfsdwang blijft daardoor wat het behoort te zijn: een dwangmiddel.”

    Maximale duur lijfsdwang en opschorting

    Lijfsdwang mag maximaal een jaar worden toegepast (art. 589 lid 1 Rv.).

    Strekt de verplichting van de schuldenaar tot nalaten, dan bepaalt de rechter de termijn gedurende welke de lijfsdwang kan worden ten uitvoer gelegd. Bij andere verplichtingen kàn de rechter een termijn bepalen (en is dit dus niet wettelijk verplicht) (art. 589 lid 2 Rv.).

    Auteur & Last edit

    [MdV, 31-01-2020; laatste bewerking 19-07-2023]

    Lijfsdwang tot nakoming veroordeling (Afd. 1, Titel 5, Boek 2 Rv.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      Lijfsdwang tot nakoming veroordeling (Afd. 1, Titel 5, Boek 2 Rv.)

      Inleiding lijfsdwang tot nakoming veroordeling

      In Afd. 1, Titel 5 Boek II Rv. is de wettelijke regeling van de lijfsdwang nader uitgewerkt. De afdeling omvat effectief 6 artikelen (art. 585 Rv. tot en met art. 590 Rv.). Art. 589a Rv. is in 2002 vervallen. De regeling van de lijfsdwang is bij de herziening van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering in 2002 drastisch gewijzigd (waarbij een groot aantal bepalingen in Afd. 2 geschrapt is). Zie hierover nader de (hoofd)pagina over Titel 5.

      Wanneer kan lijfsdwang worden toegepast?

      De rechter kan – wanneer de veroordeelde zijn verplichtingen uit een rechterlijke uitspraak niet nakomt – bevelen dat lijfsdwang wordt toegepast: de weigerachtige veroordeelde wordt gevangen gezet om zo medewerking af te dwingen.

      Lijfsdwang kan worden toegepast bij een verplichting waartoe de schuldenaar is veroordeeld door de rechter om iets te doen, zo lang die verplichting niet bestaat uit betaling van een geldsom (art. 585 aanhef en sub a Rv.). Het kan ook gaan om een verplichting tot nalaten van bepaald handelen (zie ook hierna art. 589 lid 1 Rv.).

      In Hof Arnhem 12 januari 2010 (gijzeling wegens overtreden straatverbod) werd de partij, die telkens – in weerwil van een opgelegd straatverbod met dwangsommen – die veroordeling overtrad, in hoger beroep alsnog veroordeeld tot lijfsdwang (oftewel gijzeling). Voor elk verbod moest de partij die een straatverbod had drie dagen de cel in. De partij die dit mocht afdwingen moest wel de kosten van het Huis van Bewaring voldoen à raison van EUR 339,= (conform art. 597 lid 1 Rv. jo. art. 3 Besluit tarieven in burgerlijke zaken). Zie de pagina Tenuitvoerlegging en ontslag lijfsdwang.

      Lijfsdwang (gijzeling) als dwangmiddel betalen alimentatie

      Als uitzondering op die hoofdregel kan lijfsdwang wel worden toegepast als het gaat om een verplichting tot betaling van een onderhoudsverplichting (alimentatie) (art. 585 aanhef en sub b Rv.). Het kan daarbij gaan om een onderhoudsverplichting jegens de echtgenoot, jegens minderjarige kinderen of meerderjarige studerende kinderen tot 21 jaar. En verder om de verhaalsvordering van alimentatie op grond van de Participatiewet.

      Bij alimentatie kan de rechter niet alleen lijfsdwang bevelen wanneer de schuldenaar eerst door een (andere) rechter tot het betalen van de alimentatie is veroordeeld, maar lijfsdwang kan ook worden bevolen op basis van een authentieke akte waarin die onderhoudsverplichting is vastgelegd (zie over authentieke akten de pagina Akten en vonnissen).

      Lijfsdwang bij alimentatieverplichting (art. 585 aanhef en sub b)

      Hof Den Bosch 14 juni 2016 (gijzeling man wegens alimentatieverplichting) – de man erkent dat hij wel in staat is te betalen, maar verwijt de vrouw dat ze nooit met hem overlegd heeft. Na de dreiging van lijfsdwang heeft hij ineens wel betaald. Mede gezien de overige omstandigheden (auto op andere naam gezet e.d.) toch lijfsdwang opgelegd met maximale duur van een jaar.

      Hoe kan lijfsdwang gevorderd worden?

      Lijfsdwang kan net als een dwangsom als nevenvordering – als dwangmiddel ter verzekering van de nakoming van een gevraagde veroordeling – worden opgenomen in het petitum (art. 586 Rv.).

      Is dit niet gebeurd, dan kan bij afzonderlijke vordering bij de Voorzieningenrechter de toepassing van lijfsdwang gevorderd worden. De vordering wordt ingesteld en behandeld als een kort geding.

      Wanneer mag de rechter lijfsdwang bevelen?

      De rechter wijst het dwangmiddel van lijfsdwang, slechts onder twee voorwaarden toe (art. 587 Rv.):

      1. wanneer aannemelijk is dat toepassing van een ander dwangmiddel onvoldoende uitkomst zal bieden, én

      2. het belang van de schuldeiser toepassing van lijfsdwang rechtvaardigt.

      De rechter moet dus de proportionaliteit van de maatregel toetsen evenals de subsidiariteit: is het middel niet te zwaar en zijn er alternatieven. De Memorie van Toelichting bij de wetswijziging in 2002 zegt hierover:

      “Gezien de zwaarte van het dwangmiddel lijfsdwang is bepaald dat dit slechts mag worden toegepast als aannemelijk is dat alle andere dwangmiddelen – zowel directe als indirecte – niet zullen baten. Hierbij zij aangetekend dat om toepassing van sommige dwangmiddelen, bij voorbeeld dwangsom, moet worden gevraagd. Is dat niet gebeurd, dan moet de rechter uiteraard de vrijheid hebben de hier bedoelde afweging ten aanzien van dat middel toch te maken. De schuldeiser moet niet menen dat hij, door geen dwangsom te vragen, de schuldenaar gemakkelijker kan laten gijzelen.

      Naast het beginsel van subsidiariteit is in dit artikel ook het beginsel van proportionaliteit uitgedrukt. De rechter zal het belang van de schuldeiser bij gijzeling moeten afwegen tegen het belang van de schuldenaar bij niet-toepassing daarvan. Vergelijk HR 2 december 1983, NJ 1984, 306 en HR 22 juli 1991, NJ 1991, 766 met betrekking tot faillissementsgijzeling.”

      Geen lijfsdwang als nakoming onmogelijk is

      Net als bij de dwangsom mag geen lijfsdwang worden toegepast, als de schuldenaar niet in staat is de veroordeling (of de onderhoudsverplichting uit de authentieke akte) na te komen (art. 588 Rv.). Immers is een dwangmiddel zinledig als nakomen feitelijk onmogelijk is. Dan dient het dwangmiddel geen redelijk doel.

      De Memorie van Toelichting bij de wetswijziging in 2002 zegt hierover:

      “Aan die bepalingen <de oude wettelijke bepalingen inzake lijfsdwang bij niet-nakomen van alimentatieverplichtingen> is het karakter van strafmaatregel ontnomen doordat ingevolge het voorgestelde artikel lijfsdwang niet mogelijk is als de te verrichten prestatie onmogelijk is (geworden), zelfs al heeft de schuldenaar die onmogelijkheid zelf veroorzaakt. Lijfsdwang blijft daardoor wat het behoort te zijn: een dwangmiddel.”

      Maximale duur lijfsdwang en opschorting

      Lijfsdwang mag maximaal een jaar worden toegepast (art. 589 lid 1 Rv.).

      Strekt de verplichting van de schuldenaar tot nalaten, dan bepaalt de rechter de termijn gedurende welke de lijfsdwang kan worden ten uitvoer gelegd. Bij andere verplichtingen kàn de rechter een termijn bepalen (en is dit dus niet wettelijk verplicht) (art. 589 lid 2 Rv.).

      Auteur & Last edit

      [MdV, 31-01-2020; laatste bewerking 19-07-2023]

      Lijfsdwang tot nakoming veroordeling (Afd. 1, Titel 5, Boek 2 Rv.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!